The Democratic Republic of the Congo
Officiële naam: Republique Democratique du Congo
Hoofdstad: Kingshasa
Taal: Frans, Swahili, Lingala, Kingwana en Kiswahili
Volkeren: 20 volkeren, de 4 grootste: Mongo, Luba, Kongo en de Azande.
Landoppervlak: 2.345.410 km2
Natuurlijke rijkdommen: goud, diamanten, olie, gas, hardhout, rubber en koper
Kolonie geweest van: Het Belgisch Koninkrijk 1885-1960
Onafhankelijk sinds: 1960
Huidige president: Joseph Kabila
Staatsvorm: Republiek (overgang van dictatuur naar democratie)
Inleiding
In maart kreeg iedereen in de klas te horen dat we een persoonlijke opdracht moesten maken voor geschiedenis over het onderwerp: Nationalisme in Afrika. Vele landen passeerden in de eerste weken de revue en na enige tijd begon ik steeds meer interesse te krijgen in Nationalisme in Afrika, en in het bijzonder in Congo.
Iedereen heeft wel eens gehoord van de bloedige strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s maar één van de oorzaken van dit conflict komt voort uit het modern imperialisme van België in de gehele regio. Daarnaast is het land de enige privé-kolonie geweest op de hele wereld met een monarch aan het hoofd, die zelfs nooit de moeite heeft genomen om ooit zijn bevolking te begrijpen.
Terzijde van dit alles koester ik een bepaalde fascinatie voor de persoon Sese Seko Mobutu, een man die vanuit het volk opklom tot dictator. Na verloop van tijd begon zijn gedrag steeds meer op grootheidswaanzin te lijken en hij vergeleek zich zelf dan ook nogal regelmatig met god. Het bijzondere is wel dat hij het land behoedde voor afscheiding van enkele naar onafhankelijkheid strevende provincies, en dat de bevolking in grote getalen achter hem bleef staan hoewel hij het land bestuurde als een ware dictator.
De reden dat mijn interesse gewekt werd voor Congo was dus breed, aangezien het land veel onderwerpen heeft die interessant zijn om te belichten. Zoals de ongekende rijke bodemgesteldheid in contrast met zijn nog steeds erg arme bevolking, maar ook de politieke rol die Congo speelt in het hart van Afrika. Zo heeft Congo de sleutel in handen voor de vrede, stabiliteit en economische vooruitgang in de hele regio, maar al sinds de onafhankelijkheidsverklaring zijn er zelden periodes geweest die vredig en goed waren voor zowel de machthebbers als de bevolking. In deze persoonlijke opdracht probeer ik dan ook boven water te krijgen waar de knelpunten zitten en waar de kansen liggen voor deze ex-kolonie.
Onderzoeksvraag: Hoe is het proces van kolonisatie en onafhankelijkheid in The Democratic Republic of the Congo verlopen?
De expansiedrift van Leopold de II
1876-1908
De Belgische koning Leopold de II kwam in het jaar 1865 aan de macht. Het was een monarch die van status hield en die het niet goed zinde dat hij moest regeren over zo’n klein land als België. Daarnaast verloor hij meer en meer grip op zijn Koninkrijk. Dit kwam ondermeer door de opkomst van de arbeidersklasse, die onder andere sociaal economische hervormingen bedongen en streden voor een ander, meer eerlijker kiesstelsel. Dit waren zaken die hij echter in eigen land maar voor lief nam om zijn positie veilig te stellen.
Al van jongs af aan had hij veel interesse in Aardrijkskunde en bestudeerde veel boeken over de koloniën van Nederland en het Britse Rijk. De jonge prins had al op een jeugdige leeftijd kennis gemaakt met deze landen en reisde de hele wereld over. Naar aanleiding van de overweldigende welvaart die de Britten door hun koloniën vergaard hadden, ging hij zich steeds meer verdiepen in het koloniale bedrijf. Hij kwam er al snel achter dat de manier om als staatsman veel geld te verdienen en bovendien alsnog heerser te worden over een Imperium, de verwerving van een koloniaal rijk was.
Maar in tegenstelling tot veel andere West-Europese mogendheden was de Belgische politiek compleet niet geïnteresseerd in een dergelijke expansiedrift van hun monarch. Net zoals zijn vader moest hij dus zonder de steun van zijn volk zijn doel bereiken. Dat betekende dus ook dat hij alle financiële risico’s van een dergelijke onderneming zelf moest dragen. Wel kreeg hij de ruimte van het parlement om vrij te handelen en staatshoofd te worden van een kolonie.
