Inleiding
Heb jij jezelf ook wel eens afgevraagd wie de Hunnen waren? Of hoe de Romeinen aan hun macht kwamen en een groot rijk opbouwden? En waarom dat rijk toch ook weer instortte? Dan is dit dé kans om daar achter te komen, want ik heb er een Profiel Werkstuk over gemaakt.
Mijn hoofdvraag is:
In hoeverre hebben de Hunnen invloed gehad op de ondergang van Rome?
‘Echte’ deelvragen heb ik niet. Ik kon gewoon geen goede deelvragen bedenken, dus toen heb ik samen met mij leraar besloten om gewoon te beginnen aan mijn werkstuk. Ik wilde eerst iets meer weten over de Hunnen, en heb gegevens over hen verzameld. Daarna wilde ik wat meer weten over het Romeinse Rijk. Je kunt bij dit onderwerp niet echt deelvragen verzinnen maar zult eerst de verschillende volkeren moeten onderzoeken en dus de geschiedenis.
Je zult je ook vast afvragen waarom ik mijn PWS bij geschiedenis wilde doen. Ik brainstormde bij verschillende vakken om een goed onderwerp te verzinnen. Dat was heel erg moeilijk. Bij geschiedenis kon ik gewoon een leuk onderwerp verzinnen, en toen vond ik dat ik het PWS dan maar bij dit vak moest maken. Geschiedenis is natuurlijk ook een heel interessant vak, en ik vond leuk om een deel van de geschiedenis nader te onderzoeken. Dan weet je daar ook eens iets meer vanaf.
En hoe ik aan mijn onderwerp kom? Dat is niet zo moeilijk. Ik keek in de vakantie een film op televisie en dat ging toevallig over de Hunnen. Op school heb ik overlegd met mijn geschiedenis leraar, en die vond het een uitstekend idee dat ik het daarover deed. Ik moest mijn plannen natuurlijk nog wel verder uitwerken, maar het idee was er.
Je moet natuurlijk wel over goede informatie beschikken, wil je een goed werkstuk maken. Ik ging zoeken op het internet. Dat viel me toch wel wat tegen, het is moeilijk om precies te vinden wat je zoekt. Vandaar dat ik me maar naar de bibliotheek begaf, en daar vond ik een aantal hele interessante boeken. Mede door die boeken heb ik me goed kunnen oriënteren op het onderwerp en dit Profiel Werkstuk kunnen schrijven.
De Hunnen
De oorsprong van de Hunnen is zeer raadselachtig. Daarom leek het me leuk om met een verhaal te beginnen die de Gotische geschiedenisschrijver Jordanes vertelde over de oorsprong van de Hunnen :
‘Over de oorsprong van de hunnen verhaalt een oude overlevering: koning Filimer, de vijfde vorst over de Goten was met zijn volk, nadat zij het eiland Scandinavia verlaten hadden, in het Skytenland aangekomen. Daar ontdekte hij, dat er onder zijn onderdanen enkele vrouwen waren die toverden, haljarunae geheten. Omdat hij vreesde dat zij hem en de zijnen kwaad berokkenen konden, liet hij hen verdrijven en dwong hen zich verre van zijn leger te houden, zodat zij aldus vereenzaamd in een vreemd land ronddoolden. Het duurde natuurlijk niet lang voordat de boze geesten deze in de wildernis rondzwervende vrouwen in het oog kregen. Ze begonnen met hen op te trekken en brachten samen met hen een afzichtelijk nakomelingschap voort, dat daarna in het moerasgebied verbleef. Het was een gedrongen, lelijk en beklagenswaardig ras, dat nauwelijks nog iets menselijks had, dat daarbij een taal sprak, die alleen nog van verre aan de menselijke stem herinnerde. Van deze wezens stammen de Hunnen af, die plotseling aan de grens van het Gotengebied stonden. Naar de geschiedschrijver Priscus laat weten verbleef de op deze wijze ontsproten Hunnenstam aan de rand van de Maiotische moerassen en wel aan de overzijde gelegen zoom. Daar wijdden ze zich, daar ze niet gewend waren te werken, een tijd lang aan de jacht; nadat ze echter tot een zelfstandig volk waren uitgegroeid begonnen ze de buurvolkeren en buurstammen met hun roofovervallen te plagen. Toen nu op een dag enkele Hunnenjagers zich gewoontegetrouw aan de uiterste rand van het moeras aan de jacht wijdden, zagen ze plotseling een hinde, die het moeras inliep, enkele stappen vooruit deed en dan weer bleef staan, net alsof zij de Hunnen lokken wilde, haar te volgen. Dat deden de jagers dan ook en zo staken ze het moeras over, dat ze altijd voor onbegaanbaar hadden gehouden en voor even onbedwingbaar als de zee. Zodra nu het onbekende Skytenland (Zuid Rusland) voor hen opdoemde, verdween de hinde. Ik geloof, gaat Jordanes verder, dat die hinde alleen door de boze geesten, die voorouders van de Hunnen, de richting van de Skyten uitgestuurd werd.’
Dit verhaal klinkt ons natuurlijk vreemd in de oren want we weten dat er in die tijd veel anekdoten verteld werden. Al deze bronnen zijn historisch gezien bonte mengelingen van de waarheid en verbeelding. Ze moeten wel vergissingen bevatten omdat de verhalen vaak mondeling zijn overgebracht. Maar Jordanes is wel één van de weinige bronnen die men uit die tijd bezit. Men kan haar informatie dus alleen uit die bronnen halen omdat men geen andere en betere bronnen heeft. Men moet er dus altijd rekening mee houden dat de bronnen foutief kunnen zijn, want er bestaat op dit vlak geen echte zekerheid.
Niemand kan precies nauwkeurig zeggen waar en wanneer de Hunnen precies doorbraken. We weten wel waarom ze op rooftochten gingen en andere stammen aanvielen. De winter van 374 op 375 was bijzonder streng geweest en had de steppe tot diep in het voorjaar niet laten ontdooien. De grond was bevroren, de kudden vonden geen voedsel, pasgeboren dieren stierven. De Hunnen zelf leefden nog omdat zij het van honger omgekomen vee opaten. Dit vertelde ons de Griekse geschiedenisschrijver Zosimos. De Hunnen hadden gewoonweg geen andere keus. Ze hadden ook geen tijd te verliezen omdat dat hun dood kon betekenen. Ze lieten graag een ijzige steppe achter zich zonder voedsel, en gingen opzoek naar iets beters. De Hunnen vochten met een ongekende woestheid, wat zelfs de barbaarse stammen niet gewend waren. Vrouwen nog kinderen werden ontzien. Het maakte voor de Hunnen niet zo heel veel uit, of ze nou stierven van de honger of in de strijd. Ze kozen voor dat laatste. Dat bood hun tenminste nog een kans, ze konden dan land in hun bezit krijgen.
De eerste koning van de Hunnen was Balamber. Ze gingen de strijd aan met de Goten. Balamber zelf vocht ook mee in de strijd. Hij doodde zelfs de koning van de Goten door middel van een handboog. De Goten vluchtten de Donou over. En de Hunnen vochtten door. Ze werden eerzuchtig, en zwierven al plunderend door Europa.
Ondergang van koning Rugila
Rugila wilde oorlog gaan voeren tegen enige volksstammen die aan de Ister (de Donau) woonden en die beschermd werden door Rome. (Thracië overmeesterde en plunderde hij met succes, maar Rugila wilde meer, namelijk de hoofdstad Byzanthium.) Hij stuurde een man genaamd Elsa naar de Romeinen om een dreigement over te brengen, dat Rugila zich niet aan het vredesverdrag zou houden als de Romeinen niet alle overgelopen vluchtelingen zouden uitleveren.
Dat ging niet helemaal volgens plan want de vluchtelingen werden maar ten dele uitgeleverd.
