Hoofdstuk 1: Inleiding.
Wij hebben het onderwerp astrologie en horoscopen gekozen, omdat het ons een heel interessant onderwerp leek en we wilden graag wat meer te weten komen hoe het in elkaar zit met horoscopen en astrologie. We zijn ook een hoop te weten gekomen uit de boeken die we hebben gebruikt en we hopen dat we voldoende over deze twee onderwerpen in ons werkstuk hebben gezet.
Hoofdstuk 2: Astrologie.
De geschiedenis van de astrologie.
Astrologie bestaat al heel lang. Hoe lang precies weten we niet, maar op enkele duizenden jaren kunnen we het wel stellen. De astrologie zoals wij die kennen, vond haar oorsprong in het tweestromenland (Mesopotamie), de streek tussen de Eufraat en de Tigris in het huidige Irak. Daarnaast ontwikkelden zich vormen van astrologie in het vroege India en China. In hoeverre deze vormen elkaar hebben beinvloed, is moeilijk na te gaan. De Indiase vorm lijkt nog wel iets op die van Mesopotamie. De Chinese astrologie wijkt sterk af. Wij beperken ons tot westerse astrologie uit mesopotamie. Astronomie is oorspronkelijk ontstaan uit de wens een deugdelijke kalender te ontwikkelen. Astrologie ontstond uit de wens de toekomst te voorspellen uit hemelse voortekenen. Astrologie kon je en kun je daarom niet beoefenen zonder astronomie. Vandaar dat astrologie en astronomie tot een geheel werden. Sterrenkundigen van vandaag voelen zich niet altijd even blij als ze astronomie, de wetenschap van de sterren, in een adem horen noemen met astrologie, het geloof in de sterren. Astronomen uit vroegere tijden waren dus vaak ook astrologen. Tot in de zeventiende eeuw schaamde een astronoom er zich niet voor horoscopen te trekken en aan de hand daarvan voorspellingen te doen over het lot van de persoon wiens ‘hemelkaart’ hij zojuist had berekend en getekend. Vanuit het tweestromenland verspreidde de astrologie zich onder andere naar Griekenland. De Grieken zijn het geweest die de symboliek van de tekens van de dierenriem en van de planeten hebben uitgewerkt op een manier die de basis legde voor de astrologie van vandaag. Zie maar hoe zij een verband legden tussen hun belangrijkste goden en de planeten.
Planeten en goden.
Voor de mensen van toen kregen de planeten al gauw een betekenis die in verband werd gebracht met hun godenwereld. Als we naar het volgende lijstje kijken zien we hoe de Grieken de planeten benoemden. Je ziet dat behalve de aarde drie planeten in dit rijtje ontbreken: Uranus, Neptunus en Pluto. Dat is geen wonder. Deze drie planeten zijn niet of nauwelijks zichtbaar voor het blote oog, behalve dan met krachtige sterrenkijkers. Die had men toen nog niet, waardoor Uranus, Neptunus en Pluto onbekend waren. Sterrenkijkers werden pas ontwikkeld in de 17e eeuw. In de eeuwen daarna werden achtereenvolgens Uranus (1781), Neptunus (1846) en Pluto (1930) ontdekt. Maar ten voortzetting van de traditie werden hun namen opnieuw ontleend aan de Griekse godenwereld. Daarin is Uranus de vader van Saturnus en Neptunus en Pluto zijn broers van Jupiter. Deze laatste drie zijn zonen van Saturnus en om het compleet te maken: Mercurius, Venus en Mars zijn kinderen van Jupiter.
