1920
Gemeente Eindhoven
In de jaren ’20 ontstaan er binnen en buiten Eindhoven drastische veranderingen. Op 20 januari wordt de gemeente Eindhoven samengevoegd bij andere gemeenten. Door deze herstructurering is Eindhoven in grote de viertiende stad van Nederland. Dus ontwikkelingen in dit woon- en werkgebied worden in samenhang bestuurd. De gemeente Eindhoven bestaat uit Gestel, Stratum, Strijp, Tongelre en Woensel. Al snel veranderd Eindhoven, Philips bouwt binnen tien jaar meer dan 160.000 m² fabrieken en kantoren. In 1921 en ’22 moet het hoofdfabrieksgebouw vernieuwd worden. De nieuwbouw wordt gebruikt als een natuurkundig laboratorium en een proeffabriek om de nieuwe vindingen direct op kleine schaal in toepassing te kunnen brengen.
Uitbouw
Philips gaat specialiseren. Naast de omvangrijke gloeilampenproductie komen er nieuwe bedrijfstakken tot ontwikkeling. De elektronentechniek gaat zich manifesteren zoals de radio met de geluidsversterker, röntgenapparaat en als meest essentiële component de ‘radiolamp’. In 1919 wordt de bouw van een golfkartonfabriek voor verpakkingen gestart enige jaren later komt er een papierfabriek bij en het plaatje compleet.
Philips groeit snel want van 1923 tot en met 1927 worden de glasfabrieken, radiofabrieken, gloeilampfabrieken, bakelietfabrieken en fabrieken voor radio apparaten uitgebreid. In 1929 komt er een verdubbeling van 14.000 m² laboratoria tot stand. In razend tempo ontstaan er grote industriële Philips complexen. Het najaar van 1926 is het centraal administratiekantoor gereed en in 1928 moet het al weer worden uitgebreid, het is te klein dus koopt Philips een naast gelegen textielfabriek en past hem aan. Sinds 1916 wordt elke investering geheel te laste van de brutowinst gebracht van dat zelfde jaar omdat Philips voorzichtigheid wil op financieel gebied. Zo heeft Philips goed ingedekt tegen tegenslagen.
Concurrentiekracht door groei
In 1921 is er op de internationale markt een economische terugval. Philips probeert zijn positie te versterken door zich op de markt nadrukkelijker te manifesteren. Men maakt gebruik van een expansiemarkt die het marktaandeel moet veroveren. Dit doet Philips door middel van activiteiten te ontplooien op meer terreinen, de kwaliteit van de producten verbeteren en de kostprijzen verlagen. Fabrieken draaien in volle toeren. De verkoop wordt gestimuleerd door commerciële en reclame activiteiten. Philips bouwt nieuwe fabrieken en breidt het industriële netwerk uit door samenwerkingen met deelnemingen in andere gloeilampen-, radio-, en glasindustrieën. In 1919 gaat Philips in samenwerking met General Electric. In polen wordt in 1922 een stilgelegde gloeilampenfabriek gekocht, die onder leiding van Philips weer wordt opgestart. Dat vormt de aanzet voor een grotere fabriek: de Polsko Hollanderska Fabryka Lampak Elektrycznych Philips Sp. A. wordt in december 1923 in gebruik genomen. In dat jaar wordt in Groot-Brittannië de leiding overgenomen van het gloeilampenbedrijf Cryselco Ltd. Eind 1924 treedt de onderneming toe tot een internationale combinatie van gloeilampenfabrieken die zich ten doel stelt een economischer productie te verkrijgen en octrooien en ervaringen uit te wisselen.
Nieuwe ontwikkelingen
De proeffabriek komt met nieuwe vernieuwingen op het gebied van gloeilampen en radio- en röntgentechniek. Hierdoor is de stijging in het aantal wettenschappelijk opgeleide specialisten erg hoog. Er moeten dus nieuwe machines beschikbaar worden gesteld om deze nieuwe producten op de markt te brengen. Ook de octrooien zijn erg belangrijk geworden. In 1926 wordt er veel aandacht besteed aan het verwerven en handhaven van octrooibescherming. Over de periode 1921-1924 worden in binnen- en buitenland 330 octrooien aangemeld; zes jaar later staan er al meer dan 3000 op de naam van Philips.
