Prinsjesdag

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 1609 woorden
  • 20 december 2002
  • 76 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
76 keer beoordeeld

Iedereen heeft met geld te maken, jong en oud. Jongeren misschien wat minder dan oudere mensen, maar het komt op hetzelfde neer namelijk: inkomsten ( bijvoorbeeld zakgeld) en uitgaven( bijvoorbeeld snoep). Ook bij de regering is dit zo. De overheid geeft elk jaar ook geld uit aan dingen zoals bijvoorbeeld aan kinderbijslag, school en openbare bibliotheken. Bij de regering komt ook geld binnen door de belastingen en BTW bijvoorbeeld. Ieder jaar verdeeld de regering het inkomende geld weer (dit staat op bladzijde 4 en 5). Dat gebeurt op Prinsjesdag. Deze begroting bevat de inkomsten en uitgaven van alle veertien ministeries, maar ook een algemene toelichting op de bedragen die erin staan. Deze begroting word ook wel de rijksbegroting of miljoenennota genoemd. Begin deze eeuw is de eerste miljoenennota verschenen. Officieel heet de miljoenennota: ”Nota over de toestand van ‘s Rijks financiën”.
Over Prinsjesdag Ik wou dit punt in drie deelvragen zetten, namelijk: 1. Wat gebeurt er op Prinsjesdag? 2. Waar komt de naam Prinsjesdag vandaan? 3. Wat gebeurt er na Prinsjesdag? 1. Wat gebeurt er op Prinsjesdag? Elke derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. Op die dag gaat de koningin met de gouden koets naar de ridderzaal in Den Haag. Daar leest zij, voor alle mensen van de Eerste en van de Tweede Kamer en voor alle genodigden, de troonrede voor. In de troonrede staat een overzicht van de belangrijkste plannen die de regering heeft voor het komende jaar. Nadat de koningin de troonrede heeft voor- gelezen, gaat de minister van financiën met het koffertje naar de Tweede Kamer. Namens de regering biedt hij daar de miljoenennota aan. De miljoenennota geeft een verwachting van alle inkomsten en uitgaven die de regering het komende jaar denkt te maken. In het koffertje, dat de minister van financiën aan de regering aanbiedt, zit niet de hele rijksbegroting van alle veertien ministeries, want ze passen al niet meer allemaal in het koffertje. Daarom word een deel van de rijksbegroting apart bezorgd. In het koffertje zitten in ieder geval de begrotingen van een aantal ministeries én de miljoenennota. Om de stukken die in het koffertje zitten, zit een oranje lint. Er zijn in totaal drie koffertjes namelijk: het normale koffertje, een klein koffertje met daarin de miljoenennota op microfiche (1988-1989), en nog een klein koffertje die minister Zalm in 1999 aanbood aan de Tweede Kamer met een cd-rom erin, en op die cd-rom zat de miljoenennota voor het jaar 2000. 2. Waar komt de naam Prinsjesdag vandaan? Vanaf september 1930 word de derde dinsdag in september Prinsjesdag genoemd, maar om de oorsprong te weten moeten we terug naar de tijd dat prins Willem V (1748-1806) stadhouder was. In die tijd noemde men zijn verjaardag op 8 maart ook al Prinsjesdag. In die tijd was dit het grootste feest van het jaar. De aanhangers van de koninklijke familie gebruikten deze dag om hun liefde voor de prins te laten zien. Op de derde dinsdag in september word de koninklijke familie ook veel toegejuicht, misschien dat daarom die dag Prinsjesdag word genoemd. 3. Wat gebeurt er na Prinsjesdag? Al op Prinsjesdag wordt de eerste vergadering van de Tweede Kamer gehouden over de rijksbegroting of miljoenennota. De leden van de Tweede Kamer geven dan hun meningen en stellen vragen over de rijksbegroting die de minister van financiën aan de kamer heeft aangeboden. De minister-president beantwoord die vragen en geeft ook uitleg. Deze vergaderingen worden ook de Algemene Politieke Beschouwingen genoemd. In oktober praten financiële adviseurs met de minister van financiën. Deze vergaderingen heten de Algemene Financiële Beschouwingen. In november en december worden de aparte begrotingen in de Eerste en in de Tweede Kamer behandeld. De Tweede Kamer kan in de rijksbegroting nog dingen veranderen, de Eerste Kamer niet. Als alles is goedgekeurd dan worden de voorstellen uitgevoerd door de veertien ministeries. Overzicht overheidsfinanciën: Rijksuitgaven in miljarden guldens Ministerie 1999
exact
2000
exact
2001
verwacht
2002
verwacht
Economische zaken 3,4 4,2 3,8 3,9 Landbouw, natuur en visserij 3,7 8,9 4,0 4,6 Financiën 5,9 7,8 6,9 7,5 Binnenlandse zaken en koninkrijkrelaties 7,7 9,1 8,6 9,9 VROM * 8,5 8,9 8,0 7,5 Justitie 7,6 9,6 9,7 10,6 Buitenlandse zaken en internationale samenwerking 8,7 12,1 13,4 23,0 Volksgezondheid, welzijn en sport 11,2 12,1 15,5 18,3 Europese Unie 11,8 12,1 13,5 Niet bekend Defensie 13,8 15,0 14,6 15,5 Gemeente- en provinciefonds 25,1 27,6 27,7 29,3 Verkeer en waterstaat 14,6 15,9 16,1 17,5 Rente staatsschuld 31,2 29,0 27,4 26,3 Sociale zaken en werkgelegenheid 31,1 33,9 35,1 42,9 Onderwijs, cultuur en wetenschappen 40,9 46,4 46,4 50,9 * VROM = Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieu Overzicht overheidsfinanciën Rijksinkomsten in miljarden guldens Ministerie 1999

