Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 11 Mens en milieu
S1. Wat is een ecosysteem?
Milieu: De omgeving waarin je leeft.
Natuurlijk milieu: De natuurlijke omgeving waarin je leeft.
Ecosysteem: Systeem waarin planten, dieren, lucht, bodem en water in een bepaald gebied elkaar nodig hebben en elkaar in evenwicht houden. Voorbeelden van ecosystemen: Tropisch regenwoud, woestijn, bos en heideveld.
Lokale schaal: Bijvoorbeeld een bos of moeras
Regionale schaal: Een groter aaneengesloten gebied, bijvoorbeeld een tropisch regenwoud, een peel, de Sahara, een toendragebied of Indonesië.
Mondiale schaal: De aarde als geheel.
Kwetsbaar ecosysteem: Soordrijk ecosysteem dat minder goed veranderingen in de leefomstandigheden kan opvangen.
Robuust ecosysteem: Soortarm ecosysteem dat zich vrij gemakkelijk aanpast aan verandering.
• Ecosystemen staan met elkaar in verbinding door stromen van water, lucht en voedingsstoffen.
• Overeenkomsten tussen ecosystemen zijn:
- Ze bestaan uit planten, dieren, water, bodem en lucht.
- De diverse onderdelen staan met elkaar in verbinding: planten halen bijvoorbeeld
voedingsstoffen uit de bodem en koolzuurgas uit de lucht.
- De verschillende delen kunnen elkaar niet missen, zo komt het dat de pandabeer alleen voorkomt op plaatsen waar bamboe groeit.
- Er zijn stromen en kringlopen, een gezond ecosysteem gebruikt alle stoffen telkens opnieuw; er is geen afval.
- Er is een natuurlijk evenwicht, het ecosysteem probeert zichzelf in stand te houden.
• Verschillen tussen ecosystemen zijn:
- Het aantal onderdelen en dus ook in het aantal verbindingen, het aantal soorten planten en dieren in een tropisch regenwoud is bijvoorbeeld erg groot vergeleken met een woestijn.
- De omvang of schaal; lokale-, regionale-, en mondiale schaal.
S2. Is de mens het grootste milieuprobleem?
Remote Sensing: Waarnemen op afstand. Vanaf grote hoogte, meestal vanuit de ruimt, wordt informatie verzameld over de aarde. Remote Sensing kan gebruikt worden om milieuproblemen op te lossen.
Draagkracht: Vermogen van de natuur om de gevolgen van menselijke ingrijpen op te vangen zonder dat er sprake is van blijvende schade.
• Milieuproblemen ontstaan door: - De snelle bevolkingsgroei - De ontwikkeling van techniek waarmee de mens de natuur probeert te regelen. - Het streven naar meer welvaart, waardoor schaarse grondstoffen en energiebronnen snel opraken. - Het lozen van grote hoeveelheden afval. • Oplossingen liggen voor de hand: - Minder afval dumpen - Meer afval opnieuw gebruiken ( recycling). - Zuiniger omgaan met grondstoffen en energie. - Het gebruik van schadelijke stoffen verminderen. • Door toedoen van de mens kan de draagkracht van de natuur overschreden worden. Natuurlijk evenwicht is dan verstoord. • Milieuproblemen kun je verdelen in: - Milieuvervuiling: Er komt teveel afval in de bodem, het water of de lucht. - Milieu-uitputting: We maken de grondstoffen en energiebronnen te snel op. Ook de uitputting van de bodem door de landbouw valt hieronder. - Milieu aantasting: Hiervan is sprake als de mens ecosystemen geheel of gedeeltelijk vernielt. In dichtbevolkte landen komt dat veel voor. In Nederland is bijvoorbeeld het oorspronkelijk ecosysteem loofbos helemaal verdwenen. • Welvaart = Geld en Goederen. Welzijn = Geluk, voldoende voeding, gezondheidszorg.
S3. Lukt dat samen, boer en natuur?