Leopold de II ging gestaag verder met zijn zoektocht en legde contacten met de belangrijkste personen en instanties op het gebied van verkenningsreizen en daaruit maakte hij op dat het niet verstandig zou zijn, zijn ware doelstellingen uit te dragen aan de wereld. Onder de mantel van humanitaire hulp, brengen van beschaving, zendingsdrang en de strijd tegen de ‘Arabische Slavenhandel’, probeerde hij zijn doelstellingen na te streven. Mede door zijn buitengewone talent op het gebied van Pr. wist hij zich zelf neer te zetten als een filantroop die het beste met de wereld voor had. In het jaar 1876 organiseert hij dan ook een Aardrijkskundige Conferentie waar alle organisaties en belangrijke personen op het gebied van ontdekkingsreizen en kolonalisatie bij elkaar komen. Tijdens de conferentie richt hij een nieuwe organisatie op die de Internationale Afrikaanse Vereniging gaat heten en die voorziet in zijn “Humanitaire beschavingsplannen”.
In het jaar 1876 begon hij, daadwerkelijk met zijn eerste poging om een kolonie te bemachtigen. Daarvoor wat hij in zee gegaan met de wereldberoemde ondekkingsreiziger Morgan Stanley. Samen met deze man richtte hij het \"Comité d\'Etudes du Haut-Congo\" op, wat later \"Association internationale du Congo\" ging heten. Deze organisatie voorzag in de kosten van de expeditie en ontwierp plannen om de kolonialisatie te doen slagen. Na twee jaar had Morgan Stanley Leopoldville gesticht, het huidige Kingshasa, en liet hij veel stamhoofden overkomen naar de hoofdstad om in ruil voor een bepaalde vergoeding afstand te doen van hun land. Het merendeel van deze mensen had echter geen idee wat voor een gevolgen dit contract zou hebben voor hun volk. Daarnaast was de Congo nu van de Belgische koning en konden andere mogendheden er geen aanspraak meer op maken.
De Congo Vrijstaat is gesticht (1885-1908)
De kolonie, gesticht door Leopold de II, ging de Congo Vrijstaat heten en besloeg ongeveer een gebied ter grootte van Midden-Europa en was meer dan 80 keer zo groot als het Belgisch Koninkrijk. Het diplomatieke spel om voor deze kolonie internationale erkenning te krijgen was bijzonder listig en vereiste een hoop van de diplomatieke vaardigheden van de monarch en zijn stafleden.
In april 1884 was de erkenning door de Amerikanen een feit. Nadat Amerikaanse president Chester A. Arthur was overgehaald het land te erkennen in ruil voor handelscontracten waar de economie van de Verenigde Staten veel baat bij zouden hebben, begonnen meer landen zich achter Leopold te scharen. Op uitnodiging van de kanselier Otto van Bismarck van het Grote Duitse Rijk, werd er een conferentie gehouden over de toekomst en verdeling van de geannexeerde gebieden van de Europese mogendheden in Afrika. Tijdens deze conferentie van Berlijn werd de Congo Vrijstaat ondermeer door regering van Frankrijk en Duitsland erkend. Dit kwam deels voort uit de afspraken die ze tijdens de conferentie hadden gemaakt, namelijk dat het achterliggende binnenland van een kolonie tot het zijne kon rekenen. Terwijl het op dat moment nog niet eens vast stond waar de grenzen van de Congo Vrijstaat op dat moment eigenlijk lagen.
Na verscheidende expedities om het binnenland in kaart te brengen, werden er projecten opgezet om de kolonie te kunnen exploiteren. Als eerste werden daarvoor militaire posten opgericht en een centraal bestuur in de hoofdstad Leopoldville geïnstalleerd.
Nadat de rapporten binnenkwamen van de ongekende rijke bodem van het land begon Leopold de II zich te realiseren dat dit voor hem een geschenk uit de hemel was. Het land was en is nog steeds rijk aan grote hoeveelheden koper, zink, diamant, goud, ivoor, hardhout en bovenal rubberbomen. Tijdens de industriële revolutie ontstond er in Europa een enorme vraag naar rubberproducten om bijvoorbeeld gum en banden van te maken.
De blanken die deze grondstoffen verschaften, werden betaald naarmate de hoeveelheid goederen toenam en de prijs lager was. Dit was dus geen sterke prikkel om de Congolese arbeiders een fatsoenlijk loon te bieden voor hun arbeid. Meestal kreeg de lokale bevolking amper betaald, en werden ze doormiddel van een uitgekiend systeem finaal uitgebuit.
Voor de winning van rubber was vooral veel arbeid nodig: arbeiders moesten tot diep in de jungle doordringen en daar de bomen aftappen. Om de arbeiders te dwingen genoeg rubber te leveren aan de kolonisten was er een simpel maar gruwelijk systeem bedacht. De vrouwen werden ontvoerd en gevangen gezet en alleen als hun mannen aan hun quotum hadden voldaan werden ze weer vrijgelaten. Daarnaast was er nog een methode die misschien nog wel meer inhumaan was; op het moment dat je niet productief genoeg meer was in de ogen van de blanken, werd zonder pardon je hand er afgehakt, dit om een voorbeeld te stellen aan anderen. Officieel was dit geen beleid, maar in het algemeen werden deze methodes té stelselmatig gebruikt om te denken dat het maar incidenten waren. Later bleek zelfs dat er een handboek was voor alle overheidsnederzettingen, ‘Manuel du voyageur et du resident au Congo’, waarin deze zaken als de methode uit te doeken werd gedaan om je arbeiders meer te laten produceren en te zorgen dat de bevolking gehoorzaam bleef aan hun koning.
