IHO’s
Dit zijn hoortoestellen die geheel In Het Oor gedragen worden. De naam IHO’s voor deze toestellen is immidels algeheel bekend. Zo’n twintig procent van alle voorgeschreven hoortoestellen in Nederland is een IHO. De IHO is er in 3 uitvoeringen: het concha toestel, dat een groot deel van de oorschelp vult, de mini-IHO die in de gehoorgang worden geplaatst en het pas ontwikkelde zogenaamde paratympane hoortoestel, dat tot dicht bij het trommelvlies wordt geplaatst.
De mini-IHO word ook wel ‘kanaaltoestel’ genoemd. Dat is afgeleid van het engelse woord ‘canal-aid’. Daar wordt ‘gehoorgang-toestel’ mee bedoeld. Dat woord zullen we niet gebruiken.
Kasttoestellen
Dit zijn hoortoestellen die zo groot zijn dat zij in een kastje ergens op het lichaam worden gedragen, niet achter het oor. De afstand naar het oor is daarom wat groter en het geluid wordt nu niet meer via een slangetje naar het oor geleid, maar door middel van een snoertje en een apart telefoontje dat in het oorstukje wordt geklemd. Het telefoontje kan nu wat groter zijn dan in een oorhanger en dat geeft een betere geluidskwaliteit, volgens de goedhorenden dan. In elk geval kan een groter telefoontje grotere vermogens aan, zonder al te veel vervorming van het geluid. Daarom worden de kasttoestellen wat vaker gebruikt voor de wat ernstiger slechthorenden. Het is nog niet duidelijk hoeveel last slechthorenden hebben van die vervorming. Een nadeel van een kasttoestel is dat er niet stereo mee kan worden gehoord. Het oorstukje wordt ook geen charmefoontje genoemd, waarschijnlijk omdat er te weinig mensen zijn die zo’n hoorhulpmiddel ‘charmant’ vinden.
Fluiten
Een belangrijke reden waarom ernstig slechthorenden meestal zijn aangewezen op een kasttoestel is de grotere ‘fluitbestendigheid’. Als de microfoon van het hoortoestel het geluid opvangt dat zojuist door de bijbehorende versterker is versterkt, gaat de versterker dit opnieuw versterken. Dat kan in een fractie van een seconde zeer luid worden. Het resultaat is een akelig gegil, ook bekend bij sommige optredens op podiums. Als het hoortoestel dus zijn eigen versterkte geluid weer opvangt is het gevolg: hard gefluit. Dat wordt ook wel generen of rondzingen genoemd. Hoe verder de microfoon en de telefoon van elkaar zitten, hoe minder fluitproblemen. Dat is een reden dat een kasttoestel nog steeds gebruikt wordt door slechthorenden die veel versterking nodig hebben.
Het hoortoestel in onderdelen
Essentieel in een hoortoestel is de aanwezigheid van een microfoon voor de opvang van het geluid, een telefoontje voor de weergave van het versterkte geluid, een elektronische versterker en een elektrische voeding zoals een batterij. In principe beschikt elk hoorapparaat verder, over een volume regelaar en de mogelijkheid om de frequentiekarakteristiek te veranderen.
Spanning, stroom en weerstand
Wisselspanning is een elektrische spanning die, in te tijd gezien, niet constant is. Het elektrisch net in huis bijvoorbeeld, is voorzien van een wisselspanning die een regelmatigheid heeft van een vrijwel zuivere sinuslijn met een frequentie van 50 Hz. Deze sinusvormige netspanning heeft in Nederland een amplitude van 220 Volt. In sommige andere landen is een amplitude van 110 volt gebruikelijk. Als men deze spanning aansluit op een elektrische weerstand dan gaat er een zekere wisselstroom door de weerstand lopen. Een fietsdynamo levert ook een wisselspanning, de frequentie ervan is afhankelijk van de snelheid waarmee het dynamowieltje ronddraait, dus van de snelheid van de fiets. Het fietslampje trekt zich echter van de frequentie heel weinig aan. Het is de amplitude van de opgewekte wisselspanning die de lichtsterkte van het lampje bepaalt. De amplitude is trouwens alleen bij lage fietssnelheid afhankelijk van de snelheid. Als men een wisselspanning op een luidspreker aansluiten (met een voor ons oor geschikte frequentie), dan zal de wisselstroom die daardoor in de luidspreker gaat lopen, een kartonnetje heen en weer later bewegen waardoor de lucht in trilling wordt gebracht: we horen geluid. Anders dan bij het fietslampje maakt de frequentie nu wel uit. De frequentie van de wisselspanning bepaalt de toonhoogte van het gehoorde geluid.
