Cosmetische chirurgie in de ethiek.
Inleiding.
In dit profielwerkstuk ga ik proberen de vraag in hoeverre cosmetische chirurgie ethische verantwoord is te beantwoorden. De laatste tijd is er veel ophef over cosmetische chirurgie ontstaan. Er zijn mensen die te ver gaan in de cosmetische chirurgie en er uit komen te zien als een Barbie.
Plastische chirurgie is onder te verdelen in reconstructieve/plastische chirurgie en esthetische/cosmetische chirurgie. Plastische chirurgie wordt uitgevoerd met als doel abnormale structuren van het lichaam te corrigeren. Deze abnormale structuren zijn meestal als gevolg van ontwikkelingsstoornissen, aangeboren defecten, traumata, infecties, tumoren of andere ziekteverschijnselen. Plastische chirurgie wordt meestal uitgevoerd om functies te verbeteren of om zo dicht mogelijk een normale verschijningsvorm te benaderen. Deze ingrepen worden financieel meestal gedekt door het ziektefonds en ziekteverzekeringen. Meestal wordt het niet volledig gedekt, afhankelijk van de aard van de ingreep. Cosmetische chirurgie wordt uitgevoerd om normale structuren van het lichaam te hervormen en om op die manier het lichamelijke voorkomen van een patiënt zo optimaal mogelijk te maken en ook zijn/haar zelfbeeld te verbeteren. Deze ingrepen worden meestal niet gedekt door het ziekenfonds of door ziekteverzekeringen, omdat het niet medisch noodzakelijke ingrepen zijn.
Je hebt verschillende benaderingen in de ethiek, deze kunnen op allerlei manieren worden onderscheiden. Dat kun je bijvoorbeeld doen door: - naar het principe op grond waarvan ze de ethische vraag beantwoorden te kijken. Een teleologische ethiek baseert haar antwoord op een begrip van het doel van het handelen. Een deontologische ethiek neemt als uitgangspunt een begrip van een oorspronkelijk moeten. - Naar het belangrijkste criterium aan de hand waarvan de morele kwaliteit van handelen wordt vastgesteld te kijken. Het consequentialisme kijkt daarvoor naar de consequenties van het handelen, een gezindheidsethiek kijkt naar de intentie ervan. - Naar het aspect van menselijk handelen waarheen de meeste aandacht uitgaat te kijken. In een ‘Diskurs-Ethiek’ is dat het rationele spreken en in een ‘theory of moral sentiments’ is het eerder de morele gevoelens. - Naar het aspect van moraal dat centraal gesteld wordt te kijken.
Je kunt op twee manieren filosofische ingaan op dit onderwerp, met behulp van de filosofische antropologie en de ethiek. De antropologische kant gaat over mensbeelden, deze mensbeelden kan je weer onderverdelen in normatieve mensbeelden en descriptieve mensbeelden. Bij de eerste soort mensbeelden ga je in op hoe een mens zou moeten zijn en bij de tweede soort hoe een mens echt is.
Ik ga de hoofdvraag beantwoorden aan de hand van de ethiek. Hierbij nemen wij drie ethische theorieën als uitgangspunt; de deugdethiek, de gevolgenethiek en de plichtethiek. In de eerste drie hoofdstukken leg ik uit wat deze drie ethische theorieën inhouden, de drie hoofdstukken daarop ga ik deze theorieën toepassen op cosmetische chirurgie.
Hoofdstuk 1 Deugdethiek
Deugdethiek refereert naar een ethisch systeem dat zich focust op wat voor persoon men zou willen zijn. Één van de doelstellingen van de deugdethiek is om de karakteristieken van een persoon te beschrijven.
Het uiteindelijke doel van de deugdethiek is eudaimonia, wat Grieks is voor geluk of succes. Dit is het doel wat alle mensen nastreven om een goed, gelukkig en vervuld leven te leiden.
Om eudaimonia te bereiken moet men leven volgens bepaalde deugden. Bijvoorbeeld de kardinale deugden, moed, matigheid, rechtvaardigheid en wijsheid. Deze maken deel uit van de zeven deugden, de andere drie deugden zijn geloof, hoop en naastenliefde. Een deugdethicus zoals Aristoteles zou zeggen dat dit hetgeen is wat alle mensen rationeel zouden kiezen.
