Japan in de tweede wereld oorlog

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 7600 woorden
  • 10 april 2002
  • 229 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
229 keer beoordeeld

Inleiding:

Er leven niet veel mensen meer, die ’t hebben meegemaakt. De vijand heeft er ongeveer, eenderde afgemaakt. Die slapen in een jutezak, de Birma hemel is z’n dak. De kampen zijn verlaten, leeg de cellen.

Er leven niet veel mensen meer, die ’t kunnen navertellen, wat er aan de railroad is gebeurd, weten de doden alleen. Daar onder elke dwarsligger, ligt er welgeteld één. maar die houdt in Burmagrond, tot in de eeuwigheid z’n mond. Osaka… had ie nooit kunnen voorspellen.

Er leven niet veel mensen meer, die ’t kunnen navertellen. Die alles weten nog van toen, de drie – pagodenpas, de dodenspoorlijn bij Rangoon, ontvluchten……. Hoe dat was. Je werd, zonder te zijn verhoord, op keizerlijk bevel vermoord. Maar wie wil dat nu nog ten toon gaan stellen?

(rest van de inleiding moet je maar zelf verzinnen)

Hoofdvraag:

Waarom viel Japan op 7 december 1941 Amerika/Pearl Harbor aan? (Waarom stortte Japan zich in de oorlog?!)

Enkele deelvragen:

· Hoe was de economische toestand en hoe lagen de machtsverhoudingen in de jaren 1930/1940 in Japan? · Waarom hadden de Amerikanen te laat door dat ze aangevallen werden bij Pearl Harbor? (Hoe kwam het dat er sprake was van een verrassing?) · Hoe verliep de opmars van de Japanners? · Hoe en wanneer werd Japan verslagen?

Bronnen:

· Voor in ieder geval de voorinformatie: Winkler Prins encyclopedie van de tweede wereldoorlog deel 1 en deel 2. samengesteld door de Winkler Prins Redactie. · De tweede wereldoorlog – Time-Life boeken – Amsterdam, De rijzende zon. Door: Arthur Zich en de redactie van Time-Life boeken. · De tweede wereldoorlog – Time-Life boeken – Amsterdam, De weg naar Tokio. Door: Keith Wheeler en de redactie van Time-Life boeken. · Een map van mijn oma (uitgave Libelle). * de laffe aanval op pearl Harbor uitgave lecturama rotterdam.

1.1
De economische situatie.

Op 6 september 1941 werd in het oude Keizerlijke Paleis in Japan een vergadering gehouden. Het bleek dat de Japanse economie er niet echt rooskleurig voorstond. De directeur van het nationale planbureau waarschuwde dat Japan gewurgd werd dor het embargo dat een aantal landen, namelijk de V.S., Engeland en Nederland, hadden ingesteld op olie en andere grondstoffen. Er was sprake van een groot probleem, Japan had namelijk gigantisch veel olie nodig. De marine alleen gebruikte al 400 ton olie per uur. De stafchef van de marine gaf op die vergadering te kennen dat de brandstofvoorraden binnen een jaar uitgeput zouden zijn. En hij was niet alleen, ook zijn collega van de landmacht was daarvan overtuigd. Als Japan dus geen olie meer zou krijgen (door dat embargo), zouden ze dus binnen een jaar helemaal zonder zitten. Een zware, moeilijke tijd voor de Japanners. Dat lag niet alleen aan het oliegebrek. Er heerste in Japan namelijk veel armoede. En Japan was/is een enorm dichtbevolkt land. Er woonden toen namelijk 80 miljoen mensen, ongeveer 1100 mensen per km². Bovendien groeide dat aantal ongeveer met zo’n 1 miljoen. Dit alles maakte Japan tot een van de dichtstbevolkte landen van de wereld. Wat heeft dat dan te maken met de economische toestand in Japan? Dat is vrij makkelijk te verklaren. Van die vele inwoners werkte een vrij groot deel in de landbouw. Deze ongelofelijke, hopeloos overbemande landbouwgemeenschap werd een beetje ontlast door de versnelde industrialisatie. Maar veel landen hadden naar de Eerste Wereldoorlog tariefmuren opgeworpen. Dat was een van de oorzaken van de verstikte handel in die tijd in Japan. En de Japanse industrie draaide op de handel. Er bleef voor de Japanners maar één duidelijk alternatief over. Meer land zoeken/vinden om op te leven en om meer producten (vooral grondstoffen) op te produceren. Voor de handel, maar ook voor eigen gebruik. Vooral grondstoffen waren hard nodig. De Japanners hadden dus behoefte aan drie dingen, namelijk: aan ruwe grondstoffen, aan meer levensruimte en aan handel. Maar al die dingen waren in handen van anderen, namelijk in handen van westerse landen. Birma en Maleisië, met hun voorraden rubber, tin, wolfram en bauxiet, waren Engels; de rubberplantages in Indo-China behoorden toe aan Frankrijk; de uitgestrekte olievelden in Oost-Indië waren in handen van de Nederlanders. Veel Japanners vonden dat Japan recht had op al die belangrijke dingen, omdat Japan van alle oosterse landen het meest ontwikkeld was. Sommige Japanners spraken zelfs van een goddelijke missie om Azië naar een nieuw tijdperk van economische expansie (uitbreiding) en welvaart te leiden. Dus het gevolg was simpel: diplomaten van het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken moesten er binnen een week in slagen om President Roosevelt over te halen het verlammende embargo op te heffen, anders zou Japan de gebiedsdelen van de VS, Engeland en Nederland in de Stille Oceaan aanvallen.

Conclusie:

Japan zat in een diepe economische depressie. Op een vergadering, 6 september 1941, werd duidelijk dat ze zo diep in het dal zaten, dat binnen een jaar de belangrijkste grondstoffen op zouden zijn. (Dat kwam o.a. door het olie-embargo van de VS, Engeland en Nederland). Er zat voor de Japanners dus niet veel anders op dan meer leefruimte te zoeken, want alle belangrijke dingen in het Oosten waren in westerse handen. En omdat veel Japanners vonden dat Japan recht had op al die dingen was het gevolg: of het embargo opheffen, of Japan zou de gebiedsdelen van de VS, Engeland en Nederland aanvallen. Dat is ook op te maken uit de volgende uitspraak van Yoshimichi Hara, de president van de Kroonraad: “Van nu af aan zullen we ons voorbereiden op een oorlog.”