Een gelijkspanning blijft in de tijd contant, een batterij bijvoorbeeld geeft een gelijk spanning. Als men een batterij aansluit op een elektrische weerstand dan gaat er een elektrische gelijkstroom door de weerstand lopen. Als we een batterij aansluiten op een luidspreker, horen we een droog tikgeluid, daarna stilte. De gelijkspanning is nu ingeschakeld, maar we horen niets. Als we de batterij weer losnemen, horen we weer een tik en daarna stilte. Ons oor hoort alleen het in- en uitschakelen van de batterij. Doet men dit tien maal per seconde, dan hoort men een snel ratelend geluid. Schakelt men duizend maal per seconde, dan horen we een geluid dat sterk op een zuivere toon lijkt met een frequentie van 1000 Hz: gelijkspanning is opzichzelf niet hoorbaar te maken alleen wisselspanning is tot hoorbaar geluid te maken.
De microfoon
Een microfoon is een apparaatje dat geluid omzet in een elektrische wisselspanning. Een oorhanger gebruikt een zogenaamde elektreet-microfoon, een soort condensator-microfoon. Hij is uiterst klein en geeft een hele goede karakteristiek weer. Dat betekend dat over een vrij groot frequentiegebied het frequentiespectrum van de elektrische spanning die uit de microfoon komt een goede kopie is van het frequentiespectrum van het opvallend geluid.
Een zeer richtingsgevoelige microfoon
Er zijn de laatste tijd goede ontwikkelingen op gang. Op commercieel gebied wordt er veel geexperimenteerd met twee microfoons die door een klein computertje gecombineerd worden.
Hierbij worden twee (of meer) micofoontjes achter elkaar geplaatst. Dit heet een array-microfoon. Het geluid zal natuurlijk eerst het eerste microfoontje bereiken en daarna de tweede. Het computertje rekent met het tijdsverschil uit van welke afstand en richting het geluid komt. Met deze gegevens kan de computer geluiden wegfilteren.
In sommige situaties is dit niet handig het kan het, zoals in het verkeer, zelfs gevaarlijk zijn. Daarom is er ook een functie aanwezig waarmee je het uit kunt schakelen.
De versterker
We gaan het alleen over de transistorversterker hebben. Een transistor is eigenlijk een zeer eenvoudig stuk materiaal dat gebruikt kan worden om de amplitude van een wisselstroom te vergroten. Dat wordt electrische versterking genoemd. Om daar voor te zorgen is wel een externe energiebron nodig. Die energiebron is in het hoortoestel de batterij. De batterij is dus uiteindelijk de energieleverancier die er voor zorgt dat een zeker geluid, dat op de microfoon valt, een identiek geluid uit het speakertje laat komen, maar dan met een grotere amplitude. Dat wordt “luider” genoemd.
Maar meestal bestaat een dergelijke transistorversterker uit verschillende “trappen” die het uiterst zwakke electrische microfoonsignaal kunnen versterken en afgeven aan het speakertje. De laatste trap of de “eindtrap” is het gedeelte van de versterker dat het leeuwendeel van de energietoevoer op zich neemt. Op deze wijze kunnen geluidsversterkingen worden gehaald tot 80 dB. Bij een z.g. Push-Pull-schakeling worden in de eindtrap twee transistors opgenomen waardoor het luidsprekertje in beide trillingsrichtingen en niet in één wordt bekrachtigd. Het gevolg is dat deze schakeling iets meer versterking kan leveren. Een ander voordeel van een push-pull is, dat het stroomverbruik afhankelijk is van de geleverde geluidsenergie. Dit kan een stroombesparing geven, zeker als het toestel vaak een hoge geluidsterkte moet leveren.