Hoe werden die verbanden met de godenwereld gelegd? Misschien zo:
De eerste planeet, gerekend vanaf de zon, is Mercurius. Deze kreeg zijn naam omdat zijn snelle bewegingen aan de hemel deed denken aan de snelste der goden, Mercurius. Venus kreeg de naam van de liefdeskoningin vanwege haar
PLANEET GRIEKSE GOD ROMEINSE GOD FUNCTIE
Zon Helios Sol De zonnegod
Maan Selene Luna De maangodin
Mercurius Hermes Mercurius De boodschapper der goden
Venus Afrodite Venus De godin van de liefde
Mars Ares Mars De god van de oorlog
Jupiter Zeus Jupiter De oppergod
Saturnus Kronos Saturnus De god van de tijd
oogverblindende schoonheid. Dat is geen wonder als we bedenken dat Venus na de zon en de maan soms het helderste hemellichaam is. Mars kreeg de naam van de oorlogsgod omdat hij met zijn rossige kleur deed denken aan het bloed dat in een oorlog vergoten wordt. Jupiter kreeg de naam van de oppergod omdat hij als een heldere, majesteitelijke ster zich statig tussen de sterren lijkt te bewegen. Saturnus kreeg de naam van de god van de tijd, omdat hij als een somber licht heel traag zijn pad zoekt tussen de sterren. De zon werd door de Grieken in verband gebracht met de zonnegod Helios (later Apollo) en door de Romeinen met hun zonnegod Sol. De Griekse maangodin was Selene, voor de Romeinen heette ze Luna. De goddelijke symboliek van de planeten werd omgezet in begrippen die goed waren voor dagelijks gebruik. Vanuit Griekenland verspreidde de astrologie zich in de 8e eeuw naar de Islamitische wereld. Van daaruit kwam ze in de 12de en 13de eeuw in Europa terecht. Daar heeft ze in de late middeleeuwen het dagelijks leven van de mensen beheerst. Ze werd toen zelfs onderwezen aan de universiteiten. Pas in de 17de eeuw trad er een verandering in. De wetenschap kreeg andere inzichten en als gevolg daarvan werd astrologie verbannen van de universiteit. De astronomie, eens innig met haar tweelingzusje verbonden, verstootte hardvochtig de astrologie. Al veel eerder was ze verketterd door het Jodendom, Christendom en de islam: de astrologie leek de almacht van God aan te tasten. In de eeuwen daarna leek de astrologie een zachte dood gestorven; wat er van over was werd gezien als een gevaarlijk bijgeloof. Echter aan het eind van de vorige eeuw keerde het tij. Astrologie werd weer populair. Dat duurde voort tot aan de tweede wereldoorlog. Daarna leek het weer afgelopen met de astrologie. Maar in de jaren zestig en zeventig stonden de sterren weer gunstig. De interesse voor de astrologie begon sterk te groeien. Tegenwoordig is astrologie, vooral in de Verenigde Staten, ‘big business’. In dat land praktiseren tienduizenden voltijd- en deeltijdastrologen. In Europa praktiseren er heel wat minder, maar toch zijn de aantallen groot. Wat ons land betreft, hier zijn enkele duizenden die serieuze belangstellingen hebben voor astrologie, maar slechts enkele honderden die er werkelijk wat mee doen.
Wat is nu waar?
Zeer vele mensen nemen astrologie dus serieus, niet het minst de astrologen zelf, die in het algemeen niets willen weten van de geopperde bezwaren tegen de astrologie. Tientallen jaren lang hebben geleerde het niet de moeite waard geacht om maar enige aandacht te besteden aan astrologie. Het was voor hen immers niet meer dan een ‘verderfelijk bijgeloof’. Maar die houding veranderde toen de astrologie wat al te populair begon te worden en zelfs universitair geschoolde zich ertoe bekeerde. Het is nu eenmaal onjuist iets te bekritiseren zonder er voldoende van af te weten. Sommige kritische wetenschappers bleken daarom bereid zich de astrologie eigen te maken om daarna hun kennis te testen op waarheidsgehalte. De bekendste van deze onderzoekers is de Australische dr. Geoffrey Dean. Hij had zelfs een tijdlang de indruk dat astrologie toch wel leek te werken. Jarenlang zelfs was hij een succesvol praktiserend astroloog met als voordeel dat hij aldus het astrologisch handwerk door en door leerde kennen. Zijn wetenschappelijke achtergrond vergat hij echter nooit. Daardoor kwam het dat hij steeds meer dingen begon te ontdekken die niet klopten. Het werd tijd voor een kritisch onderzoek. Allereerst zette hij in samenwerking met tientallen anderen een diepgaande studie op van het zeer vele dat door astrologen al was geschreven over astrologie. Het algemene oordeel: astrologen beweren veel, maar hebben te weinig moeite gedaan hun beweringen te bewijzen. Wat er wel gedaan was aan onderzoek was de betiteling ‘wetenschappelijk’ nauwelijks waardig. Slechts 1 persoon stak met zijn baanbrekende werk met kop en schouders boven de rest uit, namelijk de Franse psycholoog en statisticus Michel Gauquelin. Deze had, naast talrijke negatieve resultaten, duidelijke verbanden gevonden waarvan de aard enigszins astrologisch leek. Deze verbanden zijn echter veel te zwak om praktisch bruikbaar te zijn.
