Hoofdstuk 1
Wat zegt de onderwijswet over het vak muziek?
In dit hoofdstuk wil ik ingaan op wat de onderwijswet over het vak muziek zegt. Of ze doelen willen bereiken, wat ze vinden dat leerlingen aan het eind van de basisschool moeten kunnen en of ze het ook onderzoeken of het gebeurd.Ook gaat het over de geschiedenis van muziek, hoe het is ontstaan en wat er met muziek gedaan werd op de scholen. Theorie Het vak muziek bestaat al erg lang en werd vroeger ‘zingen’ genoemd. Het was eerst nog niet verplicht als vak, maar de Maatschappij tot Bevordering van de Toonkunst heeft het verplicht gesteld. Sinds 1857 is de ‘zangkunst’ een verplicht vak in de Onderwijswet. Maar er werd alleen maar gezongen, verder waren er geen eisen verplicht gesteld voor dit vak. Dit bleef zo tot in 1890.
In 1890 ging men eisen stellen voor het vak ‘zangkunst’. De nieuwe eisen waren:
Kennis van het notenschrift
De maatverdeling
De toonschalen
Dit alles moest men kennen, voor zover het nodig was voor het schoolonderwijs in het zingen.
In 1920 werd er in de Wet op het Lageronderwijs vastgesteld dat een kandidaat-onderwijzer een lied van een blad moest zingen voor het examen. Maar het resultaat daarvan had (bijna) geen invloed op het wel of niet behalen van de akte tot onderwijzer. Ook was er nog geen leerplan voor ‘de zangkunst’. Men zong wel, dat was verplicht, maar zowel op de kweekschool als op het lager onderwijs, werd er geen leerplan gebruikt.
Rond 1930 kwamen er 2 methodes voor het vak. Die hadden allebei het zingen van liederen als uitgangspunt. Dit was voor het muzikale gevoel en gehoor van leerlingen. Deze methodes waren: “De methode van Justine Ward”. Deze was speciaal gericht op de Rooms-katholieke kerkzang. Men wilde proberen deze te verbeteren. Deze methode is gemaakt door Jos Lennards. “methode voor Nederland”. Deze werd op de Amsterdamse Volksmuziekschool eerst gebruikt, daarna werd hij op veel kweekscholen en in het lager onderwijs ingevoerd. Deze methode is gemaakt door Willem Gehrels.
Rond 1960 werd er eindelijk door de wetgever besloten dat men onder zingen ook algemeen muzikale vorming moest verstaan. Maar verder verbond hij er geen inhoud, of doelen aan. Dus er gebeurde nog niets. In 1985 zag men de komst van de basisschool en besloot de rijksoverheid om nu wel te beslissen over de onderwijsinhoud.Hoe die inhoud eruit moest zien, werd door de overheid vastgelegd in kerndoelen, die door de scholen nagestreefd moesten worden. Deze kerndoelen zijn echter pas in 1993 vastgelegd. En in 1998 werden de regels vastgesteld voor een leraar basisonderwijs, dingen die ze moesten weten, om hun examen te kunnen voltooien.
De kerndoelen voor het vak muziek zijn opgesteld in vijf domeinen:
1. muziek maken
2. muziek en bewegen
3. muziek beluisteren
4. spreken over muziek
5. vastleggen van muziek
In 1998 werden de kerndoelen opnieuw gemaakt en herzien, nu werden ze in twee domeinen opgesteld.
1. muziek maken
2. muziek beluisteren
Maar in de praktijk merken ze steeds weer dat er niet veel van terecht komt. Ook in de lerarenopleiding is er weinig tijd voor muziek, daardoor kunnen ze hen niet erg veel aanleren. Dat is wel jammer.
Dit is de theorie, hoe het behoort te zijn, de regels waar ze zich eigenlijk aan moeten houden, maar in de praktijk merkt men steeds dat het niet gaat zoals het behoort te gaan. Het ligt eraan, wie er voor de klas staat, of men zich ook daadwerkelijk aan deze regels probeert te houden. Praktijk In de praktijk ging het eerst niet altijd zo best met het vak muziek. Het lag aan de leraar of lerares, die voor de klas stond. Of diegene zich voor muziek interesseerde en of men zin had om te zingen met de klas. Er waren wel leraren die hun leerlingen gingen leren om tweestemmig, driestemmig en vierstemmig te zingen. Maar ze hadden verder nog geen methodes, of richtlijnen ervoor, dus het was niet altijd perfect. Maar deze leraren waren ver in de minderheid. In de meeste gevallen werd het vak muziek jammer genoeg verwaarloosd. Soms moesten de leerlingen wel een nieuw lied overschrijven in hun ‘versjesboek’ maar soms werd er nog strenger gekeken naar de netheid van het schrijven dan naar het lied zelf. Maar men deed in die tijd er ook erg lang over om liederen aan te leren. Eerst moest men het lied overschrijven in het versjesboek, daarna leerde men het regel voor regel aan, dus dat ging erg langzaam. Dan moest men ook nog alles achter elkaar kunnen zingen en dat ging nog wel eens fout. Doordat dit allemaal erg lang duurde, had men er geen zin meer in. De leraren zeiden ook wel dat ze het niet konden, of dat ze hun zangtijd nodig hadden voor andere vakken. Daarom kwam er niet veel van terecht. Maar hier kon men ook niet altijd erg veel aan doen. De leraren werden er ook niet goed voor opgeleid, dus hadden soms ook erg weinig zangervaring. Dan is het natuurlijk ook erg moeilijk om de kinderen het wel bij te brengen. Dus het was niet altijd de schuld van de leraren dat ze weinig zangles gaven, want soms konden ze het niet. Maar gelukkig is daar later verbetering in gekomen. En zeker de twintigste eeuw heeft veel bijgedragen aan de muzieklessen op de basisscholen. Liedrepetoire Er zijn erg veel liedbundels van voor de Tweede Oorlog gevonden. Daaruit blijkt dat er voor WO II een soort markt daarin is geweest. Er was ook een bundel voor algemeen gebruik. Dat was het Nederlandsch Volksliederenboek. Deze is al uit 1896, toen is deze uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Daar zijn ook vele herdrukken van geweest. Men vond het toen goed voor kinderen om ze volksliederen te laten zingen, om zich één te voelen met het volk. Als men samen zong, voelde men zich ook samen in stemming en streven. Men probeerde zo om grote saamhorigheid te creëren onder het volk en daarom begonnen ze met de kinderen, zodat die het later dan ook weer konden doorgeven aan hun kinderen. In 1908 kwam er weer een nieuwe liedbundel uit. Deze is ook zeer bekend geworden. Het is de bundel: ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’. Een paar jaar later, in 1913 kwam het Nederlands Zangboek uit van Joh. de Heer. Daarmee hoopte hij het Nationaal besef te bevorderen. De bundels in deze tijd hebben allemaal een beetje dezelfde ‘structuur’. In alle liederenbundels zijn er verschillende rubrieken met liederen. O.a. geestelijke liederen, vaderlandse liederen, studenten liederen, matrozen liederen, kinderliederen enz. Vanaf 1933 komt ook de rubriek ‘Volkenbond en Vrede’ er nog bij.