Chips
De miniatuur oorhanger en IHO zouden onmogelijk zijn zonder de technieken van de “geintegreerde schakeling” of zoals ze vaak met een engelse afkorting worden genoemd: het “IC” (Integrated Circuit).
Een IC is een volledige electronische schakeling die gegoten is in een uiterst klein, afgesloten zwart kastje. Er steken wat pootjes uit waarop de batterij en eventueel andere electronische dingen kunnen worden aangesloten. Zo’n complete schakeling in een ondoordringbaar kastje wordt ook wel chip genoemd. Soms bevat een chip duizenden transistors.
Batterijen en accu’s
Er zijn heel veel verschillende batterijen. De grootte bepaald in alle gevallen de stroom die de batterij kan leveren en hoe lang. Bij de prijs is het precies andersom. Hoe kleiner, hoe duurder.
Omdat iedere hoortoestel drager een zo klein mogelijke batterij wil, wordt er veel gezocht naar een zo klein mogelijke batterij, met een zo groot mogelijke capaciteit.
Voorlopig ziet het er nog niet niet naar uit dat het mogelijk is om zonneenergie te gebruiken, dat zou geen verschil in grootte maken met de huidige batterijen.
Kwik en Cadmium
Alle knoopcellen waren een aantal jaren geleden nog van kwik. Een kwikbatterij bevat nogsteeds kwik als deze op is. Het blijft dus schadelijk voor het milieu. Ook cadmium is een stof die het milieu behoorlijk aantast. Daarom zijn alle batterijen tegenwoordig van het “zink-lucht” type. Deze hebben aan de + kant een klein gaatje dat door de fabrikant is afgeplakt met een stickertje. Als de sticker verwijderd wordt kan er lucht in de cel komen waardoor een chemisch proces op gang wordt gezet. Dat chemische proces zorgt voor spanning aan de plus- en minpool. Ook als het hoortoestel niet in gebruik is levert de batterij dus energie. Deze batterijen zijn dus niet handig voor mensen die hun hoortoestel niet vaak gebruiken. Voor mensen die hun hoortoestel wel vaak gebruiken is dit zeker aan te raden. Vooral met het oog op de langere tijd dat je er mee kan doen. Relatief is dit goedkoper.
Instelmogelijkheden van de versterker
De volumeregelaar
Practisch alle hoortoestellen zijn uitgerust met een volumeregelaar. Dit is een regelbare electronische weerstand die op een bepaalde plaats in het electronisch systeem de spanning kan verzwakken. Hierdoor wordt de geluidssterkte minder. Zo’n “spanningsregelaar” wordt potentiometer genoemd. De kenners spreken over “potmeter”. In het hoortoestel is de potmeter van het zogenoemde “logaritmisch type”. Het veranderen van de luidheid gebeurt hierdoor regelmatig.
De meeste volumeregelaars zijn uitgerust met een zichbare getalaanduiding zodat het makkelijk te zien is hoe hard het volume staat.
De meeste hoortoestellen bevatten meer potmeters dan de volumeregelaar. Alleen is het niet mogelijk om ze allemaal zo te plaatsen dat de gebruiker ze zelf allemaal kan bedienen. Vaak zijn ze in de vorm van een klein schroefje dat doormiddel van aandraaien te verstellen is. Dit worden ook wel instelpotmeters genoemd.
Toonregeling
Bij veel hoortoestellen is het in te stellen hoe de tonen “vertaald” worden. Dit gaat over het algemeen via een instelpotmeter. Het gaat hier om een schakeling die de lage tonen meer of minder verzwakt. Hierdoor lijkt het alsof het toestel meer hoge tonen geeft.