Dus: Rugila trok op, luisterde niet naar Elsa, en omdat Elsa niet meer kon helpen moest God zelf zich ermee bemoeien, en zo gebeurde het. ‘God uit de hemel zond donder en bliksem, doodde Rugila en vernietigde het leger.’ Rugila stierf in 434 n. Chr.
Hoe ging het verder na de dood van Rugila?
Rugila had de laatste jaren van zijn leven als alleenheerser over de Hunnen geregeerd, omdat zijn broer Oktar een aantal jaren daarvoor overleden was. Waarschijnlijk was een twee koningen systeem gewoon bij de Hunnen want na Rugila kwamen er twee broers aan de macht, namelijk Bleda en Attila. Eigenlijk was dit ook weer vreemd omdat Rugila nog twee broers had, Mundzuch en Eubarsius, waarvan Eubarsius in ieder geval nog in leven was. De prinsen hadden dus voorang op een broer van de regeerende vorst.
Dit ging waarschijnlijk zo omdat Attila (negenendertig jaar oud) en Bleda (een paar jaar ouder dan Attila) veel ervaring op hadden gedaan.
Waarschijnlijk hadden ze ook vaak meegevochten. Het volk kende hen. Ze hadden er dus geen reden voor om de voorkeur te geven aan een oudere oom van de overleden koning. Toen namen Bleda en Attila dus de macht over, en deelden die zoals Oktar en Rugila dat gedaan hadden. Niet aan de hand van verschillende taken, maar aan de hand van de geografische ligging. Uit bronnen van de oudheid bleek dat Attila en Bleda tot dezelfde familie behoorden, die al vele generaties lang Hunnen vorsten voortbracht. Waarschijnlijk konden alle mannen uit die familie aanspraak maken op de troon. De beste en sterkste mannen kwamen aan de macht. Overtollige broers, neven enz. werden ter dood gebracht. Bleda moest ook sterven. Niet omdat hij als persoon een gevaar vormde, hij was onder andere een zeer zachtaardig man, maar omdat hij op ieder ogenblik voor een partij, die van Attila af wilde, als hulpmiddel zou kunnen dienen, en daarom moest Bleda sterven. En zo gebeurde het. Bleda stierf in 445 n. Chr. Attila was vijftig jaar toen hij alleenheerser over de Hunnen werd.
Bijgelovigheid van de Hunnen
De Hunnen waren zeer bijgelovig. De dood van Rugila door de bliksem werd beschouwd als een slecht voorteken. Daarom braken ze na zijn dood direct de veldtocht waar ze mee bezig waren af. Het was belangrijk voor de leiders en het Hunnenvolk zelf dat er na deze blikseminslag wat gebeurde. De ruiters moesten weer vertrouwen in de goden krijgen. En het vertrouwen keerde terug. Dat kwam om het volgende: men vond het zwaard die aan de oorlogsgod Mars geweid was. Dit zwaard was door de Hunnen van oudsher voor heilig gehouden. Een herder vond het zwaard en bracht het naar Attila. Hij was zeer ingenomen met het geschenk en zag in de vondst van het zwaard een bevestiging dat hij tot wereldheerser en tot overwinnaar in alle oorlogen uitverkoren was.
De Hunnen geloofden ook in demonen. Ze gebruikten wilde dieren om zich een beeld van de demon of kwade geest te vormen. Er waren ook behulpzame geesten bij die de gestalte van een wild, maar ongevaarlijk dier aan namen zoals het hert of de steenbok. Men maakte van deze dieren vaak bronzen afbeeldingen zodat ze demonen op een afstand hielden en de hulp van goede geesten kregen. Met de opkomst van Attila kreeg de adelaar een bijzondere betekenis. Het werd het symbooldier van de Hunnen. Waarschijnlijk omdat de adelaar een soevereine aanspraak vertegenwoordigde, streven naar bezit. Dat kwam door zijn superioriteit. Het was een heersers symbool, en stond het dichtste bij de goden.
Flavius Aetius
(U zult zich afvragen waarom ik hier over Aetius begin, maar het is, vind ik, noodzakelijk omdat hij zowel bij de Hunnen als bij de Romeinen een behoorlijk grote rol heeft gespeeld. Ik heb er voor gekozen om hem zijn leven en handelingen bij de Hunnen uitvoerig te bespreken.)
Flavius Aetius was de laatste held van het Romeinse Rijk voor dat het in verval raakte. Aetius had een uitzonderlijke bekwaamheid in het omgaan met wapens en paarden.
Waarschijnlijk hadden de Romeinen al heel wat van de barbaarse volken geleerd, want bij die volken moesten de aanvoerders gewoon beter rijden en schieten dan de rest van het volk. Aetius was de zoon van Gaudentius, een burger van Silstrië. Geen man van adel, en ook niet afkomstig uit een senatoren familie.
Aetius kende het veilige leven in de stad nog niet, maar omdat hij krijgsbekwaamheden bezat wilde hij ook de ontwikkeling tot Romein uit de betere families verkrijgen. Voor de bekwaamste man van het Romeinse Rijk
was er steeds de mogelijkheid om snel carrière te maken omdat het rijk in moeilijkheden verkeerde. In 407 n. Chr. werd Aetius gijzelaar van de Gotenkoning Alarik.
Gijzelaar betekende toen wat anders dan dat het nu betekent. Men wisselde gijzelaars met elkaar om. Of men nou bondgenoot of vijand van elkaar was, dat maakte niet uit, de gijzelaars werden gewoon uitgewisseld. Dat betrof jongelui van vooraanstaande families. Ze groeiden op aan het hof van een bondgenoot of een vijand. Zij moesten de beide staten met elkaar verbinden, de vrede verzekeren of de instandhouding van het eventuele bondgenootschap garanderen. Ze werden net zo goed behandeld als prinsen en hovelingen van het eigen kamp.
De gijzelaars moesten zich wel aanpassen aan de cultuur van het andere land, de taal en de gewoonten zodat zij als verbindingslieden konden dienen, onderhandelaars, vredestichters of als contactpersonen, wat ik eerder ook al duidelijk maakte. De gijzelaars waren voorboden van een gezamenlijke toekomst van verschillende volken, maar die toekomst kon ook uitblijven.
Dat was bij Flavius Aetius het geval. Dat kwam doordat Stilicho, de veldheer, hem had uitgekozen om als gijzelaar naar Alarik de Gotenkoning te gaan, werd vermoord. De Goten en het Romeinse Rijk werden geen bondgenoten. Aetius bleef drie jaar bij Alarik (407-410 n. Chr.) Daarna diende hij opnieuw als gijzelaar, maar dit keer bij de Hunnen. Toen hij bij de Hunnen kwam was hij al volwassen; de tijd dat hij daar was waren dus beslissende jaren voor zijn verdere leven. In 423 n. Chr. stierf keizer Honorius, de moordenaar van Stilicho. Aetius werd de opvolger van Honorius en werd benoemd tot gouverneur van zijn huis en hoofd van de lijfwacht.
Waarschijnlijk kreeg hij zo’n snelle bevordering omdat hij betrekkingen met de Hunnen had en ook een grote talenkennis. De Romeinen moesten een bondgenoot van de Hunnen worden wilden ze de macht houden. En zo gebeurde het, ze werden bondgenoten.
Aetius reisde met erg veel goud naar de Hunnen, en hij behaalde succes. De Hunnen vochten overal en waarom zouden ze dan niet voor een grote beloning aan de kant van Aetius vechten; een man die ze kenden en wie hun taal sprak. Hun eerste gevecht onder leiding van Aetius was in Ravenna. Daar wilde Aetius de dood van de jonge keizer Johannes wreken. Maar zijn verstand won het van zijn gevoel en hij sloot vrede met de veldheer Aspar. De Hunnen ontvingen voor hun hulp de provincie Savia in Pannonië, omdat de grote buit achterwege bleef. Aetius bleef gouverneur van de residentie en commandant van de lijfwacht, een man in een sleutelpositie. Om zich van het contact met de Hunnen en hun sympathie te verzekeren gaf Aetius zijn zoon Carpilio als gijzelaar aan de Hunnen mee.
