ADHD

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 2724 woorden
  • 22 oktober 2002
  • 77 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
77 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
INHOUDSOPGAVE

Inleiding
Wat is ADHD?
Hoe wordt de diagnose ADHD gesteld?
Wat zijn de oorzaken?
Hoe functioneert de patiënt in de maatschappij
en hoe is de stoornis te behandelen?
Conclusie
Bronvermelding

Inleiding

Voor u ligt ons PO over ADHD. Hierin hebben wij onze onderzoeksvraag beantwoord door middel van deelvragen. Onze onderzoeksvraag luidt:
Wat is ADHD en hoe gaat men hiermee om in deze tijd? Deze vraag hebben wij opgesplitst in de volgende deelvragen:
• Wat is ADHD?
• Hoe wordt de diagnose ADHD gesteld?
• Wat zijn de oorzaken?
• Hoe functioneert de patiënt in de maatschappij?
• Hoe is ADHD te behandelen?

Wij hebben dit onderwerp gekozen, omdat wij de laatste tijd steeds meer mensen over dit onderwerp hoorden praten, en we nog niet zoveel over dit onderwerp wisten. Ook zijn wij geïnteresseerd zijn in de gezondheidszorg.

Nadat wij de bron hadden uitgezocht, hebben we eerst informatie gezocht op internet en in de bibliotheek. Daarna hebben wij deze informatie uitgewerkt.
Wij lazen ieder voor zich in de verschillende bronnen het stukje over het deelonderwerp waar wij een hoofdstuk over gingen maken en schreven wat punten op, die wij daarna uitwerkten tot zinnen. Toen wij dat gedaan hadden hebben wij alles op de computer getypt. Wij hebben elkaars hoofdstukken gelezen en hier en daar wat kritiek gegeven. Als laatste hebben wij nog wat aanpassingen aangebracht en samen aan de lay-out gewerkt.

Wat is ADHD?

ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder oftewel Alle Dagen Heel Druk. ADHD is één van de meest voorkomende hersenstoornissen bij kinderen (2 tot 5 procent heeft ADHD), maar komt ook voor bij volwassenen. ADHD wordt vaker bij jongens vastgesteld dan bij meisjes. Dit betekent niet meteen dat de kans op ADHD bij meisjes kleiner is, want het is goed mogelijk dat de symptomen bij meisjes minder snel herkend worden.

De problemen als gevolg van ADHD:
De problemen waar ADHD’ers mee te maken hebben doen zich voor op verschillende gebieden:
• Aandachtsproblemen
De patiënt is snel afgeleid, heeft moeite zich blijvend te concentreren en is minder goed in staat om belangrijke prikkels naar de achtergrond van zijn/haar bewustzijn te dringen.
• Impulsiviteit
De patiënt is ongeduldig, handelt zonder na te denken en gaat snel van de ene onafgewerkte activiteit naar de andere.
• Hyperactiviteit
De patiënt is voortdurend in beweging, is snel opgewonden en gefrustreerd en voelt vaak een grote onrust van binnen.
• Tijdsbeleving
De patiënt heeft een probleem met het inschatten van tijd en komt vaak te laat. Tijdsbeleving wordt niet altijd genoemd als probleem, omdat dit niet altijd voorkomt.

De verschillende vormen van ADHD:1. De combinatie van aandachtsproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit. Meestal wordt dit type bedoel als men spreekt van ADHD.
2. Alleen impulsiviteit en hyperactiviteit, zonder de aandachtsproblemen.
3. Alleen aandachtsproblemen, zonder hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit type wordt ADD (Attention Deficit Disorder) genoemd.
Bij alle vormen beginnen de problemen altijd voor het zevende jaar en duren langer dan zes maanden. Er wordt echter niet altijd voor het zevende jaar ontdekt dat het kind ADHD (of ADD) heeft.