Een groot onderzoek van Dean.
In al die honderd onderzoeken probeerde men na te gaan of je inderdaad het karakter uit iemands horoscoop kunt halen. Als voorbeeld vertellen we hier iets over 1 groot onderzoek en daarna wat over een kleinere. Dat grote onderzoek werd tussen 1980 en 1985 uitgevoerd door Geoffrey Dean. Om de uitkomsten van zijn onderzoek te begrijpen moet je eerst het volgende weten. Mensen zijn naar hun karakter in te delen in twee hoofdgroepen, de introverten en de extraverten. Extravert: houdt van gezelligheid, kan slecht zonder mensen, treedt graag op de voorgrond, doet graag iets opwindends, is spontaan, zorgeloos. Introvert: is ernstig, gereserveerd, teruggetrokken, is niet gesteld op grote gezelschappen, kan goed alleen zijn, houdt niet van opwinding.
Een andere tweedeling is die in emotionele en onemotionelen. Emotioneel: is emotioneel, humeurig, gauw bezorgd, kan niet tegen spanning. Onemotioneel: is kalm, heeft gelijkmatig humeur, raakt niet gauw van streek, kan heel goed tegen spanning. Psychologen hebben methoden bedacht waarmee zij bij elk mens kunnen bepalen in hoeverre ze die 4 groepen van eigenschappen hebben. Dat doen ze met behulp van vragenlijsten. Nu scoren zeer veel mensen gemiddeld, dat wil zeggen dat ze van alles wat hebben. Dean onderzocht de bewering van astrologen dat ze zonder moeite uit iemands horoscoop kunnen halen of hij / zij introvert, extravert, emotioneel of onemotioneel is. Als ze dat beweren dan moet het ze zeker lukken als iemand 1 van die eigenschappen in zeer sterke mate heeft, dacht Dean. Daarom zocht hij 4 groepen mensen bij wie 1 van die eigenschappen heel erg sterk aanwezig was. Van elk van deze mensen liet hij een persoonlijke horoscoop vervaardigen. Hij liet ze door 120 astrologen lezen en het resultaat was erbarmelijk voor de astrologen: ze scoorden niet beter dan wanneer ze kop of munt hadden gegooid. · Beginnelingen en ervaren astrologen scoorden allebei even slecht. · Er was geen overeenstemming tussen de astrologen onderling.
Voorkennis en lichaamstaal.
Natuurlijk zijn successen op basis van verkeerde horoscopen spectaculair. Zo bijzonder zijn ze echter niet als we weten dat astrologen gebruik kunnen maken van de informatie die over de cliënt bekend is of die de cliënt zelf verstrekt. Bij mondelinge consulten speelt lichaamstaal een belangrijke rol bij de informatieverstrekking. Mening ervaren astroloog heeft veel aanwijzingen verkregen uit de lichaamstaal van een cliënt. De astroloog weet dan of hij op het juiste spoor zit. Daarbij wordt hij geholpen door het feit dat zijn cliënten zelf de informatie verstrekken en vaak gelijksoortige problemen hebben. En zo komt hij steeds dichter bij de gewenste informatie die hij dan tenslotte presenteert als afkomstig van de horoscoop. Hiermee is overigens niet gezegd dat zo’ n astroloog dan willens en wetens bedrog pleegt. Van het feit dat hij lichaamstaal oppikt is hij zich, net als ieder mens, niet eens bewust.
Toeval en favoriete treffers.
Tenslotte speelt toeval nog een rol. Van iemand zeggen dat hij een zakenman is kan juist zijn. Maar hoe groot is de kans dat hij werkelijk in de zakenwereld zit? Heb je de astrologie nodig om hier raak te schieten? Het antwoord is nee: het toeval maakt ook wel eens een treffer. Bovendien hebben veel mensen de neiging de treffers te onthouden en de missers te vergeten of met de mantel der liefde te bedekken.
Hoe goed scoren astrologische voorspellingen?