De gift van de Romeinen aan de Hunnen (de provincie Savia) was eigenlijk een afleidingsmanoeuvre want Savia was de noordelijkste provincie van het West Romeinse Rijk. Wie daar de baas was keek niet naar Rome maar naar Byzantium. De Hunnen werden dus een bepaalde richting opgestuurd.
De Hunnen hadden niets door en bleven Aetius welgezind. Ze werkten als huursoldaat voor hem met ‘geestdrift en dapperheid’. Ze waren beroepssoldaten. Aetius werd door menige overwinning, met behulp van de Hunnen, in 429 n. Chr. opperbevelhebber. In Ravenna kreeg hij de volledige macht. Een consul die hem in de weg stond liet hij doden, en hij werd zelf consul. Hij werd door deze razendsnelle promotie als gevaarlijk betiteld, zodat keizerin Galla Placidia hulp aan een Afrika generaal vroeg en Aetius ontsloeg. Buiten de stad Ravenna verwonde Aetius Bonifacius (de Afrikaanse generaal) dodelijk. Aetius ontvluchtte en Bonifacius schoonzoon werd de nieuwe opperbevelhebber. Aetius bleef, ook na zijn ontslag nog een groot man, niet in Ravenna of Rome maar bij de Hunnen. Rugila was degene die Aetius troepen gaf om zijn come back waar te maken.
En dat was zeer tragisch voor de keizerin moeder Galla Placiclia omdat ze voor de derde maal een dictator moest dulden. Haar kinderen waren
gedood, alleen de zwakste waren nog in leven, dus ze had constant zorgen. Ze hield de troon van de stad Ravenna vast voor haar zoon uit haar tweede huwelijk die al net zo’n zwakkeling was als Honorius, haar dode broer en geliefde.
Aetius was in deze periode weer aan de macht, maar niet de Romeinen maar de Hunnen vochten voor hem, en behaalden voor hem vele overwinningen. Maar toen Aetius zijn vriend Rugila verloor, die gedood werd door een bliksemstraal, werd de toekomst van het Romeinse Rijk onzeker. De opvolgers van Rugila hadden er geen behoefte aan om als huurlingen te moeten fungeren. Vanaf het moment af dat de Hunnen niet meer voor Aetius werkten werd hij min of meer een verliezer, omdat hij bondgenoten nodig had. Aetius kwam dus in een minder goed daglicht te staan.
Edekon, van vertrouweling naar overloper?
Edekon was één van de vertrouwelingen van koning Attila. Hij zorgde voor de persoonlijke bescherming van de koning. Op een dag moest hij naar Byzantium om een brief van Attila over te brengen. Nadat de keizer de brief gelezen had trok Edekon zich een tijdje terug. Daarna ging hij zijn opwachting maken bij Chrysaphios, de machtigste man aan het hof. Edekon verbaasde zich over de pracht van het paleis, de bouw en de kostbare inrichting. Chrysaphios vertelde hem dat hij zelf als heer in zo’n kostbaar paleis gaan wonen als hij over zou lopen naar de Byzantijnen. Hij zou Attila dan wel eerst moeten vermoorden. Edekon stemde ermee in. Maar dan wilde hij wel vijftig pond goud om zijn handlangers te betalen ontvangen op een tijdstip dat hem dat uit kwam. Zijn eis werd ingewilligd. Hij ging op weg samen met onder andere Vigilas en Maximinos naar het kamp van Attila. (Vigilas ging met hem mee onder de dekmantel dat hij als tolk fungeerde. Als Edekon dan opdrachten en wensen zou hebben kon hij die inwilligen. Maximinos mocht niets van de toekomstige aanslag weten. Hij zou als gezant dienst doen om Attila de brief over te brengen.)
Maar het verliep niet zo zoals Vigilas gedacht had. Edekon was zijn koning trouw gebleven en had hem op de hoogte gesteld. Maar hoe kon Edekon bewijzen dat hij de waarheid had gesproken? Dat kon maar op één manier. Want hij had afgesproken met Chrysaphios dat hij het goud zou ontvangen als hij het nodig zou zijn. Daarom nam hij Vigilas even apart en vroeg hem naar het goud. Hij kon er immers voor zorgen. Het was nu alleen nog zaak om Vigilas in de val te lokken. Dat was niet zo moeilijk. Vreemdelingen mochten volgens Attila’s bevel alleen nog maar hun dagelijkse levensmiddelen kopen in het Hunnenkamp.
Iedere vreemdeling die na deze beschikking een grote hoeveelheid goud tot zijn beschikking had in de buurt van het kamp was verdacht. En om die reden werd Vigilas opgewacht, zijn goud werd hem afhandig gemaakt en hij moest zich bij Attila melden. Die vroeg hem waarom hij zoveel goud bij zich had. Hij verzon een aantal smoesjes. Hij was het nodig voor zichzelf en zijn begeleiders, in geval van nood. En hij had het nodig voor het vrijkopen van krijgsgevangen, terwijl Attila duidelijk had gemaakt dat hij geen krijgsgevangenen verkocht. Attila werd woest en gooide hem voor de voeten dat hij in dat geval nog veel te veel goud bij zich had. Daarom wilde hij Vigilas zoon laten doden, die zijn vader voor de eerste keer vergezelde op een reis, opdat Vigilas openlijk zou toegeven dat hij fout zat, en wat de werkelijke reden was van de hoeveelheid goud die hij bij zich droeg. Hij vertelde Attila het hele verhaal en smeekte om de vrijlating van zijn zoon. Dan moest hij maar gedood worden, maar niet zijn zoon. Attila wist dat hij de waarheid sprak, want Edekon had hem de waarheid al verteld. Hij liet Vigilas in de boeien slaan. Zijn zoon mocht terugkeren naar Byzantium. Attila zond nog een aantal mannen met hem mee terug naar Byzantium en ze moesten de lege buidel (waar goud in had gezeten) mee terug nemen, en zo voor Chrysaphios en de keizer verschijnen. Met de boodschap dat Attila de moordaanslag alleen als afgedaan beschouwde als Chrysaphios uitgeleverd zou worden aan de Hunnen. Attila had een nieuwe gijzelaar en er was er nog één op komst. Hij bezat ook nog honderd pond goud. Dat was het goud wat Edekon eigenlijk zou ontvangen om zijn handlangers te betalen. Dat had Chrysaphios in zijn ijver verdubbeld. En daarbovenop verwachtte hij nog vijftig pond voor Vigilas. Hij had dus geen slechte ‘zaken’ gedaan.
De zuster van de keizer, Honoria.
Justa Grata Honoria was de dochter van Constantius, een gewone generaal die niet van keizerlijke bloede was. En ze was de dochter van Placidia. De zoon van Constantius en Placidia heette Valentinianus. Eigenlijk was Valentinianus geen echte prins want zijn vader regeerde slechts zeven maanden. Honoria daarentegen was wel een echte prinses. Ze moest dus netjes en waardig opgevoed worden. Dat had tot gevolg dat er geen mannelijk wezen in haar buurt mocht komen. Toen dat op een gegeven moment wel gebeurde in de vorm van een kamerheer was de zaak bekeken en bracht de prinses een kind ter wereld. Haar moeder hield haar gevangen buiten het paleis van Ravenna. Maar ze besloot dat haar dochter nog meer veiligheid nodig had. Zo kwam ze in Byzantium terecht. Ze zag daar hoe iedereen beefde voor Attila en dat intrigeerde haar. Daarom kocht zij een bode om, gaf hem een kostbare ring mee met daarbij een briefje waar ongeveer het volgende op stond: Dat zij, Honoria, een keizerlijke prinses van achter in de twintig was, die het in de nabijheid van haar tantes verzuren moest. Ze beschouwde zichzelf als de verloofde van Attila. Hij zou vast wel de macht hebben om haar als vrouw op te eisen en het huwelijk af te dwingen. Attila werd verblind door de ring van Honoria en het vooruitzicht om een keizerlijke prinses aan zijn zijde te hebben. Daarom deed hij nu eens een keer iets dat niet zo voor de hand lag. Hij viel het Oost Romeinse Rijk niet aan maar keerde zich naar het westen. Attila eiste van Honoria’s broer in het westen dat zij ook macht mocht genieten en met hem, Attila, zou trouwen.
