Nieuwe technieken op sportgebied

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 3e klas vwo | 2564 woorden
  • 29 maart 2002
  • 63 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
63 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor deze praktische opdracht moesten we technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen op sportgebied beschrijven. Ik heb dit voor 3 sporten gedaan; schaatsen, zwemmen en wielrennen. Daarbij heb ik elk deelonderwerpen bij gemaakt en vervolgens informatie over gezocht op het internet, encyclopedie en dergelijke. Op de volgende bladzijden staat het resultaat.

Hoofdstuk 2

2.1 De klapschaats
Ruim tien jaar geleden is er uitvoerig onderzoek gedaan naar de schaatsafzet, uit dit onderzoek is gebleken dat een krachtige enkelstrekking ontbreekt bij schaatsen, omdat de schaats het contact met het ijs verliest . Uit verschillende analyse van hardlopen, springen en sprinten is gebleken dat als die enkelstrekking wel wordt gedaan dat extra kuitspieren worden ingezet en dat de kniestrekking veel langer duurt, zo krijg je een betere en krachtigere afzet.

Door dit onderzoek is een Nederlander op het idee gekomen om een schaats te ontwikkelen waarmee je wel ijzers op het ijs blijven. De klapschaats is tijdens een groot deel van de schaatsslag (0,5 - 0,8 s) dicht en gedraagt zich dan als een normale noor. Tijdens de enkelstrekking gaat hij gedurende korte tijd open (slechts ongeveer 0,05 s). Hierdoor blijft het glij-ijzer langere tijd op het ijs dan bij een normale noor. Het klapmechanisme stelt de rijder in staat om de kniestrekkers en kuitspieren meer arbeid te laten leveren dan op noren. Deze extra arbeid moet de schaatser echter wel kunnen opbrengen.
Achteraf blijkt dat het onderzoek voor geen meter deugde, de werking van de klapschaats blijkt in wat anders te zitten. Volgens nieuwe onderzoeken zit het hem in bewegingsvrijheid, je kunt met de klapschaats namelijk een heel goede bocht rijden. Op noren moet de voet draaien over de punt van het ijzer, ongeveer een centimeter of tien voor de tenen. Bij de klapschaats ligt dat punt bij het scharnier van het klapmechanisme, onder de bal van de voet. Er zit ook een nadeel aan de klapschaats, het vereist namelijk een heel nieuwe techniek. Veel schaatsers vonden het een veel te groot nadeel om de nieuwe techniek te gaan leren. Maar vele waren verbaasd toen een paar Nederlanders wel op klapschaatsen schaatsen, en sommige wereldrecords met seconden verbeterden. Zo reed Ganni Romme 22 seconden onder het oude wereldrecord met de klapschaats.

2.2 De dubbele klapschaats
Nu het snel gaat op een klapschaats willen ze weer iets sneller. Zo hebben ze een dubbele klapschaats ontwikkelt, het is in principe een verbeterde klapschaats maar wel een schaats die nóg efficiënter is. Bij de gewone klapschaats scharniert de schaats onder de voorvoet waardoor de schaatser veel kracht op het ijs kan uitoefenen. Bij de dubbele klapschaats scharniert de schaats op twee punten waardoor de slag nóg efficiënter.

2.3 De strips
De grootste vijand van de schaatser is de luchtweerstand, want 80% van de weerstand die een schaatser ondervindt is luchtweerstand. Daaraan wordt dan ook het meest gedaan, en wederom door Hans Velthuis. In 1998 vonden wetenschappers de strips uit; vijf plakstroken, van ongeveer 1 cm lang. Ze worden bevestigd op het de onderbenen (aan de buiten- en binnenkant) en een strook op het voorhoofd. Op de strips zitten in de lengterichting anderhalve millimeter hoge ribbels, met een speciale vorm. De strips zorgen ervoor dat de luchtstroming beter tegen het been blijft plakken. ‘Het been’, is volgens Velthuis, ‘een soort cilinder, waar tijdens het schaatsen aan beide kanten lucht langs stroomt. Die stroming laat halverwege het been los en gaat daar van een mooie, gladde - laminaire - stroming over in een turbulente met chaotische wervelingen die extra weerstand geven.’ De ribbels op de strips zorgen dat de stroming over het hele been goed verloopt. Er is 15% minder weerstand haalbaar, maar het ligt aan de houding van de schaatser hoe veel er mogelijk is. Minimaal heeft de schaatser er 5% voordeel van. Dit staat gelijk tot 0,2 sec sneller per rondje. De strips zijn van tevoren aan een uitgebreid onderzoek onderworpen. In een grote tunnel, Openstraal Windtunnel genaamd, kunnen ze een mooie luchtstroom creëren. Daar hebben ze met verschillende prof schaatsers, Marnix ten Kortenaar, Gianni Romme, Rintje Ritsma, Bart Veldkamp en Annamarie Thomas, met strips op een plateau gezet. Die schaatsers gaan dan in de schaatshouding zitten en vervolgens laten ze er lucht langs stromen. Uit die onderzoeken blijkt dat bij elke snelheid de strips een positief effect hebben, en het beste werken op de 10 km.

