Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? šŸ”
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Watersnoodramp

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 3063 woorden
  • 3 juni 2008
  • 63 keer beoordeeld
Cijfer 7
63 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Water, Nederlands grootste vijand

Zaterdagavond 31 januari 1953 stond er een zware noordwesterstorm. Rond middernacht was het aan de zuidwestkust van Nederland laagwater. Dus zou het daar op zondagmorgen 1 februari tussen 4 en 6 uur hoogwater zijn. Tijdens laagwater op deze bewuste zaterdagavond stond het waterpeil ongeveer even hoog als het normaal bij hoogwater staat. Bovendien was het springtij, wat betekende dat het waterpeil nog extra zou stijgen. In de weersverwachting van deze zaterdagavond werd daarom gewaarschuwd voor 'gevaarlijk hoogwater'. Helaas werd deze waarschuwing door velen in het rampgebied niet gehoord of verkeerd begrepen, met als gevolg een van de grootste waterrampen uit de geschiedenis en ruim 1800 slachtoffers. In dit artikel ga ik de ik de vraag beantwoorden of de watersnoodramp van 1953 de manier van waterbeheer in Nederland heeft beĆÆnvloed.

Voor 1953

In 1929 wordt door Rijkswaterstaat de ā€˜Studiedienst van de Benedenrivieren, Zeearmen en Kusten’ opgericht. In de eerste jaren van haar bestaan doet deze Studiedienst vooral onderzoek naar de bevordering van de scheepvaart. Later houdt zij zich ook bezig met onderzoek naar onder andere de staat en het waterkerende vermogen van de dijken. In 1934 doet de Studiedienst een onderzoek naar de gevolgen van de inpoldering van de Hollandse Biesbosch. Uit het onderzoek komt naar voren dat de gevolgen voor Dordrecht alarmerend zijn: de dijken blijken bijna allemaal te laag te zijn. Ook uit een rapport uit 1928 was al naar voren gekomen dat de dijken in West-Brabant niet aan de veiligheidseisen voldoen, maar men had niet veel zin om veel geld uit te geven aan dijkverhogingen. Uit beide onderzoeken blijkt echter wel dat er snel iets gedaan moet worden aan de staat van de dijken in het gebied langs de benedenrivieren. De heer de Muralt bedacht daarom een goedkope manier om het probleem op te lossen. Hij stelde voor om de bestaande dijken te verhogen door er een betonnen muurtje van enkele decimeters hoog op te plaatsen (zie afbeelding). Zo zijn tussen 1906 en 1935 in totaal 120 km aan zeedijken met een Muraltmuur verhoogd, vooral in Schouwen en Zuid-Beveland (provincie Zeeland). In april 1943 is er sprake van een uitzonderlijke hoge waterstand. Op veel plaatsen loopt het water over de dijken heen. Er wordt opnieuw onderzoek gedaan naar de breedte en hoogte van de waterkeringen, en weer zijn de uitkomsten niet best. De dijken hebben ernstige gebreken en volgens Rijkswaterstaat is de kans op grote problemen bij een hoge stormvloed een reĆ«le wetenschappelijke kans. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zorgt er echter voor dat de plannen van Rijkswaterstaat om de toestand van de dijken rond Dordrecht te verbeteren, niet uitgevoerd kunnen worden. Wel worden er tijdens de Tweede Wereldoorlog verdere studies uitgevoerd door de Stormvloedcommissie die in 1939 werd opgericht. De plannen van deze commissie worden door Rijkswaterstaat niet echt enthousiast ontvangen. Rijkswaterstaat besteedt haar aandacht liever aan de inpoldering van de Zuiderzee, zodat er meer land gewonnen kan worden. Meer land betekent namelijk meer ruimte voor de landbouw en bewoning, wat meer geld oplevert. Tijdens de Tweede Wereldoorlog loopt het Zeeuwse landschap veel schade op. Dijken worden gebombardeerd en land wordt ook opzettelijk onder water gezet om de Duitsers weg te jagen. Het herstelwerk van het Zeeuwse landschap komt in maart 1945 op gang, en in februari 1946 zijn alle dijken om Walcheren weer dicht. Ook deze herstelwerkzaamheden leidden de aandacht af van de noodzakelijke dijkverhogingen. De Studiedienst blijft intussen aandringen op dijkverhogingen, maar nog steeds speelt geld een belangrijke rol. Rijkswaterstaat houdt zich vooral bezig met het verziltingsprobleem waar de agrarische sector in het Deltagebied mee te maken heeft en die de boeren veel geld kost. Door het verdiepen van waterwegen aan de kust kan de zee steeds makkelijker landinwaarts komen. Als gevolg hiervan, wordt het grondwater zouter (verzilting), wat akkerbouw bemoeilijkt. Veel landbouwgewassen kunnen namelijk niet tegen zout of brak water en gaan dood. Naar aanleiding van het verziltingsprobleem worden er verschillende plannen opgesteld met dezelfde doelstelling: het tegengaan van de verzilting en een groot gebied onbereikbaar maken voor stormvloeden. Van belang is echter wel dat de Nieuwe Waterweg open blijft, omdat deze heel belangrijk is voor de scheepvaart. Binnen deze plannen hebben de dijken niet de hoogste prioriteit.
Het is best te begrijpen dat men niet stond te springen om geld uit te geven aan het verbeteren van de dijken. Er waren immers al jaren geen ernstige overstromingen geweest, en het geld was hard nodig om ervoor te zorgen dat de agrarische sector bleef draaien. De verzilting van de landbouwgronden in de Zeeuwse Delta's trok de aandacht omdat oogsten mislukten en dat de boeren veel geld kostte. Ook de schade die het landschap geleden had tijdens de Tweede Wereldoorlog moest eerst worden hersteld, en de voedselschaarste tijdens de oorlog leidde de aandacht af van de toestand van de dijken. Om de voedselschaarste tegen te gaan had men meer landbouwgrond nodig, en door verbeterde technieken kon nu ook lager gelegen land droog worden gemaakt en bedijkt. De bestaande dijken kregen daardoor weinig aandacht.
Na de oorlog komt de wederopbouw in volle gang. Het lijkt eindelijk allemaal weer goed te gaan. Maar in 1953 blijkt dat de zee nog altijd op de loer ligt...