Daar stemde Valentinianus niet mee in omdat het Romeinse Rijk alleen maar mannelijke troonopvolgers kenden en omdat zijn zuster al uitgehuwelijkt was.
Dit waren tradities waar men zich zelf ook niet echt aan hield. Het was gewoon een smoes. Dit wakkerde zijn strijdlust aan, maar hij kreeg Honoria niet.
Dood in de bruidsnacht
Attila stierf niet temidden van zijn vijanden op het slagveld maar op een geheel andere manier. Attila had een buitengewoon mooi meisje die Ildico heette tot zijn vrouw gemaakt. (Eén van de zo velen want hij had meerdere vrouwen.) Nadat hij een overweldigend feest had gevierd ter ere van zijn huwelijk en door drank en slaap overmand in bed lag kreeg hij een neusbloeding. Het bloed dat anders naar buiten stroomt, stroomde nu zijn keelgat in waardoor hij stikte. En zo is Attila ten onder gegaan. Niet door een veldslag, maar door zijn drankzucht. De volgende morgen vermoedden zijn dienaren dat er onraad was. Ze braken met veel lawaai de deur open om misverstanden te voorkomen. En daar vonden ze hun koning, dood, badend in het bloed. Naast hem, op bed, zat zijn jonge Germaanse vrouw Ildico, ze huilde. De mannen van het Hunnenvolk trokken zich de haren uit het hoofd en mismaakte hun gezichten door diepe wonden, zodat Attila door mannenbloed betreurd zou worden.
Rond het uur van dit sterven zou de Oost-Romeinse keizer een droom gehad hebben waarin een godheid hem een gebroken handboog liet zien, het wapen waar de Hunnen hun overwinningen voornamelijk aan dankten. Een verschrikkelijke vijand was niet meer…
De begrafenisceremonie van Attila
‘Attila’s dode lichaam werd midden in het kamp onder een zijden tent opgebaard (waarvan de zijkanten opgebonden waren, zodat men de dode kon zien liggen). Het was een schitterende, verheven aanblik. De beste ruiters van het Hunnenvolk volvoerden ter plaatse, waar Attila opgebaard lag, snelle en kunstige demonstraties, zoals in een circus. Daarbij prezen zij de daden van de dode koning in een zang die ongeveer als volgt luidde:
Gij, grote Hun, koning Attila,
zoon van Mundzuch,
heer over de sterkste volkeren!
Gij was de eerste om alleen
het land der Sarmaten en het land der Germanen
en ook het Romeinse Rijk te beheersen.
De veroverde steden sidderen,
andere hebt gij gespaard, genadiglijk aannemend
rijke schattingen.
Toen gij al dat het geluk diende gedaan had,
eindigde uw leven zonder pijn
zonder wond en zonder verraad,
in het bloed van een koning, in vreugde onder vrienden.
Wie spreekt van dood daar,
waar niemand hoeft op te staan om wraak te nemen?’
Nadat Attila overleden was heerste er chaos. De Hunnen waren hun leider kwijt. Er brak een strijd uit tussen de erfgenamen van Attila om de alleenheerschappij. Omdat ze allemaal naar alleenheerschappij streefden richten zij uiteindelijk het rijk ten gronde.
Twee keer werden de Hunnen (onder leiding van Attila’s zonen) verslagen. Door de Germanen en de Goten. Toen hadden ze door dat het zo niet langer kon. Alle zonen kregen de leiding over een deel van het Hunnenvolk, en mochten handelen naar hun goeddunken.
Ongeveer vijftien jaar heeft het Hunnen rijk nog bestaan. De Hunnen zelf leefden nog eeuwen lang voort. Ze begonnen weer als huurlingen omdat er verder niets was wat ze konden doen. Zo eindigde het Hunnen rijk nog vrij plotseling doordat de grote leider van de Hunnen in de bruidsnacht stierf.
Het Romeinse rijk
Het ontstaan van Rome is zeer onduidelijk. Maar de Romeinen schiepen in de loop van de tijd hun eigen legende over de ontstaanswijze van Rome.
De legende gaat als volgt:
De held Aeneas ontvluchtte het brandende Troje, dat werd ingenomen door de Grieken, en kwam terecht in Italië, waar hij de stamvader werd van een koningsgeslacht. Jaren later werd zijn nakomeling Numitor verdreven door zijn broer. De dochter van Numitor had een tweeling, Romulus en Remus. Die werden op bevel van hun slechte (oud)oom in de Tiber geworpen. De baby’s spoelden aan land en werden opgevangen door een wolvin, totdat een herder hen redde. Toen de jongens volwassen geworden waren heroverden ze het land van hun grootvader en besloten ze een stad voor henzelf te bouwen. Romulus koos een plaats op de zuidelijke oever van de Tiber waar zeven kleine heuvels een vesting vormden. Hij ging aan het werk om een muur te bouwen totdat hij ruzie kreeg met zijn broer en hem dood sloeg. Romulus voltooide de bouw van de muur alleen. De stad werd Rome genoemd naar haar eerste koning. Rome werd gesticht in 753 v.Chr.
De Romeinse republiek
Eerst werd Rome geregeerd door koningen, die werden bijgestaan door de senaat. Omdat men geen koningen meer duldde in Rome werd ze een Republiek. In plaats van een koning werden er twee consuls gekozen om de stad voor een jaar te besturen. De consuls controleerden elkaar. Ze werden gekozen in de volksvertegenwoordiging. De senaat kwam regelmatig bijeen om de consuls te adviseren. De verkiezingen voor de Romeinse volksvergaderingen stonden open voor alle vrijgeboren mannen. Maar er was een nadeel. De stemmen van de rijkeren telden het zwaarst. Dat was zeer oneerlijk, vandaar dat er een conflict ontstond tussen de burgerij (plebejers) en de rijkere mensen (patriciërs). De plebejers moesten tweehonderd jaar vechten om gelijke rechten te krijgen. Rond 450 v. Chr. werden de oude wetten van Rome afgedwongen. Alle burgers, rijk of arm, hadden voortaan inzage in de straffen en procedures van het civiele recht in plaats van alleen de patricische elite. In 366 v. Chr. werd de eerste plebejische consul gekozen. Al hadden de patriciërs de macht van Rome in de derde eeuw v. Chr. nog voor het grootste deel in handen. Maar nu hoorden de plebejers er toch bij en hadden gelijke rechten
Voor de opkomst van Rome woonden er al verscheidende stammen in Italië. De meeste waren vanuit het noorden gekomen, hadden zich er blijvend gevestigd en leefden eenvoudig. Tegen het eind van de zevende eeuw werd Rome een echte stad. Ze bleef haar eigen Latijnse cultuur trouw maar stond ook open voor invloeden van de Grieken en Etrusken. Ze leerden veel van die volken.
Waarschijnlijk hebben de Etrusken de Romeinen een tijdlang overheerst maar de Romeinen vochten samen met hun bondgenoten de Latijnen voor hun vrijheid. Na vele jaren strijd veroverden ze de Etruskische stad Veji en voegden ze het voormalig vijandig gebied bij hun eigendom.