Een andere manier om eudaimonia te vinden is door de wetenschap en de filosofe te bestuderen, de phronesis zo veel mogelijk verwerkelijken en door het gematigde genot. De phronesis is hier de belangrijkste deugd, namelijk het inzicht dat zorgt voor het kiezen van de ‘goede’ handeling en het bepalen van het ‘midden’.
Volgens Aristoteles bijvoorbeeld kan eudaimonia alleen refereren aan oudere personen omdat zij genoeg levenswijsheid hebben. Doordat je de deugden moet ontwikkelen en beoefenen door je leven heen, kan je pas aan het eind van je leven een ‘geslaagd persoon’ zijn. Geslaagd betekent hier moreel juist. Je moet dan ook telos, een doel en/of bestemming, voor jezelf stellen die je aan het einde van je leven wilt bereiken. De mens heeft hierdoor een doel waar hij naartoe streeft. De deugden helpen je om dat doel in je leven te verwezenlijken en jezelf te verrijken. Een deugdzaam mens is dan ook een mens dat is gelukt of beantwoord aan datgene waarvoor hij is bedoeld en is ook een persoon die zichzelf ontplooit en verrijkt.
Hierbij is de rol van een gemeenschap en van voorbeelden heel belangrijk. Een persoon die de juiste deugden kent, maar toch kiest om daar niet volgens te leven, bestaat niet. De deugd kan alleen maar nastrevenswaardig zijn omdat deze in het verlengde van het verlangen van de mens ligt.
Ook zegt Aristoteles over de deugdethiek dat de deugd een houding is die met keuzes te maken heeft, dat wil zeggen: die voortkomt uit gemaakte keuzes en die disponeert tot het maken van de juiste keuze. De juistheid van die keuze betekent dat ze steeds het midden weet te vinden. Dat midden is weliswaar altijd relatief, maar wordt niettemin door een maat bepaald, een maat die we zien in de verstandige. Hierbij is de juiste keuze een Aristoteles
keuze voor het midden. Aristoteles bedoelt dat je bij een situatie 384 v. Chr. – 322 v. Chr.
moet kijken naar de extremen (wat zou overdreven zijn hoe je in
een bepaalde situatie zou kunnen handelen) en daarna het midden bepalen. Volgens Aristoteles, is het midden altijd ‘de gulden middenweg’.
Het juiste midden is niet altijd het ‘precieze midden’ tussen twee extremen. Het hangt altijd af van de situatie. Je moet altijd eerst de situatie analyseren en daarna beslissen wat het juiste midden is. Bijvoorbeeld bij de deugd moed. De twee extremen zijn lafheid en overmoed.
Als er een beer in het bos rondloopt waarin jij logeert, en hij heeft je voedselpakket meegenomen, dan ligt het midden waarschijnlijk dichter bij lafheid dan bij overmoed. Een beer is namelijk gevaarlijk en als je te moedig bent, dan kan je je eigen leven riskeren.
Aristoteles maakt ook een onderscheid tussen de intellectuele deugden en de karakterdeugden. Met het eerste bedoelt hij de perfectioneringen van het verstand; wijsheid van het theoretische verstand en verstandigheid van het praktische verstand.
Plato gaat er echter vanuit dat hetgeen wat goed is, wel moet beantwoorden aan de 4 kardinale deugden. Hij zegt dat er een sterke parallellie tussen de politieke structuur van de samenleving en de psychische structuur van elk mens is. Zoals er in de samenleving verschillende groepen mensen zijn, zo kan ook binnen de individuele mens een driedeling worden gemaakt. Een mens bestaat uit drie lagen: de laag van de begeerte (verdeeld in de buik en dan heeft hij het vooral over eten, drinken en seks); de laag van het gemoed (verbeeld in het hart, het domein waar de verontwaardiging haar oorsprong vindt- waaraan de deugd van de moed de juiste vorm geeft); en de laag van het verstand (verbeeld in het hoofd- en waarmee verwezen wordt naar de deugd van de verstandigheid, zonder welke de andere deugden niet weten wat ze moeten doen).