Het schrikbewind wordt bekend
Terwijl de miljarden binnenstroomden in België, stierf ongeveer de helft van de inwoners in de Congo Vrijstaat. Voordat de kolonalisatie begon woonden erin het land ongeveer 20 miljoen Congolezen, maar omstreeks 1905 waren dat er dus nog maar 10 miljoen. Zij zijn niet allen gestorven onder het schrikbewind van de Belgen, maar vooral door de gevolgen van de uitbuiting van het volk, zoals uithongering en ziekte. Daarnaast deden ook natuurrampen en besmettelijke ziekten een duit in het zakje. Na verloop van tijd begon dit zich echter flink tegen de Belgen te werken, omdat er zo nu en dan onlusten onder de bevolking uitbraken en dat er gewoonweg een tekort ontstond aan arbeiders.
Deze wantoestanden onder het bewind van de Belgen is lang een publiek geheim geweest. Zelfs voor de meeste Belgische politici kwam dat vooral doordat Leopold de II een ontzettend goede Pr-campagne om zijn kolonie had heen gebouwd. Hij gaf te kennen aan de buitenwereld dat de bevolking massaal tot het christendom bekeerd werd en wilde worden, dat de Arabische Slavenhandelaren de wacht werd aangezet en dat waar de blanken opdoken ze vooral de beschaving brachten aan dit volk in Midden-Afrika.
Als er soms in de kranten toch negatieve berichten naar buiten kwamen over de Congo Vrijstaat, dan werden die heel koel afgedaan als zwartmakerij van de republikeinen. De eerste echte kritiek op het beleid van de Belgische koning kwam van de Amerikaanse predikant George William Washington, hij bezocht Congo om een er een nieuw thuis te vinden voor de zwarte Amerikanen. Maar wat hij er vond was alleen maar ellende. Hij bracht deze berichten naar buiten over de wantoestanden, maar overleed vroegtijdig aan TBC waardoor hij zijn strijd nooit heeft kunnen voortzetten.
Edmund Dene Morel ( 1873-1924) ontwikkelde zich tot de centrale figuur in de strijd tegen Leopolds rampzalige beleid in de kolonie. Hij werkte voor het Engelse bedrijf Elder Dempster, wat voorzag in het vervoer van producten van en naar de Congo. Door zijn baan maakte hij kennis met de duistere kant van de kolonie en ontdekte hij dat de woekerwinsten die behaald werden, afgeroomd werden in de boeken om het niet teveel te laten opvallen. Hij kwam tot de ontdekking dat dat alleen mogelijk kon zijn door stelselmatige onderdrukking en uitbuiting van de bevolking.
Morel gaf zijn baan op in 1901 en begon een jarenlange strijd om de humanitaire ramp die zich in de staat voltrok, aan het voetlicht te brengen. Hiertoe zette hij zijn eigen blad op, genaamd de ‘West African Mail’, en begon hij een lobby op te zetten in het Britse Lagerhuis. Hoewel hij stelselmatig werd tegengewerkt richtte hij terplekke, samen met de Britse Consul, ‘de Congo Reform Association’ op. Deze organisatie begon met organiseren van bijeenkomsten in heel Groot-Brittannië om de schrijnende omstandigheden waarin de mensen aldaar leefden onder de aandacht van de politiek te brengen. In 1905 sloot de Amerikaanse regering zich aan bij die van Groot-Brittannië en eisten ze een onderzoek naar de misstanden, begaan door de Belgen in de kolonie. Enkele grootschalige onderzoeken toonden aan wat iedereen al vermoedde; het gevreesde schrikbewind bleek jarenlang te hebben rondgespookt in Midden-Afrika. Door deze felle kritiek en de spanningen die dit in zowel binnen- als buitenland tot gevolg had, zag hij zich genoodzaakt om zich terug te trekken. In 1908 draagt hij dan ook de Congo Vrijstaat over aan de Belgische regering.
De Congo als Belgische kolonie
1908-1945
Na de overdracht van de privé-kolonie van Leopold de II aan de Belgische staat, was de verwachting dat het voorgoed gedaan zou zijn met de inhumane behandeling van de inheemse bevolking door de kolonalisatoren. Het beleid werd dan ook inderdaad aangepast, maar de grote bedrijven lapten deze regelgeving massaal aan hun laars en gingen rustig door met de uitbuiting van de bevolking, zij het dan op een minder gruwelijke manier.