exact 2000
exact 2001
verwacht 2002
verwacht Loon- en inkomstenbelasting 45,6 49,0 54,0 62,4 Vennootschapsbelasting 34,2 35,1 37,1 42,0 Dividendbelasting 3,7 5,6 5,6 8,2 Successierechten 2,3 3,1 3,4 3,7 Vermogenbelasting 1,5 0,3 0,3 0,4 Kansspelbelasting 0,2 1,9 0,2 0,4 Omzetbelasting (BTW) 56,6 63,1 73,7 77,1 Accijnzen 16,9 17,7 18,7 17,6 Belasting van rechtsverkeer 6,6 9,0 9,2 9,5 Belastingen op milieu 5,2 6,3 8,4 7,9 Belasting op personenauto's en motors 5,1 6,4 6,9 6,4 Motorrijtuigenbelasting 4,1 4,9 5,0 4,4 Invoerrechten 3,5 3,7 4,0 4,0 Verbruiksbelasting op alcohol enz. 0,5 0,5 0,5 0,5 Belasting op zware motorvoertuigen 0,2 0,2 0,2 0,2 Niet-belasting ontvangsten 27,4 36,4 30,2 41,6 Verschil financieringstekort en begrotingstekort Dit punt wil ik in twee deelvragen uitzetten en die twee deelvragen zijn: 1. Wat is het begrotingstekort? 2. Wat hebben het begrotingstekort en het financieringstekort met elkaar te maken? Wat is het begrotingstekort? Nederland geeft al jaren meer uit dat het aan belastingen binnenkrijgt. In het jaar 2000 heeft het Rijk voor in totaal 239 miljard gulden aan uitgaven begroot, terwijl er voor 224 miljard aan inkomsten tegenover staan. Er is in 2000 dus een begrotingstekort van 15 miljard gulden. Dat geld moet de overheid lenen. Maar over die leningen moet rente worden betaald. Het bedrag dat jaarlijks aan rente moet worden afgelost is een van de grootste uitgavenposten geworden. Met het betalen van de rente heb je echter de schuld nog niet afbetaald. Omdat Nederland al tientallen jaren meer geld uitgeeft dat het binnenkrijgt, is de staatsschuld inmiddels tot een gigantisch bedrag (honderden miljarden guldens) opgelopen. Het beleid van opeenvolgende regeringen de afgelopen jaren is erop gericht om het gat tussen de uitgaven en de inkomsten van het Rijk kleiner te laten worden. Dat lukt, want is in 2000 het begrotingstekort 15 miljard gulden, in 1999 was dat nog 18 miljard. Doordat het tekort steeds kleiner wordt, hoeft Nederland ook minder geld te lenen, waardoor er ook minder rente hoeft te worden betaald. En door jaren van bezuinigen is ook de staatsschuld afgenomen. Het begrotingstekort en de staatsschuld blijven, ondanks dat ze dalen, enorme bedragen. Want een begrotingstekort van 15 miljard is onvoorstelbaar groot. Maar daar staat ook wat tegenover. Want een land geeft niet alleen geld uit, het produceert ook van alles. Dan scheelt het natuurlijk enorm als er in een land met een tekort van 15 miljard jaarlijks voor 500 miljard gulden aan goederen wordt geproduceerd, of dat de productie een omvang heeft van 1000 miljard. Daarom kan het begrotingstekort (en de staatsschuld) pas goed bekeken worden als percentage van het Bruto Binnenlands Product (dat is de totale productie van een land). Als je dat doet, dan zie je pas hoe het begrotingstekort en de staatsschuld de afgelopen jaren zijn gedaald. Want in 1995 was het begrotingstekort nog 4,2% van het BBP. In het jaar 2000 is dat nog maar een half procent. Als we zo doorgaan dan komt er nog een tijd dat de uitgaven en inkomsten van het Rijk in evenwicht zullen zijn. Wie weet, maken we het zelfs nog een keer mee dat de inkomsten hoger zullen zijn dan de uitgaven. Maar die kans is heel klein, want politici hebben de onweerstaanbare behoefte om zo gauw er meer inkomsten zijn, dat geld (en vaak nog meer dat wat er in kas is) ook direct weer