Voor de scholen zijn ook veel bundels samengesteld in het begin van de 20e eeuw. Daar stonden speciale liedjes voor kinderen in. Deze liedjes waren vaak moralistisch. Deze liedjes kun je herkennen aan de verkleinwoordjes en vaak waren ze ook muzikaal niet op een hoog niveau. Maar dat maakte voor de kinderen natuurlijk niets uit. In die tijd waren de liedjes wel in een erg hoge notatie geschreven, daaruit blijkt dat de kinderen in die tijd veel hoger kon zingen dan nu. Men zong altijd éénstemmig, twee- en driestemmige zettingen vond men niet ‘netjes’. De melodie werd in notenschrift geschreven, zoals wij dat nu ook nog hebben. Maar in die tijd stonden er vaak wel cijfers bij. (1 = do, 2 = re, 3 = mi, 4 = fa, 5 = sol, 6 = la, 7 = ti, 8 = do) Ook waren er muziekbundels, alleen met tekst, zonder de melodie erbij, alleen soms stond er dan wel de cijfernotatie bij.
In de vooroorlogsjaren kreeg de jeugdbeweging waardering voor liederen die stammen uit muzikaal rijkere tijden. Ze werden in aanraking gebracht met het Nederlands Volkslied. Dit werd ook de titel van een liedboekje dat na de Tweede Wereldoorlog veel verkocht werd. Ook andere boekjes kwamen uit, die hetzelfde en dezelfde soorten muziek en liederen bevatte.Ook kwam er boekjes met liederen en canons uit met als ondertitel ‘voor de school en daarbuiten’. Dat was eigenlijk speciaal geschreven voor de scholen. Deze boekjes hebben muzikale en muziekpedagogische ‘verantwoorde’ melodieën. Dus die hebben geen grote melodiesprongen en maar een beperkte toonomvang, omdat de kinderen nog maar een beperkte stemomvang hebben. In de bundels staan alleen geen instrumentale begeleiding en er zijn ook geen meerstemmige zettingen. Wel staan er canons in om te zingen. De teksten waren vaak speels en hadden soms ook geen betekenis. Dat was jammer, want daardoor kwamen ze wel eens over als tè kinderlijk en de teksten stonden te ver van de kinderen af. Het was niet iets wat ook door hen beleefd werd en in hun wereldje voorkwam. Toen de schoolmusici dit hoorden, wilden ze natuurlijk meer aanspreekbare liederen gaan maken. Ze wilden andere teksten bij bestaande melodietjes schrijven, maar soms maakten ze ook helemaal nieuwe liedjes, maar wel in dezelfde stijl. In de bundel ‘Hoy, een lied!’ zijn ook veel van deze ‘nieuwe’ liedjes opgenomen en deze bundel werd ontzettend veel gebruikt in het basisonderwijs. Het was de meest gebruikte liedbundel aan het eind van de 20e eeuw. Maar rond 2000 kwam de liedbundel ‘Eigenwijs’. Deze was samengesteld door de Zwolse ‘meesters in muziek’. Deze bundel had meer eigentijdse muziek, dus sprak in het onderwijs meer aan.
Er waren nog meer liedbundels, maar die speelden niet zo’n belangrijke rol als degene die ik hiervoor al genoemd heb. Men ging wel steeds nieuwe vormen van muziek uitproberen en muziek kreeg eindelijk gelukkig een grotere rol in het onderwijs. Muziek was geen doel op zichzelf, maar men gebruikte het ook voor andere onderwijsdoelen. Bijv. met projecten, liederen die pasten in het levensgevoel en liederen met buitenlandse teksten, vooral Engels, omdat de kinderen dat ook in de bovenbouw al ging leren. Men gebruikt nu ook altijd begeleiding bij het zingen, ook staan bij bijna alle liedjes begeleidingsakkoorden vermeld om zo mee te kunnen spelen. Maar doordat er nu altijd notatie bijstaat, worden de leerkrachten ook gevraagd deze te kunnen spelen. En dat gaat nog wel eens mis, niet alle leerkrachten zijn in zoverre opgeleid, maar het gaat steeds beter!
Muziek in deze tijd op basisschool De kinderen van deze tijd horen erg veel muziek. Ook erg veel verschillende soorten. Ze horen overal muziek. Zoals muziek uit hun eigen jeugdcultuur, muziek uit andere culturen, oude muziek en ontspanningsmuziek. Muziek doet ook iets met de kinderen. Ze komen in bepaalde sferen, ze bewegen erbij en ze genieten ervan. Kinderen kunnen ook zelf veel met muziek doen. Ze zingen mee met de liedjes die ze horen en ze bespelen instrumenten. Ze kiezen ook hun eigen favoriete muziek uit om naar te luisteren en met anderen over te praten. Muziek op de basisschool probeert ervoor te zorgen dat leerlingen hun muzikale mogelijkheden ontdekken en dan natuurlijk ook verder ontwikkelen door het verkrijgen van kennis, inzicht en ook vaardigheden. Daardoor kunnen ze deel nemen aan de huidige muziekcultuur in Nederland.
Nu de kerndoelen van muziek in het basisonderwijs.
Muziek maken • de leerlingen moeten liederen uit eigen en andere culturen kunnen zingen, alleen en in groepsverband. Daarbij wordt gelet op zuiverheid en voordracht. • De leerlingen moeten eenvoudige muziek kunnen spelen op schoolinstrumenten, met en zonder hulp van notatie. • De leerlingen moeten een muziekstukje kunnen bedenken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, ritme of voorzin, verhaal, sfeer of stemming.