1.2
De machtsverhoudingen in Japan:

Zoals jullie weten is Japan een keizerrijk. Dat was ook toen al het geval. De toenmalige keizer was een man, hij was vaak in een strak militair uniform gekleed. Zijn naam was Hirohito. Die naam betekent “Hemelse Zoon”. Als hij een profeet of zo was dan was het een mooie en toepasselijke naam geweest, maar ik vrees dat ze hem niet om die reden hadden genoemd want over het algemeen staat Japan volgends mij niet bekend als een Christelijk land. Op de vergadering op 6 september 1941 was hij ook aanwezig en hij hoorde al het geklaag aan. Dat geklaag waren overigens wel de feiten. Toen de president van de kroonraad had gezegd dat Japan was opgevoed om te heersen en niet om te regeren en gewend was zich neer te leggen bij de beslissingen van het kabinet, haalde hij een papiertje tevoorschijn en las met zijn wat hoge en door de neus gesproken stem een gedicht voor van zijn grootvader, Keizer Meiji:

Al de oceanen overal Zijn als broeders gelijk Waarom dan razen de winden en golven van strijd Zo over de wereld?

Het was voor de eerste keer sinds vijf jaar dat Hirohito de keizerlijke zwijgzaamheid bij een dergelijke vergadering verbrak. Destijds sprak hij zich uit tegen een legeropstand. De aanwezigen waren dan ook verbluft maar ze veranderen niet van mening. De beslissing was al genomen en op 3 september aanvaard door het leger en de marine. Hieruit blijkt dat de keizer bijna niets te zeggen had, maar alleen maar had te luisteren en te accepteren wat de landsvertegenwoordiging besliste en uitvoerde. Vooral het leger en de marine hadden heel erg veel te zeggen in Japan. Er was bovendien een groep jonge Japanse officieren van het Keizerlijke leger en die trokken zich de crisis het meeste aan. Zij besloten dan ook om tot actie over te gaan / handelend op te treken. Veel van die jonge Japanse officieren waren gewoon zonen van arme boeren en zij kenden daarom de ellende als geen ander. Hoe waren ze dan als arme boerenzonen officier in het Keizerlijke leger geworden? Het antwoord op deze vraag is niet zo moeilijk. In het Japanse leger promoveerde men op grond van verdiensten. Ze keken niet of nauwelijks naar de sociale status van zo iemand. In de laatste tien jaren waren er talrijke schandalen geweest en die hadden de regering aan het wankelen gebracht. Die jonge officieren vonden dat maar niets. Zij vonden bovendien dat alle problemen in het land aan de politici te danken waren. Het Japanse volk was het voor een groot deel met de jonge officieren eens en zij zagen de oplossing voor het probleem in het leger. Bovendien stond het Keizerlijk leger in een hoog aanzien. Het leger genoot nog steeds van de roem die het kreeg na de overwinningen op Rusland in de oorlog van 1904 – 1905. ook was er in het leger geen corruptie (tenminste daar was niets van bekent). Door dat bevel was het leger zo’n beetje helemaal onafhankelijk verklaard van enige vorm van burgerlijke controle. Het was een staat binnen een staat geworden. Ondanks dat het leger in een diepe economische depressie zat, kreeg het leger (de gewapende macht) enorme sommen geld. Het leger was machtig, maar zo machtig als het leger was, zoveel machtiger wilde het nog worden. Diep idealisme, armoede en honger naar macht en vormde een licht ontvlambare combinatie. In maart 1931 ontstond voor het eerstenige onrust, er was een plan uitgebroed: het leger zou een bende voorzien van explosieven.die bende zou het parlementsgebouw opblazen. Tijdens de verwarring die na die ontploffing zou plaats vinden zou het leger zich met de zaak gaan bemoeien en een militaire dictatuur vormen. Waarschijnlijk zou generaal Kazushige Ugaki als dictator worden aangesteld. Hij bedacht zich echter op het laatste moment gelastte hij de actie af.

Conclusie:

Japan was eigenlijk een keizerrijk al zou je dat niet zeggen. Ze hadden een keizer, maar die had heel weinig te vertellen. Soms nam het kabinet zelfs beslissingen achter zijn rug om. Maar vooral het leger nam aan de lopende band beslissingen zonder dat de keizer er iets van wist en als hij het wel wist maakte dat toch niet uit, want dan deden ze het toch. Eigenlijk hadden ze gewoon alles te vertellen in Japan. De keizer was er eigenlijk alleen maar voor de sier: wel om te heersen maar niet oom te regeren want dat deden anderen voor hem. Hij zat er vaak bij tijdens vergaderingen, maar hij zei bijna nooit wat en als hij eens wat zei waren de aanwezigen even verbluft en gingen daarna weer gewoon verder met vergaderen en beslissingen nemen, de besluiten werden in ieder geval niet vanwege de keizer ingetrokken.