ADHD is niet te genezen, maar er bestaan wel behandelingsmogelijkheden om de patiënt en zijn/haar omgeving te leren hoe ze er het best mee om kunnen gaan. Sommige patiënten groeien over ADHD heen, anderen houden er hun hele leven last van, maar kun-nen er goed mee om gaan. In uiterste gevallen kan de patiënt verslaafd raken aan alcohol of drugs (om de innerlijke onrust te verdoven) of ontwikkelt hij/zij agressief of crimineel gedrag.

Hoe wordt de diagnose ADHD gesteld?

Het is moeilijk vast te stellen of een kind ADHD heeft. Veel verschijnselen van ADHD kunnen ook andere oorzaken hebben. Het gaat bijna altijd om een combinatie van problemen, die elkaar beïnvloeden. De beste indicatie is de voorgeschiedenis van het kind. Met de ouders zal worden nagegaan hoelang de problemen al bestaan en in welke situaties deze het meest naar voren komen.
Een goede diagnostiek bestaat uit:
• Gesprekken met de ouders en leerkrachten.
• Observatie van het kind zowel thuis als op school.
• (Medisch) specialistisch onderzoek: lichamelijk onderzoek en psychodiagnostisch onderzoek.
Lichamelijk onderzoek: Door een lichamelijk onderzoek uit te voeren kan het uitgesloten worden dat de problemen samenhangen met een lichamelijke ziekte. Ook is het voor de arts belangrijk dat hij/zij de gezondheidstoestand van het kind kent voor het eventueel voorschrijven van medicijnen.
Psychodiagnostisch onderzoek: Bij een psychodiagnostisch onderzoek wordt het kind onderzocht op het functioneren op verschillende punten. Men onderzoekt de sociale ontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, de intelligentie en de spelvaardigheden. Er kan nog een aanvullend onderzoek worden gedaan door een neuropsycholoog, een (kinder)fysiotherapeut of logopedist als het psychodiagnostisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Het lijkt of er de laatste jaren bij steeds meer kinderen de diagnose ADHD wordt vastgesteld, maar dit komt omdat er nu meer aandacht aan besteed wordt dan vroeger. Ook is het zo dat men van een druk kind al snel denkt dat deze ADHD heeft, terwijl het misschien gewoon een druk kind is.

Wat zijn de oorzaken?

De precieze oorzaak van ADHD is na vele onderzoeken nog steeds niet vastgesteld. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van verschillende (mogelijke) factoren, namelijk:
• Neurologische oorzaken
• Erfelijke factoren
• Negatieve omstandigheden voor of na de geboorte
• Verminderde hersenactiviteit

Neurologische factoren:
In de hersenen zijn twee belangrijke mechanismen werkzaam:
1. Het activeren van zenuwcellen (excitatie).
2. Het afremmen van zenuwcellen (inhibitie).
Bij mensen met ADHD is het inhibitiesysteem niet actief genoeg: het natuurlijke filter dat omgevingsprikkels onderscheidt in onbelangrijk, misschien belangrijk, belangrijk en zeer belangrijk functioneert nauwelijks. Als gevolg hiervan kan de patiënt zich niet concentreren op de dingen die op dat moment van belang zijn, omdat hij/zij op vrijwel alles wat hij/zij waarneemt actief reageert.

Erfelijke factoren:
Er is door de jaren heen veel onderzoek gedaan naar mogelijke erfelijke factoren van ADHD. Hieruit is verschillend bewijsmateriaal gekomen.
Het eerste punt is dat biologische bloedverwanten van ADHD’ers meer psychologische problemen (depressiviteit, alcoholisme, gedragsproblemen en hyperactiviteit) hebben dan de naaste familieleden van mensen zonder ADHD.
Als tweede punt is bewezen dat gezinsleden van een ADHD’er een groter risico lopen dat ook bij hen de diagnose ADHD gesteld wordt dan de mensen die geen ADHD-patiënt in de naaste familie hebben. Studies met tweelingen hebben uitgewezen dat als één van de tweeling ADHD heeft, de kans dat de ander de stoornis ook heeft 80 tot 90 procent is.
Pas geleden heeft men bewezen dat het hyperactieve gedrag bij kinderen voor 50 tot 92 procent erfelijkheidsgebonden is. Hieruit blijkt dat erfelijkheid een grote rol speelt bij het tot uiting komen van ADHD.
Waarschijnlijk ligt de aanleg voor ADHD niet op één plaats op het chromosoom. Verder is het goed mogelijk dat er meerder chromosomen bij betrokken zijn.