De Belgische overheid had de kolonie gekocht van de koning om verschillende redenen,maar de voornaamste voor de staat was toch wel de ontginning van de grondstoffen in de kolonie om zo de eigen economie te gaan versterken. Wel heerste het gevoel onder Belgische elite dat ze hiervoor een tegenprestatie moest leveren, het betrof ‘de bevoogding’. Wat in feite inhield dat de westerlingen de negers in Midden-Afrika beschaving brachten en de kans boden het ware geloof te aanbidden.
De bevoogding mocht dan wel als belangrijke taak worden gezien, invloed op de Congolese cultuur heeft het nauwelijks gehad; het middel om dit voor elkaar te krijgen was namelijk christelijk onderwijs. Maar in het jaar 1910 werkten er maar 410 zusters als onderwijzers in het inmense land. Dat betekent dus dat christelijk onderwijs alleen toegankelijk was voor een klein deel van de bevolking. Toen duidelijk werd dat het aantal onderwijzers veel te laag was om een fatsoenlijk onderwijssysteem, gebaseerd op de christelijke fundamenten, op te bouwen, besloot de Belgische regering dat het tijd was hun aantal op te voeren en zo steeg het aantal zusters van 430 in het jaar 1910 tot ongeveer 5000 in 1929. In officiële persberichten van de koloniale administratie was te lezen dan er in het jaar 1929 353 500 Congolezen naar school gingen. Dit aantal is waarschijnlijk zwaar overtrokken, maar ook als het zou kloppen betekende dit, dat maar een heel klein deel in de staat onderwijs volgde.
Daarom moet men dit vooral zien als een zoethoudertje voor de Afrikaanse elite die bewust kort werd gehouden om te zorgen dat ze niet mondig werden. Dat is ook de reden waarom er maar enkele mensen een middelbare schoolopleiding of hoger hebben genoten onder Belgisch bewind. In 1960 hadden maar 29 Congolezen een universitaire graad.
Hiernaast had het Belgische beleid ook meer aangenamere kanten: er werd veel aandacht besteed aan landbouwontwikkeling, gezondheidszorg en het realiseren van een bepaald inkomen voor de bevolking. Daarom behoorde de Congo tot voor de Tweede Wereldoorlog ook als een van de koloniën waar het redelijk goed ging. Armoede was er in veel mindere mate dan in landen in de regio en dit kwam vooral door de aanwezigheid van grote bedrijven uit het moederland. Die tevens op een betuttelende manier deelnamen aan de bevoogding door de bevolking te laten zien dat hun manier van leven veel beschaafder was.
België zag haar eigen koloniale model in die tijd graag als voorbeeld voor de rest van de wereld. Congo, zo verkondigde men, is de kolonie met verhoudingsgewijs het grootste aantal mensen met een basisopleiding. Het land heeft bovendien de op één na best ontwikkelde industrie in zwart Afrika en de kolonisator heeft veel betekend voor de infrastructuur en de gezondheidszorg in het land. Dat andere landen deze mening niet deelden was niet erg verwonderlijk, aangezien ze het vaak over onjuiste aantallen hadden en het beleid zelden op duurzaamheid was gericht.
Wingewest van de geallieerden (1940-1945)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zetelde het Belgische kabinet in Londen en werden de Congolese grondstoffen ter beschikking gesteld aan de geallieerden. Voor het verwerven van
rubber, koper, tin en kobalt werd er tijdens de oorlog veel gebruik gemaakt van dwangarbeid om aan de grote vraag te kunnen voldoen vanuit het westen.
Het land zelf was amper beschermd tegen een aanval van buitenaf en zou dus ook geen grote militaire rol in de Tweede Wereldoorlog kunnen spelen. In 1936 was men er al van overtuigd dat ze het leger moesten versterken. Begin februari stuurde vice-gouverneur generaal Ermens een lijst door met het materieel dat op zijn minst moest aangeschaft worden.
1) Wat de luchtmacht betreft vroegen ze het moederland de detachement van een escadrille, want de kolonie schoot op dat vlak tekort ten opzichte van haar buurkolonies (zelfs Angola).
2) Bewapening tegen luchtaanvallen, in zonderheid tegen laagvliegende vliegtuigen.
3) Voor de bescherming van de kusten zouden op zijn minst 2 kanonnen van het type Bofor 120mm nodig zijn.
De kust en de Kongo-monding waren de zwakste plekken van de kolonie; de invaller kon van daaruit de in- en export van de kolonie stilleggen. Daarom concentreerden de aanvragen zich rond dit punt. De volgende benodigdheden zouden twee a drie jaar op zich laten wachten omdat het budget ondanks de zelfverzekerde toon van Spaak niet volstond.