De watersnoodramp 1953

Op 30 januari ontstaat een depressie ten zuiden van IJsland. Deze depressie neemt steeds meer toe en verplaatst zich in de richting van Schotland. Om 1 uur 's nachts ligt er een groot stormveld achter de depressie. Deze noordwesterstorm drijft de depressie, die oorspronkelijk naar het oosten ging, in zuidoostelijke richting. Al snel beslaat het stormveld de hele Noordzee. Bij Schotland wordt de storm steeds heviger, en in de middag van 31 januari ontstaat daar zelfs een orkaan aan de noord -en oostkust. De orkaan komt in de richting van Nederland, waar het op dat moment vloed is. De vloed wordt versterkt door de invloed van de orkaan en op sommige plaatsen in Nederland stroomt er water over de dijken.
Via Denemarken komt de storm steeds dichter bij de Nederlandse kust. In de avond van 31 januari wordt de storm boven de Noordzee steeds sterker en bereikt zelfs windkracht 11. Aan de kust van Nederland is het windkracht 10. De storm blijft doorgaan, en in zuidwest Nederland wordt 20 uur achter elkaar windkracht 9 gemeten. Door de kracht van de storm is het water zo hoog opgestuwd dat het niet voldoende weg kan. Het wordt dan ook geen eb. Even na middernacht wordt de maximale opwaaiing van het water gemeten: de wind stuwt het water 3,10 meter omhoog. Drie uur later is het springvloed. Door de combinatie van deze springvloed en de hoge opwaaiing van het water, wordt om 03.24 uur de hoogste waterstand bereikt: 4,55 meter boven NAP. De dijken zijn niet op deze hoge waterstanden berekend, en om ongeveer 3 uur 's nachts begeven de eerste dijken het. De dijken aan de polderzijde breken het eerst, omdat deze het minst goed zijn onderhouden. Versterkingen aan dijken werden vooral aan de kant van de zee gedaan, omdat verwacht werd dat de zee daar de meeste schade aan zou richten. Het is echter anders: het water stroomt over de dijken en holt de dijken juist aan de landzijde uit, waardoor ze door de kracht van de zee breken. De dijken bij
Kortgene, Kruiningen en Oude Tonge breken het eerst. Vele dijken volgen, en in totaal breken 89 dijken door. De beschadigingen en doorbraken zijn te vinden over een totale lengte van 187 kilometer. Het had allemaal echter nog veel erger kunnen zijn als de maximale opwaaiing tijdens de springvloed had plaatsgevonden en niet drie uur later, zoals nu het geval was. Het water in de rivieren stond relatief laag, het tij was niet op maximale hoogte, en toch begaven de dijken het.
Veel mensen worden deze nacht in hun slaap opgeschrikt door het water. Ze worden ingesloten in hun eigen huis en moeten zichzelf zien te redden. Huizen storten in door de kracht van het water en de voortrazende storm. Telefoon- en radioverbindingen vallen weg.
