Waarden en normen

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 726 woorden
  • 24 september 2004
  • 74 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
74 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel
De waarden en normen die ik meekrijg.

1. Wat versta ik onder socialisatie?
Socialisatie is de aanpassing aan de normen van de samenleving. Je wordt als het ware gevormd door je omgeving (bv familie, vrienden, leraren en de media). Het proces van leren omgaan met jezelf en anderen.

2. Wie hebben bijgedragen aan mijn socialisatie?
Als baby ben ik niet alleen opgevoed door mijn ouders, maar ook door mijn tante. Later kreeg ik ook vaste oppassen en verbleef ik ook vaak bij een tante. Een paar keer per week kwam ik bij een peuterspeelzaal, waar ik veel met de juffrouw optrok. Verder altijd op school (leerlingen en leraren), sport, therapie, internet en vrienden.

3. Hoe worden normen en waarden overgedragen?
Als klein kind neem je al snel de theorieën van je ouders en je leraren over. Tegen de tijd dat je je eigen mening gaat vormen, bevind je je temidden van je vrienden, klasgenoten en word je beïnvloed door de media.
Persoonlijk heb ik al snel de neiging normen en waarden over te nemen van mensen die ik bewonder.

4. Op welke manier draagt socialisatie bij aan de normen en waarden van het individu?
Om op een goede manier te functioneren als gezin, moet je min of meer dezelfde normen als richtlijnen hebben. Op het moment dat je je eigen vrienden gaat uitzoeken, of je wilt ergens bij horen, ben je al snel geneigd om je aan te passen aan de normen en waarden van een groepje of een bepaald persoon.

5. Op welke wijze heeft socialisatie invloed op mijn handelen?
Omdat ik momenteel nog in een groep leef waar strakke regels gelden (de normen van de instelling), moet ik me erg aanpassen. Dus eigenlijk handel ik altijd als ik ‘thuis’ ben naar de normen van een ander. Op mijn werk moet ik altijd vriendelijk zijn tegen klanten en ze op een voorbedachte manier behandelen. Ook op school zijn er regels.
Maar ook in een relatie of vriendschap pas ik me in zekere mate aan aan de ander, zodat de omgang zonder veel conflicten verloopt (daar kan ik niet goed tegen).

6. Ik weet het verschil tussen primaire en secundaire socialisatie.
De eerste zes levensjaren kunnen worden gezien als de periode van primaire socialisatie.
Bij een "normale" situatie kan worden waargenomen dat gedurende de eerste zes levensjaren de kring van mensen met wie het kind te maken heeft, langzaam aan groter wordt. De fysieke, cognitieve en affectieve mogelijkheden van het kind nemen steeds meer toe en het ontwikkelt zich in de veiligheid van het gezinsleven.
Vanaf het zesde levensjaar is het kind in staat om te profiteren van een grotere, meer ingewikkelde omgeving. Dit heet de secundaire socialisatie die voor een belangrijk deel niet meer binnen het gezin plaats vindt, maar vooral onder leeftijdsgenoten.

7. Wat levert het bewustwordingsproces van mijn eigen waarden en normen mij op ten opzichte van mijn medemens?
Op het moment dat ik me bewust ben van mijn eigen normen en waarden en ik deze onder woorden kan brengen en beargumenteren, kan ik dit uitdragen naar andere mensen. Op deze manier kun je hierover in discussie gaan met andere mensen, en dit draagt weer bij aan verdere ontwikkeling in het denkproces en de visie van mij en mijn medemens.

8. Is dit bewustmakingsproces noodzakelijk? Waarom en wat heeft dat voor een invloed in mijn handelen naar mensen toe?
Het is niet voor iedereen noodzakelijk. Maar in deze opleiding, en later in het werken met doelgroepen, is het wèl van belang. Op het moment van een meningsverschil, is het belangrijk dat je je er bewust van bent op welk verschil in normen en waarden dit berust, zodat je je eigen gedrag uit kunt leggen.

9. Bedenk een aantal dilemma’s die je kunt tegenkomen in de beroepspraktijk gericht op verschillen in waarden en normen.
-Je kunt te maken krijgen met geloofskwesties. Bijvoorbeeld iemand uit je doelgroep is aanhanger van de Islam en nog maar net in Nederland. Ik heb geen hoofddoekje op en wel een strak truitje aan, en deze persoon noemt mij een hoer. Op zo’n moment moet ik hem/haar uitleggen dat dat in Nederland anders ligt dan ik zijn ouderlijk land.
-Met jongeren of kinderen die een heel andere opvoeding hebben gehad qua omgangsregels, zul je ook in gesprek moeten gaan, uitleggen waar je moeite mee hebt, en waarom, zodat je samen afspraken kunt maken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.