Overmesting/Vermesting: Meer mest op het lang brengen dan voor de groei van gewassen nodig is.
Zure regen: Neerslag met verzurende stoffen die er zijn terechtgekomen door menselijke activiteiten.
Verzuring: Vervuiling van de bodem en het oppervlaktewater door verzurende stoffen.
Verdroging: Het dalen van de grondstofwaterspiegel.
Natuurgebieden hebben daarvan te lijden.
Biologische landbouw: Milieuvriendelijke landbouw, waarbij geen chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest worden gebruikt.
• Milieuproblemen in de landbouw zijn: - Milieuvervuiling * De bio-industrie heeft voor een enorme toename van dieren en mest gezorgd. * Een deel van de meststoffen komt via het grondwater in sloten, meren en rivieren terecht. Daardoor ontstaat algengroei. Als de algen afsterven wordt de zuurstof uit het water verbruikt, waardoor de vissen sterven. * Uit mest komt ammoniakgas vrij. Dit gas komt in de lucht terecht. Samen met andere afvalgassen ontstaan zuren die door de wind overgrote gebieden word verspreid. Er komt zure regen, gevolg is verzuring. * Bestrijdingsmiddelen: Drijfmest en kunstmest vergiftigen de bodem. - Milieuaantasting * Akkers en weiden worden steeds groter, waardoor veel heggen en houtwallen verdwijnen. * Kleine hoogteverschillen zijn verwijderd, omdat ze lastig zijn voor de boeren. * Door beregening en drainage, maar ook door de drinkwaterwinning daalt de grondwaterspiegel. * Recreatie en steden vragen steeds meet ruimte. * Landbouw– en natuurgebieden worden steeds vaker doorsneden door infrastructuur. Dit heet: versnippering. • Boeren pakken de milieuproblemen aan door: Verminderen van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, afspraken maken over de mestproductie en mestopslag, groei van veestapel beperken. Grond uit productie te nemen. • Boeren kunnen subsidie krijgen als ze geen kunstmest te gebruiken en na de broedtijd te maaien.
S4. Welke milieuproblemen kennen de stedelijke gebieden?
Broeikaseffect: Het vasthouden van de door de aarde uitgestraalde warmte door de aanwezigheid van koolzuurgas in de atmosfeer.
Ozonlaag: Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen gevaarlijke zonnestraling.
Stadsklimaat: Klimaat in grote stedelijke gebieden dat iets warmer en natter is dan het klimaat in de omgeving.
Inversie: Situatie waarbij de temperatuur met de hoogte toeneemt.
Smogvorming: Luchtverontreiniging door vermenging van stof, rook en gassen.
• In en rond dichtbevolkte stedelijke gebieden zijn de milieuproblemen groot: - Milieuvervuiling: * Bodem- en grondwatervervuiling door het storten van ( chemisch ) afval. * Vervuiling van het oppervlaktewater door de lozing van giftige stoffen, ook door de lozing van warm afvalwater kunnen planten en dieren sterven. * Luchtvervuiling door industrie, elektriciteitscentrales en verkeer, boven de stedelijke gebieden hoopt de vuile lucht zich op. - Milieuaantasting; In de stedelijke gebieden is veel plaats nodig voor fabrieken, huizen, havens, vliegvelden en wegen. Dit gaat te koste van natuur- en landbouwgebieden. • Bij verbranding van steenkool, aardolie en aardgas komt koolzuurgas vrij. Dit gas hoopt zich op aan de rand van de atmosfeer, het broeikaseffect is het gevolg. • Stedelijke gebieden stoten behalen koolzuurgas nog andere gassen uit. Die tasten de ozonlaag aan, die op ongeveer 25 km hoogte in de atmosfeer zit. Deze laag beschermt ons tegen de schadelijke straling aan de zon. Als de ozonlaag dunner word, zal de aarde meer gevaarlijke straling ontvangen. Mensen worden ziek en planten roeien minder.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
Poep slecht GWEN
6 jaar geleden
Antwoorden