Muziek luisteren
• De leerlingen moeten bij het luisteren naar muziek verschillende dingen kunnen onderscheiden en benoemen, zoals:
Klankeigenschappen (de hoogte en sterkte bijv.)
Vormprincipes ( herhaling, variatie bijv.)
Betekenis en functie (stemming en sfeer)
Instrumenten en stemsoorten die in het stuk gebruikt zijn
• De leerlingen moeten de muziek die ze horen, kunnen indelen naar geografische en/of culturele herkomst
• De leerlingen moeten de klank, vorm en betekenis van muziek met bewegingen kunnen uitbeelden.
• De leerlingen moeten het lied of muziekstuk kunnen meelezen met behulp van het notenschrift of andere notatie.
Hoofdstuk 2
Welke muziekboeken zijn er voor basisscholen en zijn ze goed voor gebruik?
In het tweede hoofdstuk wil ik ingaan op de muziekmethodes en liedbundels, die in het basisonderwijs gebruikt worden bij de muziekles. Omdat op een aantal scholen geen methodes gebruikt worden, bespreek ik ook enkele liedbundels, die door de leerkrachten gebruikt worden als hulpmiddel. Het zijn twee liedbundels en twee muziekmethoden. Er worden op veel scholen alleen maar liedbundels gebruikt. Deze scholen zingen liederen en verder doen ze niet veel met muziek. Daarom wil ik in dit hoofdstuk ook kijken, wat er beter is: een liedbundel of een methode.
1. Eigen-wijs
2. Hoy, een lied!
3. De muziektent
4. Moet je doen 1. Eigenwijs Eigenwijs is een liedbundel voor kinderen van 4-12 jaar. De liederen zijn in het onderwijs, maar ook buiten school te gebruiken. Deze bundel bevat meer dan 300 liederen, deze zijn verdeeld over de verschillende groepen van het basisonderwijs. Bij een gedeelte van de liederen zijn didactische aanwijzingen gegeven. Deze zijn erop gericht om het aanleren zo muzikaal en aantrekkelijk mogelijk te maken. De indeling is gemaakt op grond van de belangstelling en de mogelijkheden van de verschillende groepen. De liederen zijn in een breed repertoire samengesteld, om ze zoveel mogelijk verschillende liederen aan te leren. Het zijn traditionele en eigentijdse liederen, liederen in verschillende talen en uit verschillende culturen. Ook is er gelet op de toonhoogte. De toonhoogte die in deze liedbundel wordt aangegeven is meestal de juiste toonhoogte om deze liederen met de kinderen te zingen. Soms is het nodig om het lied iets lager of hoger te zingen, omdat de groep niet met de voorgestelde toonhoogte mee kan.
De muziekmethode ‘eigenwijs’ wordt niet gebruikt op de scholen waar ik een enquête gehouden heb. Dat is wel jammer, want het is een leuke methode om te gebruiken. Er staan veel liedjes in, geordend voor de verschillende groepen. Ook zijn ze dan nog ingedeeld in verschillende ‘stromingen’ zoals de ‘lente’, de ‘kerst’, ‘beweging’, ‘spel’, ‘uit verre landen’, ‘kamp’, enz. Erg leuk en gemakkelijk voor het gebruik. Ook staat erin hoe het de kinderen aangeleerd kan worden. En er staan ook nog uitbreidingen bij, voor het geval dat men er nog iets leuks mee wilt uitvoeren. En als de kinderen gemotiveerd zijn en het liedje goed kennen, kan men deze uitbreiding gebruiken om het nog iets uitgebreider te maken, met instrumenten en gebaren bijvoorbeeld. Ik heb zelf een les meegemaakt uit het boek ‘eigenwijs’. Deze les werd gegeven op de pabo, waar ik mee heb gelopen. Ik vond het een erg goede methode, omdat er veel uit te leren is, alles goed geordend staat en er leuke liederen instaan voor de kinderen.
Eigen-wijs is een liedbundel voor kinderen van 4 - 12 jaar. Behalve in het basisonderwijs zijn de liederen ook buiten de school te gebruiken. De bundel bevat 306 liederen, verdeeld over alle groepen van het basisonderwijs. Ruim de helft hiervan is voorzien van didactische aanwijzingen. Deze zijn gericht op een zo muzikaal en aantrekkelijk mogelijke wijze van aanleren. Ook is een aantal liederen voorzien van ideeën voor uitbreiding van de activiteiten. Om de hanteerbaarheid van het boek te bevorderen zijn de liederen voorzien van de groepsaanduidingen 1-2, 3-4, 5-6, 7-8. Deze indeling is gemaakt op grond van de belangstelling en de mogelijkheden, zoals die in het algemeen van de leerlingen van deze groepen mogen worden verondersteld.
De keuze van de liederen in deze bundel is erop gericht om de leerlingen een breed samengesteld liedrepertoire te leren. Er zijn traditionele en eigentijdse liederen opgenomen en liederen in verschillende talen en uit verschillende culturen. Ook hebben wij liederen met verschillende functies opgenomen: kampliederen, liederen over seizoenen en feesten, liederen die kunnen worden gebruikt in het onderwijs in de Engelse taal en verschillende speel- en dansliederen. Een deel van de liederen is thematisch geordend. Voor de allerjongste kinderen wordt ook aandacht geschonken aan muziek en beweging en het gebruik van materiaal bij kleuters.
Boven de liederen staan akkoordsymbolen genoteerd om het de gebruiker gemakkelijk te maken als hij liederen wil begeleiden. Er is gekozen voor eenvoudige akkoorden om de gebruikswaarde ervan te vergroten. 2. Hoy, een lied!
De liedbundel ‘hoy, een lied!’ wordt op 3 van de ondervraagde scholen gebruikt.
Het is ook een goede bundel om kinderen liederen aan te leren. De eerste druk van dit boek was in 1974. De liedbundel is niet zomaar ontstaan. Men heeft eerst nagedacht waarom men een liedbundel zou maken en of het zin had om deze te maken. Men ging zich richtten op de functie van de muzikale vorming in het onderwijs. Ze kwamen daarbij tot de volgende conclusies.