Pas veel later werd door de filosoof Augustinus de wil tot goed doen ontdekt. Hiervoor had ondeugdzaamheid dus niet de betekenis van het hedendaagse kwaad (onwil tot goed doen), maar was een ondeugdzaam mens eerder iemand die zich gewoon vergiste, iemand die een verkeerd beeld had van geluk als nastrevenswaardig. Het ondeugdzame was dus niet het gevolg van het kwade maar het gevolg van onwetendheid. Augustinus geloofde dus dat de wil van de mens werd bepaald door God. `Als je goed leert inzien wat echt goed voor je is, zul je daarnaar streven en dus goed zijn.` Je hebt hierbij `denken` en je hebt `streven`, maar `willen` speelt geen hoofdrol. Alles wat er goed kan zijn aan een mens, kan ook slecht zijn, behalve de goede wil. De goede wil blijkt het enige wat niet ook slecht gebruikt kan worden. De kern van de deugd ligt dus in de wil. Deugdzaam zijn betekend vanaf nu principieel: van goede wil zijn.
Hoofdstuk 2 Gevolgenethiek Handelen heeft een belangrijke plaats in de ethiek. De reden is dat handelingen gevolgen zullen hebben. Dat is dan ook de kern van gevolgenethische theorieën, waarbij het gaat om de bedoelde gevolgen. Onbedoelde gevolgen worden niet meegerekend, tenzij je ze kunt voorzien. Gevolgenethische ethiek wordt daarom ook wel teleologische ethiek genoemd, telos is Grieks voor doel. Om positieve en negatieve gevolgen tegen elkaar te kunnen afwegen heb je een criterium nodig. Dat criterium moet niet-ethisch van aard zijn en bovendien omwille van zichzelf nastrevenswaardig. Het moet niet-ethisch van aard zijn omdat anders dat criterium weer ethisch gerechtvaardigd moet worden. En het moet omwille van zichzelf nastrevenswaardig zijn omdat anders weer een nieuw criterium moet worden gezocht. Is dat laatste niet het geval dan zou dit tot een oneindige regressie of tot een cirkelredenering leiden. Voorbeelden van niet-ethische waarden die omwille van zichzelf worden nagestreefd zijn welzijn, schoonheid, geluk, plezier, bruikbaarheid, gezondheid. Zij hebben eigen of intrinsieke waarde.
Gevolgenethiek gaat om de vraag hoe ons handelen moreel beoordeeld moeten worden, wat een handelen kenmerkt dat moreel juist is. Het antwoord is dat ons handelen beoordeeld moet worden naar zijn utiliteit, naar zijn nut, naar de waarde van zijn gevolgen. Zijn de gevolgen minstens even goed als de gevolgen van andere handelingen die wij hadden kunnen uitvoeren, dan is ons handelen moreel juist. Zijn de gevolgen slechter dan is ons handelen onjuist. Zijn zij beter, dan is ons handelen plicht.
Je hebt verschillenden stromingen in de gevolgenethiek: - Volgens hedonistisch utilisme is de aangename gewaarwording of vreugde niet de enige waarde, maar wel de enige intrinsieke waarde, het enige dat omwille van zichzelf nastrevenswaardig is. Intrinsieke waarde moet onderscheiden worden van extrinsieke waarde, bijvoorbeeld een instrumentele waarde. Iets is van extrinsieke waarde als het goed is als middel voor iets anders, dus als het goed is omdat het leidt tot iets dat omwille van zichzelf goed is. Het hedonistische utilisme erkent dat gevolgen met extrinsieke waarde belangrijk zijn, maar het stelt dat deze waarde niet op zichzelf staat, maar dat zij afhankelijk is van een ander doel, namelijk de aangename gewaarwording. - Het pluralistische utilisme/ ideaal utilisme stelt dat vele standen van zaken en vooral vele ervaringen omwille van zichzelf nastrevenswaardig zijn en dat de ervaring van vreugde daar één van is, maar het is niet de enige. Het pluralistische utilisme stelt dat intrinsieke waarde niet is beperkt tot vreugde, maar dat er nog veel andere intrinsieke waarden zijn zoals kennis, liefde, moed etc. Deze ervaringen zijn niet alleen van waarde als zij leiden tot vreugde. De betreffende ervaringen zijn vaak wel verbonden met vreugde, maar ze zijn ook onafhankelijk van vreugde waardevol. Ook stelt het pluralistische utilisme dat het mogelijk is deze verschillende intrinsieke waarden bijeen te brengen tot één samengesteld goed. - Ook is er nog het preferentie-utilisme. Hierbij laat men in het midden hoe men de nastrevenswaardigheid van ervaringen objectief zou moeten bepalen en vergelijken. In plaats daarvan let met op de subjectieve preferenties van degenen die de gevolgen van het handelen ondergaan. Of de gevolgen van de ene handeling beter zijn dan die van een alternatieve, hangt af van de gevolgen van welke handeling de betrokkenen de voorkeur zouden geven. Het principe van nut spreekt hierbij van ‘het grootst mogelijke overwicht van goede over kwade gevolgen’, en dan gaat het om de grootst mogelijke vervulling van de preferenties van alle betrokkenen, de grootst mogelijke bevrediging van hun wensen en verlangens, het maximaliseren van datgene wat zij gekozen hebben of zouden kiezen.
