Voor alle tabellen en grafieken, download de originele versie van het werkstuk in de bovenstaande bijlage. Voor de duidelijkheid zitten de plaatjes, grafieken en tabellen los bij de bijlagen. De titels hiervan staan op de plek in het werkstuk waar ze horen.
Apen; alleen met de néus in de lucht,
of ook met de staart?
(ZIE PLAATJE 1)
Voorwoord
Wij willen onderzoeken of de slingeraap, die bekend staat om zijn lange sterke staart, zijn staart meer gebruikt tijdens het voortbewegen dan het doodshoofdaapje. Dit omdat we benieuwd zijn of de slingerapen veel aan hun sterke lange staarten hebben en of de staart ook daadwerkelijk actiever is tijdens het klimmen dan bij de Doodshoofdaapjes.
Om dit te onderzoeken willen we natuurlijk eerst wat over beide apen weten.
De slingeraap wordt ook wel kwatta, spinaap of bosduivel genoemd(1). Slingerapen besteden bijna hun hele leven in bomen en komen zelden op de grond. Het lichaam is daar goed op aangepast. Ze hebben lange ledematen, een lange staart en een goed evenwichtsorgaan. Ze leven voornamelijk in de regenwouden van Latijns Amerika, waar ze vooral van vruchten leven(2).
De doodshoofdaapjes zijn kleine, geel gekleurde aapjes met een lang, dun staartje. Ze bewegen heel erg veel. Als ze een keer stil zitten is dit omdat ze geconcentreerd zitten te kijken. Bij het klimmen, gebruiken ze vooral veel hun voor- en achterpoten.
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inhoudsopgave
Inleiding
Onderzoeksvraag
Hypothese
Materiaal
Methode
Resultaten
Conclusie
Discussie
Literatuur
Inleiding
Gebruiken slingerapen hun staart meer tijdens het voortbewegen, dan de doodshoofdaapjes? Dit is de onderzoeksvraag die wij uiteindelijk uitgevoerd hebben. We wilden dus het gebruik van de staart bestuderen en later het gedrag daarvan verklaren.
Om dit te kunnen moeten we ons eerst de vraag stellen: Wat is gedrag?
Onder gedrag verstaan we alle waarneembare activiteiten van een dier(of mens). Deze activiteiten bestaan niet allen uit bewegingen. Voorbeelden van gedrag zijn geluiden maken, slapen, van kleur veranderen, geurstoffen afscheiden en een lichaamshouding handhaven(3). Zoals in de onderzoeksvraag te lezen is, kozen we de slingerapen en de doodshoofdaapjes. Dit omdat we onze onderzoeksvraag in de Apenheul veranderd hebben. We hadden daar nog geen informatie over de slingerapen. Deze staat hier dus alsnog vermeld, net als het stuk dat we al over de doodshoofdaapjes hadden.
Slingerapen:
Algemeen:
Slingerapen leven in groepen van ongeveer achttien dieren die een deel van de tijd in kleinere groepjes opsplitsen. Vrouwtjes blijven in de buurt van hun jongen totdat ze zelfstandig zijn. De mannetjes zijn de baas over de vrouwtjes. Zij houden de groep bij elkaar door vanuit subgroepjes naar elkaar te roepen. Hun roep is een kilometer verderop te horen. De grenzen van het leefgebied van een groep wordt door wachtlopende mannetjes bewaakt. Als ze soortgenoten van een andere groep tegenkomen kan het er ruig aan toegaan. Ze zijn dan behoorlijk agressief.
Tijdens het slingeren door de bomen van het tropisch regenwoud grijpt de aap met zijn handen en voeten van tak naar tak. Met zijn staart, die tegen het wegglijden aan de binnenkant van het uiteinde kaal is, heeft hij een extra mogelijkheid om zich vast te houden. Bij het zoeken naar voedsel beperkt de zwarte slingeraap zich tot de boomkruinen, waar hij vruchten plukt of bladeren en bloemen en bast van de stammen afpeutert. Zo nu en dan eten deze slingerapen ook termieten of rupsen. (4)
De staart:
Slingerapen hebben als kenmerk hun gevoelige en handige grijpstaart. Hun staart gebruiken ze bij het klimmen als extra hand. Ze kunnen er van alles mee vastgrijpen.