- Omgaan met muziek opent de weg tot de ervaring van geheel eigen expressie- en communicatiemogelijkheden. Daarom is het voortbouwen op de ontvankelijkheid voor muziek alleszins gewenst en kan de muzikale vorming als een voornaam aspect worden beschouwd van de persoonlijkheidsvorming. Zij draagt hiertoe bij in belangrijke mate door:
o de ontplooiing van het gevoelsleven en van de creativiteit
o de ontwikkeling van sociale vaardigheden
o het versterken van de concentratie en het scherpen van de waarneming
- Musiceren met de stem vormt voor de leerlingen de basis van alle vormen van muziekbeoefening, omdat de stem als communicatie- en als expressiemiddel deel uitmaakt van hen zelf en in onmiddellijk contact staat met hun gevoelsleven.
- Het lied is voor de leerlingen de musiceervorm bij uitstek, omdat zij hierdoor op een directe manier met de muziek in contact komen. Bovendien biedt de omgang met het lied een veelzijdige ervaring en krijgen de leerlingen de kans er allerlei muzikaal, sociaal en creatief plezier aan te beleven.
Toen men deze motivaties zag, kwam men tot het samenstellen van deze liederen in de bundel ‘Hoy, een lied!’. Deze bundel is samengesteld door Thea en Nico Zaat. Het is een verzameling van bijna 300 liederen. Zelf heb ik ook liederen geleerd uit deze bundel, toen ik nog op de basisschool zat.
In deze liedbundel is aangegeven hoe het lied gezongen moet worden, wat het ritme is en soms ook iets voor de begeleiding en de beweging op de muziek. Het is al een oudere methode dan ‘Eigenwijs’. Ook zijn de liederen niet officieel ingedeeld in groepen of stromingen. Dat is jammer, want nu moet je veel meer zoeken naar een lied, wat bij het niveau en de interesses van die groep past. Wel staat er achter in deze muziekmethode een inhoudsopgave en daar staat wel een ‘L’, een ‘M’ of een ‘H’. Daardoor krijg je wel een richting aangewezen voor welke groepen deze liederen het beste gebruikt kunnen worden. Maar het is niet zo mooi ingedeeld als in ‘Eigenwijs’. Dit komt natuurlijk ook doordat deze methode een stuk ouder is.
In deze liedbundel hebben ze geprobeerd het progressief te rangschikken. Dit is niet helemaal gebeurd, maar er zijn richtlijnen voor aangegeven. Ze kunnen het natuurlijk nooit helemaal progressief rangschikken, omdat iedere klas zijn eigen niveau heeft. Er zijn natuurlijk zoveel verschillende niveau’s. De ene klas kan erg goed zingen, dat gebeurt dan op een hoog niveau, maar een andere klas is beter in het instrumentaal musiceren, die klas zingt dan misschien wel op een lager niveau, maar doen meer met de instrumenten dan de andere klas. Ook zijn er nog verschillende niveau’s in ‘spel en beweging’, in ‘algemene muzikale vorming’ en in ‘creativiteit’. Door al die verschillende niveau’s is het natuurlijk niet mogelijk om een muziekbundel samen te stellen die is ingedeeld in een niveau wat voor elke groep hanteerbaar is. Het blijft moeilijk en daarom zijn er in de muziekmethodes alleen maar richtlijnen aangegeven. Het is een oude liedbundel, maar nog wel goed voor het gebruik op de basisschool. Er staan veel verschillende soorten liederen in en ze zijn leuk om te zingen. Al zijn de liederen uit ‘Eigen-wijs’ wel iets eigentijdser. 3. De muziektent
De methode ‘de muziektent’ wordt op één school gebruikt. Het is ook al een oude methode, dus vandaar minder in gebruik. Dit is wel een echte methode, dus niet alleen liederen zingen, maar met deze methode kan men ook andere dingen aanleren dan alleen het zingen van liedjes.
In deze methode is er ook aandacht voor: - het maken van een klankenspel - het werken met spreekteksten - het uitvoeren van een bewegingsspel - het maken van een tekening bij de muziek - het beluisteren van muziek
Deze methode is bestemd als leer- en hulpmiddel in de basisschool voor de muzikale vorming van kinderen van 7 tot 12 jaar. Er zijn in deze methode verschillende blokken, die zijn opgedeeld voor de leeftijdscategorie. Er zijn de volgende blokken:
- Blok A en B zijn voor de 7 en 8 jarigen
- Blok C en D zijn voor de 9 en 10 jarigen
- Blok E en F zijn voor de 11 en 12 jarigen
Dus de blokken A en B voor groep 3 en 4, de blokken C en D voor groep 5 en 6 en de blokken E en F voor groep 7 en 8.
Het is geen methode voor de kleuters. Die deden nog andere dingen en konden geen gebruik maken van deze methode. Wel staat er voorin deze methode waar men, voordat men gaat werken met de muziektent, informatie uit kan halen voor de lagere groepen.
De liederen in deze bundel zijn gesorteerd op thema’s. Ik wil hier één thema uitwerken, om te laten zien hoe het in deze methode gaat. Elk thema ‘is’ een sequens. Het thema ‘markt’ is sequens 3. Deze sequens heeft ook verschillende paragrafen. Paragraaf 1 is de ‘L’: liederen. Paragraaf 2 is de ‘O’: organisatie en de ‘C’: cassette. Paragraaf 3 is de ‘R’: ritme en de ‘M’: melodie. En paragraaf 4 is de ‘I’: informatie over het thema. Deze pagina’s uit de methode heb ik ook gekopieerd, om het te laten zien. Deze is als bijlage toegevoegd. Thema: de markt. Bij dit thema staan twee liederen. Een ‘thema’ wordt een sequens genoemd en is dus elke keer een soort hoofdstuk. Het thema ‘markt’ is sequens 3. Bij 3.1 staan twee liederen die over de markt gaan. In 3.2 staat de ‘organisatie’ van het lied. In deze paragraaf staat wat de leerkracht moet of kan doen bij dit thema met muziek. In deze paragraaf staat ook nog het onderdeel ‘cassette’. Daar staat wat men kan luisteren op de cassette. In paragraaf 3.3 staan de onderdelen ‘ritme’ en ‘melodie’ van deze liedjes. En dan afsluitend paragraaf 3.4 met informatie over het thema markt.