Een ander heet astrologisch hangijzer, de voorspellingen. Astrologische leken denken meestal dat astrologie en voorspellingen 1 pot nat zijn. Dat is niet helemaal juist. De meeste astrologen houden het bij de karakteranalyse en wagen zich niet aan voorspellingen. Het moet overigens gezegd dat een astroloog die zijn verantwoordelijkheid beseft, ook geen voorspellingen doet. Maar ook als zijn cliënt blijft aandringen, zal de astroloog zeer voorzichtig moeten zijn. Dit omdat sommige cliënten de neiging hebben zelf de voorspellingen uit te laten komen. Sommige astrologen steken echter wel hun nek uit en doen dan heel duidelijke voorspellingen in het openbaar over politiek en het doen en laten ven bekende personen. Hierover kunnen we kort zijn: ze komen zelden of nooit uit. Misschien wel de meest beruchte astrologische voorspelling werd gedaan in het blad Prediction door de Britse astroloog Naylor in juli van het jaar 1939. Hij zei: ‘tien jaar vrede in Europa!’ In september 1939 viel Duitsland Polen binnen en was de Tweede wereldoorlog een feit. Geen 1 astroloog had de val van de Berlijnse muur voorspeld, laat staan de verdrijving van het communisme uit Oost – Europa en laten we het maar niet hebben over de inval van Koeweit. Als zulke belangrijke gebeurtenissen niet voorspeldt kunnen worden welke dan wel?
Hoofdstuk 3: Horoscopen.
Wat is een horoscoop?
Horoscopen kennen we allemaal uit de tijdschriften. Die horoscopen zijn niet de horoscopen waar we wat meer over gaan vertellen. Bij deze horoscopen komt niet eens een astroloog aan te pas. De gewetensvolle astroloog wil hier niets mee te maken hebben. Deze horoscoop mag je dus geen horoscoop noemen. Een horoscoop is niets anders dan een tekening die geheel getrouw de situatie weerspiegelt die zich op een bepaald moment aan de hemel voordoet, gezien vanuit een bepaalde plaats op de aarde. De aarde is dus het centrum van deze ‘hemel-kaart’ en niet de zon. De aarde noemen we ook wel geocentrisch en de zon noemen we ook wel heliocentrisch. In de tekening van de horoscoop krijgen alle planeten van ons zonnestelsel een plaats: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto. Ook de zon en de maan staan op de tekening. Deze laatste twee hemellichamen worden soms de ‘lichten’ genoemd, hoewel we weten dat de zon een ster is en de maan een satelliet van de aarde. Op dit moment houden astrologen over de hele wereld zich bezig met een brokstuk dat in 1977 werd ontdekt en een zelfstandige baan om de zon blijkt te beschrijven: Cheiron. Dat brokstuk, waarvan ze nog niet weten wat het is en waar het van afkomstig is, loopt in een baan tussen die van Saturnus en Uranus in. Er kwamen al snel tabellen met de globale baan van dit hemellichaam, waarvan nog niet eens bekend is of ze het een planeet of een asteroïde moeten noemen. Over de hele wereld zijn astrologen aan het onderzoeken of Cheiron een werking heeft en dus van belang is. Als dat zo is, hoe werkt hij dan. Sommige astrologen hebben Cheiron al in de horoscooptekening gezet. De zon, de maan en alle andere planeten staan voor iedereen weer anders gegroepeerd in de horoscoop, want zoals alles in het heelal zijn de planeten in eeuwige beweging. Om de positie van de planeten eenduidig te kunnen vastleggen, of liever de richting waarin we ze tegen een bepaalde achtergrond zien bewegen, gebruiken we als referentiekader de zogenaamde dierenriem. Die bestaat uit twaalf tekens van gelijke grootte: Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Steenbok, Waterman en Vissen.
Hoe komen we aan de twaalf tekens?