De ontwikkeling op het gebied van röntgenbuizen leidt tot de ‘Metalix’ –buis. Deze buis is van groot belang op medisch gebied, de buis beveiligt patiënten en personeel beter door een beschermend stralingsvenster. De ‘Rotalix’ is de volgende variant van de röntgenbuis. Het is een snel ronddraaiende trefplaat, die daardoor beter gekoeld wordt, een contrastrijker röntgenbeeld geeft, kleiner kan worden gemaakt en ook geschikt is voor verplaatsbare installaties. De opsporing van tuberculose wordt door deze ontwikkeling op grote schaal mogelijk. De radiolamp( 3-elek-trodenbuisof triode) die in 1912 werd uitgevonden door de Amerikaanse natuurkundige Lee de Forest bood de mogelijkheid om elektrische signalen te versterken. Het geluid van muziek of stemmen kon via ‘draadloze telefonie’ worden uitgezonden en weergegeven.
Op 27 februari 1918 werd de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek( NSF) te Hilversum opgericht door een aantal reders. Het bedrijf houdt zich bezig met het maken van scheepszenders en –ontvangers.
In 1923 begint de NSF met de Hilversumsche draadloze omroep.
‘Miniwatt’ radiolampen
In 1923 brengt Philips de ‘Miniwat’ radiolamp op de markt: deze elektronenbuis heeft veel minder elektronische energie nodig.waardoor de radioaccu’s een groter uitgangsvermogen kunnen afgeven. Men kon dus via de luidspreker naar de radio luisteren.
Een belangrijke ontwikkeling is een radiolamp met in totaal vijf elektroden die Philips in 1927 als eerste ter wereld op de markt brengt. Het is een elektronenbuis dis die een groot elektronisch geheugen kan afgeven en zo min mogelijk ruis veroorzaakt.
Het industriële netwerk wordt ook uitgebreid:
· November 1924 krijgt Philips 50 % belang in de Engelse radiolampenfabriek Mullard Radio Valve Co. Ltd.
· Philips sluit in1925 een samenwerkingscontract met Duitsland Röhrenfabrik G.m.b.H.
· Juli 1925 wordt een overeenkomst gesloten van 20 jaar met Radio Corporation of America. (een uitwisseling van kennis, octrooien, fabricagerechten en marktverdeling van radio-onderdelen en radioapparaten)
· 1926 een overname van de Hongaarse radiolampenfabriek Vatea.
Radioapparaten
Op 1 juni 1925 treedt de N.V Philips Radio in zijn werking, het is een juridisch zelfstandige onderneming voor de nieuwe radioactiviteiten. Door eerst een goed marktaandeel te verwerven met radiolampen levert dat geld op voor de volgende industriële onderneming. Tot en met 1926 levert Philips aan de fabrikanten dan ook alleen radiolampen en afzonderlijke onderdelen voor radio’s. In 1926 neemt Philips de NSF over omdat de NSF ook een fabriek heeft die complete radio-ontvangtoestellen kan maken. Het eerste complete radio-ontvangtoestel komt in september 1927 op de Utrechtse jaarbeurs en wordt meteen een succes.
Holland-Indië
Vanaf 11 maart 1927 slaagt het ‘radiolaboratorium’ erin, met experimentele uitzendingen radiotelefonisch Indië te bereiken. Er komen berichten binnen uit Indië, Zuid-Amerika, West-Indië en Australië.
Op 31 mei en 1 juni 1927 spreken koningin Wilhelmina en prinses Juliana via een Philips kortegolfzender landgenoten in Oost- en West-Indië. Het eerste goed geslaagde draadloze telefoonverbinding in de wereld over zo’n afstand. De N.V. Philips Omroep Holland-Indië
wordt opgericht door vele enthousiaste reacties. In Huizen wordt het zendstation gebouwd, en in 1928 komen er proefuitzendingen. Deze kortegolfzender is de sterkste, hij heeft namelijk ontvangst in verschillende werelddelen. Door deze prestatie wordt veel publiciteit getrokken en dat heeft een positief effect op de verkoop van Philips producten.