Ik vind het een goede methode, ondanks dat deze methode al wat ouder is. Meerdere scholen hebben deze methode wel op school liggen, maar gebruiken deze niet meer. Dat is jammer, want er zouden leuke dingen uitgehaald kunnen worden. Dan blijft het niet meer bij zingen, maar kan men er ook andere dingen bij doen, zodat de kinderen meer muzikale kanten leren. Voorin de methode staan ook nog instrumenten, waar men het instrument bij de goede naam moet zoeken. Dat is ook nog leerzaam, want zo leren de kinderen nog meer over de instrumenten die vaak in muziekstukken voorkomen die ze beluisteren. Door deze methode krijgen de kinderen een betere muzikale vorming dan dat men alleen een liedbundel gebruikt. De liedbundel kan natuurlijk altijd gebruikt worden om leuke liederen uit te zoeken, maar het is beter om ook een methode te hebben voor de andere kanten van de muzikale vorming. 4. Moet je doen De methode ‘moet je doen’ wordt op drie van de tien basisscholen gebruikt. Het is een nieuwere methode dan ‘de muziektent’.
De methode Moet je doen: muziek! voldoet aan de kerndoelen en is laagdrempelig. De methode omvat uitgeschreven lessen, cd’s met daarop liedjes en muziekfragmenten, bordplaten en kopieerbare werkbladen. Tijdens de invoeringsbijeenkomsten besteden we aandacht aan de thema’s uit de methode, waarbij we vooral praktisch bezig zijn. Daarnaast maken we muziek, luisteren we ernaar, bespreken we wat je kunt doen met beweging en muziek, enzovoort. Alle activiteiten zijn erop gericht uw eigen muzikale en muziekdidactische vaardigheden te actualiseren en te vergroten.
Moet je doen is niet alleen een muziekmethode, maar het is een verzamelnaam van vijf pakketten. Het is een verzamelnaam voor muziek, dans, drama, tekenen en handvaardigheid. Het is een compleet pakket met materiaal voor alle groepen van de basisschool. Ook is er voor de kleutergroepen een verzamelpakket waarin alle vijf de vakken zitten. De methode bevat kant-en-klare lessen, die in mappen gesorteerd zijn in verschillende groepen en thema’s.
De scholen die de methode ‘moet je doen’ gebruiken, zijn er heel tevreden over. Het is een leuke methode, met allemaal verschillende dingen erin, zoals: - beluisteren van liederen - zingen van liederen - beweging op muziek - enz.
‘ Ik gebruik bij ons op school in de groepen 3, 4 en 5 de methode Muziek moet je doen! Ik vind het een erg goede methode, waarbij veel aan bod komt. Zelf heb ik een muzikale achtergrond, maar ook wie dat niet heeft, moet er volgens mij prima mee overweg kunnen. Van de liedjesstencils maak ik op het eind van het jaar een \"muziekboekje\", zodat de kinderen een herinnering hebben aan de muzieklessen.’
De methode ‘muziek…moet je doen’ is een leuke methode waar je veel uit kan leren. En als het goed bevalt, zijn er ook nog methodes van ‘moet je doen’ voor andere kunstvakken. Dat is ook erg leuk, want zo kan je er nog meer mee.
Hoofdstuk 3
Wat houden de kerndoelen in?
In dit hoofdstuk wil ik ingaan op de kerndoelen van het vakgebied muziek. In hoofdstuk 1 heb ik ze al in het kort benoemd. In dit hoofdstuk wil ik er op ingaan en uitleggen wat het allemaal in houdt en wat de leerlingen eigenlijk allemaal geleerd zou moeten worden. .
De kerndoelen zijn opgedeeld in verschillende domeinen. - muziek maken - muziek beluisteren
Eerst wil ik het hebben over het domein: muziek maken. Bij het muziek maken, moeten de leerlingen drie verschillende dingen kunnen. • De leerlingen moeten een lied uit hun eigen cultuur of andere culturen kunnen zingen, in groepsverband. Daarbij wordt gelet op zuiverheid en voordracht. • De leerlingen moeten eenvoudige ritmemuziek kunnen spelen op schoolinstrumenten, met en zonder behulp van notatie. • De leerlingen moeten een muziekstukje kunnen bedenken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, ritme, voorzin, verhaal, sfeer of stemming.
Het domein ‘muziek maken’ zou je ook kunnen opdelen in 4 verschillende onderwerpen.
1. Het zingen in de groep. Een groep leerlingen moet onder leiding van een leraar liederen kunnen zingen. Deze liederen worden dan beoordeeld op zuiverheid, articulatie, stemgebruik en voordracht. Daar kan de groep op becijferd worden. Het niveau van de liederen kan natuurlijk opgebouwd worden. Als het goed gaat, kunnen ze liederen op hoger niveau gaan zingen.
2. Het zingen van melodische motieven en nazinnen. De leerlingen moeten een voorgezongen melodie kunnen nazingen. Als de leraar het voorzingt, moet de leerling het individueel kunnen nazingen. Het is natuurlijk niet zo erg als het lager of hoger gezongen wordt, want niet iedereen heeft hetzelfde toonbereik. Maar het gaat erom of ze de melodie goed kunnen nazingen.
3. Het spelen van ritmische motieven en nazinnen. Bij dit onderwerp moet de leerling individueel een voorgespeeld ritme na kunnen spelen. Dit ritme mag één of twee maten lang zijn, niet erg lang, maar dan wordt het ook te moeilijk om het te onthouden. Dit naspelen wordt ook wel het echotikken genoemd.
4. Het bespelen van eenvoudige ritme-instrumenten. Leerlingen moeten eenvoudige ritmische en melodische motieven kunnen spelen. Dit moeten ze ook kunnen als begeleiding van een lied. Deze motieven moeten gespeeld kunnen worden op de ‘schoolinstrumenten’. De schoolinstrumenten zijn eenvoudige instrumenten zoals de handtrom, woodblock, claves en klankstaven.
Ten tweede is er het domein: muziek beluisteren. Bij het muziek beluisteren moeten de leerlingen twee dingen kunnen: • De leerlingen moeten verschillende dingen kunnen onderscheiden: o Klankeigenschappen (duur, hoogte, klankeigenschappen, kleur en sterkte) o Vormprincipes (herhaling, contrast en melodie, vorm en functie) o Betekenis (stemming en sfeer) o Gebruikte instrumenten in het stuk • De leerlingen moeten luisterend……… o muziek typeren naar geografische of culturele herkomst. Instrumentengroepen, orkesten en stijlen. o klank, vorm en betekenis van muziek met bewegingen uitbeelden. o het verloop van een muziekstuk of lied mee kunnen lezen met behulp van notenschrift.