4) Torpedojagers
5) Onderzeese mijnen
6) Artillerie voor de forten aan de kust
Dit was echter een zeer schamele bewapening als je het vergelijkt met de enorme omvang van het land, maar omdat de omliggende regio slecht toegang bood tot Congo was er wel sprake van een soort van natuurlijke verdedigingslinie. Daarnaast was vrijwel alle militaire slagkracht gecentreerd op de monding van de Congo om zo de scheepvaart en handel voor de kolonie veilig te stellen.
Daarnaast diende Congo ook als wingewest voor de grondstoffen die de geallieerden nodig hadden in hun strijd tegen het Nazisme; Congo leverde namelijk een grote bijdrage aan het Manhattan-project door het leveren van uranium dat later gebruikt zou worden voor de atoombom op Hiroshima en Nagasaki. Daarnaast heeft het land een eskadron Spitfires geschonken aan de Belgische Royal Airforce die deze stationeerde in Groot Brittanië van waarruit ze hun aanvallen uitvoerden. Ook heeft het koloniale leger enkele overwinningen behaald op de Italianen in Noord-Afrika.
De strijd voor onafhankelijkheid: een zegen of een vloek?
1945-1960
Gelijk na de Tweede Wereldoorlog vond er een ware dekolonalisatiegolf waar te nemen in grote delen van Azië en de verwachting was dan ook dat dit verschijnsel ook niet lang op zich liet wachten in Afrika. De koloniale staten zoals Frankrijk en Nederland, waren erg verzwakt door de bezetting tijdens de oorlogsjaren. En mede door de oorlog waren de nationalistische gevoelens in de koloniën aangewakkerd en ontstonden er onafhankelijheidsbewegingen die streden voor hun eigen staat. Daarnaast waren de Verenigde Staten van Amerika en de Verenigde Naties er beiden over eens dat het hebben van koloniën een achterhaald idee was en overheersing van andere rassen door de blanken niet meer in deze wereld paste. Nadat Goudkust zichzelf onafhankelijk verklaarde in het jaar in 1957, kwam ook hier de dekolonalisatiegolf opzetten. En in de vijf jaren die volgden waren er al 23 landen uitgeroepen tot onafhankelijke staten. Op 30 juni 1960 werd ook Congo onafhankelijk van het moederland.
Dekolonalisatie van Congo
Vanaf het jaar 1957 mochten de Congolezen officieel politiek actief zijn, maar wel op een beperkte schaal en ze mochten alleen zitting nemen in de adviesraden. Dit werd dus opgevat als een zoethoudertje en niet echt als een grote hervorming. De beter opgeleide Congolezen (évolués) begonnen zich af te vragen waarom ze nog steeds leefden onder het juk van de Belgische regering die hen eigenlijk niks verschuldigd was. Want op welke gronden mag het blanke ras de zwarten uitbuiten? Dat was een vraag die hen bezig hield en op den duur tot onrust leidde. De évolués frustreerden zich dagelijks aan de zaken die in hun ogen niet juist waren. Zo mochten Afrikanen niet eerste klas reizen, geen winkels bezoeken waar Europeanen kwamen, en werd er gescheiden onderwijs gegeven. Het ergste van alles was nog wel dat de inheemse bevolking een ondergeschikte rechtpositie had in vergelijking met de Belgische kolonisten. Iets wat natuurlijk de rechtvaardigheid niet ten goede kwam.
Langzamerhand ontstond er onder de intellectuelen het idee een eigen staat op te richten aan de hand van andere voorbeelden van dekolonalisatie, maar haast hadden ze hier echter niet mee. In 1956 publiceerde Joseph Ileo in het maanblad Conscience Africaine een manifest waarin hij de emancipatie en onafhankelijkheid opgeëist voor de Congolezen. Hij ziet het echter als onwenselijk om Congo direct onafhankelijk te verklaren want dat zou het land allerminst ten goede komen, de termijn die hij stelt om compleet onafhankelijk te worden is dan ook 30 jaar. En hij wil de banden met België langzaam afbouwen zodat ze een staat kunnen oprichten op goede fundamenten en dat kolonisten niet meteen worden uitgezet, aangezien dit de doodsteek kan zijn voor s’lands economie.
In 1958 werd door Ileo, Cyrille Adoula, Patrice Lumumba en Albert Kalondji de partij Mouvement National Congolais (MNC) opgericht, die zich als doel stelde om de weg naar onafhankelijkheid goed en kundig te laten verlopen. Maar zoals vaak gebeurde in landen die eenzelfde proces doormaakten, kwam het voor dat nationalistische gevoelens snel uitgroeien tot een ware onafhankelijkheidsstrijd met alle gevolgen van dien. Dat is ook wat er gebeurde in de zomer van 1959.