De zogenaamde vader van het utilisme is Jeremy Bentham, hij was degene die de stelregel ‘’Het grootst mogelijke geluk voor het grootste aantal mensen’’ hanteerde. Volgens Bentham leert de individuele mens inzien het dat het in zijn eigen belang is, als hij zijn persoonlijk streven naar geluk aanpast aan het algemene doel van al het menselijk handelen.
Hoofdstuk 3 Plichtethiek De plichtethiek wordt vaak deontologische ethiek genoemd, deontologisch is afgeleid van het Griekse woord deon, dat plicht of verplichting betekent. Deze ethiek schrijft voor dat het vervullen van de plicht geen middel is maar een doel op zich. Het gaat uit van een generaliseerbare stelregel. Deze regel wordt samengevat in het spreekwoord “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Volgens deontologen is de kern van morele handelingen dat het uitgaat van verplichtingen tegenover elkaar. Zo’n verplichting geldt onwillekeurig welke consequenties dan ook. Het is ook essentieel dat een handeling op grond van morele motieven gebeurt, dat wil zeggen op grond van plicht en niet op grond van eigenbelang. Een daad is pas een morele daad wanneer je bijvoorbeeld geheel belangeloos hulp geeft, omdat het nu eenmaal je plicht is. De handeling zelf staat centraal, je moet een daad uitsluitend naar de aard van die daad beoordelen.
Immanuel Kant is een van de bekendste deontologen. Hij wil een scherp criterium aanreiken om de geldigheid van morele regels te funderen. Hij zoekt dat fundament niet in het gevoel, intuïtie of het bewustzijn maar in het zuivere verstand. Elk rationeel of verstandelijk mens zal dan ook tot dezelfde conclusies komen, dit is dan het universele karakter van morele regels. Een handeling is dan ook uitsluitend moreel juist, wanneer deze handeling steunt op een regel die door een rationeel persoon onvoorwaardelijk zou worden opgevolgd. Je bent dus niet bezig om na te gaan welke consequenties jouw handeling heeft.
Kant komt tot drie uitgangspunten voor morele handelingen: - Een handeling heeft slechts morele waarde wanneer de handeling uit een verplichting voortkomt. - De morele waarde hangt uitsluitend af van de regel die bij de handeling hoort en niet van de gevolgen. - De verplichting komt voort uit respect voor de wet, dit respect is bij alle mensen aanwezig. IImmanuel Kant
Kant geeft een methode waarbij de mens de algemene wet kan bepalen die hij zichzelf wilt opleggen. Doordat de wet door de mens zelf is gesteld, is de mens onafhankelijk terwijl de mens afhankelijk is van de natuurwetten.
Kant analyseert welke praktische principes het handelen begeleiden. Je hebt praktische principes waar je persoonlijk vanuit gaat. Algemene principes zijn principes die voor elk rationeel persoon gelden, zogenaamde imperatieven. Hypothetische imperatieven gelden onder voorwaarden. Een imperatief die in ieder geval gevolgd moet worden door elk rationeel persoon is niet hypothetisch van aard maar categorisch. Zij gelden onvoorwaardelijk en universeel. Het zijn morele wetten die door de goede wil opgevolgd worden. Het moreel handelen van de mens is gericht op de categorische imperatieven. Het onvoorwaardelijke en universele karakter van de categorische imperatief sluit motieven, gevolgen of empirische argumenten uit.
Er is echter slechts één categorische imperatief; het is een gebod dat strikt formeel van aard is en dat toegepast moet worden door alle rationele personen: ‘Handel zo dat de maximen van je wil altijd ook als principe van een algemene wet kunnen gelden.’ De inhoud van de handeling is dus niet belangrijk, het maar om de vorm. De uitspraak ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ lijkt erg op de categorische imperatief.