1.3
Belangrijke gebeurtenissen

Net heeft u kunnen lezen dat op het allerlaatste moment een actie van het leger om een bende te bewapenen zodat ze het parlementsgebouw konden opblazen, waarna het leger een militaire dictatuur kon instellen, werd afgelast. Dat was, hoe je het ook went of keert, een belangrijke gebeurtenis. Veel mensen dachten hier echter nogal luchtig over. Maar het was wel een waarschuwing voor wat komen ging. Het Kwantoeng-leger nam 6 maanden later in de Noord-Chinese provincie Mantsjoerije eenvoudig de macht over. Dit Kwantoeng-leger had tot 1905 de taak om de Japanse belangen in Mantsjoerije te behartigen. De wereld was geschokt, en nog belangrijker, Tokio ook. Ze (de officieren) hadden namelijk zonder enig bevel van de regering de macht overgenomen, en ze waren bezig Mantsjoerije als vazalstaat van het leger te regeren. Het probleem was dat de officieren het bevel om een einde te maken aan de machtsgreep, negeerden. En omdat ze het bevel negeerden, zat er voor de regering niet veel anders op dan zich er bij neer te leggen. Het “veroverde” grondgebied werd Mantsjoekwo genoemd. Dat betekend “Staat van Mantsjoekwo”. De mensen werden aangespoord om naar dat gebied te emigreren. Dit verbazingwekkende en ook nog eens succesvolle waagstuk van het Kwantoeng-leger bracht echter geen rust in Japan zelf. Integendeel: Politici die zicht tegen de annexatie van Mantsjoerije hadden verzet werden tegengestaan door officieren en fanatieke patriotten. Dat leidde tot een serie moorden en aanslagen. Enkele voorbeelden zijn: · Op 9 februari 1932 werd de vroegere minister van Financiën, Junnosuke Inouye, in Tokio op straat neergeschoten. · Op 15 mei werd de 75-jarige Tsuyoshi Inukai, ex-eerste minister, door negen leger- en marine officieren in zijn huis in koele bloede vermoord. Het gekke was dat tijdens de processen die volgden tegen deze moordenaars, de sympathie van het publiek niet bij de slachtoffers, maar bij de moordenaars zelf lag. Zij hadden volgens de burgers heldhaftig opgetreden tegen de corrupte politici. Wie anders dan de militairen konden een einde maken aan de depressie? Eén van de moordenaars zei dat de premier “was geofferd op het altaar van de nationale hervorming”. De reacties van het publiek waren zo heftig dat een groep van negen mannen uit het publiek aanbood om de plaats van de moordenaars in de beklaagdenbank in te nemen. Om hun aanbod kracht bij te zetten dienden zij het verzoek in samen met hun negen pinken geconserveerd in alcohol. De moordenaars kregen niet echt hoge straffen, geen van hen kreeg de doodstraf. Deze moorden vormden slechts een inleiding tot de bloedige legeropstand van 26 februari 1936. beter bekend als het “26-2 incident”. Een groepje jonge officieren gaf om 4 ’s morgens het bevel aan 1500 soldaten om het regeringscentrum in Tokio te bezetten. Officieren trokken de stad in om de nieuwe premier, admiraal Keisuke Okada, te vermoorden. Bovendien wilden ze ook een groot deel van de rest van het kabinet vermoorden. De premier ontkwam echter doordat hij zich kon verbergen onder een stapel vuil wasgoed. Korekiyo Fakahashi was echter minder gelukkig. De minister van Financiën die zich tegen de militaire begroting van het vorig jaar had verzet, werd vermoord. Nog een ander slachtoffer was de ex-premier, burggraaf Makato Saïto, die na een filmavond in de Amerikaanse ambassade op weg naar huis werd doodgeschoten. Zijn lichaam was doorzeefd met 36 kogels. De opstand eindigde na 4 bloedige dagen even plotseling als ze begonnen was. Na een bevel van de keizer gingen de opstandige troepen terug naar hun kazernes. Het viel mee dat ze toch nog luisterden naar de keizer. Na deze opstand kwamen de leiders van de opstandelingen er niet zo makkelijk van af. Hirohito en veel wat hogere officieren waren een beetje verontrust door alle moorden op allerlei hoge regeringsfunctionarissen. Binnen het leger zagen de rivalen van de moordenaars een prachtige kans om zich van hen te ontdoen: een aantal moordenaars werd snel voor de krijgsraad gebracht en geëxecuteerd. Maar wat verschillende hoge ambtenaren gehoopt hadden gebeurde niet. Het vreselijke “26-2 incident” bezorgde het leger geen slechte naam. Gekker nog, eerder het tegenovergestelde was het geval. Van februari 1936 tot het uitbreken van de oorlog in 1941 moesten alle Japanse politici die tegen de plannen van het leger waren, vrezen voor hun leven. De leger en marineleiders hadden al een hele tijd het recht om de minister van Oorlog en Marine te kiezen/benoemen. En als het kabinet iets deed wat de leger- en marineleiders niet goed vonden, riepen ze de minister van Oorlog en Marine bij zich en dwongen het kabinet af te treden. Het kwam er op neer dat het kabinet de wil van het leger kreeg opgelegd. Joseph Grew, de Amerikaanse ambassadeur, zag dit alles met toenemende bezorgdheid gebeuren. Grew had op de middelbare school en later op de universiteit van Harvard, Franklin D. Roosevelt ontmoet, die twee klassen lager zat. Grew was een serieus, ervaren en een zeer goede diplomaat. Bovendien kende hij Japan opvallend goed. Dit was o.a. te danken aan zijn vrouw, die in Japan was opgegroeid en de taal vloeiend sprak. Grew schreef in een dagboek dat de regering werd beheerst door het leger en dat niets kon gebeuren zonder toestemming van het leger. Grew was in 1932 benoemd tot ambassadeur. Tegen 1934 waarschuwde Grew de regering in Washington al dat Japan plannen had die heel Oost-Azië betroffen. Grew zei verschillende dingen over Japan, o.a. dat ze een “snoeverige” mentaliteit hadden, en dat dat een houding was die de regering tot “elk uiterste” kon voeren. Zelfs tot nationale zelfmoord. Maar zelfs de scherpe waarnemer Grew voorzag niet wat er te gebeuren stond.

Conclusie:

Het begon met een, op het allerlaatste moment afgelaste, actie van het leger die een militaire dictatuur in wilden stellen. Maar omdat die actie werd afgelast dachten veel mensen er een beetje (te) luchtig over. Maar na deze afgelaste actie volgden er een reeks andere, ook niet echt leuke, gebeurtenissen elkaar op. Namelijk: de inname van de Noord-Chinese provincie Mantsjoerije door het Kwantoeng-leger. Daar zouden de mensen dan naar toe kunnen emigreren. Maar het waagstuk bracht geen rust in Japan. Integendeel: veel politici die zich hadden verzet tegen de in bezit name van Mantsjoerije, moesten vrezen voor hun leven. Een aantal van hen werd vermoord, o.a. de vroegere minister van Financiën, Junnosuke Inouye, de ex- eerste minister Tsuyoshi Inukai, enz. De mensen stonden tijdens de processen van de moordenaars aan hun kant. Ze kregen niet echt hoge straffen. Deze moorden vormden echter nog maar een inleiding van bloedige “26-2 incident”. Het regeringscentrum werd bezet en officieren trokken de stad in om een groot deel van het kabinet te vermoorden. Gelukkig eindigde deze opstand na een bevel van de keizer. En dit keer kwamen de leiders er niet zo goed van af. Rivalen van de moordenaars zagen hun kans en daagden enkele moordenaars voor de krijgsraad, waarna ze werden geëxecuteerd. Het leger kreeg echter geen slechte naam. Japanse politici moesten tot het uitbreken van de oorlog vrezen voor hun leven. Ik denk dat deze en andere gebeurtenissen er mede toe hebben geleid dat het leger steeds meer macht kreeg. Want al deze gebeurtenissen waren toch enigszins in het voordeel van het leger.

Deelvraag 2: Waarom hadden de Amerikanen te laat door dat ze aangevallen werden bij Pearl Harbor? (Hoe kwam het dat er sprake was van een verrassing?)