Als de volumestand dan niet wordt aangepast wordt de geluidssterkte lager.
Begrenzing
Ieder hoortoestel heeft een “peak-clipping”. Dit is een regelaar op het toestel dat ervoor zorgt dat het geluid nooit harder wordt dan in ingestelde waarde. Dit is bedoeld om ervoor te zorgen dat de pijngrens niet gehaald wordt. Hierdoor blijft het geluid aangenaam. Het enige probleem bij de peak-clipping functie is dat het geluid sterk vervormd wordt zodra het boven het toegestane niveau komt.
Oorstukjes
Lengte en diameter van het geluidskanaal,/i>
Alle hoortoestellen gebruiken oorstukjes die bij de gehoorgang naar binnen gaan. Via een kanaaltje dat in het oorstukje zit wordt het geluid naar binnen geleidt. De frequentiekarakteristiek hangt in veel gevallen sterk af van de lengte en diameter van het geluidskanaal.
De lengte van het geluidskanaal heeft vooral invloed op de geluidsenergie. De diameter heeft invloed op de hoge tonen.
Andere vorm van het geluidskanaal
Ook de vorm van het geluidskanaal heeft grote invloed op het geluid dat uit het hoortoestel komt. Dit gaat hetzelfde als bij blaasinstrumenten. De formule die hier bij hoort is y=2x.
Afdichting
Het is noodzakelijk dat het oorstukje de gehoorgang goed afsluit, anders zou er geluid naar buiten kunnen lekken en de de microfoon bereiken. Als dat gebeurt gaat het hoortoestel fluiten. Netals wanneer je op een podium een microfoon te dicht bij de speakers houdt. Voor de drager van het toestel is dit een rotgeluid.
Het maken van oorstukjes
De oorstukjes worden op maat gemaakt. Voor de drager is het namelijk noodzakelijk dat het lekker zit. En het oorstukje moet de gehoorgang goed afdichten.
Eerst wordt er een afdruk gemaakt met snelhardende kunstpasta. Als deze pasta opdroogd blijft het een beetje elastisch zodat het makkelijk uit de gehoorgang gehaald kan worden. Van die afdruk wordt een gietmal gemaakt waarin tenslotte het definitieve oorstukjesmateriaal in gegoten wordt. Dat is transparant acrylaat.
In de zestiger jaren vond men dat de kleur van ouderwets ondergoed het beste zou staan. Tegenwoordig zijn we ertoe gekomen dat transparant toch minder opvallend is.
Het komt wel voor dat de drager van het toestel alergisch is voor het acrylaat dat gebruikt wordt voor het oorstukje. In dat geval kan er “anti-alergisch” materiaal gebruikt worden. Dat is gewoon een andere plasticsoort. Om deze reden komt het voor dat het oorstukje “verglaasd” of verzilverd wordt.
Als er een hoge versterking gehaald moet worden, blijkt dat het gewone oorstukje te veel geluid laat ontsnappen. Dit zorgt ervoor dat het geluid gaat rondzingen. Dit is te voorkomen door bij het gieten van het acrylaat meer “weekmaker” toe te voegen. Het oorstukje blijft na het uitharden plastisch (vervormbaar). Hierdoor zuigt het zich als het ware vast in gehoorgang, waardoor een hogere geluidssterkte mogelijk is. Het nadeel van dit flexibele oorstukje (ook wel A-flex genoemd) is dat het in de loop van een paar maanden verhard en het materiaal wordt geelachtig, dat ziet er gewoon vies uit omdat het aan vieze oren doet denken. De oplossing daarvoor is dat nu niet het hele oorstukje van een weekmaker wordt voorzien, maar alleen het stukje dat echt in het oor zit. De “flextip” wordt deze genoemd. Zo kan de buitenwereld niet zien dat het geel wordt en blijft het er schoon uitzien voor anderen.
