De Renaissance bestaat niet
‘De Renaissance bestaat niet’. Op het eerste gezicht lijkt dit slechts een gewaagde uitspraak die alleen aan complete cultuurbarbaren voorbehouden is. Wie kan er nou ontkennen dat de Renaissance bestaat? De Renaissance, met een hoofdletter nog wel, toen men ontwaakte uit die suffe middeleeuwen, toen Michelangelo, Rafael en Leonardo hun mooie kunstels maakten, toen Erasmus en andere humanisten hun mens-gefocuste entree maakten en toen de Klassieke oudheid in allerlei opzichten weer tot leven kwam.
Er zijn echter wel wat dingen te noemen die de Renaissance als zijnde, nou ja, als zijnde ‘de Renaissance’, in twijfel trekken; die de vraag oproepen of het wel zo’n plotselinge opleving was, en nog belangrijker, of het eigenlijk wel een ‘wedergeboorte’ was.
We gaan ons over die vragen buigen en kijken of die Renaissanceontkenning te beargumenteren valt, om dan, nadat we ook de argumenten vóór de Renaissance als letterlijke wedergeboorte hebben behandeld, een conclusie te trekken.
De Renaissance is waarschijnlijk de meest bekende kunstperiode uit de geschiedenis, en dat maakt het wat onfatsoenlijk hem te ontkennen. Niemand wil die periode echt aanvallen, teneinde het Renaissance-sprookje te niet verstoren. Zo groot is de reputatie van de Renaissance.
Wat is dan dat sprookje van de Renaissance? Een definitie van de Renaissance is lastig te geven, maar meestal komt men met iets als ‘de periode na de Middeleeuwen, waarin men een bloeiperiode van kunsten en wetenschap doormaakte’ met twee bijbehorende elementen: de acceptatie van het antropocentrisme en een hertoepassing van de klassieke cultuur.
De argumenten voor de opvatting van de Renaissance als wedergeboorte van de klassieke Oudheid zijn niet zo moeilijk en ik wil ze dan ook snel achter de rug hebben.
• Inderdaad is er in de periode een opleving van de Oudheid: klassieke bouwelementen, beelden met dezelfde aandacht voor het lichaam als de Grieken/Romeinen, oude filosofen en legendes als onderwerpen voor schilderijen, het verafgoden van de Romeinse schrijvers.
• Inderdaad neemt het antropocentrisme (of humanisme) een steeds grotere rol in.
• Inderdaad is er in de Renaissance een opleving van allerlei nieuwe vindingen en ontwikkelingen.
Maar de argumenten tegen het opvatten van de Renaissance als wedergeboorte van de klassieke Oudheid zijn veel interessanter. Renaissancehaters kunnen naar mijn mening twee argumenten aanvoeren. De eerste is de hele lijst van inhoudelijke argumenten die Peter Burke ook geeft.
Dit zijn die argumenten:
• Het hoogste doel voor de stadsbestuurders, namelijk een bloeiende, machtige, welvarende stad voor en door de burgerij, een soort Nieuw Rome, kon eenvoudigweg niet bereikt worden, omdat de toenmalige en de Romeinse manier van leven totaal verschilden (het grootste verschil is natuurlijk de godsdienst). Bovendien is het voelen van deze verwantschap met de Romeinen al vanaf de twaalfde eeuw aanwezig in de steden van noord-Italië en dus niet typisch Renaissance.
• Er is in de architectuur wel sprake van een enorme bewondering voor de klassieken, maar juist een cruciaal element van onder andere Michelangelo was dat architecten aan eclecticisme deden; ze kozen de elementen die zo het mooist vonden en deden daar redelijk hun eigen ding mee (nee, dat is waar, zuilen werden niet opeens horizontaal gebruikt- maar u snapt wat ik bedoel). Het is dus een beetje flauw om te zeggen dat de architecten de Klassieke architectuur opnieuw toepasten, ze maakten er juist hun eigen Renaissancearchitectuur van. De architecten waren dus veeleer zuilenjatters dan hertoepassers.
• De belangrijkste ontdekking in de schilderkunst, het perspectief, hield op geen enkele wijze verband met de Oudheid. De Grieken en Romeinen kenden het waarschijnlijk wel, maar hij werd volledig los van hen ontdekt.