Negatieve omstandigheden voor of na de geboorte:
Er zijn verschillende ongunstige omstandigheden voor de geboorte die kunnen leiden tot het ontstaan van ADHD.
Roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap kunnen de hersentjes van het kind, die zich aan het ontwikkelen zijn beschadigen.
Een ernstige groeiachterstand voor de geboorte betekent dat het risico van gedragsproblemen toeneemt. Dit is echter niet altijd het geval.
Veel ouders denken dat een zuurstoftekort al snel tot een beschadiging van de hersenen leidt, maar dit is niet helemaal waar. Het hangt onder meer af van de tijdsduur dat het kind zich in een slechte conditie bevond. Ook de zwangerschapsduur en de toestand enkele minuten na de geboorte spelen een rol bij het ontstaan van ADHD.
Gif en zware metalen, zoals lood, kunnen de hersenen van een ongeborene of pasgeborene ook aantasten.

Verminderde hersenactiviteit
Wanneer een gebied in de hersenen actief wordt, neemt de doorbloeding toe. Bij ADHD’ers gebeurt dit niet in het orbitale-frontale deel van de hersenen (dit ligt direct achter het voorhoofd) omdat dit deel beschadigd is. Het orbitale-frontale deel is verantwoordelijk voor regulering en beheersing van gedrag en emoties. Het gebied dat beelden opneemt is juist extreem doorbloed (en dus extreem actief). Mensen met ADHD slaan informatie sneller op als ze iets zien, dan als ze iets horen.

Geen factoren van ADHD:
Vroeger dacht men dat ook de volgende factoren een rol speelde bij het tot uiting komen van ADHD, maar dit is niet het geval.
• Bepaalde voeding: suiker, kleurstoffen, chemische toevoegingen enzovoorts.
• Helder wit fluorescerend licht wat bepaalde zwakkere röntgenstralen en radiofrequenties zouden verspreiden.
• Een stoornis van het evenwichtsorgaan dat het gevoel van evenwicht, de zwaartekracht en de stand van het hoofd beïnvloedt.
• Een gistallergie
• Problemen op school
• Te veel tv-kijken
• Een slecht ouderschap of een chaotisch gezinsleven (deze kunnen de symptomen van ADHD echter wel verergeren).

Hoe functioneert de patiënt in de maatschappij en hoe is de stoornis te behandelen?

Als eenmaal de diagnose ADHD is gesteld, dan kan er begonnen worden met de behandeling. Helaas bestaat er geen behandeling die de oorzaak van het probleem op kan lossen, maar de behandeling richt zich op het onder controle houden van het probleem. Dit kan (vooral bij kinderen) op meerdere manieren:

• Met gedragstherapie via de ouders en therapeutische begeleiding van het kind: in eerste instantie is het van belang structuur aan te
brengen. Hiermee word bedoeld het begrijpelijk en overzichtelijk maken van de situatie. Er moeten duidelijke regels en afspraken zijn, en er moet regelmaat en routine in het leven van het kind zijn. Ook belangrijk is dat het kind geaccepteerd wordt. Hierdoor krijgt het kind meer zekerheid en weet hij/zij wat er van hem/haar verwacht wordt. Het is dus belangrijk dat de ouders door alle problemen en stoornissen van het kind toch geen opvoedingsonzekerheid krijgen en geen ruzie gaan maken, want dan ontstaat er een chaotische, gespannen situatie en dat maakt het gedrag van de ADHD’er alleen maar problematischer.