Hoofdstuk 4 Antropologie en mensbeelden In de vorige drie hoofdstukken heb ik drie verschillende ethische theorieën uitgelegd. Om deze toe te passen op cosmetische chirurgie, is het handig eerst naar de antropologische kant van de ethiek te kijken, hiermee ook naar de mensbeelden.
Antropologie betekent letterlijk de wettenschap, de waarheid of de kennis over de mens. De antropologie die zich specifiek op de mens richt bestaat uit verschillende wetenschappelijke benaderingen, zoals psychologie, biologie, medische en psychiatrische wetenschap en sociologie. Deze wetenschappelijke benaderingen worden vaak als natuurwetenschappen beschouwd. Hiertegenover staan de menswetenschappen, zoals geschiedenis, literatuur, theologie en filosofie.
Filosofische antropologie, bestaande uit anthropos, wat mens betekent, en logos, wat kennis betekent, behoort tot de menswetenschappen. Het onderscheidt zich echter van de andere menswetenschappen doordat zij niet gericht is het op vergaren van nieuwe empirische kennis van de mens, maar op het toelichten van de onbewuste mensbeelden die in het menselijk kennen en handelen zijn vooronderstelt. Hierbij bestudeert de filosofische vraag of de mens verschilt van het dier en of de mens meer is dan zijn lichaam. Verschillende onderwerpen in de filosofische antropologie zijn lichaam en geest, evolutie als menswording, zin of doel van het menselijke bestaan en de symboliek van het menselijke lichaam. De filosofische antropologie houdt zich ook bezig met mensbeelden, dat is een geheel dat betrekking heeft op de wijze waarop iemand de mens ziet en hoe iemand zijn wezenlijkheid typeert. Dualisme en monisme zijn mensbeelden. Dualisme wil zeggen dat er een onderscheid tussen het res cogitans (geest) en het res extensa (lichaam)is. Het tegendeel van dualisme is monisme, hierbij is er geen onderscheid tussen geest en lichaam, geest en lichaam zijn één.
Bij twee ethische theorieën zijn er verschillende personen belangrijk. Zo is bij de plichtethiek Immanuel Kant belangrijk en bij de deugdethiek Aristoteles. Aristoteles vond dat de ziel en het lichaam een geheel waren en dat deze een onlosmakelijk geheel zijn. De ziel noemt hij de vorm en het lichaam de materie. Er waren bij Aristoteles wel drie soorten zielen, de vegatieve, de animale en de rationele. Planten hebben alleen een vegatieve ziel, deze regelt de voortplanting, groei en voeding. De animale ziel is het geheel van de vegatieve ziel en de functies van waarnemingen. De rationele ziel bevat de vegatieve en de animale ziel en de mogelijkheid tot denken. Alleen de mens heeft een rationele ziel.
Immanuel Kant ziet de mens als redelijk wezen en kent de mens een absolute waarde toe. Hij was een dualist en vond dan ook dat lichaam en geest twee aparte dingen waren en nooit een geheel zouden kunnen vormen.
Hoofdstuk 5 De deugdethiek toegepast op cosmetische chirurgie In hoofdstuk 1 heb ik uitgelegd wat deugdethiek precies inhoudt en in dit hoofdstuk ga ik deugdethiek toepassen op cosmetische chirurgie. Aristoteles zegt veel over de deugdethiek, dus ik zal vaak zijn opvattingen bij dit hoofdstuk betrekken.
Het uiteindelijke doel van deugdethiek is eudaimonia, wat geluk betekent. Dit bereik je volgens Aristoteles door je aan de zeven deugden te houden. Als iemand van cosmetische chirurgie gelukkig wordt en zich ondertussen wel aan de zeven deugden houdt, zou het dus verantwoord zijn om cosmetische chirurgie toe te passen.
Om het uiteindelijke doel eudaimonia te bereiken moet je de phronesis zoveel mogelijk proberen te verwerken, hiermee wordt bedoeld dat je voor de keus van de ‘goede’ handeling en het bepalen van het ‘midden’ neemt. Dit is natuurlijk erg subjectief, de ene vindt een handeling wel goed en de ander niet. Voor iedereen is ook het midden anders. Daarom is het erg moeilijk na te gaan of cosmetische chirurgie ethisch verantwoord is door naar de phronesis te kijken.