De zon is het centrum van het zonnestelsel. De aarde neemt een schuine stand in ten opzichte van het vlak van haar baan om de zon (zie figuur 1). De aardas (denkbeeldige draaiingsas door noord- en zuidpool) wijst niet recht, maar schuin naar boven. Als de aarde links van de zon staat, vallen er door die schuine stand meer zonnestralen op het noordelijk halfrond. Staat de aarde aan de andere kant, dan vallen er meer zonnestralen op het zuidelijk halfrond. Bij het eerste voorbeeld is het op het noordelijk halfrond zomer en op het zuidelijk halfrond winter. Bij het tweede voorbeeld is dat omgekeerd. Dus: het ritme van onze jaargetijden hangt samen met de schuine stand van de aardas en de omloop van de aarde rond de zon. Als het bij ons (op het noordelijk halfrond) zomer is, staat de zon hoog aan de hemel. Hij is verder gevorderd op ons halfrond. In de winter staat de zon veel lager aan de hemel. Boven de poolcirkel komt de zon ’s winters een dag tot een half jaar (dat is afhankelijk van hoe dicht we bij de pool zitten) niet eens op. Het lijkt dus dat de zon een baan beschrijft waarbij hij ieder jaargetijde met een wisselende hoogte boven de aarde bereikt. Dit is de ecliptica. Twee keer per jaar staat de zon loodrecht boven de evenaar. Dat is namelijk als de lente begint en als de herfst begint. Het noordelijke en het zuidelijk halfrond krijgt dan evenveel zonlicht en de dag duurt even lang als de nacht. Als het op het noordelijk halfrond zomer wordt, komt de zon steeds hoger te staan. De dagen duren langer en de nachten duren korter. De zon klimt eigenlijk. In werkelijkheid is dat klimmen een gevolg van de schuine stand van de aardas, in samenspel met de omloop van de aarde om de zon. Het moment waarop de zomer op het noordelijk halfrond aanbreekt, is het moment waarop de zon daar, loodrecht boven de Kreeftskeerkring, zijn hoogste punt bereikt. Dat is de langste dag. Vanaf dan worden de dagen korter en de nachten langer. De zon komt ’s middags steeds lager aan de hemel te staan. Op het noordelijk halfrond begint de herfst als de zon weer op de evenaar staat. De zon zakt dan steeds verder onder de evenaar. Op het zuidelijk halfrond wordt het dan steeds warmer. Als de zon dan recht boven de Steenbokskeerkring op zijn hoogste punt op het zuidelijk halfrond is aangekomen, breekt daar de zomer aan. Vanaf dat moment gaat de zon weer in de richting van de evenaar en wordt het op het noordelijk halfrond weer lente. Er is dan één jaar voorbij. Dit, de schijnbare beweging om de zon, noemen we ecliptica. Ecliptica is hetzelfde als de dierenriem. Onze dierenriem is niets anders dan de schijnbare baan van de zon, die op de aarde is geprojecteerd en onderverdeeld in twaalf gelijke stukken. Deze cirkel is 360º en elk teken omvat daar ééntwaalfde deel van, dus 30º. Het moment dat de zon de evenaar passeert, duurt maar een ondeelbaar ogenblik, want de evenaar is een denkbeeldige lijn. Dat moment is het beginpunt van de dierenriem, die begint bij de ram op 0º. Als de zon recht boven de Kreeftskeerkring op het noordelijk halfrond staat en de zomer aanbreekt, markeert dit het beginpunt van het teken kreeft. Is dit op het noordelijk halfrond als de herfst aanbreekt, markeert dit het beginpunt van het teken weegschaal. En als de zon zijn zuidelijkste punt heeft bereikt, markeert dit het beginpunt van het teken steenbok. De rest wordt daartussen in onderverdeeld (zie de figuur hiernaast).
Nu moet de ecliptica of de dierenriem nog in het heelal worden geprojecteerd (zie de figuur hiernaast). Het maakt astrologen niets uit welke sterren-groeperingen zich werkelijk achter de tekens aan de hemel bevinden. Het plaatje van de ecliptica of van de dierenriem verandert niet, zelfs niet als het hele heelal zou veranderen. En dat laatste is ook gebeurd, maar het plaatje veranderde niet.
De sterrenbeelden waar mee gewerkt wordt.