Buitenlandse aanpak
O.M.E. Loupart heeft de leiding over de radio verkoop in andere landen. Hij wil de verkooporganisatie stevig uitbreiden en neemt daarom veel jonge Nederlandse krachten aan op buitenlandse afdelingen. Het merk Philips wordt veel verkocht. In 1929 bereikt de Nederlandse export, bijna uitsluitend Philips producten, een waarde van 80 miljoen.
Economische spanningen in de wereld nemen niet af. Sommige landen waarheen Philips exporteert verhogen de invoerrechten om hun eigen industrie te beschermen. Daarom gaat Philips daar zelf producten fabriceren. Het wordt steeds duidelijker dat verplaatsing van productie naar andere landen op den duur grote besparingen ( op invoerrechten, vrachtkosten en loonkosten) kan opleveren. Ook een tekort aan beschikbare arbeidskrachten levert problemen op in de regio Eindhoven. In achtjaar tijd is het personeels bestand toegenomen van 6600 tot 12.600 mensen in 1928. Een jaar later zijn het er al 20.000.
De verkoopondersteuning in andere landen wordt versterkt. Philips wil minder afhankelijk worden van buitenlandse vertegenwoordigers, installateurs en handelsondernemingen. Er zijn goede ervaringen opgedaan met eigen verkoopmaatschappijen in Frankrijk, België, en Italië. Philips gaat dus verder in dochterondernemingen. Tussen 1927 en 1930 ontstaan er verkoopvestigingen in Nieuw-Zeeland, Portugal, Noord-Afrika, Zuid-Afrika, Mexico, Ierland, India, Griekenland, Turkije en Japan. Deze organisaties krijgen in hun landen de taak de markt te verkennen en te bewerken voor Philips producten. Ook zijn zij verbonden met de uiteenlopende nationale, sociale, culturele patronen. Hun geregelde contacten met bedrijven en overheden zullen bijdragen tot de acceptatie van philips als deelgenoot in het zaken leven binnen de landen.
De Philips bedrijven in het buitenland zijn erg positief voor de werkgelegenheid:
· 1927, 5500 personeelsleden
· 1929, 10.000 personeelsleden
· 1930, telt de onderneming in totaal rond de 39.000 arbeidsplaatsen
Philips zorgt voor de mens
In 1921 wordt een afdeling opgericht genaamd ‘arbeid’. Deze afdeling heeft als taak het regelen en coördineren van personele ontwikkeling zoals personeelsplanning, aanneming en ontslag, overplaatsing en promotie. De afdeling wordt gevestigd in een nieuwbouw aan de Willemstraat en richt daar onder meer een psychotechnisch laboratorium in, dat deskundige hulp biedt bij het beoordelen voor welk werk een arbeider het meest geschikt is. Voor de fysieke keuringen wordt in 1929 de Gezondheidsdienst opgericht.
In 1929 ontstaan twee nieuwe pensioenfondsen door de grote toeloop van personeel:
· Fonds A is voor handarbeiders en lagere beambten (3% premie, bij 65 jaar met pensioen)
· Fonds B is voor de hogere beambten ( 7%, 60 jaar)
Philips plaatst een nieuw onderwijsgebouw voor beroepsopleiding, zowel voor fabrieken als voor kantore. In 1923 neemt Philips de cursussen van het huishoudonderwijs over die in 1917 begonnen waren. In dat zelfde jaar wordt er ook een vakschool gestart voor meisjes die de langere school hebben verlaten. Doordat Philips deze opleidingen verschaft kost het later veel minder tijd om tot goede resultaten te komen.
Alle cursussen worden in 1928 overgenomen door de nieuwe bedrijfsschool die wordt geopend. Ook komt er een leerlingenwerkplaats voor de nieuwe Philips Jongensnijverheidsopleiding (JNO) die leerlingen opleid tot onder andere metaalbewerker, elektricien en glasinstrumentmaker binnen vier jaar.