2.1
Japanse dreiging

Toen een patrouille Japanse soldaten op 7 juli 1937 bij de oude Marco Polobrug een Chinese eenheid tegen het lijf liep, volgde een gevecht waarbij enkele soldaten gedood werden. Nu zult u misschien denken dat 1 zo’n klein gevechtje geen grote gevolgen zou hebben, maar voor generaal-majoor Kenji Doihara was het voldoende aanleiding om het Kwantoeng-leger over te laten gaan tot een grote aanval. Al snel nam het ‘China incident’, zoals het door de mensen genoemd werd, de vormen aan van een regelrechte oorlog. Er werden versterkingen gezonden naar Doihara’s leger, o.a. Japanse leger- en marine vliegtuigen, moderne bommenwerpers etc. Deze vliegtuigen kregen de opdracht om de onverdedigde Chinese steden plat te gooien. Peking, Tientsin, Sjanghai; de ene na de andere Chinese stad viel in handen van de Japanners. Na iedere slag moest het leger van Tjiang Kai-sjek zich verder terug trekken. Dat kostte aan honderdduizenden Chinezen het leven. Hier is een voorbeeld van een van die verschrikkingen: in Oost-China, namelijk de provincie Kiangsoe, trokken de Japanners de amper verdedigde stad Nanking binnen. De Japanners gedroegen zich daar als gekken. Ongeveer 20.000 Chinese mannen werden de stad uitgedreven als vee en gebruikt voor bajonetoefeningen, met machinegeweren neer gemaaid of met benzine overgegoten en aangestoken. Zo’n 20.000 vrouwen en meisjes werden verkracht, vermoord en verminkt. Duizenden anderen werden vermoord en beroofd. Maar liefst 40.000 Chinezen werden de dood ingejaagd voordat er een einde kwam aan de zongenaamde ‘Verkrachting van Nanking’. De bedoelingen van deze wrede actie waren duidelijk: deze afslachting moesten de Chinezen zodanig afschrikken dat zij vrede zouden sluiten. Dit plan faalde echter hopeloos. Tjiang wees elke poging tot onderhandeling met Tokio met verachting van de hand. Hij trok zich in oktober verder terug in het enorme Chinese binnenland. De hoofdstad werd nu Tsjoenaking in plaats van Hinkow. Ook sloot hij een verbond met guerrillaleider Mau Tse-Toeng, met wie hij zijn verdediging verstevigde en zich weigerde over te geven. De Japanners probeerden hem op te jagen door over te gaan tot belegering. Naar de miljoenen Japanse soldaten leken wel opgeslokt te worden door de enorme uitgestrektheid van China. Hoe dieper Japan wegzakte in het Chinese moeras, des te scherper werden de tegenstellingen met het westen, in het bijzonder met de VS. De VS had toen een soort genegenheid voor China, ze waren dus pro-China. In oktober 1937 veroordeelde president Roosevelt de Japanse agressie. De Amerikanen begonnen zich steeds meer zorgen te maken, maar de president had maar beperkte mogelijkheden. De Amerikanen dachten zelfs nog niet aan vechten toen de Japanners met opzet een kanonneerboot van de Amerikanen tot zinken bracht (The Panay). De Amerikanen schenen echter toch langzaam wakker te worden en zich bewust te worden van de Japanse dreiging. President Roosevelt kreeg in januari 1938, één maand nadat de Panay gezonken was, na aandringen, een verhoging van 20% van de marinebegroting. Deze verhoging was bedoeld om een marine mee op te bouwen die op 2 oceanen tegelijk opereren. Ook begon Roosevelt tegelijkertijd economische druk op Japan uit te oefenen. Hij vroeg aan de Amerikaanse fabrikanten van ammunitie en vliegtuigen om deze goederen niet meer aan Japan te leveren, zolang zij die zouden gebruiken voor het afslachten van Chinezen. Het wapenembargo was volledig vrijwillig - een ‘moreel embargo’ – maar ze hielden zich er wel aan. Anderhalf jaar later nam president Roosevelt zo ongeveer helemaal onopgemerkt zijn eerste stap op militair terrein tegen Japan: hij stuurde de Amerikaanse vloot van haar traditionele thuishaven San Diego naar het midden van de Stille Oceaan. De vloot zou voortaan vanuit Pearl Harbour, op het Hawaïaanse eiland Oahu, opereren. Van dit alles schrokken de Japanners echter niet. Hun drang werd zelfs nog versterkt door de door Hitler begonnen Blitzkrieg in Europa. Toen het Duitse leger Nederland en Frankrijk overrompelde en zich daarna verzamelde voor de invasie van Engeland, schenen de Nederlandse, Franse en Engelse koloniën plotseling een buit te zijn voor Japan. De Amerikaanse ambassadeur, Grew, zei dan ook: “De oorlogsmachine, het systeem en de schitterende successen van de Duitsers zijn de Japanners als sterke wijn naar het hoofd gestegen.” In Japan was net een nieuw kabinet aan de macht gekomen. De premier was prins Fumiamro Konoye. Hij stond echter in de schaduw van twee anderen, de minister van Oorlog, Luitenant-generaal Hideki Tojo, en de minister van Buitenlandse zaken, Yosuke Matsuoka, hij wordt ook wel de geniale gek genoemd. Hij was zo geniaal dat de mensen hem gewoon gek vonden. De Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken, Cordell Hull, concludeerde dat de Japanse regering niet te vertrouwen was. Dat Hull de Japanse motieven verdacht vond, zou later een factor worden in het ontstaan van de oorlog. Op 27 september 1940 ondernam Matsuoka een belangrijke stap die Hull niet echt geruste stelde. Hij stekende een hecht verbond met Duitsland en Italië. Vrijwel direct daarna begon Japan druk uit te oefenen op Nederland om meer olie uit Oost-Indië te verkopen. Ook oefenende zij druk uit op Frankrijk om toestemming te geven aan Japan om troepen te mogen legeren in Indo-China. De reden was de China-campagne. Maar Hull, Roosevelt en Churchill vonden dat het er veel op leek dat Japan zich voorbereidde op een invasie van Birma of Maleisië of andere doelen. Er volgden nog aardig wat delicten met Japan, maar die zullen we niet in dit werkstuk verwerken. Langzamerhand komen we dichter bij 7 december 1941.

Conclusie:

Toen Japan in ‘oorlog’ kwam met China en de zogenaamde ‘Verkrachting van Nanking’ plaatsgevonden hadden, veroordeelde president Roosevelt de Japanse agressie. Maar zelfs toen de Panay tot zinken werd gebracht, dachten de Amerikanen niet aan vechten. Toch schenen de Amerikanen zich bewust te worden van de Japanse dreiging. Een wapenembargo was het gevolg. Maar dit schrok de Japanners niet af. Integendeel: ze keken naar Europa, waar Hitler enorm veel successen behaalde en wilden dat zelf ook. De Amerikanen werden helemaal onrustig toen Japan een verbond sloot met Duitsland en Italië. De Japanners begonnen druk uit te oefenen op Nederland en Frankrijk. Met de druk op Frankrijk kregen ze hun zin namelijk: ze mochten hun troepen plaatsen in Indo-China. Zeker een groot aantal Japanners had niet verwacht dat Japan, Amerika zou aanvallen. Ze waren er van overtuigd dat Japan Amerika niet zou kunnen verslaan. Toch gebeurde het onverwachte, wat u kunt lezen in de rest hoofdstuk 2.