De punt van de staart is aan de onderkant niet behaard. Hiermee kunnen deze apen net zo goed voelen als wij met onze vingertoppen. (5)
Het onbehaarde stuk van de staart voelt aan als leer en zorgt ervoor dat ze zich kunnen vastgrijpen zonder hun haren eraf te schuren.(6)
Doodshoofdaapjes:
Algemeen:
Doodshoofdaapjes zijn kleurige en beweeglijke diertjes. Ze trekken in grote troepen door de regenwouden in Zuid-Amerika. In het Engels heten ze \'squirrel monkey\' (eekhoornaapje) en veel mensen vinden dat een betere naam, omdat \'doodshoofdaapje\' eigenlijk wat onaardig klinkt voor zulke vriendelijke diertjes. Wij houden het toch maar op de officiële Nederlandse naam... Het doodshoofdaapje, ook monki-monki genaamd, leeft op de bosrijke rivieroevers van Midden- en Zuid-Amerika. Het is een sierlijk beestje met een lengte van ongeveer 25 cm. Ze hebben een lichtbruine, fijne vacht, die geelachtig verkleurt als ze ouder worden. Aan de onderkant is de vacht wit. De ongeveer 50 cm lange, beweeglijke staart is een bijzonder opvallend kenmerk.
Hij kan gedeeltelijk om takken worden gerold en hij verleent steun
tijdens het klimmen. Doodshoofdaapjes zijn overdag zeer opgewekt en levendig. Voortdurend flitsen ze door de bomen en over de grond en ze zijn altijd op zoek naar iets eetbaars. Ze hebben een voorkeur voor noten, vruchten en insecten maar ze eten ook vogeleieren en jonge vogels. Evenals de meeste andere apen zijn ook doodshoofdaapjes groepsdieren. Ze vormen groepen van 20 tot 30 dieren. Ze communiceren onderling door gebruik te maken van gebaren en verschillende klanken. Een vrouwelijk doodshoofdaapje brengt na een draagtijd van ongeveer 25 weken een jong ter wereld. Het jong kan al heel snel zelfstandig klimmen. De ouders besteden niet bijzonder veel aandacht aan het jong.(7)
Staart:
Over het gebruik van de staart is bijna niks te vinden behalve dan dat ze hem gebruiken om in evenwicht te blijven tijdens het klimmen.(8)
Nu we weten wat voor gedrag deze beesten waarschijnlijk gaan vertonen kun je een Ethogram maken. Dit is een objectieve beschrijving van de verschillende typen handelingen van een diersoort. Met behulp van een ethogram kun je het gedrag van een dier bestuderen. (9) In het ethogram zet je vervolgens handelingen die het beest waarschijnlijk gaat uitvoeren. Je schrijft deze in afkortingen en legt per handeling uit wat je bedoelt met de afkorting.
Nadat we dit weten moeten we alles objectief observeren! Het is van essentieel belang dat dit objectief is, om te voorkomen dat wij hun gedragsredenen in menselijk perspectief gaan zien. Op die manier zouden wij handelingen toe kunnen gaan schrijven aan gevoelens die dat beest misschien wel helemaal niet heeft. Bovendien zou dat de manier van noteren en dus het eindresultaat veranderen.
Tijdens het observeren noteer je de afkortingen van handelingen uit je ethogram in een protocol. Een protocol is een lijst van achtereenvolgens waargenomen handelingen van een dier(10). Hierdoor zie je niet alleen wat hij gedaan heeft maar ook hoe lang het dier dit deed, en welke handeling er na volgde.
Nadat de protocollen zijn ingevuld kan je beginnen aan het maken van frequentie- en sequentie diagrammen.
Een frequentie diagram is een grafiek waarin overzichtelijk wordt weergegeven welke handelingen hoe vaak voorkwamen. Dit kan ons later helpen om te kijken waar apen vooral mee bezig zijn.(12) Dat ziet er als volgt uit.
(ZIE plaatje \'FREQUENTIE DIAGRAM\')
Een sequentie diagram is een tabel dat per handeling aangeeft, hoe vaak die op elke andere handeling volgde. Op deze manier kunnen we kijken of er opvallende patronen in zitten en zo een gedragspatroon ontwikkelen en proberen het dier beter te begrijpen.(12) Dat ziet er als volgt uit.
(ZIE plaatje \' SEQUENTIE DIAGRAM\')
Onderzoeksvraag
‘Gebruiken slingerapen hun staart meer tijdens het voortbewegen, dan de Doodshoofdaapjes?’