Aristoteles zegt echter dat alleen oudere personen eudaimonia kunnen verkrijgen door levenswijsheid. Hieruit zou je kunnen concluderen dat alleen oudere mensen cosmetische chirurgie mogen toepassen en jongeren niet, deze zouden nog niet genoeg levenswijsheid hebben over of ze wel echt cosmetische chirurgie willen hebben.
Je moet volgens de deugdethiek alleen wel een midden vinden tussen verschillende deugden. Hieruit zou je kunnen afleiden dat je de cosmetische chirurgie niet moet overdrijven. Je neus een beetje verkleinen of je borsten één cupmaat vergroten zou een midden vormen. Als je maar niet je hele lichaam laat verbouwen en elk jaar een ander deel van je lichaam laat veranderen. Aristoteles heeft het hier ook over de telos, het uiteindelijke doel. Deze uiteindelijke doelen zijn weer per persoon verschillend. De een heeft als doel op een natuurlijke manier oud worden zonder chirurgie en de ander heeft als doel mooi oud te worden, of daar nou chirurgie aan te pas komt of niet.
Het grote probleem bij deugdethiek is dat iedereen een deugd anders interpreteert, hierdoor is het erg subjectief. Ik ben wel achter een paar dingen gekomen aangaande cosmetische chirurgie volgens de deugdethiek. Cosmetische chirurgie is volgens de deugdethiek wel verantwoord, als je jezelf wel aan de deugden houdt en je uiteindelijke doel in je leven niet uit het oog verliest. Ook is cosmetische chirurgie alleen verantwoord als je het niet toepast op al te jonge leeftijd omdat je dan nog niet genoeg levenswijsheid hebt. Cosmetische chirurgie moet altijd met mate worden gedaan, zoek altijd het midden van twee extremen. Bij cosmetische chirurgie is dat bijvoorbeeld het midden tussen een lelijk eendje en een opgeblazen bimbo.
Hoofdstuk 6 De gevolgenethiek toegepast op cosmetische chirurgie De gevolgenethiek en wat de gevolgenethiek inhoudt heb ik al eerder in hoofdstuk 2 uitgelegd. Hieronder ga ik proberen de cosmetische chirurgie toe te passen op de gevolgenethiek, waarbij ik me vooral focus op preferentie-utilisme.
Bij de gevolgenethiek gaat het vooral om de gevolgen van ons handelen. Als dus de gevolgen van cosmetische chirurgie op lange termijn positief zijn voor jou en je omgeving, is cosmetische chirurgie verantwoord. Als er ook negatieve gevolgen ontstaan, moet je een criterium hebben dat niet-ethisch van aard is. Schoonheid, welzijn en geluk zijn bij cosmetische chirurgie gepaste niet-ethische waarden. Schoonheid kan je verkrijgen door cosmetische chirurgie, maar je kunt schoonheid er ook bij verliezen. Soms lopen de operaties anders dan hoe de chirurgen hadden gehoopt. Bij geluk en welzijn geldt hetzelfde, als de operatie goed gaat verkrijg je het, gaat de operatie niet goed dan verlies je het.
Bij de gevolgenethiek staat ook het nut en de waarde van de gevolgen erg centraal. Zodra de gevolgen even goed zijn als de gevolgen van andere handelingen die je had kunnen doen, dan is het handelen moreel juist. Dit deel van de gevolgenethiek is erg subjectief, iedereen heeft andere ideeën over of cosmetische chirurgie nut heeft. Voor de één kan het erg veel nut hebben om er voor een paar jaar weer strak uit te zien en voor de ander heeft het juist geen nut omdat je er na een paar jaar toch niks meer van ziet. Voor de een zijn de gevolgen van cosmetische chirurgie even goed als de gevolgen van andere handelingen die je in die tijd had kunnen doen en voor anderen zijn die gevolgen minder goed dan de gevolgen van andere handelingen. Ook kan het voorkomen dat je van tevoren denkt dat de gevolgen even goed zijn als andere gevolgen, maar dat er bijvoorbeeld complicaties volgen of dat de operatie mislukt, en dat je daarna de gevolgen veel minder goed vindt dan andere gevolgen, waardoor ons handelen onjuist wordt.