2.2
Pearl Harbor

Iets wat al voor de aanval speelde was de onenigheid tussen verschillende, in hoge functies zijnde, Japanners. Een voorbeeld hiervan is Konoye. Hij was tegen een oorlog, hij zou liever een diplomatieke oplossing zoeken. Meneer Toyo was hier echter tegen en wilde wel dat Japan een oorlog begon. De geschiedkundige Giunglaris beschreeft later wat beiden fout hebben gedaan. Toyo zou de vergissing gemaakt hebben dat door het verrassingseffect de militaire kracht van het Japanse leger groot genoeg zou zijn om de Amerikaanse kolos omver te blazen. Aan de andere kant dacht Konoye dat het land waarmee hij onderhandelde het olie-embargo zou opheffen alleen doordat Frans Indo-China niet gebruikt zou worden als springplank voor verovering van Zuidoost – Azië. Dit was natuurlijk een leuke gedachte maar absoluut niet realistisch. Op 2 decemberb 1941 werden er al bevelen uitgedeeld tot het aanvallen van Pearl Harbor. Velen waren het er (achteraf) over eens dat President Roosevelt en zijn raadgevers wisten dat de vloot, het sterke punt van de Amerikanen, open en bloot als lokaas voor de Japanners in de haven van Pearl Harbor lag. Dat was een grote fout van de Amerikanen. In de namiddag van 6 december 1941 kwam er een bericht binnen. Hier stonden 13 punten in (plus de volgende ochtend nog een 14de punt). President Roosevelt zag nu in dat dit bericht oorlog betekende. Maar het gekke is dat er niets werd gedaan om de vloot in het gebied van de Grote Oceaan te waarschuwen. Bovendien werden er nog meer vreemde beslissingen genomen. Zo nam Generaal – Majoor W. Short het besluit om de vliegtuigen, die op de vliegvelden stonden, dicht bij elkaar te zetten. Terwijl het normaal is om ze ver verspreid over de vliegvelden heen te zetten in tijden van spanning en oorlog. Ook was de uitwisseling van gegevens tussen inlichtingendiensten van vloot en leger onvoldoende en onbetrouwbaar. Volgens Professor Morison zijn de Amerikaanse bevelhebbers van de strijdkrachten in een eenvoudige maar gevaarlijke val gelopen. De Japanners namen eerst een verdedigende houding aan (dat was het plan). Maar steeds meer Japanners raakten er van overtuigd dat alleen één allesvernietigende slag tegen het belangrijkste (vloot)deel van de Amerikanen, de Japanners zekerheid zouden krijgen over een makkelijke voortzetting van de veroveringen. Het was slim om de aanval op 7 december te laten uitvoeren, dit omdat het op die dag zondag was. Op zondag lagen de Amerikaanse boten gewoonlijk afgemeerd in de haven van Pearl Harbor. Het zou een geweldige overwinning worden voor de Japanners. De luchtaanvallen zouden veel schade aanrichten, die zou nog vergroot worden door de aanvallen van kleine Japanse duikboten. In de nacht van 6 december zetten de Japanse oorlogschepen koers naar hun doel. Toen kwam er het nieuws dat er op dat ogenblik bijna geen enkel Amerikaans vliegdekschip in Pearl Harbor lag. Dit was een vroege streep door de rekening van de Japanners). Wel was het duidelijk dat de Amerikanen niets vermoedden. (er werd vrolijke muziek uitgezonden op de radio e.d.). ’s Ochtends vertrok de eerste aanvalsgolf, deze formatie werd opgemerkt op een radarscherm van de Amerikanen, maar de melding werd niet doorgegeven. Het was namelijk zo dat er een groep vliegtuigen verwacht werd van de Amerikanen zelf. En ook nog eens op het zelfde tijdstip en uit de zelfde richting. Van de kant van de Japanners kwam het bericht ‘verrassing geslaagd’. Van de kant van de Amerikanen kwam het bericht ‘luchtaanval, Pearl Harbor, dit is geen oefening’. Tijdens die eerste golf hadden de Japanners voornamelijk als doel de 7 slagschepen die in het midden van de baai aan het eiland Ford lagen afgemeerd. De Arizona en de Oklahoma waren zwaar beschadigd (gezonken en omgeslagen). De West Virinia en de California ondergingen dankzij snel genomen tegenmaatregelen niet het zelfde lot. De Nevada was er weer wat ernstiger aan toe terwijl de Maryland en de Tennessee er met betrekkelijk lichte schade weer vanaf kwamen. Dit samen met de Pennsylvania die op een droogdok lag. Ook drie kruisers en drie torpedobootjagers liepen schade op. De tweede aanvalsgolf voltooide het werk van de eerste en viel toen andere doelen aan. Marine – installaties op het eiland Ford, militaire vliegvelden Wheepler en Hickham en de basis voor vliegboten Kaneohe raakten zwaar beschadigt. 65 van de 231 vliegtuigen van de Amerikanen werden vernietigd en er vielen 2403 doden en 1178 gewonden. Dit terwijl de aanval de Japanners slechts 29 vliegtuigen en 55 vliegeniers kostte. Een tegenslag voor de Japanners was dat de aanval met de kleine duikboten een mislukking werd. Een grote duikboot die voor vervoer van de kleine zorgde werd op 10 december door een Amerikaans vliegtuig tot zinken gebracht. Een grote fout van de Japanners was dat ze de enorm grote olievoorraden van de Amerikanen niet hadden aangevallen. Als ze dat wel gedaan hadden had de Amerikaanse vloot maanden niets kunnen uitvoeren. Bovendien werd afgezien van een derde aanval doordat de Amerikaanse soldaten en matrozen zo snel waren met het nemen van tegenmaatregelen. De Amerikanen werden dus niet afgeschrikt, maar werden juist sterk(er). Het plan was om de Amerikaanse marine een genadeloze en allesvernietigende slag toe te brengen. De Amerikaanse marine was echter wel ‘aangeslagen’ maar nog steeds ‘overeind’ achtergelaten. Bovendien waren er slechts twee slagschepen vernietigd en 6 beschadigd. Het was niet de allesvernietigende slag waar de Japanners op gerekend hadden. De drie vliegdekschepen waren samen met 20 kruisers en 65 torpedojagers de dans ontsprongen. Er was resultaat, maar voor al die moeite eigenlijk veel te weinig. Dit was nog niet al het negatieve voor de Japanners. De aanval zorgde voor grote verontwaardiging. Hierdoor werd de kracht van de Amerikanen, het werd de kolossale kracht die Japan zou verslaan.