Voordat we naar de Apenheul gingen hadden we de onderzoeksvraag: Gebruiken de doodshoofdaapjes en halfapen bij het klimmen meer hun voor- dan achterpoten tijdens het klimmen? Toen we in de Apenheul aankwamen bleek echter al snel dat deze apen weinig klimmen, slingeren en springen, maar gewoon omhoog lopen waardoor ze alle poten evenveel gebruikten. Hierop besloten we dan ook een andere onderzoeksvraag aan te nemen.
De nieuwe onderzoeksvraag is: Gebruiken slingerapen hun staart meer tijdens het voortbewegen, dan de doodshoofdaapjes? Dit omdat we het personeel van de Apenheul hadden aangesproken om te vragen of er ook apen zijn die wél veel klimmen en slingeren, waarop we het antwoord kregen dat de slingerapen het meest klimmen en daarbij vrijwel alles met de staart doen. Toen werden we benieuwd of de Slingerapen ook echt veel aan hun sterke lange staarten hebben en of de staart ook daadwerkelijk actiever is tijdens het klimmen dan bij de Doodshoofdaapjes. (we zijn in het begin eerst uit gegaan van de Brulapen en halfapen maar de Brulapen bleken bij ons bezoek niet aanwezig, en de halfapen klimmen niet veel volgens het personeel)
Hypothese
‘ De slingeraap beweegt zijn staart meer en actiever dan de doodshoofdaap.’
Dit is onze hypothese omdat we uit de naam bevooroordeeld zijn, doordat een slingeraap meer slingert en, denken wij, daarbij zijn staart veel meer nodig heeft dan het doodshoofdaapje. Ook heeft het personeel opmerkingen gemaakt die hierop wijzen. We hebben van tevoren geen informatie opgezocht over de Slingerapen omdat die eerst niet in onze onderzoeksvraag aan bod kwamen.(omdat we in de apenheul van onderzoeksvraag zijn veranderd hebben we dus over de slingerapen ook geen informatie op kunnen zoeken)
Bij de eerste onderzoeksvraag (Gebruiken de doodshoofdaapjes en halfapen bij het klimmen meer hun voor- dan achterpoten tijdens het klimmen?) hadden we verwacht dat de apen meer hun voorpoten zouden gebruiken omdat we dachten dat ze veel zouden slingeren. Tijdens het slingeren zou hun hoofd mee gaan met hun voorpoten en de achterpoten zouden pas daarna volgen.(er zijn hierover geen theorieën of feiten te vinden over de apen die wij daarvoor gekozen hadden)
Materiaal
Wat we het meest nodig hebben gehad tijdens ons onderzoek was geduld! Verder hebben we onderstaande voorwerpen gebruikt.
• Lege protocollen
• Ingevulde ethogrammen
• Lege ethogrammen
• Uitgeprinte informatie over de aap
• Biologie boek
• Papier
• Pen
• Potlood
• Gum
• Fototoestel
• Stopwatch
Methode
We hebben eerst in de klas lang zitten denken wat een goede onderzoeksvraag zou zijn. We wilden iets met voortbeweging doen, dus dat werd; Gebruiken slingerapen hun staart meer tijdens het voortbewegen, dan de doodshoofdaapjes? We moesten dus gaan kijken naar de staartbewegingen van de aap. Als eerste hebben we wat informatie opgezocht en bedacht welke bewegingen een staart kan maken. Daarmee hebben we ethogrammen gemaakt. Zowel voor de algemene bewegingen als voor de staartbewegingen twee keer tien minuten.
De vooraf gemaakte ethogrammen namen we mee naar de Apenheul. We gingen 3 apensoorten waarnemen. Dat zijn de doodshoofdaapjes, de slingerapen en de bonobo’s.
De staartbewegingen van één doodshoofdaapje hebben 10 minuten lang waargenomen. De algemene bewegingen van één ander doodshoofdaapje hebben we ook 10 minuten lang waargenomen. De algemene bewegingen van één van de bonobo’s hebben we 10 minuten lang waargenomen. En de staart bewegingen van één slingeraap hebben we ook 10 minuten lang waargenomen.
Dit noteerden we elke 10 seconden in één vakje van de 4 lege protocollen. Na 6 vakjes hadden we een minuut waargenomen, en begonnen we aan een nieuwe minuut waarnemen. Dit deden we bij 4 apen, 10 minuten lang.
Na het noteren van de bewegingen van de 4 apen hebben we de gegevens eenmaal thuis in de computer ingevuld en geanalyseerd. In dit verslag vind je hoe we dat gedaan hebben.