Recreatie en informatie
Er ontstaan steeds meer behoefte aan recreatiemogelijkheden in Eindhoven. De gemeente kan nog niet in deze behoefte voorzien. De heer en mevrouw Philips-de Jongh besluiten in 1921 een ontspanningsfonds op te richten, die gezamenlijke uitstapjes organiseert. Wanneer werknemers met hun gezinsleden willen ontspannen dan kunnen zij zich laten adviseren door de afdeling recreatie en zo nodig een beroep doen op financiële ondersteuning uit het fonds. Dit stimuleert het ontstaan van buurtvereniging, buurthuizen, speeltuinen. In 1927 wordt er bij het Philips dorp een modern ontspanningsgebouw gebouwd. In 1929 wordt het geopend. Het gebouw is ingericht met een leeszaal, bibliotheek, turnzaal, biljartzaal, bioscoop en schouwburgzaal, verenigingszalen en ga zo maar door. Dit ontspanningsgebouw is erg goed voor de werkgelegenheid want er werken 1300 mensen. ’s Avonds staat het gebouw ten dienste van het Philips- de Jongh Ontspanningsfonds en verschillende personeelsverenigingen.
In 1929 verschijnt voor het eerst een eigen personeelsblad: het ‘Philips Maanblad’. Vanaf 1933 wordt het blad omgedoopt in ‘In en Om de Philips Fabrieken’ en verzorgt door het Philips-de Jongh Ontspanningsfonds. Hierin worden nieuwe ontwikkelingen, nieuwe artikelen, en personeelsverhalen.
1930
Economische val
De economische depressie breekt aan het einde van 1929 de hele wereld door. Er is een stijging van werkeloosheid, koopkrachtverminderingen en inkrimping van de productie. Op 24 oktober 1929 gebeurt er de Walstreetcrase. Bankinstellingen en bedrijven lijden grote verliezen door plotselinge waardedaling van geld. Ook in Europa vermindert de bedrijvigheid aanzienlijk. Het wordt alleen maar erger wanneer de bankkredieten in Duitsland plotseling worden ingetrokken. Nederland die sterk ingesteld staat op de export moet maatregelen gaan nemen. De regering probeert de goudwaarde van de gulden zo lang mogelijk hoog te houden en neemt via crisiswetten allerlei maatregelen die de Nederlandse economie moet beschermen. Ook Philips krijgt last van de economische crisis. Tot in september ziet het er nog goed uit maar daarna komt Philips toch ook in de problemen want er wordt natuurlijk veel minder verkocht. Concurrenten willen hun voorraad zo snel mogelijk verkopen, dat prijsverschillen veroorzaakt. Door de crisis kunnen afnemers van landen nauwelijks hun rekeningen betalen waardoor sommige partijen goederen moeten worden teruggehaald. In de Philips distributiecentra stijgt het voorraadniveau aanzienlijk. Er ontstaan wantoestanden over het internationale goederen- en geldverkeer, die het moeilijk maken om zaken goed te laten verlopen.
Philips kwam in problemen want de onderneming heeft in de voorafgaande jaren een gigantische uitbreiding gerealiseerd. Er zijn vele fabrieken en kantoren gebouwd en Philips heeft vele mensen in dienst genomen. Om dit alles te financieren is veel geld geleend. Door de economische crises komt er onvoldoende geld binnen.
* 1929 f 43 miljoen
* 1930 f 12,8 miljoen
* 1931/’32 f 7,7 miljoen
Philips maakt dus geen winst meer en financiële reserves die bedoeld waren voor uitbreidingdingen moeten worden gebruikt. In 1930 wordt ruim 50 miljoen afgeboekt en daarvoor is meer dan de helft van de reserves nodig. De uitbreidingsplannen moeten worden uitgesteld.
Maatregelen
Philips neemt maatregelen om e efficiency van de fabrieken te verhogen en de verkoopkosten te verlangen. Overal wordt bezuinigd. Elke afdeling is verantwoordelijk over zijn eigen portemonnee, de boekhouding wordt omgedoopt in een administratie die gericht is op scherpe budgetterings- en kostenbeheersing. Lonen, salarissen en gratificaties gaan omlaag. Helaas moet Philips door de zware crisis ook het personeel inkorten. Men loopt van 22.500 werknemers in 1929 terug tot 11.650 werknemers in 1932. Medewerkers die het bedrijf moeten verlaten, krijgen een uitkering mee die afhankelijk is van het aantal dienstjaren en het laatst verdiende loon of salaris. Werktijdverkorting van 42 of 40 uur per week is een maatregel die voorkomt dat er nog meer mensen zonder werk komen te zitten.
