Globalisering - Hoofdstuk 1 boek 5

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1905 woorden
  • 4 februari 2009
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
52 keer beoordeeld

AK samenvatting Globalisering HS 1 boek 5
Globalisering: de wereld is een dorp

Oorzaak: - Lage transportkosten

- Snelle en betere communicatie en organisatie

§1 aant:
Aziatische tijgers

NIC: Newly Industrial Country

Economische groei in de NIC’s: Eerste industrie nu dienstverlening.

Vrije handelszone: Geen belasting tot een bepaald aantaal jaar.

Fast world <-> slow world

Veel fragmentarische modernisering: Auto en paard-en-wagen naast elkaar.

WTO (wereldhandelsorganisatie) <-> handelsblokken (EU, Nafta, …)

§4 aant:
Gevolgen Globalisering

Eenheid: bedrijven verdelen zich. De EU, Japan en VS vormen een driehoek in de wereld.

Verbrokkeling: Productieproces wordt verknipt. Oude industriegebieden vallen uiteen doordat hele bedrijven zich verplaatsen naar andere regio’s.

Global Shift: het economische zwaartepunt gaat naar Azië.

Een aantal landen is in transitie, zoals bijv. oostblok

§5 aant:
China heeft enorme bevolking en veel grondstoffen.

§6 aant:
Cultuurverandering

Diffusie = verspreiding

Verwestering komt door:

toerisme

media (film/internet)

migratie

handel

Andersom alleen toerisme en migratie

§10 aant:
India was een kolonie van moederland GB.

De kolonie levert: grondstoffenleverancier, afzetmarkt voor eindproduct, belastingbetalers, goedkope arbeid en grondgebied.

Het moederland levert: eindproducten, kennis, geld en dienstverlening.

Na de dekolonisatie in India:

Van grondstoffenleverancier naar eindproductenleverancier.

Richting dienstverlening

Overnames in het westen

Groot Brittanië:

Kennis ontwikkelen

Specialiseren


§11 aant:

Primate City = megastad, absolute top

Urbanisatiegraad = % stedelingen

§15 en 16 aant: (Schoolexamen paragraven)
Landbouw in de EU

De EU heeft 25 lidstaten. Sinds 2004 zijn er 10 nieuwe lidstaten, voornamelijk landbouwlanden.

43% - 47% van al het EU-geld gaat naar de landbouw.

Landbouw vroeger (locatiefactoren):

Fysische factoren zijn: bodem, vruchtbaarheid, klimaat, reliëf enz

Ligging tov stedelijke gebieden

Landbouw nu:

Opkomst niet-grondgebonden landbouw (fysische factoren worden minder belangrijk)

Door verbeterd transport/opslag is ligging tov steden minder belangrijk

Landbouw sector wordt steeds meer landschapbeheerder

Uitbreiden is lastig ivm hoge grondprijzen

Toegenomen rol van de EU -> uitgangspunten/eisen:
- voldoende voedsel produceren
- redelijk inkomen
- boeren moeten ook kunnen in gebieden met minder gunstige fysische factoren

Boerden krijgen subsidies -> overschot aan voedsel.

Dus minder subsidie door overschot en door nieuwe landbouw-lidstaten.

Klimaatsyteem van köppen:

A = tropisch (humide = droog) -> gem temp hoger dan 18 graden

Palmgrens ^ B = droge klimaten (aride = vochtig)

C = zee klimaten

Boomgrens ^ D = continentaal/landklimaat

E = polaire klimaten -> gem temp lager dan 10 graden


§18 aant: (Schoolexamen paragraaf)

Landbouw in de toekomst.

Intensivering = beter benutten van de mogelijkheden. Maar dat is vaak in strijd met andere belanghebbenden.

Specialisatie: je richten op één product.

Diversificatie: een boer begint bijv. een camping of doet landschapsbeheer.