Een deel van de gevolgenethiek is het preferentie-utilisme, waarbij de leus ‘het grootst mogelijke geluk voor het grootst mogelijke aantal’ van de filosoof Jeremy Bentham centraal staat. Als je deze leus gaat toepassen op de cosmetische chirurgie, kom je weer voor de moeilijkheid, dat het subjectief van aard is. Ook verschilt het weer per persoon of hij/zij er gelukkig van wordt, omdat het eindresultaat bij iedereen anders is. Als jij zelf denkt dat je, door cosmetische chirurgie toe te passen bij jezelf, het grootste geluk voor de meeste mensen bereikt, is het verantwoord. Dit kan je echter nooit zeker weten, sommige mensen zien je misschien liever natuurlijk ouder worden. Andersom geldt het natuurlijk ook, als je denkt het grootste geluk voor de meeste mensen te behalen door natuurlijk oud te worden, kunnen er altijd genoeg mensen zijn die vinden dat je beter maar wel cosmetische chirurgie kan toepassen. Zijn er minder mensen die vinden dat je beter géén chirurgie moet toepassen dan mensen die vinden dat je het wél moet doen, is het alsnog je plicht om cosmetische chirurgie toe te passen. Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.
Al met al gaat het bij gevolgenethiek om de gevolgen, deze zijn per persoon anders. Ook staat het nut van de gevolgen centraal en is het erg subjectief of zij vinden dat cosmetische chirurgie nut heeft. Ook als je gaat kijken naar het grootst mogelijke geluk voor het grootste aantal mensen, verschilt het weer per persoon of zij vinden dat ze de meeste mensen geluk geven door cosmetische chirurgie toe te passen.
Hoofdstuk 7 De plichtethiek toegepast op cosmetische chirurgie
Ook de plichtethiek heb ik eerder in dit werkstuk al uitgelegd en in dit hoofdstuk ga ik de plichtethiek toepassen op de cosmetische chirurgie.
Een belangrijke levensregel in de plichtethiek is ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat dan ook een ander niet.’ Hierbij zijn de gevolgen van de handeling totaal niet van belang. Als je deze leefregel aan zou houden als het om cosmetische chirurgie gaat, is het weer subjectief. Als jijzelf nooit van je leven cosmetische chirurgie op jezelf zou willen toepassen, dan wil je dus ook niet dat het bij een ander gebeurt, en omgekeerd natuurlijk. Aan de andere kant kan het zijn dat sommige mensen denken dat er bij henzelf niks is wat ze willen veranderen, maar als ze bijvoorbeeld de neus van een ander iemand zouden hebben, dat ze dan wel cosmetische chirurgie zouden toepassen. Dus het is maar net in welk licht je deze leefregel zet.
Bij de plichtethiek gaat het er ook om dat een daad op grond van plicht en niet op grond van eigenbelang wordt gedaan. Hierbij is het weer subjectief of iemand cosmetische chirurgie als plicht ziet of als eigenbelang. In de meeste gevallen is het eigenbelang, je wordt er dan ook zelf mooier van. Maar andere mensen moeten de hele dag naar je kijken en zo zou je het als een plicht tegenover die andere mensen kunnen zien om cosmetische chirurgie toe te passen.
Immanuel Kant, de belangrijkste grondlegger van de plichtethiek, komt tot drie uitgangspunten voor een morele handeling. Bij dit eerste uitgangspunt gaat het om de verplichting van de handeling, en zoals ik hierboven al beschreef verschilt het dan per persoon of ze cosmetische chirurgie als een verplichting zien. Bij het tweede uitgangspunt wordt duidelijk gemaakt dat het niet om de gevolgen van de handeling hoort te gaan, maar om de levensregel die hierboven is beschreven. Hierbij is het weer subjectief of cosmetische chirurgie verantwoord is omdat iedereen anders denkt over cosmetische chirurgie bij zichzelf en bij anderen. Het derde uitgangspunt stelt dat de verplichting voortkomt uit respect voor de wet. Als Kant hiermee de natuurwetten bedoelde, betekent dit dat God ons zo heeft gecreëerd en dat je dat moet respecteren en dus geen cosmetische chirurgie moet toepassen. Hiermee beledig je God omdat je dan laat merken dat hij een fout heeft gemaakt bij de creatie van jezelf. Als Kant hiermee de wetgeving bedoelde, is cosmetische chirurgie wel verantwoord, er staan namelijk niks over cosmetische chirurgie in de wet. En als Kant met de wet doelde op de algemene wet die de mens kan bepalen en die hij zichzelf dus oplegt, is het weer erg subjectief. Iedereen heeft andere wetten die hij zichzelf oplegt en iedereen heeft ook wel wetten die hij alleen op zichzelf legt en liever niet op anderen.
