Hoofdvraag:
• Hoe kan een tabel verwerkt worden in een artikel. In dit geval een artikel over milieuproblematiek?
Deelvragen:
Opdracht 1: Zie tabel blz. 174 van het hoofdboek (afkomstig: CBS)
1. De winter van 1992/1993 was een topseizoen, terwijl er in de winter van 1997/1998 sprake was van een matig seizoen. Druk het verschil uit in percentage.
2. Vergelijk de gegevens van 1989/1990 en 1999/2000. Onderzoek welke uitgaven relatief het meest zijn toegenomen, die per vakantieganger met eigen vervoer of die per vakantieganger met overig vervoer.
3. Bereken het aantal boekingen bij een bank, VVV e.d in procenten van het aantal boekingen bij een reisbureau. (1997/1998)
4. In welke winter gaven de wintersporters in totaal het meeste uit?
Hoeveel waren deze uitgaven?
Opdracht 2: Zie bijlage opdracht 2.
1. Hoeveel procent van de totale bezoeken in 2001 was gratis?
En hoeveel procent was dat in 2003?
2. In 2003 is ‘het aantal musea met meer dan 100.000’ bezoeken gestegen ten opzichte van 2001. Wat zou je kunnen zeggen over de grote van de musea in 2003?
3. Hoeveel procent van het gemiddelde bezoeken per museum in 1999 was een buitenlands bezoekje ?
4. Stel: één gemiddeld museumkaartje kost € 12,50.
Bereken de percentuele toename van de opbrengst van de betaalde bezoeken (1999-2001) in euro’s.
Uitwerking van de deelvragen
Opdracht 1:
1. N-O X 100 % =
O
1.293.000-1.016.000 X 100 % = 27,3 %
1.016.000
2. Relatieve toename:
510.000-424.000 X 100 % = 20.3 % toename.
424.000
627.000-579.000 X 100 % = 8.3 % toename.
579.000
Zoals u kunt zien zijn de uitgaven per vakantieganger met eigen vervoer relatief het meest toegenomen.
336.000 100 %
47.000 ?
3. Het aantal boekingen bij een bank, VVV e.d in procenten van het aantal boekingen bij een reisbureau (1997/1998) =
47.000 x 100 % X 100% = 14,0 %
336.000
Uitwerking van de deelvragen
Opdracht 2:
1. Aantal procent gratis bezoeken van de totale bezoeken (2001)=
6089.000 X 100 % = 29,7 %
20488.000
5965.000 X 100% = 30,5 %
19558.000
2. Hoogstwaarschijnlijk zijn er meer grote musea gekomen in 2005. Dat denk ik omdat de musea met veel bezoekers ook vaak de grotere musea zijn.
3. Aantal buitenlandse bezoeken in procenten van het gemiddelde bezoeken per museum in 1999=
3.969.000 X 100 % = 19,2 %
20.679.000
4. In 1998/1999 gaven de wintersporters in totaal het meeste uit. Deze uitgaven waren: € 671.669.000
(1219 x 551)
14.012.000 x € 12,50 = € 175.150.000
14.399.000 x € 12,50 = € 179.987.500
Procentuele toename = 179.987.500-175.150.000 X 100% = 2,8%
175.150.000
Reflectie en evaluatie
Hoe is het onderzoek verlopen?
Het onderzoek is naar mijn mening goed verlopen. Ik kwam redelijk goed uit met de tijd die ik dacht nodig te hebben en er waren voor de rest niet echte tegenvallers.
Wat heb je geleerd?
Ik heb geleerd dat als je even naar een tabel kijkt, je niet zo ziet dat er veel meer uit te halen is dan alleen de gegevens op het zicht. Ik heb ook geleerd dat je eerste verslag niet in één keer goed kan zijn. Er moest bij mij nog heel wat veranderen tot ik er tevreden mee was.
Wat zou je de volgende keer anders doen?
Ik zou de volgende keer nog weer iets eerder beginnen dan dat ik nu begonnen ben, niet dat ik nou tijd tekort had, maar dan kun je nog beter nadenken over hoe je verslag er uit komt te zien als geheel.
Wat vond je ervan?
Ik vond het wel leuk om te maken. Alleen vond ik het ook wel weer heel veel uren die je eraan besteed. De richtlijn van 10 uur voor deze P.O vond ik wel goed geschat.
Tabellen op internet
5.2- Praktische opdracht door een scholier
- 6e klas vwo | 499 woorden
- 11 augustus 2008
5.2
6
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Een rechtenstudie met betekenis, waar wil jij je hart voor inzetten?
Bij de bacheloropleiding Law in Society aan de VU ontdek je hoe je actuele maatschappelijke thema’s kunt aanpakken met een juridische bril.
REACTIES
1 seconde geleden