Samenvatting AK boek 5 hs1

§2: Globalisering, one world?
Globalisering = mondialisering. Grote steden richten zich niet meer op hun eigen land maar op de hele wereld. Globalisering begon door: multinationale ondernemingen (Nike, ABN amro, enz.), het wegvallen van handelsbelemmeringen, snelle ontwikkelingen van transport en informatie-technologie. Fast world = centrum(van wereld/land), slow world = periferie. De slow world lijd onder de fast world omdat ze een zwakke economie hebben en vaak niet kunnen voldoen aan de eisen van de fast world. Fragmentarische modernisering (het/de ene gebied/sector is verder ontwikkeld dan het/de ander) komt voor bij landen die in ontwikkeling zijn.

§3: Globalisering van de wereldeconomie, de oorzaken
Global village. Tijd-ruimtecompressie = tijd en ruimte worden in elkaar gedrukt, tegenwoordig gaat alles sneller en lijkt alles dichterbij. Infrastructuurverbeteringen worden vooral gedaan in gebieden waar het al goed gaat waardoor de slow world nog verder achter gaat lopen. De wereldhandel is toegenomen door vrijhandel. De productieketen (de route van grondstof tot consument) wordt opgedeeld.


§4: Globalisering van de wereldeconomie, de gevolgen

De prijzen van eindproducten stijgen sneller dan die van grondstoffen, dus dat is slecht voor 3e wereldlanden omdat die grondstoffen leveren en eindproducten kopen. triade = driehoek van Amerika, Japan en Europa. Door global shift verplaatst het econ. Zwaartepunt naar China. Transitielanden in Oost-Europa maken een overstap naar markteconomie. Goede locaties voor grote bedrijven voldoen aan de volgende eisen: arbeidsmarkt (loon-en kennisniveau), ligging van een gebied, afzetmarkt en politieke stabiliteit.


§6: Globalisering: cultureel bekeken

Door toerisme, internationale handel, migratie en moderne media ontstaat er diffusie (verspreiding) van cultuur. Dat gebeurd op 3 schaalniveau\'s:

Mondiaal: verwestering in ontwikkelingslanden en import van muziek en eten uit die landen

Tussen landen: bijv. spaans eten en Marokkaanse straattaal.

Binnen landen: vanuit de grote steden waar cultuur het eerst verandert gaat de verandering naar dorpen er om heen.

Kleine talen worden bedreigd door amerikanisering. Sommige mensen zijn tegen globalisering omdat dat volgens hun de regionale identiteit (eigen cultuur) bedreigd. Er zal niet snel een \'wereldcultuur\' ontstaan omdat:

amerikanisering beperkt zich tot materiële dingen, waarden en normen worden niet snel overgenomen.

Veel mensen in de wereld kunnen niet meedoen omdat ze bijv. geen geld voor een mobiel hebben, of er zelfs geen een willen.

De westerse cultuur wordt ook door andere culturen beïnvloed.


§7: Culturele en sociale globalisering: de oorzaken

De wereldburger voelt zich thuis in andere landen als hij de cultuurelementen van de fast wrld ziet. Doordat tijd-ruimtecompressie ook in de informatietechnologie voorkomt wordt het steeds makkelijker om overal op de wereld het nieuws etc. te volgen. Pushfactoren zijn redenen om ergens te vertrekken, pullfactoren juist andersom. Globalisering versterkt migratie omdat Afrikanen zien op TV hoe goed het in bijv. Europa is. Westerse landen stellen allerlei eisen aan migranten omdat de druk erg hoog is. De migranten dragen bij aan een verdere cultuurvermenging.


§8: Culturele en sociale globalisering: de gevolgen

Cultuurgrenzen vervagen. Wereldstad = global city. Wereldsteden onderling zijn meer verbonden dan die steden met hun binnenland. Polarisatie = de tegenstelling tussen bevolkingsgroepen wordt versterkt. Het gevolg is uiteindelijk terrorisme. Er ontstaan cultuurgebieden binnen grote steden als Amsterdam.