Conclusie:

In het kort: Successen van de Japanners: Het verrassingselement slaagde wonderlijk, de Amerikanen waren totaal verrast door de Japanse aanval (het was ook één van de gedurfde aanvallen uit de geschiedenis). Dit kwam door een samenloop van omstandigheden (die Amerikaanse vliegtuigen die uit de zelfde richting om ongeveer de zelfde tijd zouden komen). Bovendien kostte het de Japanners slechts 29 vliegtuigen en 55 vliegeniers. De vloot kwam er zonder schade vanaf. De Amerikaanse basis echter werd één grote puinhoop. Twee slagschepen zonken, zes anderen raakten beschadigd. De rest van de vloot was zwaar beschadigd. Bovendien verloren de Amerikanen heel veel manschappen.

In hoeverre het tegen viel voor Japan: Het was niet het grote verwachte succes. Niet de allesvernietigende klap. Aanvankelijk leek het daar echter wel op, het werd door beide zijden zo gezien. De meeste schepen die gezonken waren lagen echter in ondiep water, hierdoor konden ze makkelijk gelicht worden zodat ze weer gerepareerd en gebruikt konden worden. Bovendien waren door toeval de Amerikaanse vliegdekschepen niet aanwezig zij kwamen er zonder schade vanaf (net als vele andere schepen). Een raar iets was dat de Amerikanen hun olie – opslagplaatsen niet goed gecamoufleerd. Ze waren goed te zien en een makkelijke prooi voor de Japanners. Dit was echter de redding voor Amerika: de Japanners geloofde gewoon niet dat de olie zo makkelijk ‘voor het grijpen zou liggen’. Er werd niet één bom gegooid op de opslagplaatsen. Hoewel de Japanners triomfantelijk terugkwamen, had de aanval maar één duidelijk effect: de Amerikaanse oorlogsmachine wakkermaken. (De aanval zorgde voor grote verontwaardiging. Hierdoor werd de kracht van de Amerikanen, het werd de kolossale kracht die Japan zou verslaan)

Deelvraag 3
Hoe verliep de opmars van de Japanners?

3.1
Opmars naar het zuiden

Indo-China was al bezet door de Japanners in 1941, maar eigenlijk kon je niet echt spreken van in bezet nemen, want het gebied kwam in Japanse handen onder de gelaten toestemming van de Fransen. De Japanners richtten zich op Thailand. Nadat ze Thailand bezet hadden wilden ze een uitval doen naar het zuiden, door het met wouden bedekte Maleise schiereiland om Singapore in te nemen. Singapore was een Britse bolwerk. Bovendien zouden eenheden van de Japanse marine en luchtmacht een aanval inzetten op het olierijke Nederlandse Oost-Indië. Daarna wilden ze een kroon op hun werk zetten door de Engelsen uit het strategisch belangrijke Birma te verjagen. Op 6 september zag een Engelse piloot een groep schepen die weer onderverdeeld waren in kleinere groepen. Elke groep ging een iets andere richting op. Hij rapporteerde zijn waarnemingen aan de opperbevelhebber in het Britse hoofdkwartier. De opperbevelhebber van de luchtmacht Sir Robert Brooke Popham gaf het bevel dat alle troepen in Malakka in staat van paraatheid moesten worden gebracht. Maar Brooke-Popham wachtte met het in werking stellen van het Engelse oorlogsplan, Matador, tot het te laat was. Daarna nam hij nog maar halve maatregelen, hij stuurde een infanteriebataljon maar dat vertrok te laat. Het bataljon had de opdracht om de bergrug op de weg naar Pattani te verdedigen. Ook werd het bataljon nog eens vertraagd door de Thaise grenspolitie. Toen ze er bijna waren werden ze door de Japanners uit Thailand verjaagd. Het Thaise leger gaf de Japanners weinig tegenstand. Kota Bharu en de vliegbasis bleken moeilijk in te nemen, maar uiteindelijk vielen ze toch. Het begin van de aanval begon veelbelovend. Luitenant-generaal Tomoyaki Uyamashita had er dan ook alle vertrouwen in om Malakka te veroveren met z’n 60.000 man. Het Britse leger had wel meer soldaten maar die waren vaak of niet goed opgeleid of de leider was weggeroepen om welke reden dan ook. Bovendien had het leger een enorm tekort aan tanks, artillerie, verbindingsuitrustingen en zelfs aan gereedschap en reserverondelen. Ook waren de theorieën over te volgen militaire tactieken helemaal gericht op onder andere Europese maten en in ieder geval niet op Aziatische maten. De meeste mensen en voertuigen waren niet geschikt om in de jungle enz te vechten. De soldaten waren te dik bepakt. De Japanners daarentegen niet; ze waren goed getraind om in zulke omstandigheden te vechten. Het plan van de Japanners om Malakka te veroveren was bovendien heel eenvoudig. Het lukte dan ook prima. Toen Malakka veroverd was, was Singapore aan de beurt. Eerst werden de vliegtuigen en het centrum (maar dat kwam omdat het ’s avonds laat nog verlicht was) gebombardeerd. Singapore was helemaal niet voorbereid op deze aanval. Na Singapore volgde een hevig gevecht op zee tussen 2 oorlogsschepen van de Engelsen, de Repulse en de Prince of Wales, en Japanse vliegtuigen. De Japanners wonnen overweldigend. Na 4 dagen strijd waren de Japanners er niet alleen in geslaagd de boten tot zinken te brengen, maar ook de luchtmacht op Malakka werd lamgelegd. Na deze acties volgden nog ontelbare acties van de Japanners, te veel om op te noemen.

Conclusie:

Nadat Indo-China was bezet, richtten de Japanners zich op Thailand; vanuit Thailand wilden ze het Maleise schiereiland aanvallen om daarna Singapore en Nederlands Oost-Indië in te nemen. Dit lukte. Ook werden er veel slagen geleverd, denk aan de strijd op de Javazee en de Repulse en de Prince of Wales die tot zinken werden gebracht. Eerst wonnen de Japanners bijna alle slagen en gevechten. Later zullen we zien dat ook de geallieerden langzamerhand steeds meer successen gaan boeken.

Deelvraag 4
Hoe en wanneer werd Japan verslagen?