Ondanks al deze problemen blijven de Philips bedrijven hun noodzakelijke productiemiddelen tijdig vervangen en moderniseren om technisch door te blijven. De kwaliteit van de producten was toch een van de belangen die Philips wilden naleven en probeerden te verbeteren daar waar het nodig was. Dat houdt het Philips merk sterk.
In 1932 wordt de omzetdaling tot stilstand gebracht. De nog steeds aangetaste koopkracht in de markt en toenemende belemmeringen in het handelsverkeer eisen echter hun tol. Door de koersdaling van de aandelen slinkt het kapitaal van de onderneming in de crisis met een kwart. De winstmarge versmalt, doordat bij stijgende productiekosten de gemiddelde marktprijzen toch zakken. De relatief dure gulden geeft Philips extra zorgen omdat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling grotendeels in Nederland worden gemaakt, ook voor buitenlandse fabrieken.
Philips moet meer gaan produceren om de omzet op peil te houden. Gezien de exportbelemmeringen moet die groei zoveel mogelijk plaatsvinden in de landen waar de goederen ook worden gekocht. Tijdens de jaren 1929 tot 1935 loopt de export van gloeilampen en radioartikelen vanuit Nederland met 60% terug. In 1935 neemt Philips ongeveer 8% van de totale Nederlandse uitvoer voor zijn rekening. In de nacht van 25 op 26 september 1935 devalueert de Franse franc, daaropvolgend de Zwitserse franc. Nederland kan met de koers van de gulden nog wel enigszins meegaan, maar het resultaat van de verschuiving is toch een flinke verslechtering van de handelspositie van de Nederlandse industrie. Op 27 september 1926 wordt de koers van de Nederlandse gulden verlaagd waardoor Philips’ bezit in het buitenland, in guldens uitgedrukt meer waard wordt dus de in andere landen verkochte producten brengen meer guldens op. De gemiddelde opbrengt per product stijgt weer. Om verdere verslechteringen in het handelsverkeer tegen te gaan heeft Philips actie moeten ondernemen. In Europa heersen vele politieke spanningen die economische en juridische problemen veroorzaken. Het ondernemingsbeleid richt zich op twee aandachtspunten:
· versteviging van banden van zoveel mogelijk gebieden in de wereld
· breder maken van het productenassortiment om de gevoeligheid van tegenslagen te spreiden
Maatschappelijke zorg
Gezinnen die financiële problemen kregen door de crisis kunnen beroep doen op het Ondersteuningfonds. De Nederlandse ziektewet van 1930 maakt het noodzakelijk, de sinds 1909 bestaande ziekenkassen op te heffen en volgens de nieuwe voorschriften een nieuwe ziekenkas der N.V. Philips’ gloeilampenfabrieken op te richten. De loongrens voor gratis verstrekking van geneeskundige hulp wordt opgetrokken en in het verlengde daarvan komt de stichting Ziekenzorg tot stand, waarbij alle werknemers die onder deze loongrens zitten verplicht zijn aangesloten.
In 1932 wordt het Kindertoeslagfonds der N.V. Philips’ gloeilampenfabrieken opgericht die ter ondersteuning staat voor gezinnen met veel kinderen. Een werknemer uit de lagere loonklassen die meer dan 3 kinderen heeft, krijgt een toelage van het fonds. Wie door werktijdverkorting extra in inkomen achteruit gaat, krijgt ook voor het eerste, tweede en derde kind een ‘crisiskindertoeslag’. Pas in 1941 zal door de overheid het ziekenfonds en kindertoeslag landelijk geregeld worden via het ziekenfondsbesluit en de kinderbijslagwet.
Samenwerking
Om de bedrijfseconomie te versterken moet er industriële samenwerking worden verricht. Er moeten afspraken met elkaar gemaakt worden over het gebruik van octrooien en fabricagerechten omdat dit de ondernemingen versterkt en er dan belangrijke vindingen op ruimere schaal toegepast kunnen worden. Dit is nodig om de research te kunnen blijven betalen. Om tot een overeenstemming te komen moesten soms ook afspraken gemaakt worden op het gebied van verkoopbeleid. De uit 1924 internationale overeenkomsten met Philips, General Electric en Osram die betrekking had op elektrische verlichtingen werden voor lange duur verlengd. Er ontstaat samenwerking met verschillende PTT-organisaties uit Europa bij de ontwikkeling en toepassing van draaggolf-transmissiesystemen, waarmee elektrische signalen met hoge kwaliteit door kabels kunnen worden gestuurd.