Bijzondere hoortoestellen
De beengeleider
Soms kan het oor niet goed afgesloten worden door een oorstukje, bijvoorbeeld omdat de slechthorende alergisch is voor alle mogelijke materialen. In dat geval kan men kiezen voor een beengeleider. Dit apparaat zet de output van de hoortoestelversterker niet om in een luchttrilling, maar in een trilling van een trilplaatje. Die trilplaat wordt als een soort koptelefoongedragen en drukt tegen het rotsbeen (vlak achter het oor). Hierdoor wordt de trilling rechtstreeks overgebracht op de schedel. De frequentiekarakteristiek is niet geweldig en het klinkt een beetje metalig. Ook kost het erg veel energie om het trilplaatje te laten trillen. Daarom wordt het bijna altijd via een draadje met een kasttoestel verboden en kunnen goedkope penlightbatterijen gebruikt worden.
De beengeleiderbril
Lang niet iedereen wil met een beugel over het hoofd door het leven. Een wat minder opvallende oplossing is de beengeleiderbril. Hierbij wordt het trilplaatje ingebouwd in een of twee brilpoten. Hierbij wordt het een klein batterijtje gebruikt en men moet dan maar accepteren dat het batterijtje snel op gaat.
De werking is verder hetzelfde als bij de gewone beengeleider.
De Bone Anchored Hearing Aid
Een paar jaar geleden durfden een aantal KNO-artsen het aan om een titanium schroefje in het rotsbeen te plaatsen. Deze schroef staat in verbinding met het beengeleiderbotje. Deze, in het bot verankerde, beengeleider noemt men de “Bone Anchored Hearing Aid”. Ookwel BAHA genoemd. De slechthorende kan bij deze methode een gewone oorhanger als versterker gebruiken, alleen is hierbij de oorgang open.
Er zijn twee versies van de BAHA. Eén waarbij het schroefje door de huid heen steekt (transcutaan) en één waarbij het schroefje onder de huid zit (subcutaan). Aan beide zit een voor- en een nadeel. Bij de transcutane BAHA is het zo dat de geluidssterkte groter is. De kans op infecties is wel groot. Bij de subcutane BAHA is de kans op een infectie klein, maar de geluidssterkte die te halen is is stukken lager.
Er wordt op het moment nog veel onderzoek gedaan naar deze methode.
Cros-hoortoestellen
Cros is de engelstalige afkorting voor Contralateral Routing Of Signals. Cros-toestellen zijn bedoeld voor mensen die aan één oor zo slecht horen dat een hoortoestel geen zin meer heeft, terwijl het andere oor normaal of redelijk fuctioneert.
Men plaatst dan een hoortoestel achter het goede oor en door middel van een draadje wordt deze verbonden met een losse microfoon die over het slechte oor wordt gehangen. Deze losse microfoon zit in een kastje dat op een klein oorhangertje lijkt.
Het is hierbij natuurlijk niet mogelijk om stereo te horen. Dat kan erg vervelend zijn en spraakverstaan in een gezelschap blijft even moeilijk als het altijd al was. Soms kan het handig zijn als je naast iemand zit met het slechte oor naar hem of haar toe. Maar in de praktijk blijkt dat mensen met één goed oor hier niet veel aan hebben.
Iemand die aan de beste kant van de twee al slechthorend is en daar een hoortoestel heeft, heeft er vaak minder moeite mee.
Netals bij de beengeleider is het hier ook mogelijk dit in een bril te verwerken. Het verbindingsdraadje kan dan heel onopvallend in het montuur van de bril verborgen worden.