Maar toen kregen de Romeinen te maken met een nieuwe vijand. De barbaarse Galliërs. Ze namen Rome in 390 v. Chr. in en staken de stad in brand. De Romeinen hadden alleen nog het Capitool in bezit, de vesting op de heuvel. Toen de Galliërs wilden aanvallen joegen de Romeinen ze weg en redden zo het Capitool. Kort daarna trokken de Galliërs weg uit de stad. Rome werd totaal verwoest.
Nadat de Romeinen de Etrusken en de Galliërs verslagen hadden wilden ze het zuiden veroveren. En zo gebeurde het. De Romeinen veroverden heel Italië in ongeveer tweehonderd jaar. In 272 v. Chr. was Rome heer en meester over geheel Italië en over het hele Italiaanse schiereiland tot Pisae (Pisa) en Ariminum (het huidige Rimini) in het noorden. De oorlogsbuit maakte Rome welvarend. In de honderd dertig jaar die daarna volgden ontwikkelde Rome zich tot de grootste politieke macht van het Middellandse Zeegebied door in het westen Carthago te verslaan en in het oosten stadsstaten en koninkrijken.
Het einde van de Republiek
De Romeinen hadden wet en discipline altijd gerespecteerd. Daarom waren hun legers zo succesvol en waren ze in staat om zo’n groot rijk te besturen. Maar dat veranderde. Een bepaalde klasse Romeinen. Had geen respect meer voor de wet. Dat kwam door het gebrek aan werk, gratis voedsel en circusspelen. Slaven werden wreed behandeld en als beesten aan elkaar geketend. Vele slaven ontsnapten en zwierven plunderend en moordend door het land. De mensen hadden in die tijden het idee dat ze een sterke leider nodig hadden. De consuls die voor een jaar gekozen werden hadden te weinig tijd om de orde te herstellen en de senatoren waren te oud.
Toen ook nog barbaarse volksstammen vanuit het noorden de veiligheid van Italië bedreigden, werd het tijd voor Rome om een leider aan te stellen. De beste legeraanvoerder van Rome, Marius, werd voor een aantal jaar tot consul gekozen. Hij was op dat moment de machtigste man van de staat.
In alle oorlogen was Rome erg afhankelijk van zijn bondgenoten, die troepen leverden. Maar in 90 v. Chr. kwamen deze bondgenoten in opstand. Dat had een korte bloedige oorlog tot gevolg. Rome stelde een aantal bondgenoten tevreden omdat zij ze alle Romeinse burgerrechten gaven. Andere bondgenoten volharden zich in hun verzet. Hoewel zij verslagen werden kregen ze op den duur toch de Romeinse burgerrechten. Daarmee werd Italië een politieke eenheid. Een gevolg van de bondgenotenoorlog was de opkomst van een nieuwe veldheer: Lucius Sulla. Nadat hij in 88 v. Chr. een consulaat verwierf kreeg hij het bevel over troepen die naar het oosten werden gestuurd om een inval van de koning van Pontus af te slaan.
Sulla werd uitgedaagd door de zeventigjarige Marius omdat hij dacht dat hij nog steeds de aangewezen persoon was voor deze taak. Sulla trok naar Rome waar hij Marius en zijn aanhangers verjoeg en zijn eigen medestanders installeerde. Maar toen hij terugkeerde uit de strijd bleek dat hij ineens volksvijand was in de ogen van het volk. Zijn woning was verwoest en wetten waren herroepen. Hij doodde duizenden tegenstanders en gaf hun landerijen aan zijn veteranen. Hij regeerde als een dictator en probeerde de senaat in ere te herstellen door het aantal senatoren te verdubbelen tot zeshonderd.
Sulla trok zich in 79 v. Chr. vrijwillig terug maar liet een spoor van vernielingen achter. Hij had het leger misbruikt om aan de macht te komen.
Zijn wrede optreden tegen politieke vijanden liet veel wrok na. De kloof tussen de senaat en het volk was groter dan ooit. Hij had het voor eerzuchtige mannen gemakkelijk gemaakt om zich geliefd te maken en de macht te grijpen. De eerste van hen was Gaius Pompeius. Hij behaalde verschillende successen en werd in 70 v. Chr. consul. Zijn medeconsul was Marcus Crassus. Beide waren ze slimme politici. Ze gebruikten hun consulaat dan ook om hun politieke steun te verbreden. Pompeius dacht dat hij heel wat was. Hij had hard opgetreden in verschillende zaken. Toen hij dan ook terugkeerde naar Rome had hij verschillende wensen. Hij wilde erkenning van zijn vestiging in het oosten en land voor zijn veteranen. De senaat weigerde en was niet van plan om Pompeius als leidende figuur te erkennen. Zijn respons daarop was dat hij op zoek ging naar nieuwe bondgenoten. En die vond hij in Gaius Julius Ceasar. Dat was een groot voorvechter van de burgerrechten. Ceasar werd in 59 v. Chr. in Rome tot consul verkozen.
Na zijn consulaat verzekerde Ceasar zich van het commando over de troepen Cisalpijns Gallië, Zuid Gallië en Illyricum. In 58 v. Chr. veroverde hij heel Gallië waardoor hij in aanzien steeg. Crassus en Pompeius werden in 55 v. Chr. opnieuw benoemd tot consul, Ceasar opnieuw tot opperbevelhebber. Het einde van die samenwerking was nabij. Crassus overleed. Pompieus en Ceasar hadden samen de macht over het rijk maar ze groeiden steeds verder uit elkaar. Senatoren begonnen in te zien dat Ceasar zeer bedreigend was voor hun machtspositie. Daarom werd met hun steun Pompeius in 52 v. Chr. tot enig consul gekozen. Ceasar moest zijn bevel neerleggen. Maar Ceasar ging in de verdediging en ontketende in 49 v. Chr. een burgeroorlog. Hij liep Italië onder de voet. In de winter van 48 stak hij de Adriatische zee over en versloeg Pompeius. Hij vluchtte naar Egypte, daar werd hij door de Egyptische koning vermoord. In Egypte kreeg Ceasar, die de achtervolging had ingezet, kans om bij te komen. De plicht riep hem na een aantal maanden. Hij had nog verschillende opdrachten te doen. Toen hij met glans geslaagd was met zijn opdracht keerde hij in 45 v. Chr. naar Rome als onbetwist leider van het rijk. Hij had een einde gemaakt aan het Eeuwenlange bewind van de senaat. In 44 v. Chr. riep hij zichzelf uit als dictator, voor een leven lang. In 44 v. Chr. werd eveneens een complot gesmeed door de Romeinse aristocraten tegen Ceasar. Net voor zijn geplande vertrek naar het oosten werd hij overvallen en doodgestoken.
Na de dood van Ceasar laaide de machtstrijd weer op. Ceasar had zijn achttienjarige achterneef Octavianus tot zoon en opvolger benoemd, dat bleek uit zijn testament. En zo werd Octavianus op zijn negentiende consul. Na enige jaren versloeg hij Ceasars moordenaars. Egypte werd een provincie. Op tweeëndertigjarige leeftijd was hij heerser over het hele Romeinse rijk. Octavianus was de eerste Romeinse keizer. Zo begon een nieuwe fase in de Romeinse geschiedenis.
Het Romeinse Keizerrijk
In 30 v. Chr. waren de oorlogen die de Romeinse wereld twintig jaar in haar greep hield voorbij. Octavianus keerde schatrijk en als bevelhebber over een leger terug naar Rome. De senaat werd enigszins angstig omdat ze dacht dat hij net als Ceasar een dictator zou worden. Maar Octavianus leek geen ambities in die richting te hebben. Hij bleef consul. In 27 v. Chr. legde hij onverwacht al zijn bevoegdheden neer met het argument dat hij zo de republiek herstelde. Dat was zeer slim.