Veel mensen weten niet dat astrologen geen gebruik maken van de echte sterrengroeperingen aan de hemel. Astrologen werken met een sterrenhemel van drieduizend jaar geleden. Als ze wel met de sterrenhemel van nu werken, dan hanteren ze analogieën en symbolieken van dertig eeuwen terug. De oudste overleveringen zijn uit ± 432 jaar voor Christus. Met de dierenriem kon de mens een soort meetlat maken waarmee ze hemelposities konden bepalen. Men gebruikte daarvoor de echte sterrengroeperingen, namelijk de sterrenbeelden. Maar een nadeel daarvan is hun ongelijke grootte. Dat maakte het meten en vergelijken aan de hemel heel erg moeilijk. Dit was onoverkomelijk, terwijl de op de schijnbare baan van de zon gebaseerde dierenriem juist tekens had die allemaal even groot zijn. De namen van de dierenriem zijn afgeleid van de sterrenbeelden die toen het projectiescherm vormden. Die namen weerspiegelen een astrologische symboliek. De astrologische cyclus begint met ram en eindigt men vissen. De echte sterrenbeelden zijn verschoven, en als we dit nakijken blijkt dat de ram nu niet in het begin van de lente valt, maar in hartje winter. Dit is meteen de rede waarom een astroloog het liever niet over sterrenbeelden heeft maar over de tekens van de dierenriem. Het idee van de meetlat in graden stamt ook nog van voor het begin van de jaartelling. Er is waarschijnlijk rond 263 jaar voor Christus voor het eerst gebruik gemaakt van een gradenverdeling in de horoscoop.
De plaats van de planeten.
We bekijken alle planeten vanuit de aarde. Om een planeet zijn plaats in de dierenriem te geven, trekken we een rechte lijn vanuit de aarde naar die planeet en zetten de lijn verder totdat we de cirkel van de dierenriem snijden (zie figuur 5). Dat snijpunt valt in een bepaalde graad van een bepaald teken. Die planeet staat in de gevonden graad van dat teken. Als elke planeet een plek heeft, kunnen we ze in de horoscooptekening zetten. De buitenrand bestaat uit de twaalf tekensvan de dierenriem, waar de plaatsen van de planeten snel te vinden zijn. De cyclische beweging van de hemellichamen is berekend en regelmatig. We kunnen daarom van tevoren al berekenen waar de zon, de maan en de planeten op een bepaald moment zullen staan. Een boek waarin dit beschreven staat (over het verleden, nu en over de toekomst) heet een efemeride. Er is alleen nog een makkelijke berekening nodig, om de precieze planeetstanden voor een bepaald moment te berekenen. Astrologen hoeven dus niet meer rechtstreeks naar de hemel te kijken. Dat hoeven ze al lang niet meer, omdat men efemeriden al sinds 308 jaar voor Christus kende.
Wat is een ascendant? En wat zijn huizen? (Zie figuur 6).
De ascendant is een punt in de horoscoop, maar wat houdt dat punt nu precies in? Wat we waarnemen is de zonsopgang in het oosten en de zonsondergang in het westen, waardoor het lijkt dat de zon een beweging rond de aarde maakt. Maar in werkelijkheid staat de zon stil en zijn deze verschijnselen het gevolg van de draaiing van de aarde om haar as. Zoals de zon in het oosten opkomt, zo komen in het oosten de hele dag door alle opeenvolgende tekens van de dierenriem op. Om precies te zijn duurt het 23 uur, 56 minuten en 4,2 seconden om alle tekens van de dierenriem één keer rond te laten gaan. Dat is iets minder dan één etmaal. Astrologen kunnen berekenen welk teken, op een bepaald moment aan de oostelijke horizon opkomt. Dat teken noemen we de ascendant. Omdat alle tekens in iets minder dan een dag langs komen, heeft iemand die om vijf uur geboren is, een andere ascendant dan iemand die om elf uur geboren is op dezelfde dag. Ben je niet rond zonsopgang geboren, dan zul je een ander teken op de ascendant hebben dan het teken ‘dat je bent’. Dat is je zonneteken. Het teken dat je ‘bent’ is het teken waar de zon in stond op het moment van je geboorte. De zon loopt in ongeveer een maand door een teken. Het precieze tijdstip op je geboortedag bepaalt wat je ascendant is, die in elke graad van de dierenriem kan staan. De ascendant vormt een belangrijk onderdeel voor de