Philips heeft een goede octrooipositie opgebouwd, en de overeenkomsten beginnen goed op te brengen. In 1932 bezit Philips 4500 octrooien in binnen- en buitenland en in1934 zijn er dat al 6000. In 1936 wordt er een maandblad in vier talen genaamd Philips Technisch Tijdschrift ( research van Philips binnen en buiten de onderneming) uitgegeven.
Vertakking van producten
Er ontstaat een stroom van nieuwe producten door de opkomst van de technische ontwikkeling:
- elektrische lasapparaten
- laselektroden
- röntgentoestellen
- magneetstaal
- elektrolytische condensatoren
- industriële
- gelijkrichters
- dynamo’s
- fietslantaarns
Philips maakt nieuwe typen autolampen, radiolampen, luidsprekers, zendapparatuur, ontvangapparaten, versterkers en onderdelen voor telegraaf- en telefoon- netwerken.
De bakelietfabriek (genaamd ‘philite’) is een van de belangrijkste massafabriek met behulp van matrijzen en persen worden daar in harde kunststof allerlei onderdelen en producten in vrije vormen gemaakt.
De ‘philigraaf’ (bedoeld voor het vastleggen van gesproken brieven) wordt in 1930 op de jaarbeurs gedemonstreerd.
Samen met de Amerikaan J.A. Miller ontwikkeld Philips een optisch geluidsopname- en weergavensysteem voor ‘sprekende film’. In 1932 komt er aan de Oirschotsedijk een geïmproviseerde Philips studio die ter beschikking staat voor belangstellende. In 1933 wordt de studio gebruikt voor de eerste Hollandse, sprekende film: ‘Willem van Oranje’. In 1934 start de productie van filmprojectoren, zodat het nieuwe geluidssysteem nu ook in complete apparaten kan worden verkocht. In 1937 komt er voor het amateur-gebruik een Philips filmstrookprojector.
Gasontladingslampen
In 1931 vindt Philips de nieuwe ‘Philora’ natriumlamp uit. Een glasbuis waarin, net als neonlicht, een elektrische gasontlading wordt opgewekt. Door natriumdamp in de buis ontstaat een fel geeloranje licht. Bij dat bijzondere licht kan het menselijk oog, dat er extra gevoelig voor is, gemakkelijk contrasten zien. De lichtopbrengst van een natriumlamp is bovendien wel vier keer zo hoog als van een gloeilamp 40-66 lumen per watt. Deze lichtbron is uitstekend voor het verlichten van wegen en havens. In allerlei landen voert Philips proefprojecten op de openbare weg uit, zodat men zichzelf ervan kan overtuigen dat de nieuwe lichtbron grote voordelen heeft.
· Op1 juni 1932 vindt de eerste nieuwe toepassing plaats op het wegvak Beek-Geleen, in samenwerking met de N.V Stroomverkoop-Maatschappij Maastricht.
· 1934, in frankrijk wordt 500 km weg verlicht met de Philips natrium lampen.
· 1935, in de zomer wordt de weg van Antwerpen-Haarlem ook verlicht met Philips natriumlampen.
Naast de natriumlampen verschijnen er onder de gasontladingslampen ook de kwikdamplampen, die een witter licht uitstralen. Dit komt doordat de druk van kwikdamp in de ballon wordt opgevoerd en daardoor wordt het rendement verhoogd en gaat het licht de kleur van daglicht benaderen. Een hoogdrukkwiklamp van 75 watt geeft drie keer zoveel licht als een gloeilamp van 75 watt.
De superhogedrukkwiklamp van 1926 heeft de helderheid die het zonlicht evenaart. Deze grote lamptypen zullen dus ook worden gebruikt voor projectie, studioverlichting, zoeklichten, vuurtorens, bakens enz.
In 1938 brengt Philips de eerste bioscoopfilmprojector met een kwiklamp uit. In 1939 wordt op het vliegveld van Schiphol 1000 watt hogedrukkwiklampen geplaatst.
De Philips ‘Biosol’, lampen van kwartsglas, die ultraviolet licht uitzendt, zijn van toepassing op de medische sector.