• Het duurde een eeuw voordat de Renaissance het grote publiek bereikt had. Pas in de Hoge Renaissance (1500-1530) was de Renaissance algemeen aanvaard en deel van de samenleving geworden, uitgegroeid van een handjevol enthousiastelingen tot een publiek erfgoed. Dit argument is niet tegen de Renaissance an sich bedoeld, maar geeft wel aan dat het niet de plotselinge doorbraak, de revolutie was die er gewoonlijk van gemaakt word, maar een proces, net zoals er in de Middeleeuwen processen waren.
• Het laatste argument is dat als de verschijning die we nu ‘Renaissance’ noemen, echt een Renaissance was, dat er dan meerdere Renaissances geweest zouden zijn: andere periodes waarin er ook sprake was van ‘een samengaan van prestaties op literair en artistiek gebied met een herleving van de belangstelling voor de klassieke oudheid’, naar de woorden van Peter Burke. Voorbeelden hiervan waren de tijd van Karel de Grote en de twaalfde eeuw.
Ik vind dit echter allemaal wat flauwe, en bovenal tamelijk mierenneukerige argumentjes. Er is dus een groter, beter argument nodig, het tweede argument.
De argumenten die ik zo’n 400 woorden geleden voor de Renaissance heb gegeven, kloppen.
Maar mijn probleem ermee is dat ze onvolledig zijn.
Ja, in de Renaissance was er een opleving van nieuwe ontwikkelingen en vindingen en ja, de mens nam een belangrijker plaats in, en ja, er was sprake van een groot enthousiasme voor de klassieken. Maar er wordt altijd gedaan, alsof dat allemaal aan de Renaissanciërs te danken is.
Mijn grootste punt is: Dat Is Niet Waar!
Op alle gebieden was er een trend zichtbaar in de Middeleeuwen.
De schilderkunst begon met eenvoudige plaatjes en eindigde met Giotto.
De architectuur begon met de robuuste Karolingische stijl en eindigde bij de late Gotiek.
De literatuur begon met niets, slechts priesters konden lezen en schrijven, en eindigde met Dante.
De beeldhouwkunst begon met houtsnijwerk en hoewel hier geen concreet ‘geavanceerd’ voorbeeld van te noemen valt, mag het duidelijk zijn dat ook de beeldhouwkunst een ontwikkeling doormaakte.
Het was in de Middeleeuwen dat de noord-Italiaanse steden begonnen te groeien en dat daar de burgerij machtiger werd Dat had twee gevolgen: het ontstaan van het antropocentrisme en het verliezen van invloed door de Kerk. Die twee dingen samen hadden weer een heropleving van wetenschap en ontdekkingsreizen tot gevolg.
En de belangstelling voor de klassieke Oudheid dan?
Ik geloof dat de belangstelling voor de klassieke Oudheid een aspect is van dat antropocentrisme. Men werd zelf vrijer en meer zelfbewust, en toen men bedacht/ontdekte (verzon?) dat vooral de Romeinen dat ook waren, ging men de Romeinen aanbidden. Dat had de popularisatie van de klassieken in de kunsten tot gevolg. De belangstelling voor de Oudheid is naar mijn mening een gevolg van het centraal stellen van de mens.
Met andere woorden, er was op alle gebieden sprake van een proces wat begon met de postromeinse eenvoud en eindigde met de laatmiddeleeuwse verfijndheid, met ergens op tweederde van dat proces het begin van de verschuiving van theo- naar antropocentrisme.
Als je voor en achter dat proces nog de Romeinse tijd en de Renaissance zou willen plakken, zou je zien dat de overgang van Romeins-Middeleeuws veel abrupter is dan die van Middeleeuws-Renaissance. De Renaissance is volgens mij niets anders dan het hoogtepunt van diverse ontwikkelingen die begonnen in de Middeleeuwen.
Conclusie
Nu moet er een conclusie getrokken kunnen worden. Moeten we de Renaissance zien als wedergeboorte van de klassieke Oudheid? Ik zeg: Nee. Waarom dan?
- De Renaissance is heus niet de eerste keer dat de Romeinen en Grieken als inspiratie gebruikt werden; de Romaanse stijl is daarvan een voorbeeld. Bovendien hebben de Arabieren een groot deel van de Byzantijnse (dus Romeinse) kennis bewaard, dus om de hertoepassing daarvan nou aan een Europees tijdperk toe te schrijven is erg oogklepperig.