Hij begreep dat de buitengewone volmachten die hem op dat moment waren verleend van tijdelijke aard zouden zijn. Hij wilde zijn macht niet kwijtraken maar kon zichzelf ook niet zomaar tot koning of dictator kronen. Octavianus was onmisbaar omdat hij een eind had gemaakt aan de burgeroorlogen en de vrede had gebracht. De senaat gaf hem dan ook het directe beheer over de provincies: Gallië, Syrië en Spanje voor de periode van tien jaar. Hij werd indirect als opperbevelhebber aangewezen omdat dat een deel van de Romeinse troepen waren gestationeerd. Speciaal voor die gelegenheid werd, enkele dagen later de titel Augustus (verhevene) aan hem verleend. Door ziekte legde hij in 23 v. Chr. het consul neer en werd aangesteld tot proconsul. Hij mocht ingrijpen in provinciale zaken terwijl hij gezag uitoefende op het leger. Hij was leider van het rijk, en bouwde zijn imago zorgvuldig op. Het werd met name in het oosten van het rijk als god vereerd. Hij voerde nieuwe hervormingen uit. Oude tradities en gebruiken wilde hij in ere herstellen. Teruggrijpen op vroeger werd gezien als de beste weg vooruit. Augustus stierf in 14 n. Chr. Hij had een prestatie geleverd doordat hij een goed bestuurd en stabiel rijk naliet. In 13 n. Chr. een jaar voor Augustus dood kreeg Tiberius, zijn schoonzoon evenveel politieke macht als de keizer zelf. Hij was een ervaren en bekwaam bestuurder. Niemand was zo vaak consul geweest en niemand had over zoveel legers en provincies de scepter gezwaaid als hij. Omdat hij het trefzekere van Augustus miste ging het al snel mis tussen de senaat en hem. Tiberius trok zich in 26 n. Chr. terug op het eiland. Capri. In Rome gonsde het van de geruchten over verderfelijke praktijken in zijn villa. De opluchting was groot toen Tiberius in 37 n. Chr. stierf, maar dat was maar van korte duur. Want zijn opvolger en achterneef Caligula ontpopte zich al snel tot een labiele machtswellusteling. Caligula kon alleen worden gestopt als hij werd vermoord. In 41 n. Chr. stak zijn lijfwacht hem dood. De senaat overwoog om de republiek te herstellen maar zover kwam het niet. De privé lijfwacht van de keizer, de Preatoriaanse Garde, wou dat men zo gauw mogelijk een nieuwe keizer aan wees en zo gebeurde het.
Claudius, een oom van Caligulla werd de nieuwe keizer. Claudius leek niet bepaald de geschikte man voor het keizerschap. Hij was een ziekelijk kind geweest, liep nog steeds mank en schokte met zijn hoofd. In zijn isolement had hij veel kunnen studeren en hij had zich gespecialiseerd in de problemen van het rijk. Hij had geen banden met het leger. Zijn positie als keizer leek zwak, maar hij deed het uitstekend. Zijn enige schaduwzijde was zijn privé leven. Hij doodde zijn derde vrouw, en werd vermoedelijk vergiftigd door zijn vierde vrouw, Agrippina, die haar zoon Nero op de troon wilde helpen.
Nero was pas zestien toen hij keizer werd en liet zich vooral leiden door adviseurs. Na 59 n. Chr. toen hij de moord op zijn dominante moeder beraamde kreeg zijn grootheidswaan vrijspel. Toen Rome in 64 n. Chr. door brand werd verwoest herbouwde hij de stad en bouwde voor zichzelf een kolossaal paleis. Nero pleegde zelfmoord en met hem stierf de familie van Augustus. Na zijn dood regeerde er een aantal legergeneraals. Vespasianus, de volgende legergeneraal, dwong het keizerschap af. Van 79 tot 81 n. Chr. heerste zijn zoon Titus en van 81 tot 96 n. Chr. heerste zijn zoon Domitianus. De betrekkingen tussen keizer en senaat kenden ongekende diepte punten. 96 n. Chr. werd hij vermoord. Het prominente senaatlid Nerva werd naar voren geschoven als opvolger. Nerva was weer zo verstandig om de ervaren leger aanvoerder Trajanus als opvolger aan te wijzen. Dat was de eerste keizer die niet uit Italië kwam.
Hij stierf in 117 n. Chr. Zijn opvolger was Hadrianus (117-138 n. Chr.) Hij liet een vredig en deugdelijk bestuurd imperium na aan Pius. (138-161 n. Chr.) Na Antoninus Pius werd het donker boven Rome. In het oosten roerden de Parthen zich, en stammen lang de bovenloop van de Donou bedreigden de grenzen. De keizer die deze gevaren het hoofd moest bieden was Marcus Aurelius. (161-180 n. Chr.) De verliezen waren gigantisch maar bij zijn dood waren de grenzen nog steeds intact. Zijn zoon commodus werd na zijn dood keizer tot 192 n. Chr. Daarna opnieuw een machtstrijd tussen generaals. Sererus won. Hij was een Romeins aristocraat en senator bij Commodus dood. Sererus veroverde Rome’s laatste provincie: Mesopotamië in 199 n. Chr. Hij stierf in 211 n. Chr. Hij benoemde zijn zonen Caracalla en Geta tot opvolgers. Caracalla vermoorde zijn broer en regeerde van 211 tot 217 n. Chr. Hij werd om het leven gebracht door zijn eigen troepen. Na zijn opvolger Macrinus kwam in 218 n. Chr. Elagabalus, de Servische dynastie weer aan de macht. Nadat hij vermoord werd volgde zijn neef Serverus Alexander hen op (222-235 n. Chr.) Hij werd vermoord omdat hij vredesonderhandelingen ondernam met de Germanen. Na 230 heroverden de Sassanicle Mesopotamië. Tien jaar later bundelden de Germaanse stammen hun krachten aan de noord grenzen.
De dreigingen uit het oosten en noorden zette de Romeinen zwaar onder druk. Het was vrijwel onmogelijk om aan twee fronten tegelijk te vechten. Het was in die tijd (235-284 n. Chr.) moeilijk om als keizer het rijk te leiden. Er regeerden in deze periode zeker twintig keizers.
De redding van het rijk kwam van de Balkan, de verbinding tussen de oostelijke en westelijke rijksdelen.
Het gebied bracht kranige kerels voort die prima rekruten voor de legers waren. Crisis schiep volop kansen voor echte leiders, voor wie daardoor zelfs het keizerschap niet meer onbereikbaar was. Twee van de beste keizers die voortkwamen uit de legers van de Balkan waren Aurelianus (276-275 n. Chr.) en Probus (276-282 n. Chr.) Probus herstelde de orde in het rijk, verjoeg de indringers en heroverde gebieden. In 282-283 n. Chr. werd Carus keizer. Diocles, een Balkan generaal werd in 284 n. Chr. tot keizer uitgeroepen. In 185 n. Chr. werd hij enig keizer. Hij slaagde erin om het rijk te reorganiseren en slaagde erin om de grenzen te handhaven. De toekomst kon weer vol vertrouwen te gemoed gezien worden.
Het hoogtepunt van het Romeinse Rijk
Op het hoogtepunt van haar macht was het Romeinse Rijk buitengewoon divers. Ze bezat de woestijnen van Afrika en Syrië. De heuvels en bossen van het noorden van Brittannië en Duitsland, bergketens van Noord Italië. Het gebied was uitermate groot. Honderd miljoen mensen waren onderworpen aan de Romeinse heerschappij. In het oostelijk deel van het rijk was Grieks de eerste taal. Latijn werd alleen in het officiële verkeer gebruikt. In het noorden en westen hadden de Romeinen vrijwel heel Keltisch Europa in handen. De Romeinse heerschappij berustte grotendeels op geweld. Maar zo’n groot en uitgestrekt rijk kon niet alleen door geweld in stand gehouden worden. Door hun praktische instelling hadden de Romeinen als bestuurders groot succes.