Hoortoestellen met uitgebreide mogelijkheden (HUM’s)
Sinds een paar jaar zijn er toestellen op de markt, die via digitale technieken een nauwkeuriger geluid mogelijk maken. Hierin zijn twee type’s:
HUM’s waarvan de instellingen door de gebruiker zelf zijn te wijzigen
Eerder vertelden we al over de potmeters. Deze nemen veel plaats in in het hoortoestel. Om het toestel klein te houden is het dus noodzakelijk een aantal functies niet door de gebruiker zelf te laten kunnen wijzigen. Dat neemt veel te veel plaats in. Daarom zijn er nu toestellen met een draadloze afstandsbediening. De gebruiker beschikt nu over de mogelijkheid alles naar eigen wens in te stellen met één druk op de knop.
HUM’s die door de aanpasser nauwkeurig worden afgestemd
Een andere manier om het geluid nauwkeuriger af te stemmen is door middel van een programmeertoestel van de aanpasser. Dit digitale programmeertoestel is niet aan ruimte gebonden en maakt daardoor electronisch erg veel mogelijk.
Het Cochleair implantaat
Halverwege de jaren 80 durfde men het aan om mensen met een totaal defect slakkenhuis, maar een werkende gehoorzenuw, te gaan opereren. Het gaat er uiteindelijk altijd om dat de gehoorzenuw geprikkeld wordt. Bij deze ingreep worden één of meerdere electroden in het slakkehuis geschoven. In het rotsbeen wordt een klein inductiespoeltje geimplanteerd waar de electroden mee in contact staan. Op het lichaam draagt de patient een “processor”, doe geluid uit de buitenwereld zo aanpast dat de gehoorzenuw er maximaal gebruik van kan maken.
Dit is nog lang geen spraakverstaan, maar voor dove mensen komen dingen als het horen van ritme en geluid toch erg dichtbij. Dit helpt ontzettend veel bij het liplezen het praten.
Lang niet bij elke patient is deze ingreep succesvol, maar de onderzoeken blijven doorgaan en de verwachting is dat het aantal werkelijk doven steeds meer zal afnemen.
Het meten van de frequentiekarakteristiek
Na de tweede wereldoorlog nam de kennis in electronica sterk toe. Hierdoor werden de hoortoestellen niet alleen kleiner, maar ook kwamen er steeds meer mogelijkheden op gebied van het gehooronderzoek. Al heel snel kwamen de frequentie-analysators in de klinieken die de versterking van het hoortoestel konden meten als functie van de frequentie. In de praktijk blijkt toch vaak dat wat theoretisch het beste voor de patient is, vaak helemaal niet als prettig wordt gevonden door de patient.
Lengte en diameter van het geluidskanaal,/i>
Alle hoortoestellen gebruiken oorstukjes die bij de gehoorgang naar binnen gaan. Via een kanaaltje dat in het oorstukje zit wordt het geluid naar binnen geleidt. De frequentiekarakteristiek hangt in veel gevallen sterk af van de lengte en diameter van het geluidskanaal.
De lengte van het geluidskanaal heeft vooral invloed op de geluidsenergie. De diameter heeft invloed op de hoge tonen.
Andere vorm van het geluidskanaal
Ook de vorm van het geluidskanaal heeft grote invloed op het geluid dat uit het hoortoestel komt. Dit gaat hetzelfde als bij blaasinstrumenten. De formule die hier bij hoort is y=2x.
Afdichting
Het is noodzakelijk dat het oorstukje de gehoorgang goed afsluit, anders zou er geluid naar buiten kunnen lekken en de de microfoon bereiken. Als dat gebeurt gaat het hoortoestel fluiten. Netals wanneer je op een podium een microfoon te dicht bij de speakers houdt. Voor de drager van het toestel is dit een rotgeluid.
Het maken van oorstukjes
De oorstukjes worden op maat gemaakt. Voor de drager is het namelijk noodzakelijk dat het lekker zit. En het oorstukje moet de gehoorgang goed afdichten.
Eerst wordt er een afdruk gemaakt met snelhardende kunstpasta. Als deze pasta opdroogd blijft het een beetje elastisch zodat het makkelijk uit de gehoorgang gehaald kan worden. Van die afdruk wordt een gietmal gemaakt waarin tenslotte het definitieve oorstukjesmateriaal in gegoten wordt. Dat is transparant acrylaat.