Ook dit domein is in onderwerpen in te delen. Dit kan ingedeeld worden in 8 onderwerpen.
1. Klankeigenschappen
Er zijn verschillende klankeigenschappen zoals de duur: lang – kort, de hoogte : hoog – laag, de sterkte : hard – zacht, en de kleur. Deze klankeigenschappen zijn de basiselementen van het beluisteren van de muziek. Bij de ‘kleur’ gaat het om verschillende klanken van de instrumentengroepen.
2. Melodie, vorm en functie
Bij dit onderwerp moeten de leerlingen melodieën kunnen herkennen, de vorm kunnen onderscheiden en ook de functie van de muziek kunnen benoemen. Met de vorm wordt bedoeld: de herhaling, het contrast en de variatie. Met functie wordt bedoeld wat de muziek te betekenen heeft. Of er iets mee wordt bedoeld en of je dat ook kan horen in de muziek.
3. Klassieke instrumenten
Bij het onderwerp ‘klassieke instrumenten’ moeten de leerlingen de klassieke instrumenten kunnen onderscheiden en kunnen herkennen. Als ze een klassiek instrument zien, moeten ze deze ook kunnen benoemen. De klassieke instrumenten zijn de instrumenten die in de klassieke westerse muziek veel gebruikt worden. Dat zijn er nog wel erg veel, daarom zijn de bekendste eruit gekozen, omdat het anders natuurlijk te moeilijk wordt voor de leerlingen.
4. Schoolinstrumenten
Dit onderwerp lijkt veel op het vorige onderwerp: ‘klassieke instrumenten’. Alleen bij dit onderwerp gaat het om het herkennen en benoemen van de schoolinstrumenten. De schoolinstrumenten zijn vaak ritmische instrumenten en niet-melodische instrumenten. Alleen het klokkenspel en de xylofoon zijn de melodische instrumenten van de schoolinstrumenten.
5. Instrumenten onderscheiden
Bij dit onderwerp moeten de leerlingen de instrumentgroepen kunnen onderscheiden. De verschillende groepen zijn: blaasinstrumenten, toetsinstrumenten, strijkinstrumenten en slaginstrumenten. Ze moeten ze kunnen herkennen in muziekstukken, ook het aantal instrumenten van een instrumentengroep kunnen horen (ongeveer) en de volgorde van inzet moeten ze kunnen benoemen.
6. Omgeving, landen en culturen
Hierbij leren de kinderen om muziek te herkennen uit bepaalde omgevingen. Muziek uit de kerk, in het sportstadion, op de markt enz. Maar ook muziek uit verschillende landen en culturen. Dat zijn vaak andere soorten muziek, zij leren dan de verschillen. Dan moeten zij herkennen waar de muziek vandaan komt.
7. Instrumentgroepen en stijlen
Bij dit onderwerp moeten de kinderen de instrumenten in kunnen delen in een bepaalde instrumentengroep. Bij het horen van de klank, moeten zij weten waar het bijhoort. Ook leren ze hier verschillende muziekstijlen, zoals klassieke muziek, popmuziek en jazzmuziek. Die stijlen moeten zij ook kunnen benoemen als ze een muziekstuk horen.
8. Vastleggen van muziek
Bij het vastleggen van muziek moeten de leerlingen zelf muziek kunnen noteren als ze een melodie of ritme horen. Ook moeten zij het harder en zachter worden van de muziek kunnen weergeven. Bij dit onderwerp worden de leerlingen ook geleerd hoe ze noten, maten en muziektekens moeten opschrijven.
Hoofdstuk 4
Hoe wordt muziek op de basisschool gegeven?
In het vierde hoofdstuk wil ik ingaan op hoe muziek gegeven wordt op de basisschool. Dit heb ik onderzocht via enquêtes en daaruit kon ik ongeveer opmaken, hoe het op de basisschool gaat. Wat men met muzieklessen doet of er methodes worden gebruikt en welke en of men de kerndoelen probeert na te streven. In de bijlage heb ik de enquêtes erbij gedaan en daar kan je zien welke antwoorden ik gekregen heb. Ik wil ook ingaan in de verschillende groepen op de basisschool. Als eerste de kleuterbouw, dan de middenbouw en als laatste de bovenbouw. Ik maak dit hoofdstuk aan de hand van de enquête, vandaar dat ik het ook ingedeeld heb in de vragen van de enquête.
Veel wordt er niet gedaan aan muziek in het basisonderwijs. Het hangt er maar wat bij en af en toe zingt men eens een liedje. Dat is erg jammer, want het is een leuk vak en er zijn leuke methoden samengesteld om het creatieve vak tot uiting te laten komen. Maar zelfs wordt er op veel scholen geen methode aangeschaft of gebruikt. Terwijl er verschillende methoden zijn om uit te kiezen en men zelf kan bedenken hoe ze het vak invullen. Nu wil ik aan de hand van de enquête vragen uitleggen hoe muziek op de basisschool gegeven wordt.
1. Wordt er op uw school een methode gebruikt voor muziek?
Op de helft van de ondervraagde scholen wordt geen methode gebruikt. Daar zingt men zelf af en toe een liedje, maar ze gebruiken geen aanwijzingen. Dat is natuurlijk veel minder goed, want in een methode staan vaak ook aanwijzingen voor het zingen van de liederen en voor het aanleren. Ook staan er vaak extra aanwijzingen bij om het liedjes zingen leuk en aantrekkelijk te maken. De meeste scholen weten dit helemaal niet en vinden het niet nodig een methode aan te schaffen.
2. Zo ja, welke?
Er zijn 4 verschillende methoden die gebruikt worden. Dat zijn de methoden ‘Eigenwijs’, ‘Hoy, een lied!’, ‘de muziektent’ en ‘moet je doen’. De methode ‘Eigenwijs’ wordt op de 10 ondervraagde scholen niet gebruikt. ‘Hoy, een lied!’ is op drie van de ondervraagde scholen aanwezig. ‘De muziektent’ is wordt op één school gebruikt en ‘moet je doen’ is op 3 scholen aanwezig.