De Landbouwkundige Hogeschool te Wageningen doet proeven met het effect van plantenbestraling met gasontlandingslicht. Het licht blijkt de groei te versnellen en de gewasopbrengst kwantitatief en kwalitatief te verbeteren.
Kwaliteitsgloeilampen
Ook in de gloeilampenontwikkeling wordt verder geproduceerd. Sommige fabrikanten brengen in de crisisjaren goedkope lampen van inferieure kwaliteit op de markt (veel stroom voor weinig licht). Philips gaat lampen ontwikkelen met een beter rendement. Gloeilampen met een dubbel gespiraliseerde gloeidraad worden uitgevoerd met een inwendig gesatineerde ballon om de helderheid van de brandende lamp te verzachten. De lichtopbrengst is 7 % hoger dan die van gewone Philips lampen. Er worden reclamecampagnes gehouden om de kwaliteit van de lamp en het energieverbruik te benadrukken. Er wordt aandacht besteed aan betere informatie op het product zelf. Het beleid heeft succes en de verkoop stijgt.
In 1934 worden de eerste proeven gedaan met kryptongas als vulling voor gloeilampen. Daarmee kan de lichtopbrengst weer werden worden verhoogd. De grote zeldzaamheid van het gas maakt de winning echter kostbaar en daarmee maakt de toepassing op grote schaal voorlopig onmogelijk.
De radio
In 1932, vijf jaar na de start met Proefuitzendingen, komt eindelijk de PTT-vergunnig binnen voor de officiële ingebruikneming van de zender van N.V Philips Omroep Holland-Indië. Om in de wintermaanden goed door de ether te komen krijgt de zender een extra frequentieband. Er komen vijf uitzendingen per week. In 1936 wordt het vermogen van de zender met 30 kW zendbuizen opgevoerd tot 60 kW antenne-energie.
Een hoogtepunt in de wereld is dat in Huizen de antenne draaibaar wordt gemaakt, zodat de uitzendingen specifiek op bepaalde gebieden kunnen worden gericht. Dat komt omdat er in die richting het zendvermogen wel 25 keer zo groot is als in andere richtingen.
Ook in Nederland wordt de Hilversumse omroep zender versterkt door middel van een watergekoelde nieuwe zendbuis die het antennevermogen verhoogt tot 120 kW. Philips levert niet alleen zenders aan Nederland maar ook aan dichtbevolkte gebieden zoals Buenos-Aires en Rio de Janeiro. Door zenders met meer antenne-energie te installeren, is het mogelijk om aan de andere kant met eenvoudigere ontvangtoestellen te werken. Philips ziet daarin de mogelijkheid om tot goede en betaalbare radio’s te komen, die op grote schaal kunnen worden verkocht. Philips in nu de grootste radiolampenfabriek in Europa, en met radioapparaten de grootste ter wereld.
De arbeidsgezinnen behoren in die tijd tot de radioliefhebbers ondanks dat deze radiotoestellen veel geld kosten. Voor vele was het een grote luxe. Een ander alternatief is ‘radiodistributie’ of ‘draadomroep’ die gebaseerd is op kabelnetwerken waarmee honderden abonneeluidsprekers ( voorzien van een reuze knop voor vier programma’s ) op centrale versterkers zijn aangesloten. Dat Philips al vroeg met deze mogelijkheid heeft rekening gehouden blijkt uit de oprichting in 1927 van de dochteronderneming N.V. Radiocentrex voor radiocentrales.
De radiolaboratorium doet veel onderzoek op het gebied van de korte en ultrakorte radiogolven.de kortegolf is niet alleen van belang voor de lange afstandsverbindingen en voor radioamateurs, maar ook voor toepassing op radiobakens voor de positiebepaling op zee en voor radiocommunicatie met schepen en vliegtuigen. De ‘Uiver’ van de KLM, een snel tweemotorig vliegtuig uit de Amerikaanse Douglas- fabrieken dat veel aandacht trekt in de Melbourne-race van 1934, is onder meer uitgerust met een Philips zend- en ontvanginstallatie.
