Essay Romantiek Aan het einde van de 18e, het begin van de 19e eeuw komt er een nieuwe cultuurhistorische periode op gang, die wordt gekenmerkt door belangstelling voor het individu en zijn gevoelsbeleving: de Romantiek. Deze stroming ontstaat min of meer door het verzet tegen de Verlichting, de opkomst van de industrie en de verstedelijking. Men wil het liefst de alledaagse realiteit ontvluchten. Dit blijkt uit een waardering voor het landschap, de emotie, en religieuze ervaringen. Ook ontstaat er een hang naar het verleden en exotische culturen. Niet langer is de natuurgetrouwe afbeelding van belang, maar de creatieve schepping van de kunstenaar. Dit was in strijd met bijvoorbeeld de klassicistische kunstopvatting, waarbij veel waarde aan regels werd gehecht. Kunst zou aan regels gebonden moeten zijn, volgens het Klassicisme. De Romantiek gaf dichters echter veel meer vrijheid. Het ideaal van de Romantiek was een directe expressie van de gevoelens, zonder allerlei klassicistische regels. Door de opkomst van de Romantiek, die voor een duidelijke breuk van het Klassicisme zorgde, ontstond er een verering van het kunstenaarsgenie. Aan het begin van de 19e eeuw blijven de uitgangspunten van de Verlichting wel van invloed, maar het geloof dat het rationalisme uiteindelijk leidt tot een absolute en niet-aanvechtbare waarheid, raakt achterhaald. Het rationalisme leerde de mensen de nadruk op de rede, de ratio te leggen: het denkend bewustzijn. De zintuigelijke ervaring zou de bron van kennis zijn. Het is logisch dat men, al denkende, erachter komt dat het leven niet altijd voorspoedig verloopt. Economisch en sociaal gezien is de negentiende eeuw namelijk het tijdperk van de industrialisatie, van verstedelijking en toenemende armoede, van eenzaamheid van het individu in een anonieme maatschappij. Tegen deze achtergrond staat de Romantiek. De ongevoelige wereld wordt ontvlucht door het scheppen van een denkbeeldige wereld, een wereld van sprookjes, mythen en sagen. Het is dus goed denkbaar dat de Romantiek weldegelijk aanhangers kreeg in een maatschappij met veel fabrieksarbeiders, die nooit het gevoel mochten uiten. Dankzij de Romantiek was het toegestaan weg te dromen in eigen fantasie. Door de romantische kunstenaar werd ook de verbeelding centraal gesteld. Door middel van deze verbeelding probeerde de romanticus dan ook het onzichtbare en het oneindige in het reële weer te geven, er zou een contact met God uit voort komen. De wereld was niet langer objectief. Het is ook niet vreemd dat er aandacht voor het landschap en de natuur kwam. Want door de verstedelijking werd het platteland gemist en was er in het dagelijks arbeidersleven niet veel van de pure natuur te bekennen. De romantische kunstenaar kwam regelmatig in conflict met de omgeving. Soms toonde een romanticus een voorkeur voor sociaal engagement, hier in de zin van een verbintenis met een bepaalde groepering door een gevoel. In Nederland was Multatuli een voorbeeld van een sociaal geëngageerd schrijver. Met zijn roman ‘Max Havelaar’ wilde hij de koloniale misstanden in Nederlands-Indië de wereld uit helpen. Doordat de romanticus een zo duidelijke kloof zag tussen ideaal en werkelijkheid, besefte hij deze beide begrippen onverenigbaar waren. Dit leidde tot Weltschmerz: het gevoel van onvrede met de eigen tijd. Er werd naar troost gezocht en natuur, verleden, religie en humor boden een oplossing. In de eerste decennia van de negentiende eeuw waren gemeenschappelijke activiteiten en ondernemingen gebruikelijk. Zo ontstonden er ook dichtersgenootschappen. Hun werk is declamatorisch, dat betekent dat het moet worden voorgedragen. De genootschappen hielden er ook idealen op na. Ze streefden naar een nieuw soort poëzie, die én maatschappelijk nuttig én ‘vaderlands’ én vooral beschavend moest zijn . Onderwerpen als vaderlandsliefde en huiselijkheid waren dan ook zeer populair en belangrijk voor de genootschapsdichters. Als aan die voorwaarden werd voldaan, zouden zowel dichtkunst als maatschappij vooruit gaan. Sommige dichters uitten zich in vaak bombastische bewoordingen over de deugden van het vaderland, het geloof, het gezinsleven en de handel. Die dichters behoorden meestal tot de gevestigde orde, de bourgeoisie. In Nederland betekent dat: dominees en andere godsvruchtige mensen. Deze generatie heet dan ook wel die van de domineedichters. Er kwam wel tegenstand van vooral jongeren, die vonden dat het maar eens afgelopen moest zijn met de gezapigheid en rechtschapenheid van die dominees en handelaars. Zij sluiten zich gedeeltelijk aan bij stromingen uit het buitenland, en “laten een frisse wind door de Nederlandse literatuur waaien”. Die stromingen zijn het ‘impressionisme’ en het ‘naturalisme’.