• Het sociale netwerk: het is belangrijk dat de mensen die regelmatig met het kind te maken hebben, zoals leerkrachten, familieleden, vrienden en buren op de hoogte zijn van de behandeling. Door alle problemen kunnen kinderen met ADHD neerslachtig of depressief worden en daardoor een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Voor een goede behandeling is het dus van belang dat een kind door beloningen gestimuleerd en aangemoedigd wordt om op de goede manier door te gaan. Maar vaak is het voor veel mensen moeilijk om zich opeens anders te gedragen tegenover het kind. Ze hebben het kind jarenlang gezien als druk en ongehoorzaam, en zullen dus ook niet direct openstaan voor veranderingen.
Om zich achter zijn onzekerheid te verschuilen, verbergt een kind met ADHD zich vaak achter een masker, hij zal proberen de clown uit te hangen of gaat stoer doen. Ze kunnen hun dagelijkse problemen ook op een andere manier afreageren op anderen, ze kunnen heel agressief worden en dit zorgt er natuurlijk niet voor dat de band met leeftijdsgenootjes sterker wordt. Hierdoor worden ze weer onzekerder en zo gaat dat dus weer door.
Bij volwassenen komen de problemen vaak voort uit de kritiek op hun persoonlijkheid, en niet meer zo erg uit de ADHD. Door die kritiek konden ze niet zijn wie ze willen zijn. Is het niet gewoon beter om die unieke persoonlijkheid te ontwikkelen en te kijken naar je gaven, in
plaats van je aan te passen aan alle wensen van de mensen om je heen? Dat zou een goede manier kunnen zijn om af te komen van een heleboel problemen.
• Medicijnen: medicijnen kunnen ADHD niet genezen, maar wel de
verschijnselen verminderen. Het effect is dat de concentratie verbetert en dat de patiënt rustiger wordt. Het medicament moet een duidelijke verbetering voor de gebruiker betekenen en er moet alleen begonnen worden met het innemen als de ontwikkeling van het kind sociaal, emotioneel of wat leren betreft aantoonbaar lijdt onder de hyperactiviteit en de aandachtstekortstoornis. Ook als een therapie zonder medicijnen onvoldoende is. Bij 70% van de kinderen en volwassenen met ADHD helpt een medicijn het gedrag te beheersen. Het meest gebruikte medicijn bij hyperactiviteit is Ritalin (methylfenidaat). Dit medicijn is een stimulerend middel, maar bij kinderen heeft het medicijn eerder een dempend effect, het kind wordt er rustiger van. De precieze werking van Ritalin is niet bekend, omdat het heel erg ingewikkeld is.
In de jaren dertig werd aan jeugdigen met gedragsstoornissen al
benzedrine gegeven, dit moest het kind meer innerlijke rust geven. In de jaren vijftig en zestig werd overgestapt op Ritalin, met dit middel kan het kind zijn aandacht langer richten, zal het minder impulsief handelen en zal het minder last hebben van motorische onrust.

Bijwerkingen van Ritalin:
De belangrijkste bijwerkingen zijn een verminderde eetlust en
inslaapproblemen. Ze zijn soms wat sneller moe, zijn rustelozer en hebben last van hoofdpijn. Soms komen hartproblemen voor. Als er gestopt wordt met de medicatie, dan kunnen er “afkickverschijnselen” voorkomen, zoals depressies (vooral bij volwassenen). Ook worden de klachten heviger dan ze waren voor de behandeling.
Als de ADHD gepaard gaat met epilepsie en tics dan is Ritalin niet het goede medicijn, omdat het deze stoornis kan verergeren. Meestal wordt dan Dixarit (clonidine) voorgeschreven. Dit medicijn zorgt ervoor dat het kind rustiger wordt en dat de motoriek verbetert. Kinderen die dit middel gebruiken zijn minder agressief en zijn beter aanspreekbaar. Het voordeel van dit medicijn is dat ook de tics van een patiëntje worden onderdrukt. Het duurt wel langer voordat het medicijn helpt en er zijn een aantal bijwerkingen, namelijk slaperigheid, verminderde eetlust en een droge mond. Bij enkele kinderen slaat dit medicijn niet goed aan, ze worden er hyperactiever van en depressieve ADHD-kinderen kunnen er nog depressiever van wordt.