§10: De economische positie van GB en India in het wereldsysteem
Rond 1950 werd India zelfstandig (dekolonisatie). De relatie tussen GB en India was als koloniaal moederland en kolonie (centrum en periferie). Brits-Indië leverde grondstoffen en nam goedkope eindproducten af. In 1800-1900 snelle ontwikkeling in GB door industrialisatie. De maakindustrie verdwijnt in GB en de zakelijke dienstverlening komt daar voor terug. India is sterk agrarisch maar de industrie en dienstensector groeien snel. De industrie werd vlak na de dekolonisatie beschermt door hoge importtarieven. Door internationale organisaties die dreigden met intrekken financiële steun werden die importtarieven weer minder. Sinds die tijd groeit India heel hard. De regionale ongelijkheid is in India heel groot. In het algemeen geldt dat door globalisering de regionale ongelijkheid toeneemt.

§11:Bevolking in beweging: overeenkomsten en verschillen
De steden in India groeien snel. Een megastad heeft meer dan 10 miljoen inwoners (India heeft er drie van). Mumbai is het belangrijkste financiële centrum van India, maar 50% van de mensen woont in krottenwijken. London groeit niet meer, het is geen megastad maar een wereldstad. India heeft een kastenstelsel, officieel al afgeschaft maar inhet dagelijks leven speelt het nog een rol. Er zijn 4 kasten:

- Wetenschappers en politici en priesters.

- Landeigenaren en militairen.

- Zakenlui.

- Handarbeiders en boeren.

Groot-Brittanië heeft een klassensysteem. Hier zijn 3 klassen:

- upper class: adel en nieuwe rijken.

- middle class: hoger opgeleiden, ondernemers, winkeliers en grote boeren.

- under class: laaggeschoolden, arbeiders en werklozen.

In GB is de upper class superrijk en er is veel sociale ongelijkheid.

Er is veel migratie tussen GB en India, er wonen nu 2 miljoen Indiërs in London.


§12:Cultuurverandering in India en GB

Bij de dekolonisatie van India trokken de meeste hindoes naar India en de moslims gingen naar pakistan. De moslims die nog in India wonen hebben veel conflicten met de hindoes. Gelukkig is het hindoeïsme verzoenend en niet polariserend. Cultuurgebieden worden vooral op basis van geloof en taal ingedeeld. GB is min of meer een eenheid. Alleen binnen de Britse cultuur is verschil, bijv. Welshen, Schotten en Britten. In Noord-Ierland was veel strijd tussen katholieken en protestanten. Door globalisering vernadert de cultuur vooral in grote steden, op het Britse platteland zal de cultuur niet snel veranderen.


§15: Patronen van de landbouw in de EU (deze en de volgende paragraven zijn SE dus extra belangrijk!)

Welk soort landbouw (akkerbouw, landbouw en veeteelt) op welke plek winstgevend is wordt bepaald door 2 locatiefactoren:

De natuurlijke omstandigheden: bodemkwaliteit, beschikbaarheid van water en temperatuur.

De nabijheid van een afzetmarkt: bederfelijke producten moeten snel in de winkel liggen.

Door globalisering verandert de landbouw en de locatiefactoren.

Ontwikkelingen die de locatiefactoren laten veranderen.:

Niet-grondgebonden landbouw is steeds minder gebonden aan natuurlijke omstandigheden.

Kwetsbare gebieden worden bedreigd door té intensieve landbouw.

Modernisering van transport, de nabijheid van de afzetmarkt is minder van belang.

De grondprijs in de buurt van steden is enorm gestegen.

Het landbouwbeleid van de EU:

De comsument moet gezond en niet te duur kunnen eten.

De boer moet een redelijk inkomen hebben.

Boeren met moeilijke omstandigheden krijgen extra subsidie.

Boeren kregen meer subsidie naarmate ze meer produceerden, dus gingen ze massaal produceren. Kleine bedrijfjes konden de concurrentie niet aan en gingen failliet. Bovendien kwamen er overschotten. De EU geeft nu subsidie per hectare en niet meer per productie.