Zo komen we vanzelf bij het categorisch imperatief van Kant, dat wil zeggen dat je zo moet handelen dat je zou willen dat het een algemene wet zou zijn. Als jij zou willen dat iedereen wel cosmetische chirurgie moet toepassen, is dit voor jou een handeling waarvan je wilt dat het een wet zou zijn. Dan zou het dus voor jou verantwoord zijn cosmetische chirurgie toe te passen. Als je niet zou willen dat iedereen in ieder geval cosmetische chirurgie zou toepassen, dan is het voor jezelf niet verantwoord het wel te doen. Eigenlijk is het categorisch imperatief dan ook moeilijk toe te passen op cosmetische chirurgie, omdat alle lichamen anders zijn. Misschien dat je cosmetische chirurgie voor iemand anders wel een optie vindt en voor jezelf niet, of omgekeerd natuurlijk.
Al met al is het erg moeilijk cosmetische chirurgie toe te passen op de plichtethiek omdat veel aspecten van de plichtethiek erg subjectief zijn ingesteld.
Hoofdstuk 8 Conclusie In dit hoofdstuk ga ik proberen de conclusies van de drie ethische theorieën als het gaat om cosmetische chirurgie op een rijtje zetten. Bij alledrie de theorieën heb ik gemerkt dat een groot deel erg subjectief is en daarom is het dan ook moeilijk een conclusie te trekken.
Bij deugdethiek is cosmetische chirurgie verantwoord als je er uiteindelijk gelukkig van wordt, hierbij is het wel noodzakelijk om levenswijsheid te hebben waardoor je dus van een oudere leeftijd moet zijn om cosmetische chirurgie toe te passen. Ook moet je je wel blijven houden aan de zeven deugden waarmee de deugdethiek handelt. Het is hierbij erg belangrijk een midden te vinden tussen twee extremen en is het dus niet verantwoord extreem veel cosmetische chirurgie toe te passen, maar ook weer niet te weinig. Je moet bij de deugdethiek wel je uiteindelijke doel in je leven in de gaten houden, ook als je gaat beginnen aan cosmetische chirurgie.
Bij de gevolgenethiek gaat het logischerwijs om de gevolgen van ons handelen. Als je dit toepast op cosmetische chirurgie is het maar weer net hoe de operatie uitpakt. Ook het nut van de gevolgen is belangrijk, dit is weer erg subjectief bepaald. Als je gaat kijken naar de leus ‘’ het grootst mogelijke geluk voor het grootste aantal mensen’’ is het bijna niet te bepalen of cosmetische chirurgie ethisch verantwoord is. Kijk je bij deze regel naar de mensen om je heen, de mensen uit je woonplaats of alle mensen in Nederland of in de wereld. Je weet hierbij nooit zeker of je door cosmetische chirurgie iedereen een plezier doet of niet.
Bij de plichtethiek van Immanuel Kant staat de leefregel ‘’wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat dan ook een ander niet’’ centraal. Ga je deze leefregel toepassen op cosmetische chirurgie, dan is het zeer subjectief of cosmetische chirurgie ethisch verantwoord is. Ga je cosmetische chirurgie toepassen op het categorische imperatief, dan is dit natuurlijk weer erg subjectief. De ene zou wel een algemene wet van cosmetische chirurgie willen en anderen juist weer helemaal niet.
Bronvermelding
Voor dit profielwerkstuk heb ik gebruik gemaakt van verschillende boeken en internetsites.
De volgende boeken heb ik gebruikt: - Ethiek in de praktijk, L.L.E. Bolt, M.F. Verweij, J.J.M. van Delden, druk 5 - Ethiek in de praktijk, T. van Willigenburg, A. van den Beld, F.R. Heeger, M.F. Verweij, druk 4 - Filosofen van deze tijd, M. Doorman, H. Pott, druk 2 - Deugdelijke leven, Paul van Tongeren, druk 3
Ik heb onder andere de volgende internetsites geraadpleegd: - www.geolocatie.nl - www.zorgethiek.nl - www.ethics.be
REACTIES
1 seconde geleden