Resultaten
Ethogram – Algemene bewegingen
Hieronder zie je een ethogram met alle mogelijke bewegingen die een aap kan vertonen in het kader ‘algemene bewegingen’ die wij hebben waargenomen en genoteerd. Je ziet eerst de afkorting, dan de handeling en dan de beschrijving.
(ZIE plaatje 2)
Ethogram – Staart bewegingen
Hieronder zie je een ethogram met alle mogelijke bewegingen die een aap kan vertonen in het kader ‘Staart bewegingen’ die wij hebben waargenomen en genoteerd. Je ziet eerst de afkorting, dan de handeling en dan de beschrijving.
(ZIE plaatje 3)
Protocol - algemeen
Tabel 1 van 8, algemene handelingen van de bonobo’s
(ZIE tabel 1 en 2)
Je ziet hier dat de aap veel zit en eet.
Tabel 2 van 8, algemene handelingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE tabel 1 en 2)
Je ziet hier dat de aap veel kijkt.
Protocol - staartbewegingen
Tabel 3 van 8, staartbewegingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE tabel 3 en 4)
Je ziet hier dat de aap veel slingert!
Tabel 4 van 8, staartbewegingen van de slingerapen
(ZIE tabel 3 en 4)
Je ziet hier dat de aap veel slingert, en zijn staart omhoog richt.
Frequentiediagram - algemene bewegingen
Grafiek 1 van 6, algemene bewegingen van de bonobo’s
(ZIE grafiek 1)
Je ziet hier dat de aap vooral veel zit.
Grafiek 2 van 6, algemene bewegingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE grafiek 2)
Je ziet hier dat de aap vooral veel klimt.
Grafiek 3van 6, vergelijking van algemene bewegingen van
de bonobo’s en doodshoofdaapjes
(ZIE grafiek 3)
(belangrijk ter info van de grafiek:
reeks 1 = bonobo’s
reeks 2 = doodshoofdaapjes)
Je ziet hier dat de apen beiden vooral veel zitten!
Frequentiediagram - staartbewegingen
Grafiek 4 van 6, staartbewegingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE grafiek 4)
Je ziet hier dat de aap vooral veel slingert!
Grafiek 5 van 6, staartbewegingen van de slingerapen
(ZIE grafiek 5)
Je ziet hier dat de aap vooral veel zijn staart omhoog doet.
Grafiek 6 van 6, vergelijking van de staartbewegingen van
de doodshoofdaapjes en slingerapen.
(ZIE grafiek 6)
(belangrijk ter info van de grafiek:
Reeks 1 = Staartbewegingen doodshoofdaapjes
Reeks 2 = Staartbewegingen Slingerapen)
Je ziet hier dat de apen gemiddeld veel slingeren en staart hoog hebben.
Sequentietabel - algemeen
Tabel 5 van 8, algemeen achtereenvolgende handelingen van de bonobo’s
(ZIE tabel 5)
Tabel 6 van 8, algemeen achtereenvolgende handelingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE tabel 6)
Sequentietabel - staartbewegingen
Tabel 7 van 8, achtereenvolgende staartbewegingen van de doodshoofdaapjes
(ZIE tabel 7 en 8)
Tabel 8 van 8, achtereenvolgende staartbewegingen van de slingerapen
(ZIE tabel 7 en 8)
Conclusie
Gebruiken Slingerapen hun staart meer tijdens het voortbewegen, dan de Doodshoofdaapjes?
‘ Nee. De doodshoofdaapjes gebruiken de staart meer en intensiever dan de Slingerapen’
Dit komt hoogst waarschijnlijk doordat de doodshoofdaapjes veel meer activiteit vertoonden en meer met elkaar en de omgeving bezig waren dan de slingerapen, op het moment dat wij de proef afnamen. De slingerapen lagen namelijk te slapen. Na een paar minuten werd er één van de apen wakker en ging lopen. Hij liep rondjes over een touw.
Wij hebben op dat moment alle bewegingen die de aap vertoonde genoteerd.
De doodshoofdaapjes daarentegen, waren heel actief en veel aan het klimmen. Ze gebruikten daardoor natuurlijk veel meer hun staart dan de slingerapen.
Discussie
Onze resultaten geven aan dat de doodshoofdaapjes hun staart meer en actiever gebruiken dan de slingerapen. Het is echter aannemelijk dat de slingerapen normaal actiever zijn omdat we hen volgens de verzorger aantroffen in een periode van rust. Er zou bij een herhalend onderzoek dus waarschijnlijk uit komen dat de slingerapen hun staart meer gebruiken. Ondanks dat, vermoeden wij dat de doodskopaapjes hem meer bewegen, doordat ze in tegenstelling tot de slingerapen geen periode van rust hebben overdag (11) en omdat de staart korter is kan hij sneller heen en weer bewegen. De slingerapen gebruiken hun staart heel gericht, dus neem je bijvoorbeeld lang achter elkaar waar: Staart Hoog. Hierdoor lijkt het alsof de slingeraap zijn staart minder gebruikt.