In de zestiger jaren vond men dat de kleur van ouderwets ondergoed het beste zou staan. Tegenwoordig zijn we ertoe gekomen dat transparant toch minder opvallend is.
Het komt wel voor dat de drager van het toestel alergisch is voor het acrylaat dat gebruikt wordt voor het oorstukje. In dat geval kan er “anti-alergisch” materiaal gebruikt worden. Dat is gewoon een andere plasticsoort. Om deze reden komt het voor dat het oorstukje “verglaasd” of verzilverd wordt.
Als er een hoge versterking gehaald moet worden, blijkt dat het gewone oorstukje te veel geluid laat ontsnappen. Dit zorgt ervoor dat het geluid gaat rondzingen. Dit is te voorkomen door bij het gieten van het acrylaat meer “weekmaker” toe te voegen. Het oorstukje blijft na het uitharden plastisch (vervormbaar). Hierdoor zuigt het zich als het ware vast in gehoorgang, waardoor een hogere geluidssterkte mogelijk is. Het nadeel van dit flexibele oorstukje (ook wel A-flex genoemd) is dat het in de loop van een paar maanden verhard en het materiaal wordt geelachtig, dat ziet er gewoon vies uit omdat het aan vieze oren doet denken. De oplossing daarvoor is dat nu niet het hele oorstukje van een weekmaker wordt voorzien, maar alleen het stukje dat echt in het oor zit. De “flextip” wordt deze genoemd. Zo kan de buitenwereld niet zien dat het geel wordt en blijft het er schoon uitzien voor anderen.
Bijzondere hoortoestellen
De beengeleider
Soms kan het oor niet goed afgesloten worden door een oorstukje, bijvoorbeeld omdat de slechthorende alergisch is voor alle mogelijke materialen. In dat geval kan men kiezen voor een beengeleider. Dit apparaat zet de output van de hoortoestelversterker niet om in een luchttrilling, maar in een trilling van een trilplaatje. Die trilplaat wordt als een soort koptelefoongedragen en drukt tegen het rotsbeen (vlak achter het oor). Hierdoor wordt de trilling rechtstreeks overgebracht op de schedel. De frequentiekarakteristiek is niet geweldig en het klinkt een beetje metalig. Ook kost het erg veel energie om het trilplaatje te laten trillen. Daarom wordt het bijna altijd via een draadje met een kasttoestel verboden en kunnen goedkope penlightbatterijen gebruikt worden.
De beengeleiderbril
Lang niet iedereen wil met een beugel over het hoofd door het leven. Een wat minder opvallende oplossing is de beengeleiderbril. Hierbij wordt het trilplaatje ingebouwd in een of twee brilpoten. Hierbij wordt het een klein batterijtje gebruikt en men moet dan maar accepteren dat het batterijtje snel op gaat.
De werking is verder hetzelfde als bij de gewone beengeleider.
De Bone Anchored Hearing Aid
Een paar jaar geleden durfden een aantal KNO-artsen het aan om een titanium schroefje in het rotsbeen te plaatsen. Deze schroef staat in verbinding met het beengeleiderbotje. Deze, in het bot verankerde, beengeleider noemt men de “Bone Anchored Hearing Aid”. Ookwel BAHA genoemd. De slechthorende kan bij deze methode een gewone oorhanger als versterker gebruiken, alleen is hierbij de oorgang open.
Er zijn twee versies van de BAHA. Eén waarbij het schroefje door de huid heen steekt (transcutaan) en één waarbij het schroefje onder de huid zit (subcutaan). Aan beide zit een voor- en een nadeel. Bij de transcutane BAHA is het zo dat de geluidssterkte groter is. De kans op infecties is wel groot. Bij de subcutane BAHA is de kans op een infectie klein, maar de geluidssterkte die te halen is is stukken lager.
Er wordt op het moment nog veel onderzoek gedaan naar deze methode.