Het Keerpunt

4.1
De slag in de Koraalzee

Het treffen in de Koraalzee was het eerste gevecht tussen vliegdekschepen ter wereld. Bovendien was het ook de eerste slag tussen vloten die buiten elkaars gezichtsveld lagen. Deze slag vond plaats in het voorjaar van 1942. Nu zullen er misschien mensen zijn die denken: is het niet wat te vroeg om nu al van een keerpunt te spreken? Die mensen hebben wel een beetje gelijk. Eigenlijk is er ook nog niet echt sprake van een keerpunt. Maar het was wel een klap voor de Japanners, die één van hun plannen gedwarsboomd zagen door de geallieerden. Één van de eerste klappen. Want op 4 mei van dat jaar dreigde een Japanse strijdmacht, beschermd door 3 vliegdekschepen, de geallieerde basis op Port Moresby in het zuidoosten van Nieuw-Guinea te bezetten. Als dat zou lukken zou Japan de overheersing van het luchtruim boven de Koraalzee verkrijgen. Bovendien zou Japan zijn overheersing in de Stille Oceaan uitstrekken tot aan Australië. Snel werd echter de tegenaanval ingezet door de Amerikaanse strijdmacht 17, waaronder de vliegdekschepen Enterprise en de Hornet. De eerste dag was een dag van aftasten van elkaar. Beide strijdmachten tastten elkaars mogelijkheden af. Ze naderden elkaar slechts tot op 110 kilometer. Toen vonden verkenningstoestellen de Japanners en kozen een doelwit. De Japanners bleven niet stil zitten en hadden ook een doelwit gevonden. Japanse piloten brachten de torpedojager Sims tot zinken, stelden de tanker Neosho buiten gevecht en meldden dat zij een kruiser en een vliegdekschip hadden uitgeschakeld, dat laatste bleek achteraf niet waar te zijn. De Amerikaanse piloten deden het beter. Zij brachten de Shoho tot zinken. De Shoho was een vliegdekschip. De volgende ochtend stuurden beide vloten vrijwel tegelijkertijd hun vliegtuigen de lucht in. De luchtvloten, zo’n 70 Japanse vliegtuigen en 83 Amerikaanse, bestookten 3 kwartier lang om ongeveer 11 uur ’s ochtends de onbeschermde vijand. De score was in het voordeel van Japan: beide vliegdekschepen van strijdmacht 17 waren getroffen, 1 was zelfs buiten gevecht gesteld. Maar toch was de invasie van Port Moresby, zoals later zou blijken, voorgoed verijdeld. En door de komst van strijdmacht 16, tegen het einde van de dag, konden de Japanners de eilanden Nauru en Ocean niet veroveren. Bovendien waren 2 Japanse vliegdekschepen zo zwaar beschadigd dat zij naar de thuishaven moesten voor reparaties.

Conclusie:

Het treffen in de Koraalzee was de eerste grotere tegenslag voor de Japanners. Na een harde strijd was de inname van Port Moresby voorgoed verijdeld. Bovendien kon Japan door de komst van strijdmacht 16 de eilanden Nauru en Ocean niet innemen. Dat was een flinke domper voor de Japanners.

4.2
Midway.

Japan had de plannen om Midway aan te vallen, maar het was slechts een middel om de vloot van Amerika de Stille Oceaan in te lokken. De vloot was bij Pearl Harbor zwaar gehavend geraakt, maar bleef toch een bedreiging voor de Japanners. De Japanners beschikten over een enorme Armada. Het plan om Midway aan te vallen was daarom redelijk realistisch. Het plan om Midway in te nemen zou in verschillende fasen worden uitgevoerd. De Japanners konden beschikken over het beste materiaal, de Amerikanen daarentegen hadden slechts een betrekkelijke strijdmacht. Maar de Japanners wisten veel dingen van de Amerikanen niet. Dat was hun zwakte. De aanval op Pearl Harbor bleek niet de grote ramp te zijn, zoals de Amerikanen aan het thuisfront dachten. Veel belangrijke zaken/dingen waren, ondanks de hevige aanvallen en verliezen, intact gebleven. O.a. de brandstofvoorraad en de reparatiemogelijkheden. Bovendien waren verschillende posities van de Amerikanen niet bekend bij de Japanners. Of in ieder geval de posities van de vliegdekschepen waren verkeerd doorgekomen bij de Japanners. De Amerikaanse hoge legermacht gaf dan ook weinig tijd om de schepen te repareren. Één voorbeeld is: de kapitein van de Yorktown had de tijd die nodig was om het schip te repareren geschat op 90 dagen, hij werd er bijna dement van toen hij hoorde dat hij maar 72 uur kreeg. Ook te Midway waren de voorbereidingen in volle gang. Er werden bunkers gebouwd, tunnels gegraven, enz. Er werden materialen gestuurd. En toen was het zo ver. Vliegtuigen stegen op van de vliegdekschepen om aan te vallen. Andere vliegtuigen bleven in de buurt om Midway te verdedigen. De Japanners vielen Midway aan, en hoewel ze aardig wat schade aanrichtten, was het niet genoeg om te overwinnen. Bij verdere gevechten kregen de Amerikanen meer verliezen dan de Japanners. De Amerikanen voerden toch nog een aanval uit, en succesvol. Het vliegdekschip de Agaki was zwaar beschadigd. Ook de anderen raakten zwaar beschadigd. De Amerikanen vochten verder en wonnen de slag.

Conclusie:

Dit keer een korte conclusie, namelijk: door goed werk van Luitenant-ter-zee Joseph J. Rochefort wisten de Amerikanen wat hun te wachten stond. Zo konden zij door goede tactische zetten de Japanners verslaan. En dat was een hele belangrijke overwinning voor de Amerikanen. Die kregen zo o.a. meer zelfvertrouwen. Dit was één van de dingen die heeft meegewerkt aan de ‘totale’ overwinning van de geallieerden.

4.3
Einde van de oorlog.

Na Midway was er duidelijk sprake van een ommekeer. De geallieerden probeerden al het land dat door de Japanners was ingenomen terug te veroveren. Dat was nog een heel karwei, er waren namelijk veel kleine eilandjes die allemaal moesten worden heroverd. Bovendien gaven de Japanners zich natuurlijk niet zomaar als makke lammetjes over. Ze vochten zich nog liever dood. Het was voor hen namelijk een ‘goddelijke missie’. Er zijn dan ook voorbeelden bekend van Japanners die zich ‘dood hielden’, en als de geallieerden dan kwamen kijken lieten ze nog snel eventjes een granaat ontploffen zodat er toch weer wat geallieerden dood waren, oké zij waren er ook niet meer maar zij vochten toch voor een goddelijke missie. Op 6 en 9 augustus gooiden de Amerikanen 2 atoombommen op Hirosjima en Nagasaki. Veel mensen zijn van mening dat dat een niet helemaal correcte aanval was van de Amerikanen. Officieel is het namelijk niet toegestaan om burgerdoelen aan te vallen. Ja, zullen er misschien denken, maar de Japanners, en ook de Duitsers deden dat toch ook? Dat is ook wel zo, het is ook een begrijpelijke redenering, maar toch… Het is enorm erg geweest, ontzettend veel doden en gewonden. De gevolgen zijn er soms nu nog zichtbaar. Er worden bijvoorbeeld nog steeds mismaakte kinderen geboren.