Nou is het zo dat de slingeraap zijn staart doelgerichter gebruikt, terwijl het doodshoofdaapje hem meer beweegt, alleen maar om het aapje in evenwicht te houden.
Bij de slingeraap vervangt de staart veel functies van de poten, en bij het doodshoofdaapje vervangt de staart geen functies van de poten.
De dingen die bij ons onderzoek fout gingen waren dat we in de Apenheul nog van onderzoeksvraag moesten veranderen en dat we de slingerapen in hun rustperiode aantroffen. We hadden deze problemen kunnen voorkomen door van tevoren beter na te denken over hoe we ons onderzoek praktisch uit moesten gaan voeren, en dat het moeilijk te zien is welke poot een aap gebruikt, als hij bijvoorbeeld aan het rennen is. Doordat we de nieuwe onderzoeksvraag goed konden uitwerken, is er in onze resultaten niks te zien van het stressen in de Apenheul. Wel kun je in de ethogrammen zien dat de staartbewegingen van de Slingerapen heel eentonig zijn. Dit komt dus deels doordat de slingerapen absoluut niet actief waren, en deels doordat de slingeraap zijn staart heel gericht gebruikt, waardoor hij de staart lang in dezelfde positie heeft. (bijvoorbeeld: staart hoog, 2,5 minuut lang)
Ook hadden we informatie over alle apensoorten voor beide onderzoeksvragen op moeten zoeken. Daarnaast was het verstandig geweest om aan de verzorgers te vragen of er dingen zijn die invloed hebben op de activiteit van de aap. Het spreekt voor zich dat we een volgende keer meer apen per soort moeten bestuderen en voor een langere tijd om een beter beeld te vormen van de apen. Ik denk dat onze methode wel redelijk goed was omdat we alles objectief hebben opgeschreven maar voor een volgende keer moeten we bepaalde handelingen wat subtieler maken en niet veel handelingen die op elkaar lijken onder dezelfde afkorting plaatsen.
Daarnaast, lijkt het ons verstandiger om de doodshoofdaapjes niet met de slingerapen te vergelijken. Het lijkt ons beter als we brulapen en slingerapen zouden nemen (deze apen horen ook beide bij de familie van de grijpstaartapen(Atelidae))(13)
Een vervolgonderzoek zou dan kunnen gaan over het verschil tussen momenten dat de aap kiest zijn staart te gebruiken, of dat hij er voor kiest om zijn poten te gebruiken.
Het lijkt ons nu namelijk wel interessant om te kunnen weten waarvoor een aap precies zijn staart gebruikt. Dan zou je zijn algemene handelingen moeten vergelijken met zijn staartbewegingen.
Bronnenlijst
(1)+(2) http://nl.wikipedia.org/wiki/Slingerapen
(3) Biologie voor jouw handboek 4 VWO, thema 6 gedrag, BLZ 198
(4) http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i005003.html
(5) http://www.nvdzoos.nl/educatie/frameset_educatie.html?page=grijpstaartapen
(6) Verzorger in de Apenheul
(7) http://www.worldwidebase.com/zoogdieren/doodshoofdaapje.shtml
(8) http://www.07544.06jn.thinkquest.nl/hoofdstukken.htm
(9) Biologie voor jouw handboek 4 VWO, thema 6 gedrag, BLZ 199
(10)Biologie voor jouw handboek 4 VWO, thema 6 gedrag, BLZ 199
(11)Verzorger in de Apenheul
(12) Biologie voor jouw handboek 4 VWO, thema 6 gedrag, BLZ 199
(13) http://nl.wikipedia.org/wiki/Brulapen
Analyse de bewegingen van de slingeraap
6.4- Praktische opdracht door een scholier
- 4e klas vwo | 2844 woorden
- 23 augustus 2010
- 44 keer beoordeeld
6.4
44
keer beoordeeld
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.777 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Hoe stemden scholieren op de Top2000?
Zo wordt kerst op andere plekken in de wereld gevierd
Naïm won twee keer de Nederlandse Wiskunde Olympiade: ‘Het is echt mijn passie’
REACTIES
1 seconde geleden