horoscoopduiding. Het berekenen van de ascendant is een onderdeel van een uitgebreidere berekening om de dierenriemcirkel in te delen in twaalf vakken. Die vakken noemen we ook wel huizen. Die huizen zijn niet hetzelfde als de tekens, en ze zijn ook ongelijk van grootte. Om uit te leggen hoe de huizenverdeling tot stand komt kunnen we een heel boek schrijven, dus schrijven we hier niet over. De dierenriem en de twaalf huizen moeten streng van elkaar gescheiden houden, omdat dit verschillende grootheden zijn. Wel is er een symbolische analogie tussen de twee stelsels. Zo is het eerste huis analoog aan het teken ram. Ook is er een verschil. Namelijk, tekens hebben te maken met karakteraanleg, terwijl huizen samenhangen met levensgebieden waarop of omstandigheden waaronder we die aanleg willen verwezenlijken. Ook het gebruik van een kosmografisch systeem van de huizen is al oud, ongeveer uit het jaar 4 voor Christus. Bijna drie eeuwen later ontwierp Porphyrius één van de oudste huizensystemen, waar heel wat op aan te merken valt. Er kwamen steeds meer mensen die dit deden en er ontstond onoverzichtelijkheid. He meest gangbare en wijdst geaccepteerde huizensysteem, dat van Placidus, is behoorlijk betrouwbaar gebleken en levert heel bevredigende resultaten op, al zitten ook hier nog een paar onvolkomenheden aan. De verdeling van de cirkel in twaalf huizen staat nog steeds volop in de belangstelling.
Wat zijn aspecten?
Een laatste duidingselement wordt gevormd door de zogenaamde aspecten. Denken we ons de planeten als min of meer verstrooid over de tekens van de dierenriem, dan zien we ze vanaf de aarde onder dezelfde of onder verschillende hoeken ten opzichte van elkaar staan. De inhouden of werkingen van de planeten gaan slechts bij hoeken van een bepaalde grootte een verbinding met elkaar aan. De hoeken die we voor de duiding gebruiken noemen we aspecten. De hoekgrootte kan variëren en er bestaan zodoende een aantal verschillende aspecten. Als we weten dat planeten in de geboortehoroscoop bepaalde psychische energiepatronen symboliseren, dan kunnen we ons makkelijker indenken dat bepaalde aspecten tussen twee of meer planeten iets zeggen over de al dan niet harmonische wijze waarop het samenspel tussen die patronen zal verlopen. Elk aspect werkt op een andere manier uit. In de horoscooptekening worden de aspecten als gekleurde lijnen tussen de te verbinden planeten getekend. Ook zijn aspecten mogelijk naar de ascendant en naar de midhemel (het beginpunt van het tiende huis in de horoscoop).
Hoofdstuk 4: Conclusie.
Zo zien we dat modern onderzoek heeft uitgewezen dat astrologie niet waar is. Als het waar lijkt, dan is het schijnwaarheid, want bij toetsing klopt het niet. De astrologie heeft dus niets met de werkelijkheid te maken. Daarom is het niet eerlijk als sollicitanten op grond van hun persoonlijke horoscopen worden afgewezen. Valt er dan helemaal niets goeds te zeggen over astrologie en astrologen? Zeker wel, maar dat blijkt dan weinig te maken te hebben met het zeer geringe waarheidsgehalte van de astrologie. Veel astrologen kunnen wijzen op tevreden klanten. Dat blijkt dan vooral te danken te zijn aan de veelal warme menselijkheid van die astrologen. Cliënten vinden bij hen een luisterend oor en dikwijls oprechte belangstelling. Dit leidt dan vrijwel altijd tot een succesvol astrologisch consulent. Astrologen verwarren echter blijkbaarheid met waarheid. Astrologie is een typisch voorbeeld van een techniek die bruikbaar kan zijn om een goed hulpverleningsgesprek op gang te houden. We kunnen de astrologie het beste zien als een symbolentaal die nuttige antwoorden kan geven bij levensvragen. Dit nut en die schijnsuccessen zijn de oorzaak van dat de astrologie bijzonder hardnekkig heeft stand gehouden. Ze zal dan ook niet zomaar verdwijnen en mensen voortdurend blijven aanspreken.
Hoofdstuk 5: Bronvermelding.
Titel. Schrijver / auteur.
Hoe waar is astrologie. AO 2448. Wat is toch astrologie. Drs. Karen M. Hamaker – Zondag. Symbols, signs & signets. Ernst Lehner.
REACTIES
1 seconde geleden