In de ochtend van 1 februari wordt het dan eindelijk eb en daalt het waterpeil iets. Sommige mensen zien de kans om hoger gelegen gebieden te zoeken, of vluchten alsnog de daken van hun huizen op. Individuele reddingsacties komen op gang, dorpelingen zoeken met bootjes naar drenkelingen en zetten mensen af op hoger gelegen gebieden. De ernst van de situatie in het rampgebied is voor de buitenwereld nog niet duidelijk, door het wegvallen van (verkeers)verbindingen. Grootscheepse reddingsacties komen dan ook pas later op gang. De situatie wordt nog erger als in de middag van 1 februari een tweede vloed opkomt. Deze vloed zou de meeste levens kosten. Doordat de dijken al gebroken zijn, komt het water in de polders nog hoger te staan. Veel huizen die de eerste vloed hadden doorstaan, storten alsnog in. Mensen en vee worden door de watermassa meegesleurd. Drenkelingen klampen zich in het water vast aan alles wat drijft, in de hoop op tijd gered te worden of hoger gelegen gebieden te bereiken. Voor veel mensen komt de hulp te laat, voor anderen breekt opnieuw een koude, donkere nacht aan.
Op maandag 2 februari komt de grootscheepse hulpverlening op gang en wordt de ernst van de situatie duidelijk. Verkenningshelikopters vliegen over het rampgebied en er wordt begonnen met het droppen van hulpgoederen en zandzakken. Ook wordt hulp aangeboden vanuit het buitenland: BelgiĆ«, Engeland, de Verenigde Staten, Canada, Denemarken en Frankrijk sturen materieel en militairen. Voorzichtig wordt begonnen met de eerste evacuaties. Op 3 februari zijn er 12.000 manschappen gemobiliseerd, en ’s avonds is de echte ramp voorbij. De storm is gaan liggen, en er vallen geen dodelijke slachtoffers meer. Hier en daar zitten nog mensen vast, maar ook zij worden snel gered. Binnen enkele dagen zijn ook de evacuaties uit de ondergelopen en gevaarlijke gebieden voltooid en kan een begin gemaakt worden met het opmaken van de schade en het herstellen van de dijken.
De gevolgen van de ramp zijn enorm. 1836 mensen overlijden als gevolg van de ramp. Van deze 1836 vallen er 864 slachtoffers in Zeeland, 247 in Noord-Brabant, 677 in Zuid-Holland en 7 in Noord-Holland tijdens de ramp. Ongeveer 40 mensen overlijden later nog als gevolg van de ramp. Tienduizenden koeien, paarden, varkens en ander vee komen om in het water, en bijna 200.000 hectare grond komt onder water te staan. Als gevolg van het zoute water zou de vruchtbare landbouwgrond voor lange tijd onbruikbaar zijn. Ook worden 3000 woningen en 300 boerderijen vernietigd, en nog eens 40.000 woningen en 3000 boerderijen raken beschadigd. 72.000 mensen moeten hun huis verlaten en worden geƫvacueerd naar veiligere gebieden.

De deltawerken

Op 21 februari 1953, twintig dagen na de watersnoodramp, installeert Jacob Algera, toenmalig minister van ā€˜Verkeer en Waterstaat’, de Deltacommissie onder leiding van A.G. Maris, directeur-generaal van Rijkswaterstaat. Deze commissie krijgt de opdracht om met plannen op tafel te komen die een dergelijke ramp in de toekomst moet voorkomen. In ieder geval staat men voor twee keuzes: of het verhogen en versterken van ruim duizend kilometer dijklengte, of het afsluiten van enkele zeegaten waardoor de door stormvloeden bedreigde kustlijn wordt verkort. De enige vereiste die wordt gesteld is dat de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg open moeten blijven, om een goede bereikbaarheid van de havens van Antwerpen, Gent en Rotterdam te waarborgen. Tussen mei 1953 en oktober 1955 presenteert de Deltacommissie een vijftal adviezen:

1-De Schouwense Dijk op Schouwen-Duiveland zou tot 5 meter boven NAP moeten worden verhoogd, in tegenstelling tot de eerder geadviseerde 3.5 meter. De dijk zou ten aanzien van de stormrichting te ongunstig liggen en moet volgens de Commissie in noodsituaties kunnen fungeren als hoofdwaterkering.
2-Afsluiting van de Hollandse IJssel blijkt noodzakelijk omdat de IJsseldijken dreigen door te breken, waardoor een woon- en industriegebied met ruim 1.5 miljoen mensen gevaar loopt. De Deltacommissie geeft de voorkeur aan een stormvloedkering: het verzwaren van dijken kost meer geld, en de bouw van een dergelijke kering gaat sneller. Een jaar na dit tweede advies uit 1953 wordt begonnen met de bouw.
3-Begin 1954 adviseert de Commissie om enkele zeegaten af te sluiten om de veiligheid in Zuidwest-Nederland te vergroten. Het verstevigen van de bestaande dijken is al niet meer aan de orde: een afsluiting is zowel in technisch als in economisch opzicht uitvoerbaar. Het zoute water zal echter veranderen in zoet water, waardoor de visserij nadelen aan dit plan ondervindt. Wel ontstaan mogelijkheden voor recreatie in het gebied en heeft de land- en tuinbouwsector zoet water tot haar beschikking. Het plan voorziet in de afsluiting van de volgende zeegaten (van noord naar zuid): Haringvliet, Brouwershavense Gat, Oosterschelde en Veerse Gat. Verder zijn er plannen voor enkele afsluitingen die oostelijker gelegen zijn: Volkerak, Grevelingen en Zandkreek. De zeewerende dijken in Zeeland worden met dit plan teruggebracht van 700 kilometer tot circa 20 Ć  30 kilometer.
4-Afsluiting Veerse Gat en Zandkreek. Op die manier worden Noord- en Zuid-Beveland en Walcheren met elkaar verbonden. Men ziet de Veerse Gatdam als voorbereiding op de grotere afsluitingen die nog te wachten staan, vandaar dat er op wordt aangedrongen hier snel mee te beginnen. De ervaring die de bouw van deze dam met zich meebrengt kan vervolgens worden gebruikt voor de overige afsluitingen.
5-Het laatste advies omvat een reeks van voor- en nadelen de beraamde kosten en een samenvatting van het Deltaplan. Men denkt het plan binnen 25 jaar is uit te voeren en dat daarmee een bedrag van 1.5 tot 2 miljard gulden gemoeid zal zijn (680 tot 900 miljoen euro).