1958 was niet alleen om de oprichting van de MNC een belangrijk jaar. In Brazzaville, de hoofdstad van het Franse Congo-Brazzaville die aan de andere kant van de rivier ligt van Leopoldville, bood Charles de Gaulle de Frans-Congolezen de keuze tussen complete onafhankelijkheid en het lidmaatschap van een Franse Unie. Dit illustreerde de nationalisten in Belgisch Congo nogmaals hoezeer hun situatie achterliep bij die van hun buren. Naar aanleiding hiervan stuurde de MNC in augustus een brief naar de Belgische minister van koloniën, waarin om hervormingen gevraagd werd die moesten leiden tot onafhankelijkheid. De Frans-Algerijnse oorlog die extra lang duurde door het hoge aantal Franse kolonisten in Algerije, bevond zich op een hoogtepunt en in Brussel vond de Wereldtentoonstelling plaats, die bezocht werd door twee a vierhonderd Congolezen. Dat was zo ongeveer de hele zwarte Congolese elite. Onbedoeld leidde deze tentoonstelling tot een soort grote ongeorganiseerde bijeenkomst van alle nationalisten uit Congo. Bovendien raakten ze aan de praat met, voornamelijk linkse, denkers die hun onafhankelijkheid steunden, en het was een ware eye-opener, te merken dat de Belgische politiek niet een groot front vormde. Op 28 december 1958 hield toekomstig premier Patrice Lumumba een belangrijke toespraak waarin hij onafhankelijkheid in de nabije toekomst eiste, en ging zo dus nog een stapje verder dan het oorspronkelijke streven van de MNC.
Een stroomversnelling doet zich voor
Op 4 januari 1959 slaat de vlam in de pan. Een door de westerse overheid verboden bijeenkomst van Abako ( Association des BaKongo onder leiding van Kasavubu) toch word doorgezet. De menigte, inclusief de politici, kan dit echter niet begrijpen en als reactie op deze mededeling breken heftige rellen uit waarbij veel doden en gewonden vallen. Het Belgische leger probeerde de heftige opstand te onderdrukken. En met succes, de opstand wordt neergeslagen. Maar dit leidt in zowel België als Congo tot hevige verontwaardiging. In deze commotie belooft de in 1950 gekroonde koning Boudewijn, op zeer korte termijn de onafhankelijkheid uit te roepen voor Congo. De maanden na het bloedbad kennen een grimmig verloop met enkele grote demonstraties die gepaard gaan met burgerlijke ongehoorzaamheid in alle lagen van de bevolking. Er ontstaat een kloof tussen de leiders van de eigen politieke partijen en hun achterban. Er valt nu een tweedeling waar te nemen tussen de leiders van de onafhankelijkheidsstrijd, met aan de linker zijde Patrice Lumumba die onder invloed staat van het Panafrikanischtische ideeëngoed. Volgens hem moet de onafhankelijkheid leiden tot een eerlijkere maatschappij met kansen voor iedereen. Een nobel streven, zij het met de uitgangspunten van de marxistische zoals we die kennen van de Sovjet Unie. Aan de andere kant staan de meer gematigde leiders, die de bestaande orde niet omver willen werpen, zij willen vooral de bestaande politieke elite inlossen voor eigen évolués. Maar in mei 1960 wint de MNC onder leiding van Patrice Lumumba de nationale verkiezingen. Nadat de uitslag bekend is, vormt hij een coalitie met de Parti Solidaire Africaine en enkele regionale partijen, die vreesden in hun provincie overschaduwd te worden door grotere regionale partijen.
De onafhankelijkheidsverklaring
In een plechtige toespraak schenkt de Belgische koning Boudewijn op 30 juni 1960 de onafhankelijkheid aan Congo. Tot verbijstering van velen is het een eenzijdige toespraak, waarin hij benadrukt hoe België gedurende bijna een eeuw zijn beste zonen heeft gezonden om er beschaving te brengen aan de Congoleze maatschappij. Maar na enig tijd wordt deze toespraak Patrice Lumumba te veel, en tegen alle protocol in beklimt hij het podium om vervolgens een gloedvolle reden te geven. Uit zijn woorden klinkt de frustratie van jaren van de onderdrukking en het onrecht waartegen ze jarenlang hebben gevochten. Zijn rede wordt live uitgezonden op de nationale radio en wordt door miljoenen beluisterd. Een van de meest indrukwekkendste stukken heb ik geciteerd:
“Deze strijd die tranen, vuur en bloed heeft gekost: wij zijn er in het diepste van ons hart erg trots op. Want het was een edele en rechtvaardige strijd, een strijd die onmisbaar was om een einde te maken aan de vernederende slavernij die ons met geweld werd opgelegd’. ‘Wat ons lot is geweest gedurende tachtig jaar koloniaal bewind…. onze wonden zijn nog te vers en te pijnlijk om ze uit ons geheugen te kunnen wissen. Wij hebben de steken, de beledigingen en de spot die we elke morgen en avond moesten ondergaan, gekend omdat we zwarten waren. Wij hebben meegemaakt dat onze gronden geplunderd werden in de naam van wetteksten, die niets anders deden dat het recht van de sterkste erkennen. Wij hebben het meegemaakt dat de wet nooit dezelfde was als het over een blanke of over een zwarte ging: inschikkelijk voor de ene, wreed en onmenselijk voor de ander. Wie zal tenslotte de schietpartijen vergeten waardoor zoveel van onze broeders zijn omgekomen, de cellen waar brutaal diegenen werden ingeworpen, die zich niet meer wilden onderwerpen aan een bewind dat onderdrukking en uitbuiting betekende. Wij zullen erover waken dat de gronden van ons vaderland werkelijk ten goede zullen komen aan zijn kinderen. Wij gaan alle vroegere wetten herzien en we zullen nieuwe maken, die rechtvaardig en edel zijn. Wij zullen een einde maken aan de onderdrukking van vrijheid van denken en er zorg voor dragen dat alle burgers ten volle zulle genieten van de fundamentele vrijheden, die voorzien zijn in de verklaring van de rechten van de mens’’
-Patrice Lumumba 30 juni 1960-
Op 30 juni 1960 wordt Congo eindelijk onafhankelijk, met Kasavubu als president en Lumumba als eerste minister. De Congolese kaders of de politieke instellingen zijn nauwelijks voorbereid op hun nieuwe vrijheid. Het regerende MNC van Lumumba staat voor een sterke centrale overheid, een ongebonden buitenlands beleid en grondige sociale hervormingen. Het gros van de andere partijen ziet door hun regionale oorsprong meer heil in een federale toekomst met sterke provincies. Zij willen namelijk een minder radicale breuk met hoe het er in het verleden eraan toe ging. De onafhankelijkheid moet er volgens hen toe leiden dat vooral de top en het middenkader van het bestuur vervangen worden door mensen van Afrikaanse origine. België mag immers wel een prominente rol spelen mits het in het voordeel is van Congo. Maar Lumumba heeft een grote aanhang in vele lagen van de maatschappij die niet zo iedereen wordt gewaardeerd. Omdat België niet zijn economische belangen in Congo wil zien verdwijnen, steunt het openlijk de andere politieke partijen, die een meer neokoloniale politiek bedrijven. Daarnaast heeft de regering Eisenhower in de Verenigde Staten van Amerika een duidelijke antipathie tegen Patrice Lumumba en zijn idealen. De V.S. vreest namelijk dat hij kan uitgroeien tot de Afrikaanse tegenhanger van de onlangs aan de macht gekomen communist Fidel Castro op Cuba.
Op 4 juli 1960 leidt de tegenstelling opnieuw tot een explosie van geweld. Militairen nemen het niet langer meer van de regering dat het officierencorps nog uit blanken bestaat en slaan aan het muiten. De eerste minister steekt zijn begrip voor de muiters niet onder stoelen of banken, met als gevolg dat vijftigduizend Belgen het land hals over de kop moeten verlaten. Tegen de wil in van de Congolese regering stuurt België tienduizend militairen om deze massale uittocht te begeleiden en te beveiligen. Als reactie daarop verbreekt de ex-kolonie alle diplomatieke betrekkingen met het moederland. En tot overmaat van ramp roept de Katangese leider Moise Shombe op 11 juli de onafhankelijkheid uit van zijn provincie uit. Hij wordt daarbij gesteund op alle vlakken door Belgische overheid, wiens Congolese belangen voor een groot deel in deze koperrijke provincie liggen. De Belgische premier Eyskens stuurt zijn kabinetschef en een team van adviseurs om Katanga te helpen met de opbouw van een eigen bestuursapparaat. Katanga beschikt op dat moment over zo’n achtduizend paramilitairen die belast zijn met de taak van het beveiligen van de regio, en tevens moeten ze bescherming bieden aan de burgers met een eventuele inval van het Congolese leger. Nu de afscheuring van Katanga een feit, is beginnen meer leiders van provinciale partijen zich te roeren. Noord-Katanga scheurt op zijn beurt weer af van Katanga. Daarnaast verklaart ook Albert Kalonji zijn, aan diamant rijke, provincie Zuid-Kasai onafhankelijk. Ondertussen keurt de VN een resolutie goed om Lumumba’s regering militair bij te staan. Met deze steun zou hij de orde en nationale eenheid weer kunnen herstellen in het land om daarna te beginnen aan de lange weg van hervormingen en opbouw. Op 18 juli landen de eerste blauwhelmen in Congo.