- Alle ontwikkelingen die in de Renaissance als zo bijzonder en uniek werden gezien, zijn niet ontstaan in de Renaissance maar hebben toen alleen hun hoogtepunt bereikt. Ja, de Renaissance is een enorme bloeiperiode van kunst en cultuur- maar de lange weg ernaartoe ligt volledig in de Middeleeuwen.
- Het zogenaamd unieke antropocentrisme was al begonnen in de Middeleeuwen. Ook dit is een ontwikkeling die een hoogtepunt bereikt, toevallig in de Renaissance.
Biografie van Michelangelo ‘de Goddelijke’ di Lodovico Buonarroti Simoni
Michelangelo werd op 6 maart 1475 in het midden-Italiaanse stadje Caprese geboren als zoon van een koopman. Als kind was hij liever bezig met zijn talent, tekenen, dan met school. Zijn vader vond dit maar niets omdat kunstenaars (de beste man keek nogal vooruit) een nogal lage sociale status hadden.
Maar de eigenwijze Michelangelo ging op zijn dertiende toch in de leer bij de schilder Domenico Ghirlandaio en later ook nog bij een beeldhouwer, Bertoldo di Giovanni.
Al gauw werd hij een gunsteling van de heerser van Florence, Lorenzo de‘ Medici, die hem stimuleerde leuke dingen te maken. Ook ging Michelangelo toen om met allerlei geleerde lui.
Maar toen Lorenzo in 1492 stierf, was het gedaan met de pret. De Goddelijke Hond Girolamo Savonarola preekte soberheid en eenvoud en dat strookte natuurlijk niet met Michelangelo’s talent.
Na voor Lorenzo’s erfgenaam nog even een beeld van ijs te hebben gemaakt, ging Michelangelo in 1494 maar weg uit Florence, en trok hij via Venetië naar Bologna.
Michelangelo, die niet goed wist wat hij wilde, keerde weer terug naar Florence toen het er politiek rustiger werd aan het eind van hetzelfde jaar. Hier maakte hij onder andere zijn Cupido. De Cupido werd naar Rome gebracht om te verkopen, maar niet voordat er met poep op gewreven was en het een paar maanden onder de grond had gelegen, om het ouder te laten lijken en zo meer geld te laten opbrengen.
De koper, een kardinaal, ontdekte het bedrog maar vond het zo mooi, dat hij Michelangelo naar Rome haalde. Hier maakt hij de Bacchus en de Pieta.
Michelangelo ging weer naar Florence waar hij de David maakte, maar paus Julius II haalde hem in 1505 weer naar Rome, om even zijn grafmonument te maken. Michelangelo doet het rustig aan en pas in 1545 is het klaar; Juultje is dan al 32 jaar dood. Een andere opdracht van Julius was het schilderen van het beroemde plafond van de Sixtijnse Kapel.
Hij voerde hierna jarenlang verschillende opdrachten uit, zowel in Florence als Rome, en het ging hem voor de wind. Hij ontwierp en maakte de David, Het Laatste Oordeel, de koepel van de St. Pieter en talloze kleinere opdrachten.
Tot op hoge leeftijd blijft hij werken. Als hij bijna 89 is sterft hij vredig op 18 februari 1564.
Lijst van werken in Rome
Pietà, 1500
De Pietà is een flinke beeldengroep van Jezus en Maria. Jezus ligt dood op Maria’s schoot terwijl ze met grote ogen naar hem kijkt. Ze draagt een gewaad van monumentale afmetingen en ze is in zoverre uniek, in vergelijking met andere beelden, dat ze nog jong lijkt, in plaats van de oudere vrouw die meestal van Maria gemaakt wordt.
Mozes, 1515
De Mozes was een beeld wat hoorde bij het grafmonument voor Julius II. Het is het centrale stuk van de tombe, die eigenlijk veel groter had moeten worden. Michelangelo vond dit een van zijn beste stukken. Het verhaal gaat dat Michelangelo, toen het beeld klaar was, op zijn knie tikte en zei ’Praat dan!’. De kras op de rechterknie zou dit verhaal bevestigen. Twee andere beelden, de Lea en de Rachel, stonden links en rechts van Mozes. Beide werden ze in 1545 gemaakt.
Cristo della Minerva, 1521
Dit beeld staat in de Basilica Santa Maria sopra Minerva, een basiliek in Rome. Het is de enige Gotische kerk in Rome, maar de gevel komt uit de Renaissance.
Het beeld stelt Christus voor met het kruis. Hij draagt een bronzen lapje voor zijn edele delen: oorspronkelijk was het naakt, maar het is er tijdens het Vijgenbladoffensief aan toegevoegd.