Radio is ook een economisch en maatschappelijk een belangrijk verschijnsel aan het worden. In de jaren ’30 neemt alleen al in Nederland het aantal luisteraars toe van 100.000 tot meer dan een miljoen. Nieuwsberichten en commentaren bereiken de mensen via de radio veel sneller dan met de krant mogelijk is. Muziekuitzendingen en ontspanningsprogramma’s leveren een bijdragen aan de verspreiding van cultuur en verstrooiing. Het aantal uren uitzendingen per dag neemt toe. In 1936 wordt het aantal radioluisteraars in de wereld geschat op 63 miljoen.
Medisch systeem
Het Philips pionierswerk op röntgengebied krijgt grote betekenis bij het terugdringen van tuberculose. In 1933 is een kleinere en lichtere uitvoering van het röntgenapparaat gereed. De regering neemt wettelijke maatregelen om röntgenonderzoek van onderwijzend personeel verplicht te stellen. In 1936 wordt het bij internaten en gestichten toegepast. In 1939 wordt de 100.000ste röntgendoorlichting van het personeel genoteerd. Het resultaat dat hier uit voorkomt, is dat artsen door een vroegtijdige opsporing de tbc op den duur onder controle kunnen krijgen.
Televisie
Voor Philips is het televisietijdperk ongeveer tegelijk met die van de radio begonnen. Het Philips Natuurkundig Laboratorium doet in 1925 zijn eerste televisieonderzoek. De eerste systemen zijn gebaseerd op mechanische aftasting van het beeld volgens het idee uit 1884 van de destijds 24-jarige Duitse student Paul Nipkow. Met de Nipkowske schrijven, een fotocel en een neon-televisielamp uit eigen laboratorium wordt een tv-beeld in 48 lijnen getoond. Na een aantal jaren maken elektronen techniek en kortegolfzenders een betere kwaliteit mogelijk. Vanaf 1935 vinden in een laboratorium experimentele tv-opnamen van muziek, toneel, en lezingen plaats, die op de proef worden uitgezonden.
De grote vraag bij deze ontwikkeling is, hoe een televisiesysteem kan worden geconstrueerd waarvoor de ontvangers massaal kunnen worden gemaakt en toegepast.van de 2700 octrooiaanvragen die Philips in 1934/’35 indient heeft een belangrijke deel betrekking op de televisie. Er wordt een experimentele zender gebouwd. Voor praktijkproeven is een aantal ontvangapparaten geconstrueerd voor 180 horizontale beeldlijnen en 25 beeldwisselingen per seconde. In 1936 lukt het een groter en detailrijker televisiebeeld te maken door interliniering. Daarbij worden 405 lijnen per beeld geschreven, eerst oneven en vervolgens de even lijnen daartussenin. Beeldopnamen in de studio en buitenlucht worden gemaakt in het laboratorium vervaardigde ‘iconoscoop’ camerabuizen. Ook films kunnen nu op de televisie worden gebracht.
In 1936 wordt in Nederland een staatscommissie ingesteld, die de vorderingen op het gebied van televisie bestudeert. In 1937 is verplaatsbare zend- en ontvangapparatuur beschikbaar voor demonstraties met 405 en 567 beeldlijnen. Eind dat jaar wordt op de tentoonstelling ( ‘Radiolympia’) in Londen de eerste televisie aan vele bezoekers getoond.
In Engeland wordt de ontwikkeling van de televisie energiek gesteund door de regering en de BBC. De Engelse dochtermaatschappij van Philips komt in 1939 met televisie toestellen voor 405 beeldlijnen op de markt. Daar is een gecombineerde radio- en televisieontvanger bij, en een toestel dat toegevoegd kan worden aan een radio, om ook beeld te kunnen krijgen. Philips staat klaar om de televisie op grote schaal te gaan produceren.
Philips, deel 1920-1940
5.7- Profielwerkstuk door een scholier
- 5e klas havo | 4144 woorden
- 4 februari 2003
- 69 keer beoordeeld
5.7
69
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.383 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
Riquelme (13) turnt op topniveau: 'Het is echt hard werken'
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
Een heel goed stuk. Een detail: Lee de Forest was een charlatan die patenten bekeek (in dit geval van de diode) en dan probeerde om zoiets na te maken, zo, dat het patent NET niet werd geschonden. Hij is vaak gedaagd! Van de tiode begreep hij niets; zijn werking was in werkeijkheid een wonder voor hem!
13 jaar geleden
Antwoorden