Een nieuw medicijn tegen ADHD dat nu nog getest wordt is carnitine (een vitaminepreparaat). Een paar jaar geleden kwam een kinderarts uit Hoorn achter de werking van dit middel. Door bloedonderzoek constateerde hij dat enkele patiëntjes carnitinetekort hadden en hij gaf hen dit middel. Een jongetje dat echt superdruk was werd hierdoor minder druk en kon zich beter concentreren. Ook een jongetje dat heel slap was, alleen maar op zijn rug lag en niet wilde lopen, liep na toediening van dit medicijn. Vervolgens is er een dubbelblind-onderzoek gedaan, waarvan 54% van de kinderen positief reageerden. Dit is een hele hoge score, die mogelijk nog hoger zal worden na verder onderzoek. Maar natuurlijk moet er thuis en op school ook structuur zijn, want als die ontbreken dan helpt het medicijn ook niet en blijft het kind een duidelijke ADHD’er.

Conclusie

Uit de informatie is ons duidelijk geworden dat onder ADHD niet alleen hyperactiviteit verstaan wordt, maar ook impulsiviteit, aandachtsproblemen en een verkeerde tijdsbeleving. ADHD kan voorkomen met en zonder aandachtsproblemen, ook kun je een vorm van ADHD hebben waarbij je alleen last van aandachtsproblemen hebt, deze vorm heet ADD.
Of een kind ADHD heeft wordt vastgesteld na gesprekken met de ouders en leerkrachten, observatie van het kind zowel thuis als op school en verschillende onderzoeken.
De precieze oorzaak van ADHD is nog steeds niet bekend. Men denkt dat het om een combinatie van de volgende factoren gaat: neurologische oorzaken, erfelijke factoren, negatieve omstandigheden voor of na de geboorte en verminderde hersenactiviteit. Het probleem is niet op te lossen, maar het kan wel door een goede behandeling onder controle gehouden worden. Voor een goede behandeling zijn de volgende dingen belangrijk: gedragstherapie via de ouders en therapeut, het sociale netwerk en medicijngebruik.

Mening:
Wij vinden dat je een kind met ADHD ongeveer hetzelfde moet behandelen als een normaal kind. Je moet proberen het kind in zijn waarde te laten en niet meteen op alles wat het kind anders doet negatief reageren. Natuurlijk kan je het kind niet in alles zijn/haar zin geven, je moet ergens een grens trekken. Het kind moet weten waar die grens ligt, dit bereik je door duidelijke regels en afspraken te maken.

Bronvermelding:

Hoofdbron:
▸ Wonderverhaal, krantenartikel over het nieuwe medicijn
carnitine bij de behandeling van ADHD, Noord-Hollands
Dagblad van 24 augustus 2002

Internetsites:
www.drwillem.nl/gasten/adhd/adhdms1.htm
www.drwillem.nl/gasten/adhd/adhdms2.htm
www.drwillem.nl/gasten/adhd/adhdms3.htm
www.antenna.nl/hersenstorm/Medicatie.html
www.antenna.nl/hersenstorm/Onderzoeksresultaten.html
www.adhd.nl/wat/adhd.html (doet het niet meer, apart bijgevoegd)

Boeken:
▸ Ze doen het niet expres A.C. Bruininks
Pagina 90, 91 Uitgeverij SPW, Utrecht, 1996
▸ ADHD in kort bestek Prof. dr. Jan van der Ploeg en Dr. Evert
Scholte Pagina 51, 58, 59 en 60 Uitgeverij SPW Utrecht, 1999
▸ ADHD bij kinderen en volwassenen, foldertje van de NFGV
(Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid)
▸ ADHD niet alleen maar druk Herman van Tinteren Pagina 30, 31 en 32 Tiron Uitgevers BV Baarn, 2001
▸ Diagnose ADHD R.A. Barkley Pagina 73, 74, 75, 76, 80 en 81 Swets & Zeitlinger Publishers, 1997

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.