Nadat de Commissie in oktober 1955 het laatste advies heeft gegeven, dient het op 16 november van datzelfde jaar een ontwerp van de Deltawet in bij de Tweede Kamer. Op 5 november 1957 aanvaardt de Tweede Kamer het wetsvoorstel, de Eerste Kamer volgt op 7 mei 1958. Een dag later ondertekent Koningin Juliana de Deltawet, die hiermee definitief een feit is.
Hierna ging het snel, al in 1958 werd de stormvloedkering in de Hollandse IJssel (zie foto rechts) in gebruik genomen. Deze kering was van belang om de dichtbevolkte Randstad tegen een toekomstige overstroming te bescherming. Drie jaar later, in 1961, volgden de afdamming van het Veerse Gat en de Zandkreek. Hierdoor ontstond het Veerse Meer.
In de monding van de Haringvliet werd een sluizencomplex aangelegd om overtollig water uit de Rijn af te kunnen voeren. Ook tijdens zeer strenge winters kunnen de sluizen opengezet worden, zodat de getijdenbeweging hersteld wordt. Dat kan nodig zijn om de bevriezing van de grote rivieren tegen te gaan. Alleen in noodsituaties zou er dus weer zout water in het Haringvliet gelaten worden. Na de aanleg van de Haringvlietdam zou het Haringvliet verder geleidelijk aan zoet worden. In 1971 werden de sluizen in werking gesteld, deze had zeventien openingen van elk bijna 60 meter breed. De Brouwersdam, ten zuiden van de Haringvlietdam, was een jaar later klaar.
Oorspronkelijk was men ook van plan de Oosterschelde af te dammen. Het water achter de dam zou dan, net als in de Haringvliet en het Zeeuwse Meer, langzaam zoet worden. Er ontstond echter al snel een grote weerstand tegen deze ingreep. Het unieke zoutwatermilieu in de Oosterschelde zou namelijk de dupe worden van de vergrote veiligheid. Niet alleen het milieu, maar ook de visstand zou lijden onder een afdamming van de Oosterschelde. In 1976 was Den Haag rijp voor een alternatief: er lag een plan op tafel waarin de Oosterscheldedam van een aantal sluizen werd voorzien, die slechts bij extreme waterstanden gesloten zouden hoeven worden Het unieke zouterwatermilieu en de visstand zouden dan in stand worden gehouden. Er werden 62 openingen van elk 40 meter breed in de kering aangebracht om zoveel mogelijk zout water door te kunnen laten. Geprobeerd werd om de getijdenwerking zo veel mogelijk in stand te houden. Uiteindelijk werd de Oosterscheldekering ƩƩn van de grootste bouwwerken ter wereld. (zie afbeelding hiernaast) De kosten van een kering waren wel aanzienlijk hoger dan van een dichte dam: 2,5 miljard euro was nodig om de kering te voltooien. Op 4 oktober 1986 werd de Oosterscheldekering door koningin Beatrix feestelijk geopend.
Het grootste en meest recente bouwproject van het deltaplan is de Maeslantkering. In de oorspronkelijke Deltaplannen was geen afsluiting opgenomen van de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg, dit om de havens van Antwerpen en Rotterdam toegankelijk te houden. In plaats daarvan zouden dijken worden aangelegd. Halverwege de jaren '80 bleek echter dat de geplande dijken langs de Nieuwe Waterweg niet hoog genoeg waren om het dichtbevolkte gebied van zuidelijk Zuid-Holland te beschermen. Het aanleggen van de (verhoogde) dijken zou een bijzonder kostbare zaak worden. Niet alleen vanwege de kosten van de aanleg zelf maar vooral vanwege het feit dat grote strekkingen van de te verzwaren dijken in stedelijke gebieden liggen. Daarom werd gezocht naar een alternatief, een beweegbare kering. De uitkomst was de Maeslantkering.(zie het plaatje hieronder) De kering bestaat uit twee enorme deuren, deze deuren zijn eigenlijk twee drijvende pontons die leeg naar hun plaats kunnen worden gebracht. Hier aangekomen laat men de deuren vol water lopen, zodat massieve barriĆØres ontstaan. Als de kering weer open moet gaan, worden de deuren leeggepompt en worden ze naar buiten bewogen. Hier varen de deuren aan beide zijden weer in een soort droogdok met deur. De deur gaat dicht en het droogdok wordt leeggepompt. Een computersysteem, ā€˜ā€™Beslis en Ondersteunend Systeem’ (BOS) genaamd, beslist automatisch of de kering bij dreigend hoogwater gesloten moet worden. Dit gebeurt als de waterstand in Rotterdam boven de 3 meter NAP of in Dordrecht 2.90 meter boven NAP dreigt te komen. Bijzonder is dat dit computersysteem de kering volledig zelfstandig sluit, ook wanneer er geen personeel aanwezig is. Omdat de kering automatisch sluit, zonder tussenkomst van mensen, worden hoge eisen aan het BOS gesteld.
De bouw van de Maeslantkering begon in 1989. Op 10 mei 1997 werd de waterkering door koningin Beatrix officieel in gebruik gesteld. Op deze dag werd de kering om 16:30 voor het eerst gesloten, gelijktijdig met het model van de Maeslantkering in Madurodam.
De kosten van het project bedroegen ongeveer 450 miljoen euro. (1 miljard gulden)
Hieronder een afbeelding van hoe het deltaplan zich tot nu toe heeft ontwikkeld.

Slot

Het deltaplan bestond al jaren maar Nederland had andere dingen op de agenda staan, het opbouwen van de natie na de tweede wereldoorlog. Met als gevolg de verwaarlozing van de dijken, hierdoor was Nederland kansloos tegen de watersnoodramp van 1953. Dit heeft Nederland wakker geschud, waardoor het deltaplan ineens weer veel prioriteit kreeg. Uit deze gegevens concludeer ik dat de watersnoodramp grote invloed heeft gehad op het waterbeheer in Nederland. Zonder die gebeurtenis zouden we nu waarschijnlijk niet die ingenieuze waterkeringen hebben waar we in heel de wereld bekend om te staan. Het is echter maar de vraag of Nederland in de toekomst nog wel goed beschermd is tegen het water. De klimaatsveranderingen en het broeikaseffect zorgen ervoor dat de zeespiegel stijgt. Het is dus niet zeker of we in de nabije toekomst, hier in Zuid-Holland, nog steeds droge voetjes zullen hebben.

REACTIES

M.

M.

Het is heel jammer dat er geen inleiding is

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.