Het Romeinse Rijk werd verdeeld in provincies. (ongeveer veertig provincies aan het einde van de tweede eeuw.) Elke provincie die vatbaar was voor invallen werd onder direct gezag van de keizer gesteld.
Provincies langs de Rijn en de Donau, Syrië en Brittanië waren keizerlijke provincies. De gouverneurs in deze provincies werden door de keizer zelf aangesteld. De keizer bleef verantwoordelijk.
Het Romeinse keizerrijk (vervolg)
Diocles regeerde vanaf 285 n. Chr. hij redde het rijk van de afgrond en regeerde twintig jaar. Hij reorganiseerde het rijk zo, zodat het nog honderd zeventig jaar kon voortbestaan. Constantijn werd keizer na een jaar toen Diocles zich had teruggetrokken. Constantijn was gewelddadig en onbeheerst, maar ook christelijk. Hij was de eerste christelijk Romeinse keizer. Hij kreeg de macht over het westen in handen. In 324 n. Chr. beheerste hij het hele rijk. In 330 n. Chr. werd Constantinopel de nieuwe hoofdstad. Constantijn werd op zijn sterfbed gedoopt. De christenen in het Romeinse Rijk werden sindsdien niet meer vervolgd. Na de dood van Constantijn werd het Romeinse Rijk geteisterd door burgeroorlogen. Uiteindelijk werd zijn zoon Constantius keizer. In 361 n. Chr. volgde Julianus hem op. Ondanks zijn gebrek aan militaire training was Julianus een buitengewoon goede generaal. In 363 n. Chr. raakte hij gewond tijdens een veldtocht en stierf hij. Met de dood van Julianus was de familie van Constantijn vrijwel uitgestorven. De volgende keizer (364-375 n. Chr.) was Valentinianus. Door het leger benoemd en christen. Hij regeerde samen met zijn broer Varns. In 375 n. Chr. smeekte een grote groep Goten om in het rijk gelaten te worden. Dat omdat ze door de naderende Hunnen verdreven waren. Ze werden door Valens binnen gelaten. De verhuizing werd slecht aangepakt. Er werd te weinig voedsel gereserveerd en de commandanten die in contact met de Hunnen traden waren corrupt. De Goten kwamen in opstand. Valens rukte in 378 n. Chr. tegen hen op maar hij verloor van de Goten. In een nieuwe machtsstrijd kwam Theodosuis, een zoon van Valantinianus’ generaals als overwinnaar tevoorschijn uit de strijd. Hij liet de Goten onder hun eigen wetten en leiders in het rijk wonen, dan kon hij hun tot bondgenoten maken en konden ze naast de Romeinen strijden. De Germanen werden als huurlingen ingezet en konden ook onderdak krijgen in het rijk. De Goten en Germanen behoorden dus niet bij het leger van de Romeinen. Als ze slecht behandeld werden konden de leiders de volken opzetten tegen de Romeinen. In het Westelijk Rijk heerste in die tijd corruptie. Theodosius stierf in 395 n. Chr. maar alles was nog niet verloren want de grenzen waren nog steeds ongeschonden. Hij was de laatste keizer die over het hele rijk had geregeerd. Zijn zonen waren zijn opvolgers, maar ze waren allebei nog zeer jong en hadden een zwak karakter.
Honorius, die tien jaar oud was kreeg de macht over het westelijke deel van het rijk; Arcadius was achttien jaar en werd keizer over het oostelijk deel van het Romeinse Rijk. Deze scheiding van het rijk kwam door het optreden van een opperbevelhebber in het westen, Stilcho, dat was Theodosius’ belangrijkste aanvoerder. De keizer had hem gevraagd om zijn zonen te helpen bij de besturing van het rijk. In het oosten stuitte hij op verzet onder de bevolking en in het westen werd hij getart door de leider van de Goten, Alarik. Die wilde het rijk niet vernietigen maar vruchtbaar land voor zijn volgelingen en een leidende functie in het Romeinse leger. De Goten hadden in het Romeinse leger gediend.
Aan het einde van de vierde eeuw begonnen zijn mannen te plunderen in Griekenland en Italië. In 401 n. Chr. namen de Goten bijna de stad Milaan in.
Milaan was de basis voor de keizers die in het westen dienden. Honorius vluchtte naar de stad Ravenna. De zwakheid was funest voor hem. De macht verschoof in het westen steeds meer naar de leger aanvoerder, en de keizer werd meer een burger. Ravenna was de laatste hoofdstad in het westen. De raadgevers van de keizer achtten het beneden hun waardigheid om met de Goten te onderhandelen. In 410 n. Chr. Was Alariks geduld bijna op. Hij drong Rome binnen en zijn mannen plunderenden de stad drie dagen lang. Dat ging als een schok door de Romeinse wereld. In het noorden liep ook lang niet alles op rolletjes. Er waren invallen gedaan. Gallië verkeerde in chaos: er vestigden zich Bourgondiërs in Bretagne er brak een opstand uit. De orde werd enigszins herstel door Constantius, een belangrijke militaire leider die na Stilicho’s dood naar voren trad. Hij probeerde de Germanen te vriend te houden. De Rijngrens werd versterkt door de vestiging van de Bourgondiërs en de Goten kregen land in het zuid westen van Gallië. In 417 n. Chr. Trouwde Constantius met Galla Placidia, de dochter van Theodosius en de halfzuster van Honorius. Ze kregen een zoon, Valentinianus, die in 425 n. Chr. Keizer werd.
Sinds de Vandalen het rijk in 406 n. Chr. binnen waren gevallen hadden ze zich door Gallie verspreid en waren ze Spanje ingetrokken. Ze bleven daar twintig jaar en vochten met de Romeinen en andere stammen.
De Vandalen wilden een rijk thuis voor hun volk en onafhankelijk zijn van Rome. De Romeinen onderhandelden met Geiserik, het Vandalenhoofd, maar hij was niet tevreden met het stuk land wat hem aangeboden werd. Hij trok naar het oosten en veroverde de rijke landerijen rond Carthago dat hij in 439 n. Chr. veroverde. Hij stichtte een onafhankelijk koninkrijk binnen het rijk.
Galla Placidia wilde dat haar zoon keizer werd en speelde daarom aanvoerders tegen elkaar uit. Het rijk bleef daarom zwak, maar een man kwam in 430 n. Chr. als aanvoerder naar voren. Flavius Aetius. (nog even kort iets over hem om het geheugen op te frissen) Hij was als jongen door de Goten gegijzeld en had een tijd doorgebracht aan het hof van de Hunnen. Toen hij aanvoerder van de Romeinen werd zette hij de Hunnen als huursoldaten in om de orde onder de Germaanse stammen in Gallie te herstellen. Maar in 450 n. Chr. kregen de Hunnen een nieuwe leider: Attila. Hij bezat een zeer grot rijk. Van het Baltische gebied tot aan de Donou en Zuid Rusland. Maar Attila begon nu het gebied langs de oost Romeinse grens te teisteren. Toen hij tegenstand ondervond trok hij naar het westen. In 451 n. Chr. lukte het Attila net niet om de Romeinen bij Troyes in Noord Frankrijk te verslaan. Een jaar later legde hij de noordelijke steden van Italie en Milaan in as. Gelukkig voor Rome stierf Attila in 453 n. Chr. en het Hunnen rijk met hem.
Omdat de Hunnen zich na een tijd van bondgenootschap tegen de Romeinen keerden kwam Aetius niet meer erg geloofwaardig over. In 454 n. Chr. werd hij gedood door Valentinianus. Binnen enkele maanden werd Balentinianus zelf ook vermoord.