De strips bleken op Nagano een zeer groot succes, en is een van de beste uitvindingen ooit op schaatsgebied.

2.2 Het Aëropak
Het aëropak is net als de klapschaats een Nederlandse ontwikkeling, het is ontworpen door Hans Velthuis. Het idee is niet helemaal zelf bedacht, het is afgeleid van straaljagers. Er zitten namelijk schubben op de kop van de straaljager die ervoor zorgen dat er minder luchtweerstand is. Het gevolg daarvan is dat het vliegtuig sneller gaat. Die schubben heeft Hans Velthuis ook op het pak gemaakt, en zo werd het een superaërodynamisch pak. Het pak is in 1999 op luchtweerstand getest in windtunnels. Uit die onderzoeken bleek dat de luchtweerstand 3 tot 9% procent minder dan bij een normaal pak, dat is het zelfde als 0,3 tot 0,7 seconden per rondje sneller.

2.3 De schaatsbaan
Net als bij de schaats en het pak wordt er ook veel gedaan aan de schaatsbaan. De beste schaatsbaan is er één die op grote hoogte ligt, bijvoorbeeld 1000m. Op zulke hoogtes is de lucht veel ijler en dunner, dus schaatsbanen zoals Heerenveen kunnen niet op tegen schaatsbanen op grote hoogtes, zoals Calgary, Nagano, Hamar of Salt Lake City. Op deze banen worden dan ook de meeste wereldrecords verbroken.
Maar daarom wordt er veel onderzoek gedaan naar hoe je het beste ijs krijgt. In Thialf (Heerenveen) hebben ze ook goede ijsmachines aangeschaft die voor een betere laag zorgen en hebben ze een nieuwe laag beton onder het ijs gelegd die er voor zorgt dat het ijs gladder is. Om het ijs in de beste conditie te houden wordt er zo min mogelijk op gelopen, daarvoor zijn er tunnels aangelegd waardoor schaatsers niet meer over het ijs hoeven te lopen om naar het midden te gaan. In Thialf gaan ze in de toekomst een betonen scheidingswand aanleggen die de 400meter baan afscheidt van de recreatiebaan. Deze wand is bedoelt om koele lucht tegen te houden en zo creëer je een koele luchtlaag van ongeveer 40cm die boven het ijs hangt.


Hoofdstuk 3 Zwemmen

3.1 Het haaienpak, succesvol of niet?
Naast het schaatsen is zwemmen ook een sport waarbij veel aan het pak wordt gedaan. Ook bij zwemmen zit er soms maar honderdste van seconden tussen winnen en verliezen. Het haaienpak is het eerste pak ter wereld dat de hydrodynamische eigenschappen van de haaienhuid nabootst. Het pak is strak over het lichaam getrokken. Volgens de producent van het pak kunnen de prestaties met 3% worden verbeterd. Het pak is gebaseerd op de snelste vis ter wereld; de haai. De haai heeft minuscule groefjes op de huid zitten die ervoor zorgen dat de haai minder weerstand heeft tijdens het zwemmen. Vandaar dat het pak ook ‘het haaienpak’ heet.
De kleine groefjes verlagen de wrijving aan het oppervlak, langsstromend water blijft hierdoor langs het lichaam geplakt. De zwemmer ondervindt dan minder remming van het water. Maar de werking hangt af van snelheid waarmee het water langs het lichaam stroomt. De groefjes hebben namelijk een andere werking als je meer of minder snelheid hebt. De haai heeft dit goed opgelost, bij de haai is de grootte van de groefjes afhankelijk van de plaats op het lichaam. Bij het zwempak is dit niet zo, wanneer de zwemmer niet snel genoeg zwemt dan hebben de groefjes een tegen effect. Dan ontstaat er juist extra wrijving, waardoor de zwemmer alleen maar langzamer van gaat. Zo hebben ze onderzocht dat bij optimale omstandigheden de weerstand als gevolg van de turbulentie, 8 tot 10% procent lager is. Maar de turbulentie weerstand is slechts een klein deel van de weerstand die een zwemmer ondervindt. De druk is namelijk het grootste probleem bij het zwemmen en de druk is niet tegen te gaan met groefjes. Een haai heeft hier ook last van maar heeft een gestroomlijnde vorm die het minder maakt, een zwemmer heeft alles behalve gestroomlijnd lichaam.