3. Bevalt deze methode goed?
Op deze vraag hebben niet alle 5 de scholen, die een methode hebben, antwoord gegeven. Twee van de scholen vinden dat de methode hen goed bevalt, maar de andere twee vinden dat de methode bij hen op school niet goed functioneert.
4. Wordt deze methode ook echt goed gevolgd?
Op deze vraag werd er maar één ‘ja’-woord gegeven. Dat is erg jammer. Op de andere vier scholen, die wel een muziekmethode hebben, wordt de methode dus niet gevolgd. Of in ieder geval niet goed gevolgd. Terwijl het toch heel leuk kan zijn om een methode te volgen en zo een opbouwende leerlijn in het vak muziek te zien. De meeste scholen hebben dit nog niet door en hebben dus wel een methode, maar volgen deze niet.
5. Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de kleuterbouw?
In de kleuterbouw wordt er vooral veel gezongen en met instrumenten gewerkt. Dat wordt op alle ondervraagde scholen gedaan. In alle kleutergroepen zingt men en worden ook instrumenten gebruikt. Dat is vaak bij kleuters wel het geval. Kleuters worden veel liederen aangeleerd, die bij het thema horen waar ze over werken. Ook wordt er dan wel eens een trommel of ander slagwerk bij gebruikt, waar ze op kunnen slaan. Ook wordt er op 3 van de ondervraagde scholen iets met beweging op muziek gedaan. Daar maakt men dus wel bewegingen bij de muziek. En op twee scholen beluisteren ze bij de kleuters ook muziek. Dus daar moeten ze niet alleen zelf zingen, maar kunnen ze ook naar muziek luisteren.
6. Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de middenbouw?
In de middenbouw wordt er ook gezongen en op instrumenten gespeeld. Dat is ook het geval op de tien ondervraagde scholen. Gelukkig wordt er op de scholen dus wel in ieder geval gezongen en ook instrumenten zijn er niet zo onbekend als de muziekmethodes. Op één school wordt er ook aan beweging op muziek gedaan, de andere scholen doen niets aan beweging op of met de muziek. En op één school wordt er ook muziek beluisterd. De andere scholen zingen alleen hun eigen liederen en luisteren niet naar andere muziek.
7. Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de bovenbouw?
In de bovenbouw is het erg verschillend hoe er met muziek wordt omgegaan. Daar wordt zelfs niet op alle scholen met instrumenten gewerkt. Op twee van de tien scholen wordt alleen maar gezongen. Dat is wel erg weinig. Op acht van de ondervraagde scholen wordt gezongen en met instrumenten (mee)gespeeld. Op één school wordt er ook gedaan aan beweging op muziek en op vier scholen wordt er muziek beluisterd. Dat is dus wel meer dan in de middenbouw.
8. Wordt er over het algemeen meer gezongen of meer met instrumenten gespeeld?
Op alle tien de scholen wordt er meer gezongen. Dat is ook wel logisch, want op alle scholen worden er met muziek liederen gezongen. Voor de meeste scholen bestaat het vak muziek alleen maar uit wat liedjes zingen. Sommige scholen hebben helemaal geen instrumenten of maken er geen gebruik van. Ook de muziekmethodes gaan veel meer in op het zingen en af en toe staat daar wel de begeleiding bij voor een instrument, maar dat is ook niet altijd het geval.
9. Weet u de kerndoelen van het vakgebied muziek?
Deze vraag kon maar op weinig scholen met een positief antwoord worden beantwoord. Op maar twee van de tien scholen weten ze wat de kerndoelen van het vak muziek zijn. De andere acht scholen weten niets van de kerndoelen af. Dat is erg jammer, want dan kan er op die scholen al niet aan de kerndoelen worden voldaan. Ze moeten eerst weten wat de kerndoelen zijn, voordat ze er ook nog eens aan kunnen gaan werken om ze te behalen. Er wordt ook niet gevraagd aan de scholen om de kerndoelen te kennen en ze proberen na te streven. Daardoor zal het er ook voorlopig nog niet van komen om het muziekonderwijs te verbeteren op scholen.
10. Kunt u er ook enkele omschrijven?
Op deze vraag heb ik maar antwoord gekregen van één school. Met dat antwoord kwam ik ook niet veel verder. Het antwoord van die school was ‘ja’. Veel scholen weten de kerndoelen niet, dus dan lukt het omschrijven ervan ook niet goed natuurlijk. De twee scholen die ze wel weten, hebben er geen één omschreven.
11. Probeert u door middel van de lessen de kerndoelen te behalen?
Gelukkig proberen vier van de tien scholen wel de kerndoelen te behalen. Het lijkt mij wel moeilijk, als je de kerndoelen niet weet, om ze dan te behalen, maar het is toch goed dat ze ernaar streven ‘iets’ te behalen. De andere zes scholen proberen ze niet te behalen. Die geven waarschijnlijk alleen muziek omdat het ook een deel van het onderwijs is, maar verder interesseert het ze niet zo. Anders zouden ze wel proberen om de doelen na te streven.
12. Hebt u de indruk dat de kerndoelen behaald worden?
Op deze vraag kreeg ik van alle scholen een negatief antwoord. Bij geen enkele school worden de doelen behaald. Het is natuurlijk moeilijk om de doelen allemaal precies te behalen, want sommige groepen zijn niet zo muzikaal, maar toch zouden ze er wel beter hun best voor moeten doen.
13. Hoe wordt op uw school de doorgaande leerlijn bewaakt?
Op deze vraag heb ik verschillende antwoorden gekregen. Die zal ik hieronder even laten zien.
• Er is op dit moment geen echte bewaking, we zijn bezig met het opzetten van een minimumlijn.
• Dit willen we gaan doen, door met een methode te gaan werken.
• Door een afsprakendocument
• Door leer – en werkafspraken
• Wij zijn bezig met de muziekschool de doorgaande leerlijn in te zetten.
• We denken erover een methode aan te schaffen.
• 2 keer: Afspraken over een lied-lijst
• 2 keer: wordt niet gedaan
In veel scholen zien ze een doorgaande leerlijn. Ze hebben wel afspraken, ook al is het op verschillende manieren.
14. Hoeveel uur wordt er per week per groep aan muziek besteed?
Op vier scholen wordt er een half uur per week aan muziek besteed, op de andere zes scholen een half uur tot een uur. Dat is natuurlijk niet heel veel in een schoolweek van 20-25 uur les. Maar het is al gelukkig dat er wel wat tijd aan muziek besteed wordt.