Cros-hoortoestellen
Cros is de engelstalige afkorting voor Contralateral Routing Of Signals. Cros-toestellen zijn bedoeld voor mensen die aan één oor zo slecht horen dat een hoortoestel geen zin meer heeft, terwijl het andere oor normaal of redelijk fuctioneert.
Men plaatst dan een hoortoestel achter het goede oor en door middel van een draadje wordt deze verbonden met een losse microfoon die over het slechte oor wordt gehangen. Deze losse microfoon zit in een kastje dat op een klein oorhangertje lijkt.
Het is hierbij natuurlijk niet mogelijk om stereo te horen. Dat kan erg vervelend zijn en spraakverstaan in een gezelschap blijft even moeilijk als het altijd al was. Soms kan het handig zijn als je naast iemand zit met het slechte oor naar hem of haar toe. Maar in de praktijk blijkt dat mensen met één goed oor hier niet veel aan hebben.
Iemand die aan de beste kant van de twee al slechthorend is en daar een hoortoestel heeft, heeft er vaak minder moeite mee.
Netals bij de beengeleider is het hier ook mogelijk dit in een bril te verwerken. Het verbindingsdraadje kan dan heel onopvallend in het montuur van de bril verborgen worden.
Hoortoestellen met uitgebreide mogelijkheden (HUM’s)
Sinds een paar jaar zijn er toestellen op de markt, die via digitale technieken een nauwkeuriger geluid mogelijk maken. Hierin zijn twee type’s:
HUM’s waarvan de instellingen door de gebruiker zelf zijn te wijzigen
Eerder vertelden we al over de potmeters. Deze nemen veel plaats in in het hoortoestel. Om het toestel klein te houden is het dus noodzakelijk een aantal functies niet door de gebruiker zelf te laten kunnen wijzigen. Dat neemt veel te veel plaats in. Daarom zijn er nu toestellen met een draadloze afstandsbediening. De gebruiker beschikt nu over de mogelijkheid alles naar eigen wens in te stellen met één druk op de knop.
HUM’s die door de aanpasser nauwkeurig worden afgestemd
Een andere manier om het geluid nauwkeuriger af te stemmen is door middel van een programmeertoestel van de aanpasser. Dit digitale programmeertoestel is niet aan ruimte gebonden en maakt daardoor electronisch erg veel mogelijk.
Het Cochleair implantaat
Halverwege de jaren 80 durfde men het aan om mensen met een totaal defect slakkenhuis, maar een werkende gehoorzenuw, te gaan opereren. Het gaat er uiteindelijk altijd om dat de gehoorzenuw geprikkeld wordt. Bij deze ingreep worden één of meerdere electroden in het slakkehuis geschoven. In het rotsbeen wordt een klein inductiespoeltje geimplanteerd waar de electroden mee in contact staan. Op het lichaam draagt de patient een “processor”, doe geluid uit de buitenwereld zo aanpast dat de gehoorzenuw er maximaal gebruik van kan maken.
Dit is nog lang geen spraakverstaan, maar voor dove mensen komen dingen als het horen van ritme en geluid toch erg dichtbij. Dit helpt ontzettend veel bij het liplezen het praten.
Lang niet bij elke patient is deze ingreep succesvol, maar de onderzoeken blijven doorgaan en de verwachting is dat het aantal werkelijk doven steeds meer zal afnemen.
Het meten van de frequentiekarakteristiek
Na de tweede wereldoorlog nam de kennis in electronica sterk toe. Hierdoor werden de hoortoestellen niet alleen kleiner, maar ook kwamen er steeds meer mogelijkheden op gebied van het gehooronderzoek. Al heel snel kwamen de frequentie-analysators in de klinieken die de versterking van het hoortoestel konden meten als functie van de frequentie. In de praktijk blijkt toch vaak dat wat theoretisch het beste voor de patient is, vaak helemaal niet als prettig wordt gevonden door de patient.
REACTIES
1 seconde geleden