Hoofdstuk 4 Wielrennen

4.1 Wielrenbroeken
Een wielrenbroek is een strakke broek met halflange pijpen, die de dijbenen bedekken. Vroeger werden wielrenbroeken en wielrenshirts, bij gebrek aan beter, gemaakt van wol. Tegenwoordig zijn er allerlei kunstvezels ontwikkeld. Lycra is bijvoorbeeld zo’n kunstvezel. Lycra is een kunststof die een aantal positieve eigenschappen heeft. Het laat zweet door en droogt erg snel. In het kruis van de wielrenbroek zit een stuk kunstzeem genaaid. Dit zeem heeft als functie het transpiratiezweet op te nemen. Hierdoor blijven de billen droog en wordt doorschuren van de huid voorkomen. Om diezelfde reden is het zeem ook op een speciale wijze middels platte naden in de koersbroek gestikt. Vroeger werd voor de zweetopname natuurzeem gebruikt. Maar kunstzeem biedt een hoop voordelen. Het is slijtvaster en eenvoudiger schoon te maken en blijft altijd zacht. Een natuurzeem daarentegen, moet na iedere wasbeurt ingesmeerd worden met een speciale broekencrème om het zeem soepel te houden. De halflange pijpen van de wielrenbroek moeten ervoor zorgen dat de bovenbenen niet te snel afkoelen. Het is belangrijk dat de wielrenbroek precies past. Een te kleine broek knelt te veel af en een te grote broek kan vouwen geven die voor irritatie zorgen. Meestal worden wielrenbroeken gebruikt met vaste schouderbanden. Deze voorkomen dat de broek tijdens het fietsen afzakt en door een hoger rugdeel van dergelijke broeken wordt de rug langer warmgehouden.

4.2 Wielrenschoenen
De wielrenschoenen is het meest ontwikkelde deel van de wielrensport. Heel vroeger bestonden er geen speciale wielrenschoenen. Aan het begin van deze eeuw reden wielrenners met normale leren schoenen van een Italiaans model. Met behulp van toeclips konden de schoenen vastgemaakt worden op het pedaal. Toeclips zijn metalen beugeltjes die op de voorkant van de pedalen worden geschroeft. De neus van de schoen kan in de beugel geschoven worden en met een riempje wordt het zaakje vastgesnoerd. Jaren later kwamen de eerste echte wielrenschoenen op de markt. Dit waren nauwsluitende schoenen gemaakt van leer. De zool werd in die tijd gemaakt van hout, om zo stijf mogelijk te zijn. Een harde zool is voor wielrenschoen enorm belangrijk om alle krachten op een zo efficiënt mogelijke manier over te brengen op het pedaal. Veel beginnende wielrenners rijden met sportschoenen, wat niet verstandig is. Sportschoenen hebben namelijk een zachte zool, speciaal gemaakt voor bijvoorbeeld hardlopen of tennis. Tijdens het fietsen zet je kracht op het pedaal met de voorkant van je voet. De hak van de sportschoen zal tijdens de neerwaartse beweging van het pedaal doorzakken. Hierdoor duwt de rand van het pedaal in de voet. De bloedtoevoer wordt afgekneld en er ontstaat een tintelend gevoel. Ook kun je bijvoorbeeld blessures aan de achillespees krijgen. Speciale wielrenschoenen hebben een dusdanig stijve zool dat deze niet doorbuigt. Tintelende tenen worden voorkomen. Alle kracht die door het been op de schoen wordt uitgeoefend gaat zitten in het draaien van de pedalen. Er gaat nauwelijks kracht verloren. Tegenwoordig zijn houten zolen verleden tijd. Wielrenschoenen hebben nu een kunststof zool, die erg stug is. Duurdere modellen hebben een zool die versterkt is met carbon, of zelfs helemaal uit carbon bestaat. Zulke schoenen zijn uitzonderlijk stijf en licht. Speciale wielrenschoenen zijn in ontelbaar verschillende modellen te krijgen.

Wielrenschoenen worden vaak een paar uur achter elkaar gedragen. Dus het is van belang dat de schoen goed zit. Het is vervelend als je er tijdens een lange training achter komt dat een nieuw paar schoenen toch eigenlijk te klein is. Naast comfort is de stijfheid van de zool ook bepalend voor de levensduur van de schoen. Een wielrenschoen is versleten wanneer door het vele gebruik de zool slap is geworden. Door de vele miljoenen keren dat er druk op een schoen wordt uitgeoefend tijdens het fietsen verliest de zool z’n sterkte en kan gaan doorbuigen. Is dit het geval, betekent het dat de wielrenschoen versleten is.