Willem Bilderdijk (1756-1831)
geboren: 7 september 1756 te Amsterdam
overleden: 18 december 1831 te Haarlem
Bilderdijk heeft enorm veel geschreven; naar schatting bestaat zijn dichtwerk uit meer dan driehonderdduizend versregels. Vanwege zijn enorme productie werd hij ook wel \'een onvermoeibaar versifex\' genoemd en dat terwijl het schrijversschap niet eens zijn full-time baan was. Het grootste gedeelte van zijn leven verdiende hij de kost als advocaat of docent. En niet alleen als dichter manifesteerde Bilderdijk zich: hij schreef ook betogen in proza, verhalen, verhandelingen over taalkunde, filosofie, godsdienst, en hij maakte vertalingen. Ook als tekenaar was hij verdienstelijk en tevens was hij thuis in de geneeskunst. Bilderdijk was zich zeker bewust van de botsing tussen het Klassicisme en de Romantiek. Hij schreef er namelijk een gedicht over: De nachtegaal en de koekoek. De koekoek zou de klassicistische kunstopvatting voor moeten stellen met de vaste maat en eentonigheid. De nachtegaal zingt echter ‘wild’, als ideaal voor de romantische kunstopvatting: vrije, directe expressie. Het is niet helemaal duidelijk of Bilderdijk zelf een romanticus was. In elk geval was hij erg geïntersseerd in de buitenlandse romantische schrijvers en vertaalde hij werk van verscheidene van hen. Hij had daarbij het volgende doel:
Doch, zoo ik ooit een\' toon deed hooren,
Aan Frank of Brit ontleend; Bataaf, verwijt ge \'t my?
en:
[...] \'k trachtte uw Zangers op te leiden,
Om kunst- en wankunst te onderscheiden
(XII, p. 109)
Nicolaas Beets (1814-1903) geboren: 13 september 1814 te Haarlem
overleden: 13 maart 1903 te Utrecht
Als jonge student liet hij eerst van zich horen als romantisch dichter. Enkele jaren later schreef hij -- onder het pseudoniem Hildebrand -- de bundel humoristische verhalen Camera Obscura. Nadat hij afstudeerde werd hij dominee, en dan meteen ook maar behoorlijk zwaar op de hand. Zijn werk wordt, op enkele uitzonderingen als het gedicht Moerbeitoppen ruischten na, als onleesbaar beschouwd. Beets werd als een domineedichter beschouwd. Hij heeft overigens wel een belangrijke rol in het literaire leven van de negentiende eeuw gespeeld en bijvoorbeeld een interessante inleiding geschreven bij een eigen uitgave van de gedichten van Staring. Beets was een bewonderaar van Lord George Gordon Byron. En vertaalde dan ook een van zijn gedichten: de Avondstond. Deze dichter werd bewonderd om zijn weergave van gevoelens en stemmingen. Twee dingen heb ik willen zijn:
Een Christen en een Nederlander.
Gebrekkig was ik \'t een als \'t ander;
Maar toch naar \'t wezen, niet in schijn.
Zoo \'t slechts gebrekkig is geweest:
God en mijn Volk moog \'t mij vergeven!
Maak gij het beter, die dit leest;
Gij hebt nog tijd van leven.