§16: Veranderingsprocessen in de EU-landbouw
WTO = World Trade Organisation. Door wereldwijde concurrentie dalen de landbouwprijzen, boeren moeten hun productiekosten verlagen. Vanuit de EU is moeilijk te concurreren tegen China en Brazilië. Om de EU te beschermen zijn er protectiemaatregelen: heffingen die importproducten duurder maken en subsidies die exporteren goedkoper maken. Dat belemmert de vrijhandel op de wereldmarkt.

Bio-boeren en het platteland krijgen meer aandacht en steun omdat:

Door intensievere landbouw verspreiden veeziektes zich sneller (grote aantalllen bij elkaar en vervoer over grote afstanden).

Door de nieuwe landbouwstaten in de EU en modernisering worden de kosten van subsidiëring te hoog.

Concurreren met buiten Europa is heel moeilijk dus boeren doen aan innovatie en biologisch produceren.

Door toegenomen welvaart neemt de vraag naar recreatie toe, dus wordt de landschappelijke kwaliteit van het platteland belangrijker.

De boer moet (mede door globalisering) tegelijk voor duurzaamheid en voor lage prijzen zorgen.


§17: Oostenrijk-Nederland: overeenkomsten en verschillen

De bergboederijen worden in stand gehouden omdat:

Schilderachtig landschap: veel toeristen komen daarvoor en dat levert (indirect) geld op.

Typische plattelandscultuur: traditioneel, katholiek en conservatief.

Het imago van ‘gezonde producten uit de bergen’.

Boeren helpen het ecosysteem in de bergen te beschermen.

In Nederland kan de landbouw bijna niet intensiever omdat de grens van de milieubelasting is bereikt. Hoge grondprijzen maken verdere schaalvergroting erg duur.

De Oostenrijkse landbouw is veel kleinschaliger dan in NL. In beide landen neemt het aantal boerenbedrijven en de bedrijfsgrootte toe. Het totaalaantal bedrijven daalt. Bedrijfsbeëindiging gebeurt op 3 manieren:

Er worden boeren uitgekocht vanwege bijv. stadsuitbreiding. (vooral in NL)

Oudere boeren hebben soms geen opvolger en jonge mensen hebben geen geld om het bedrijf over te nemen. (ook vooral in NL)

Boeren gaan failliet, een drama want boeren is een manier van leven.

§18:Verdwijnt de landbouw?
Oostenrijkse boeren krijgen soms meer geld voor landschapbeheer dan voor hun melk. Alleen grotere bedrijven die duurzaam werken blijven overeind.

In Nederland wil de overheid zo min mogelijk water wegpompen met als doel natuurbehoud. De boer wil juist droge weiden om de koeien vroeg naar buiten te doen. De overheid stimuleert bedrijfsverplaatsingen als de natuur door intensieve landbouw wordt bedreigd. De boer kan op 3 manieren reageren op globalisering:

Intensivering: grotere opbrengst per dier/hectare/werknemer.

Specialisatie: bijv. in de tuinbouw. Het productieproces wordt verbeterd.

Diversificatie: de boer verdient ook aan toerisme en recreatie.

De EU wil zorgen voor duurzame landbouw zodat we het niet voor later verpesten.

§19:Biologisch, is dat logisch?
In oostenrijk zijn veel bio-boeren: zij krijgen veel overheidssubsidie. In nederland zijn er veel minder en worden biologische producten door de overheid gepromoot. Er wordt ook veel geld gestoken in ontwikkleingen van de biologische landbouw. Grote supermarkten jagen de globalisering aan: ze kopen over de hele wereld in. Dat heeft 2 nadelen: 1. als de oogst in de EU tegenvalt halen de supermarkten het ergens anders vandaan waardoor boeren in de EU failliet gaan. 2. het aanbod wordt eenzijdiger. Bio-boeren gaan nu rechtstreeks aan de consument verkopen omdat die anders te veel betaald.

REACTIES

J.

J.

Toppie!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.