4.3 De Pedalen
Het is tijdens het wielrennen belangrijk dat de voeten goed vastzitten aan de pedalen. Tijdens het fietsen wordt niet alleen op de pedalen geduwd, maar je trekt de pedalen ook omhoog. Dit trekken aan de pedalen kan alleen wanneer de schoenen goed vast zitten. Vroeger werden de wielrenschoenen door middel van toeclips en riempjes aan het pedaal vastgesnoerd. Totdat in het begin van de jaren tachtig een Franse fabrikant van skibindingen een geheel nieuwe racepedaal ontwikkelde. Door middel van een kunststof plaat die onder de zool van de schoen bevestigd wordt kan de schoen aan het pedaal vastgezet worden. In het pedaal zit een klem die middels een veer de schoenplaat vastgrijpt. Iets wat tijdens het los- en vastzetten van het pedaal een duidelijke "klik" laat horen. Vandaar dat zulke pedalen in de volksmond klikpedalen worden genoemd. De Franse wielrenner Bernard Hinault was een van de eerste renners in het peloton, die met dergelijke pedalen rondfietste. Toeclips en riempjes zijn met de komst van deze cliploze pedalen voorgoed verleden tijd geworden. Ondertussen zijn veel fabrikanten op de ontwikkeling van cliploze pedalen ingesprongen. Er bestaan 1001 modellen die allemaal een gelijke functie hebben: de wielrenschoen aan het pedaal vastzetten. De prijs van een stel cliploze pedalen ligt tussen de 45 en 272 euro. Cliploze pedalen zijn een stuk veiliger en betrouwbaarder. Door de hak van de schoen naar buiten te duwen ontgrendelt het pedaal vanzelf en de schoen is los van het pedaal. Voor zowel recreanten als wedstrijdrijders zijn cliploze pedalen een bekend fenomeen en behoren tot de standaard uitrusting.

4.4 De helm
Een valhelm is hoofdzaak wordt vaak gezegd. Zeker voor het wielrennen is dit het geval, maar ook voor de gewone sporter. Ook bij een snelheid van 25 kilometer per uur kun je al een flinke verwonding oplopen. Voor wedstrijdrijders geldt dat zij geen aanspraak kunnen maken op de verzekering van de wielerbond als ze geen helm dragen. Veel wordt gezegd dat het te warm is om te dragen, maar helmen hebben tegenwoordig genoeg ventilatiegaten om zelfs tijdens de heetste dagen genoeg afkoeling te bieden.
Sinds dat in sommige landen valhelmen verplicht zijn voor wielrenners zijn ze flink veranderd. Vroeger reden wielrenners met helmpjes van het zogenaamde Deens model; een klein leren helmpje. Ook nu nog rijden een aantal professionele wielrenners nog met deze helmen. Maar meestal zie je toch de schaalhelmen gemaakt van piepschuim. Deze helmen bieden duidelijk meer bescherming in vergelijking met een Deens model. Binnen in de helm zit een geraamte van dun ijzerdraad om de helm sterk te maken en om het een goede vorm te geven. Hierom-heen zit een model van piepschuim dat een eventuele klap opvangt. Doordat helmen in verschillende maten te krijgen zijn is er voor ieder hoofd wel een passende helm. Vaak dragen wielrenners onder hun helm een katoenen petje. Zo’n petje heeft een aantal functies:


• tijdens warm weer helpt een petje om een zonnesteek te voorkomen,
• een petje zorgt ervoor dat zweet niet te snel verdampt, je wordt dan minder snel ziek,
• onder een helm zorgt een petje ervoor dat zweet opgenomen wordt.

Hoofdstuk 5 Bronnen

Voor deze praktische opdracht heb ik veel bronnen van het internet gebruikt en natuurlijk andere:

Internet
www.google.com (zoek site)
www.ixquick.nl (zoek site)
www.ilse.nl (zoek site)
www.schaatsen.nl
http://www.stw.nl/projecten/V/vgn3667.htm
http://home.zonnet.nl/j.s.bijl/informatie/haaien.html
http://home.conceptsfa.nl/~rivala/ribb-sch.htm
http://www.rnw.nl/sport/html/sport010205.html

Encyclopedie
•Winkler Prins Microsoft Encarta Encyclopedie 2002

Literatuur
•Ik heb geen boeken gebruikt voor dit PO

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.