Plafond Sixtijnse Kapel, 1512
Michelangelo werd aangewezen om van het plafond, wat tot dan toe een blauwe achtergrond met gouden sterretjes had, een flitsender geheel te maken. En dat deed hij: hij deed er wel vier jaar over, maar toen had de paus ook wat: 1100 m2 aan Bijbelse figuren, die Michelangelo een gigantisch stijve nek hebben bezorgd.
Het Laatste Oordeel, 1541
Het Laatste Oordeel is een fresco op de muur achter het altaar van de Sixtijnse Kapel. Hoewel tegenwoordig de hele wereld het een prachtig werk vind, was toen de geestelijkheid toch even van zijn à propos gebracht door de vele aanwezigheid van zowel mannelijk als vrouwelijk naakt. Een aantal priesters protesteerde heftig, wat ertoe leidde dat een zekere Daniele da Volterra (bijgenaamd ‘de Broekenmaker’) de naakte lieden met vijgenblaadjes uitrustte.
Het Martelaarschap van St. Peter/De Bekering van Saul, 1550
Deze twee fresco’s bedekken beide zijmuren van de Capella Paolina, in het Vaticaan. Ze zijn bijzonder omdat een duidelijk onderwerp ontbreekt, iets nieuws in de schilderkunst.
Kapel van Leo X, 1504
Een kapel in de Engelenburcht. Oorspronkelijk was dat het graf van Hadrianus, maar de pausen hebben er een fort annex verblijfplaats van gemaakt. Zijn naam heeft het gekregen van het verhaal dat de Aartsengel Michael een eind maakte aan de pest van 590 door op de top van de burcht te verschijnen en zijn zwaard in de schede te stoppen.
Piazza del Campidoglio, 1546
Dit plein ligt op de top van het Capitool en dat was een uitdaging, omdat de grond daar nergens recht was. Michelangelo moest het plein en de palazzi daaromheen met allerlei foefjes toch recht laten lijken. De betegeling van het midden wilden de pausen, die de verwijzing van Michelangelo’s patroon –sterrenbeelden- niet helemaal christelijk vonden, niet plaatsen. Mussolini heeft het laten afmaken in 1940 naar het originele ontwerp.
Palazzo Farnese, 1546
Dit palazzo werd gebouwd in 1546 voor de kardinaal Farnese, die later paus Paulus III werd. Vooral de buitenkant, de façade, is indrukwekkend, het piazzaatje binnenin is redelijk klein. Tegenwoordig is het de Franse ambassade in Italië.
St. Pieter, 1564
De originele Sint Pietersbasiliek bestond al sinds de Romeinse tijd en bevatte het graf van Petrus. Naar alle waarschijnlijkheid was het paus Nicolaas V die besloot het vervallen gebouw nieuw leven in te blazen. Een aantal architecten werden aan het werk gezet onder wie uiteindelijk Bramante in 1506. Het duurde 4 architecten lang voordat Michelangelo aan de beurt was. Michelangelo bekeek alle voorgaande ontwerpen en zag dat het eigenlijk wel goed was. Daarom bouwde hij, zoals alle architecten hadden bedacht, een grote koepel.
Tegenwoordig is het het hoofdkwartier van de katholieke kerk en het centrum van het christendom.
San Giovanni dei Fiorentini, 1560
Michelangelo was hier een van de vele architecten die eraan werkten. Deze kerk werd gebouwd voor Johannes de Doper en voor de Fiorentinies, een familie in Rome.
Sforza Kapel, 1560
Deze kapel ligt in de grote Basilica di Santa Maria Maggiore. Onder andere Bernini en Pauline, de zus van Napoleon, liggen hier, samen met allemaal pausen, begraven.
Porta Pia, 1565
Dit is een poortje in de muren van Aurelius. Volgens de overlevering maakte Michelangelo drie ontwerpen, de een nog mooier dan de ander. De paus vond ze eigenlijk allemaal niet goed genoeg (hij vond ze te uitbundig) en koos voor de beste oplossing- hij beval de bouw van de goedkoopste.
Santa Maria degli Angeli e dei Martiri, 1561
Deze kerk is aan Maria en aan alle christelijke martelaren gewijd. Hij is gebouwd in het frigidarium, het koude bad, van de thermen van Diocletianus. Michelangelo wist de ruines om te bouwen en te integreren in het gebouw.
REACTIES
1 seconde geleden