(Nicolaas Beets, Grafschrift voor mijzelven, 1886)
Piet Paaltjens (François Haverschmidt) (1835-1894)
geboren: 14 februari 1835 te Leeuwarden
overleden: 19 januari 1894 te Schiedam
Zijn overgrootvader heette Haver en kwam uit Duitsland (Pommeren). Zijn grootvader werd in Nederland geboren en opgevoed door een oom die Schmidt heette. Hij nam óók de naam van deze oom aan en zo ontstond de naam Haverschmidt, die François zelf als HaverSchmidt schreef. Al jong schreef hij - jolige - gelegenheidsgedichten. In september 1852 - hij is dan 17 jaar - gaat hij na het staatsexamen gedaan te hebben in Leiden theologie studeren. Hij woonde op de Hogewoerd 63 (boven een doodbidder). Hier publiceert hij zijn gedichten onder het pseudoniem Piet Paaltjens in studentenalmanakken. In 1867 worden deze gedichten gebundeld als \'Snikken en Grimlachjes\'. Hij heeft steeds ontkend dat hij Piet Paaltjens was.
Hij vocht tegen de Weltschmerz door het verdriet en de ellende te vergroten of te ironiseren. Hij hanteerde de humor als wapen tegen het lijden aan het bestaan. Vol spot en ironie parodieerde hij het gevoel van Weltschmerz.
Hendrik Tollens (1780-1856)
geboren: 24 september 1780 te Rotterdam
overleden: 21 oktober 1856 te Rijswijk
Tollens was in de periode van de genootschapsdichters erg populair. Dit kwam omdat zijn gedichten onderwerpen hadden als het huisgezin en het heroïsch vaderlands verleden, wat in die tijd geliefd was. Zijn gedichten waren sentimenteel geschreven en werkten ook op het gevoel van de lezer. Ook dichtte Tollens over het nationaal eigene:
Volkslied
Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning gloeit,
Verheff\' den zang als wij:
Hij stell\' met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor vaderland en vorst.
E.J. Potgieter (1808-1875)
geboren: 27 juni 1808 te Zwolle
overleden: 3 februari 1875 te Amsterdam
Evenmin als die van Willem Bilderdijk (1756-1831), waren Potgieters Zwolse kinderjaren bijzonder gelukkig . Mogelijk heeft dit een levenslange indruk gemaakt op het voor de zachtere gevoelens zozeer ontvankelijk gemoed van de jongen. Hij had, als jongeman, Maurits Lijnslager gelezen en daaruit de verheerlijking van het zeventiende-eeuws verleden geleerd die hem levenslang bijblijft; hij had in Tollens’ trant gedichten gemaakt, die alleen maar getuigden van imitatie-vermogen; in Antwerpen hoorde hij de middeleeuwse liederen zingen en men bracht hem op de hoogte van de buitenlandse romantiek. Uit deze jaren dateren zijn eerste publicaties van gedichten in het weekblad Apollo (1828) en verschillende almanakken. Op 1 Januari 1837 verschijnt het tijdschrift De gids, Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen. Het blad verscheen anoniem, wat uiteraard intrigeerde, maar de drijvende kracht achter dit tijdschrift was Potgieter.
Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862)
geboren: 1803 te Nijmegen
overleden: 1862
Deze veelal kortweg als B.C. aangeduide schilder werkte in het tweede kwart van de negentiende eeuw en had toen reeds veel succes. Hij won prestigieuze prijzen, ontving onderscheidingen en mocht zich verheugen in een stroom opdrachten van mensen uit de hoogste kringen. B.C. Koekkoek geldt als de belangrijkste representant van de Nederlandse Romantiek. Hij werd tijdens zijn leven al de ´prins der schilders´ genoemd; Zijn werk werd tot in Rusland toe door konings- en vorstenhuizen bewonderd en verzameld. Romantiek was voor Koekkoek geen wijze van schilderen maar een manier van leven.
In 1841 stichtte de grote romantische schilder B.C. koekkoek in Kleef een tekenacademie. Koekkoek´s academie bracht een school voort van kunstenaars die een grote bewondering koesterden voor de wonderschone natuur rondom Kleef: een heuvelachtig landschap met eeuwenoud bos. Deze schilders romantiseerden dit landschap; Het werd nog mooier en sprookjesachtiger; Een levensstroom van zonlicht breekt door de boombladeren, nietige figuurtjes en vee staan in contrast met reusachtige wodanseiken, symbolen van een almachtige natuur, terwijl vaak een beekje de tijdloosheid aangeeft, die een tegenstelling vormt met het tijdelijke van het aardse leven.
REACTIES
1 seconde geleden