Enkele gegevens over de bomaanval. Deze gegevens gelden, denken wij, voor beide steden, maar ik heb ze uit een stukje tekst dat gaat over de aanval op Hirosjima:

Een wit blauw licht verscheurde het daglicht. Het werd gevolgd door de verschrikkelijke hitte. Het geluid als van een duizend keer versterkte donderslag hamerde over de stad. Een aardeschokkende ontploffing van een geweldige kaliber joeg een paddestoelvormige rookwolk van stof en puin op tot een hoogte van 15 kilometer. Dit was de atoombom.

4.4
Het proces.

Terwijl het proces in/van Neurenberg in de gehele wereld met intense belangstelling werd gevolgd, en ook daarna onderwerp van besprekingen is gebleven door de juridische nieuwigheden die waren ingevoerd. Daarom is het proces van Tokio vrijwel aan de publieke aandacht ontsnapt. Het was ver weg, en voor Europa waren het onbekende aangeklaagden. De daden die aan de Japanse leiders werden verweten waren minder spectaculair dan de verschrikkelijke daden die Hitler en zijn volgelingen op hun geweten hadden. (Het gaat hier over daden die de leiders verweten werden, het zou best kunnen dat de Japanners nog veel meer afschuwelijke daden op hun geweten hadden. Maar die waren ‘niet bekend’.) En Japan verdedigde zijn optreden allereerst met de dreigende opkomst van het Chinese communisme. Ze stelden dat Japan had voorkomen dat heel China communistisch zou zijn geworden. De andere motivatie was de leus: Azië voor de Aziaten, en zo werd de oorlog voornamelijk voorgesteld als een strijd tegen de koloniale bezetting van veel (westerse) landen in Azië. De tweede motivatie moest menig Aziaat aanspreken. Er was een Indisch leger geweest dat met volle overtuiging met de Japanners meevocht. Ook in andere koloniën werd collaboratie met de Japanse bezetter anders gezien dan in West-Europa, waar collaboratie met de Duitsers bijna doodszonde was. Japan beloofde immers vrijheid… In ieder geval maakte de Pacific War een einde aan het koloniale stelsel. Ook een punt waarom het Tokio proces zo weinig aandacht kreeg kan het feit zijn dat Amerika burgerdoelen had aangevallen. En dat mocht niet. Burgerdoelen mochten en mogen niet als militair doel gekozen worden. De verdachten hadden Japanse raadslieden, de raadslieden en verdachten waren er vooral op uit om de eer van het Japan en de keizer ongerept te laten. Dus ze waren niet op persoonlijk ‘succes’ uit. Niet uit op het eigenbelang. Een Amerikaan zei eens: “We zullen ze een eerlijk proces geven en ze daarna ophangen.” Alle ter dood veroordeelden werden dan ook op 23 december 1948 opgehangen.

Eindconclusie.

Eerst nog een keer de hoofdvraag:

Waarom viel Japan op 7 december 1941 Amerika/Pearl Harbor aan? (Waarom stortte Japan zich in de oorlog?!)

Ik denk dat één van de hoofdredenen was dat ze en in een diepe economische dip zaten, en bovendien ook nog eens in een te klein land. De tachtig miljoen mensen konden niet meer geherbergd worden. De economische depressie is natuurlijk een reden. Japan had veel grondstoffen nodig. O.a. rubber, tin, wolfram, bauxiet en vooral olie. De Japanse marine alleen gebruikte al 400 ton olie per uur, dat is natuurlijk gigantisch veel. Aangezien dat ze die voorraden zelf niet of nauwelijks hadden en het bovendien bijna niet konden kopen door het olie embargo dat juist de landen die de belangrijkste dingen hadden (in hun koloniën), namelijk: Engeland, Nederland en de VS, hadden opgesteld, zat er weinig anders op dan een andere manier zoeken om aan die grondstoffen te komen. Je zult het ergens vandaan moeten halen. Wat het inwonersaantal betreft, dat kan ook wel als reden worden gezien. Zoveel mensen in een zo’n klein landje (in verhouding met het aantal mensen). Dat kan gewoon niet. Dus moest er meer levensruimte worden gezocht. Een voorbeeld daarvan is Mantsjoerije, dat werd veroverd/ingenomen en de mensen werden aangespoord om er te gaan wonen. Dan had je nog de Japanners die spraken van een ‘goddelijke missie’. Namelijk om Azië naar een nieuw tijdperk van economische expansie en welvaart te leiden. En de rest zei dat Japan gewoon recht had op al die belangrijke dingen zoals grondstoffen e.d. Dit omdat Japan van alle Aziatische landen het meest ontwikkeld was. De keizer had bij deze beslissing(en) geen inbreng. Hij kon hoog springen, laag springen of helemaal niet springen: Japan zou zich toch gaan voorbereiden op een oorlog. En omdat de machtsverhoudingen in het voordeel lagen van het leger luisterde niemand meer naar de keizer, maar naar het leger. Want die waren goed en zouden Japan uit de ‘dode’ periode halen. Bovendien zagen de Japanners later wat er in Europa gebeurde. Japan sloot een verdrag met Duitsland en Italië, en dat vonden de geallieerden niet leuk. En dat Hull (de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken) de motieven van Japan verdacht vond, zou ook een factor worden in het ontstaan van de oorlog.

In het kort, Japan begon de oorlog dus om economische redenen, om meer leefruimte te creëren en omdat de Amerikanen de motieven van Japan niet vertrouwden. Bovendien speelde dus ook de machtsverhoudingen een rol, want de mensen die tegen de oorlog waren konden bijna niets doen omdat het leger voor was, en het leger had de macht.

REACTIES

P.

P.

bedankt! ik heb ook een voldoende gehaald, heel goed werkstuk!

Pesse de lassie

22 jaar geleden

A.

A.

Hey Kurt,
Bedankt voor je mailtje.
Is het nog een beetje leuk op school enzo? Wij zitten nu op school in een vrije uur. Corine en ik, Anouk, hebben pas naar school gefietst en weer terug = samen ongeveer 110 kilometer. Op de terugweg hadden we vette tegenwind, maar we zijn toch tuis gekomen. Dit internet hier op school stelt absoluut niet veel voor. Je kunt bijna nergens opkomen. Maar ik stop, anders zet die vrouw hierzo mijn computer nog uit en daar hebben we geen zin in.

Wil je ff een keertje terugsturen naar ons.

Mazzl, KUS Anouk en annerieke

22 jaar geleden

A.

A.

mooi goed gedaan!!

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.