In 455 n. Chr. kon Geiserik het rijk zonder tegenstand binnendringen en plunderde Romen twaalf dagen lang. De westerse regering stond op instorten. Negen keizers volgden elkaar in die jaren op. De macht verschoof naar de Germaanse aanvoerders van het Romeinse leger.De laatste sterke man van het West Romeinse rijk was de Germaanse Ricimer. Hij won de steun van de Oost Romeinse keizer Leo en hield de Germanen in bedwang. Van 457 tot 472 n. Chr. controleerde Ricimer een reeks West Romeinse keizers. Hij kon geen keizer worden omdat hij een Germaan was, maar bestuurde eigenlijk het rijk.
Toen Ricimer in 472 n. Chr. stierf stelde de Oost Romeinse keizer Leo, Julius Nepos, als kandidaat aan als keizer van het West Romeinse Rijk. Hij werd in 475 afgezet door zijn militair commandant Orestes. Orestes zoon Romulus Augustulus werd keizer. In 476 n. Chr. kwamen er Germaanse troepen in opstand. Ze kregen hen soldij van de Romeinen onregelmatig en wilden een stuk land van de Romeinen in Italië. Odoacer werd hun leider Orestes werd vermoord en Augustulus verbannen. Odoacer wilde geen keizer worden, maar opperbevelhebber. Zeno was de nieuwe Oost Romeinse keizer. Hij wilde de afgezette keizer Nepos niet afvallen, maar had er ook geen geld voor over om hem te helpen. Uiteindelijk deed hij niets.
Odoacer was leider van Italië en de oude provincies. Reactia en Noricum. Zonder dat de wereld erbij stilstond was het West Romeinse Rijk ermee opgehouden om te bestaan. Dat vond plaats in 476 n. Chr.
Het Oost Romeinse Rijk bleef intact. Al werden in enkele gebieden de rust hevig verstoord door de invallen van de Germanen. Dat gebeurde in Afrika en Spanje. In Gallië bleven Romeinse aristocraten gewoon naast de nieuwkomers wonen. De volken pasten zich bij elkaar aan en leerden veel van elkaar. In 493 n. Chr. werd Odoacer afgezet en vermoord door de Goot Theoderik. Hij vond dat het zijn roeping was om de levenskracht van de Goten te verenigen met de beschaving van Rome. Rome begon te vervallen. Theodorik beval de bevolking om de monumenten en steden te herstellen. De kerk bleef overeind toen het West Romeinse Rijk instortte. Het aanzien van de bisschoppen nam toe.
Het Oost Romeinse Rijk
Het Oost Romeinse Rijk was zeer stabiel. Keizers bleven lang aan de macht. Toen Arcadius in 408 n. Chr. stierf kwam zijn jonge zoon Theodosius de tweede aan de macht. Tot 450 en 518 n. Chr. regeerden er drie keizers. Leo de eerste, Zeno en Anastasius. Er was in Constantinopel corruptie maar de burgers bezaten de macht. Ook de rijken konden hun maatschappelijke verantwoordelijkheden niet ontduiken. Zij moesten bijvoorbeeld sieraden verkopen om Attila, die het Oost Romeinse Rijk bedreigde, af te kopen. Anastasius (491-518 n. Chr.) was een getalenteerd bestuurder, regeerde evenwichtig en werd op handen gedragen. De belastingen werden verlaagd omdat hij de staatsbegroting sluitend had gemaakt. Toen hij overleed zat er zo’n vijftienduizend kilogram goud in de schatkist. Onder het gezag van Justinianus (527-565 n. Chr.) werd er een poging gedaan om West Romeinse provincies te heroveren. Dat lukte ten dele.
Het Romeinse keizerrijk was een kwetsbare staat. Ze kon beter overleven door diplomatie dan door militaire macht. Het Romeinse Rijk ging toen over in het Byzantijnse Rijk dat tot 1453 n. Chr. stand hield.
De conclusie
Ik heb nu behoorlijk wat informatie gegeven over de Hunnen en het Romeinse Rijk. Maar ik wil dan nu werkelijk het antwoord proberen te formuleren op mijn hoofdvraag. Nog even voor alle duidelijkheid, mijn hoofdvraag was:
In hoeverre hebben de Hunnen invloed gehad op de
ondergang van Rome?
De Hunnen hebben dus wel degelijk invloed gehad op de ondergang van Rome. Zij joegen de volkeren voort. Zo vluchtten bijvoorbeeld de Goten de Donou over. Ze overtraden een tien jaar oud verbond met de Romeinen en staken toch die grens over die de Romeinen hun hadden gesteld. Je mag hieruit wel concluderen dat de Goten op dat moment banger waren voor de Hunnen dan voor de Romeinen. De Romeinen accepteerden die overtreding omdat ze beseften dat de Hunnen een grotere vijand voor hen was dan bijvoorbeeld de Goten en dat ze iedere man die een wapen kon hanteren nodig zouden hebben. Hier eerst een passage uit mijn werkstuk om de situatie duidelijk te maken.
In 375 n. Chr. smeekte een grote groep Goten om in het rijk gelaten te worden. Dat omdat ze door de naderende Hunnen verdreven waren. Ze werden door Valens binnen gelaten. De verhuizing werd slecht aangepakt. Er werd te weinig voedsel gereserveerd en de commandanten die in contact met de Hunnen traden waren corrupt. De Goten kwamen in opstand. Valens rukte in 378 n. Chr. tegen hen op maar hij verloor van de Goten.
Uit mijn werkstuk blijkt dus dat de Goten in opstand kwamen. De Romeinen verloren en gaven de Goten een stuk land van het Romeinse Rijk. Ze maakten bondgenoten van de Goten. Nu streden de Goten naast de Romeinen in plaats van voor de Romeinen. Daar zit nog al een verschil in. Zo brokkelde het rijk toch stukje bij beetje af, hoe je het ook wendt of keert. En ik nam nu het voorbeeld van de Goten, maar ook andere stammen zijn waren op een gelijke wijze in het Romeinse Rijk gekomen en kwamen in opstand of plunderden het Romeinse Rijk. De Hunnen hebben de stammen wel voortgedreven naar het Romeinse Rijk, want de stammen konden verder geen kant op.
De Romeinen waren toch wel afhankelijk van andere stammen, want zonder hen konden ze de Hunnen niet verslaan. Al is er natuurlijk nooit een ‘echte’ grote veldslag geweest tussen de Hunnen en de Romeinen, want Attila was voor hij de Romeinen echt kon overwinnen overleden. Je kunt er over speculeren of de Hunnen de Romeinen hadden kunnen overwinnen of niet, misschien had de wereld er dan wel anders uit gezien, maar dat heeft geen enkele zin. Attila is vroegtijdig overleden en het Romeinse Rijk is ook zonder de Hunnen ten onder gegaan. (of toch mede de Hunnen?… zo kun je het ook bekijken, ze waren er zelf wel niet bij, maar hadden wel verschillende stammen de ‘goede’ kant op gestuurd.)
Maar het Romeinse Rijk is natuurlijk niet alleen gevallen door toedoen van de Hunnen. Het was misschien wel de laatste klap die het rijk die eeuwen bestond en alles overwon niet meer kon hebben. Maar ook het Romeinse Rijk was niet ‘onsterfelijk’…
Literatuurlijst.
Cornell T. Atlas van het Romeinse Rijk (1982) 240 blz.
Freeman C. De wereld der Romeinen (1993) 192 blz.
Gestel J. Wereldrijken in verval (1988) 176 blz.
Schreiber H. De Hunnen (1976) 298 blz.
Unstead R.J. Griekenland en Rome (1979) 63 blz.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
wat kan jij typen zeg! echt een stoer werkstuk!!!!
ik heb er veel aan gehad, wij mochten voor onze opdr. niks overtypen dus heb ik de belangrijkste dingen er van over geschreven1 echt heel erg bedankt!!!!!! groetjes
23 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
Het is een geweldige werkstuk (:
goeie informatie, maar het kon korter !
12 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Goed werkstuk! Heb er veel informatie uit kunnen halen!
4 jaar geleden
Antwoorden