uit te geven. Ook de staatsschuld is de afgelopen jaren gedaald, van 77,9% van het BBP in 1994 tot 62,2% in het jaar 2000. Waar worden al die miljarden op de begroting aan uitgegeven? Verreweg het grootste bedrag (43,1 miljard) gaat naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarna volgt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (33,1 miljard.) De aflossing van de rente op de staatsschuld is met 29,1 miljard volgend jaar in grootte de derde uitgavenpost. Zorg is ook een grote uitgavenpost maar niet zo groot als de hiervoor genoemde. En waar komt dat geld vandaan? Uiteraard uit de diverse belastingen die we met z`n allen moeten betalen. De BTW, die we betalen over elk product dat we kopen, levert het meeste op (77,1 miljard), daarna volgen de loon- en inkomstenbelasting (62,4 miljard) en de vennootschaps- belasting (die betaald wordt door bedrijven): 42,0 miljard. Wat hebben het financieringstekort en het begrotingstekort met elkaar te maken? Het begrotingstekort is het verschil tussen de uitgaven en ontvangsten die de regering in de rijksbegroting bekend heeft gemaakt. Een onderdeel van die uitgaven is de aflossing van de staatsschuld. Deze aflossingen komen echter vaak weer beschikbaar, omdat de beleggers graag bereid zijn geld aan het Rijk te lenen. Het financieringstekort is het begrotingstekort verminderd met de (herleenbare) aflossingen van de staatsschuld. In het geval waar de overheid dus aflost (wat de laatste jaren gebeurt) is het financieringstekort altijd kleiner dan het begrotingstekort. Het begrotingssaldo is het totaal van de overheidsuitgaven verminderd met het totaal van de overheidsontvangsten. Overtreffen de uitgaven de ontvangsten, dan is er sprake van een begrotingstekort. Het begrotingstekort laat zien hoeveel de minister van Financiën bruto moet lenen. Bruto, want in het uitgaventotaal zijn ook begrepen de aflossingen die in het betreffende jaar zijn gedaan op de bestaande staatsschuld. Voor een deel gaat het dus om bedragen die worden afgelost en vervolgens opnieuw worden geleend. Door het uitgaventotaal van de overheid te verminderen met de totale overheidsontvangsten wordt het begrotingstekort gevonden (aangenomen dat de uitgaven de ontvangsten overtreffen). Door het begrotingstekort te verminderen met de aflossing op de staatsschuld wordt het financieringstekort verkregen. Het financieringstekort laat zien met welk bedrag de staatsschuld in het betreffende jaar toeneemt.
Uitleg grafieken EMU-saldo = Het totale bedrag van vorderingen van het Rijk, de lokale overheid en de sociale fondsen. Een vordering is geld dat iemand tegoed heeft omdat hij een product of dienst geleverd heeft. EMU-schuld= Het totaal van de uitstaande leningen die het Rijk, de lokale overheid en de sociale fondsen hebben, maar de schulden die deze drie soorten overheden bij elkaar hebben worden niet meegerekend. BBP = Het bruto binnenlands product is het totaal van wat een land, met alle mensen die werken, verdien

REACTIES

A.

A.

hoi,
erg handig dat je, je po op internet hebt gezet. Ik heb alleen 1 vraagje waar heb je de informatie weggehaald van de rijksinkomsten weggehaald?
En nog een vraagje zat je misschien op het gomarus in groningen??
maar dat laatste is niet echt belangrijk ik hoop dat je me een mailtje terug stuurt.
groetjes
alberta

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.