15. Hebt u een vakdocent muziek of geven de leerkrachten zelf muziek?
Muziek wordt niet gegeven door een vakdocent op de tien ondervraagde scholen. Het wordt op die scholen door de leerkrachten zelf gegeven. Ik heb wel van één school gehoord dat er een muziekdocente is. Dat is de basisschool in Schoonhoven. Op de basisschool is het vaak het geval dat de leerkrachten het zelf geven i.p.v. een vakdocent(e).
16. Muziek wordt ook wel het ‘stiefkindje’ van het basisonderwijs genoemd. Is dat ook op uw school van toepassing?
Muziek: het stiefkindje van het basisonderwijs. Dit is op veel scholen zo. Muziek hangt er maar wat bij en ziet men vaak niet als een serieus vak. Het is dat het moet, maar anders deed men het niet. Er zijn er maar enkele die het als een serieus vak zien en zich er ook voor inzetten. Op de helft van de ondervraagde scholen wordt het inderdaad als een ‘stiefkindje’ gezien. De andere helft neemt het wel heel serieus en ziet het niet als een ‘stiefkindje’. Degene die het niet als stiefkindje zien, zijn natuurlijk meestal de scholen die een methode hebben. Die doen meer met muziek en gaan er serieuzer mee om.
Scores enquête \"Muziek in het basisonderwijs\"
vraag: vraagnr. antwoord score
Wordt er op uw school een methode gebruikt voor muziek?
1 ja 5
nee 5
Zo ja, welke?
2 Eigenwijs 0
Hoy 3
Muziektent 1
Andere 3
Bevalt deze methode goed?
3 Ja 2
Nee 2
Wordt deze methode ook echt goed gevolgd?
4 Ja 1
nee 3
Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de kleuterbouw
5 instrumenten 0
zingen 0
instr.+zingen 10
bewegen 3
luisteren 2
Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de middenbouw
6 instrumenten 0
zingen 0
instr.+zingen 10
bewegen 1
luisteren 1
Hoe wordt er aandacht besteed aan muziek in de bovenbouw
7 instrumenten 0
zingen 2
instr.+zingen 8
bewegen 1
luisteren 4
Wordt er meer gezongen dan met instrumenten gespeeld
8 meer instr. 0
meer zingen 10
Weet u de kerndoelen van het vakgebied muziek
9 ja 2
nee 8
Probeert u door middel van de lessen de kerndoelen te behalen
11 ja 4
nee 6
Hebt u de indruk dat u de kerndoelen behaald
12 ja 0
nee 10
Hoeveel uur per week per groep wordt er aan muziek besteed
14 max. 1/4 0
1/2 uur 4
1/2 - 1 uur 6
> 1 uur 0
hebt u een vakdocent of geven de leerkrachten zelf muziekles
15 vakdoc. 0
leerkrachten 10
Muziek wordt het \'stiefkindje\' genoemd. Ook op uw school?
16 ja 6
nee 6
Eindconclusie
In dit hoofstuk wil ik het antwoord geven op de hoofdvraag. Ik denk dat u in de hoofdstukken het antwoord ook al hebt kunnen ontdekken. Maar hier wil ik alles nog even op een rijtje zetten en de conclusie geven.
De onderzoeksvraag van dit profielwerkstuk is: - wordt muziek in het basisonderwijs gegeven zoals in de onderwijswet bedoeld is?
Dit heb ik door middel van 4 hoofdstukken proberen uit te werken. Ten eerste heb ik uitgezocht wat de onderwijswet zegt over het vak muziek. Daarna heb ik de enquête opgesteld en aan tien verschillende scholen gestuurd. Deze scholen hebben mij allemaal antwoord gestuurd. Daardoor kon ik een conclusie trekken, door de praktijk te vergelijken met de kerndoelen (zie hoofdstuk 3).
Als u het werkstuk doorgelezen hebt, heeft u waarschijnlijk wel gezien dat de praktijk niet klopt met de kerndoelen. In de enquête las ik ook vaak dat men niet wist wat de kerndoelen inhielden. Hier even wat cijfers op een rijtje:
• 80 % van de scholen kennen de kerndoelen niet.
• 40 % van de scholen streeft ernaar de kerndoelen te behalen
Toen ik dat las, vond ik het erg vreemd. Sommige scholen kennen de kerndoelen niet, maar streven er wel naar de doelen te behalen, blijkt uit de enquête.
Uiteindelijk geeft 100% van de scholen wel te kennen dat zij de kerndoelen niet behalen.
Veel scholen gebruiken alleen maar liedbundels en geen methode. Dat is erg jammer, want daardoor leren de leerlingen niet veel meer dan liederen zingen in groepsverband. Terwijl de methodes zoals ‘Muziek… moet je doen’ en ‘de muziektent’ veel meer kanten van muziek laten zien. Dat zorgt natuurlijk voor veel meer afwisseling. De methodes zijn volgens de kerndoelen gemaakt, dus door de methode zouden de kerndoelen veel meer nagestreeft en zelfs behaald kunnen worden. • 50 % van de scholen heeft zelfs helemaal geen methode of liedbundel. Op die scholen worden ook wel wat liedjes gezongen, maar dat ligt dan aan de leraar, of hij/zij muzikaal is. Zo niet, wordt er ook weinig aan gedaan.
Op geen enkele school hebben ze een vakdocent. Ik heb wel van één school gehoord dat ze een vakdocent hebben. Er is natuurlijk een groot verschil tussen een vakdocent en een ‘gewone’ leraar. De vakdocent is helemaal voor het vak muziek opgeleid en gaat ook veel meer op de verschillende kanten van muziek in. Een ‘gewone’ basisschoolleraar gaat veel meer op de liederen in en kijkt minder naar de andere kanten van muziek, zoals beluisteren en zelf muziek maken.
Conclusie: er moet nog heel wat verbeterd worden aan het vak muziek op de basisschool. De scholen zouden methodes aan moeten schaffen. Men zou ook de regels voor muziek moeten aanscherpen, zodat de scholen zich er meer mee gaan bezighouden. Eigenlijk zou er een controle ingesteld moeten worden, voor de opbouwende lijn in muziek. Het zou fijn zijn als dat gebeurt, want muziek is een erg leuk, ontspannend en leerzaam vak.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
wow
11 jaar geleden
Antwoorden