De nationale chaos die hierop volgt, leidt onvermijdelijk tot een grote regeringscrisis en minder dan tien weken na zijn ambtsaanvaarding wordt de premier Lumumba alweer ontslagen door president Kasavubu. Een week later wordt ook het parlement ontbonden, en drie dagen later grijpt de jonge stafchef van het nationale leger, kolonel Mobutu, de macht. Als reactie daarop laat Mobutu de voormalige premier onder huisarrest plaatsen in zijn residentie waar hij wordt bewaakt door een dubbele kring van bewakers: een binnenste cirkel van blauwhelmen, die weer op hun beurt zijn omsingeld door militairen van het nationale leger. Maar eind november slaagt Lumumba er toch in om door de beveiligingslinie heen te breken en hij probeert het bastion Stanleyville (het huidige Kisangani) te bereiken. In plaats dat hij er zo snel mogelijk en onder een dekmantel er naar toe reist, houdt hij op de route enkele politieke bijeenkomsten, waar hij wordt toegejuicht door de bevolking.
Zijn triomf duurt echter niet lang; op 2 december wordt hij door militairen van Mobutu gevangen genomen. Maar het nieuwe regime is er over eens dat gevangenschap geen oplossing biedt voor deze ‘luis in de pels’, aangezien zijn invloed vanuit de gevangenis nog steeds onverminderd groot is. Vanuit Belgisch en Amerikaans perspectief kan het ‘probleem Lumumba’ dan ook het beste definitief geregeld worden door een fysieke liquidatie van deze links-nationalistische premier. Op 17 januari 1961 levert Mobutu hem samen, met zijn medestanders Okito en Mpolo, uit aan zijn aartsvijanden in Kantanga. Nog dezelfde dag wordt het drietal vernederd, gemarteld en uiteindelijk vermoord. Enkele dagen later draagt kolonel Mobutu de macht over aan een burgerregering onder leiding van Justin Bomboko.
Het tijdperk van Joseph-Désiré Mobutu
1960-1996
Na de dood van Patrice Lumumba vormt de inmiddels benoemde legeraanvoerder Mobuturust is echter allerminst hersteld. Er volgen vier woelige jaren met verschillende regeringen die nooit enige greep op het land hebben gekregen. In januari 1961 komt de Katangese afscheiding tot een eind en de staat sluit zich weer aan bij Congo maar begin 1964 breekt er een nieuwe nationalistische opstand uit in de provincie Kwilu. De leider van dit verzet, Pierre Mulele (ex-minister van onderwijs onder Lumumba) vindt snel aansluiting bij de rebellen in het oosten en het noorden, en binnen enkele maanden onttrekken ze meer dan de helft van het nationale grondgebied aan de overheid. De Verenigde Staten, op dat moment bedreigd door Cuba en belast door de strijd in Vietnam, hebben geen behoefde aan nog een brandhaard in de wereld. Daarom helpen ze Mobutu op 25 november aan de macht, in de hoop dat hij weer rust en stabiliteit aan het land kan geven.
De opkomst van Joseph-Désiré Mobutu
Joseph-Désiré Mobutu wordt zowel in België als in de Verenigde Staten als een goed staatshoofd beschouwd. Ten eerste geloofde men dat hij de controle over het gehele nationale territorium kon herstellen en ten tweede verwachtte men van hem een erg economisch liberaal beleid. Één die westerse bedrijven de kans gaf om de bodemschatten van het land te exploiteren. Daarnaast werd hem ook een strategische sleutelrol toegedicht in de strijd tegen het ‘Rode Gevaar”.
Met behulp van buitenlandse huurlingen slaagt Mobutu erin om in korte tijd de rebellen terug te dringen en het grondgebied te herstellen maar daarnaast blijven enkele hardnekkige rebbelbewegingen in de regio actief. In het jaar 1967 richt Mobutu de Mouvement Populaire de la Révolution (MPR) op die lange tijd de enige gedoogde partij zal blijven binnen het Congolese politieke stelsel. De partij ontwerpt een nieuwe grondwet en geeft alle feitelijke macht aan de president van de “republiek”. Toch slaagt Mobutu er een tijdje in alle partijen tevreden te houden, iets wat in een land met zoveel etniciteiten een knappe prestatie is. En in oktober van dat jaar lanceert hij een authenticiteitcampagne: het land zal voortaan Zaïre hete; en de hoofdstad Kingshasa. Alle namen van steden met een koloniale invloed worden per direct veranderd in een meer Afrikaanse naam. Zo worden de namen van Elisabethville, Stanleyville en Albertville omgezet in Lumbashi, Kisangani en Kalemie. Daarnaast worden ook Christelijke voornamen bij wet verboden en de president van Congo gaat voortaan door het leven als Mobutu Sese Seko Kuku Ngbendu wa Banga. Deze campagne creëert een nieuw elan in het land en de hervonden trots over de Afrikaanse afkomst kan ook in veel westerse kringen op sympathie rekenen. Hierbij zag hij wel over het hoofd dat Zaïre geen Afrikaanse term is maar de Portugese verbastering van ‘nsadi’ het KiKongo-woord voor rivier.
In 1973 afrikaniseert Mobutu ook de gehele economie. Niet alleen de grote ondernemingen maar ook de wat kleinere en middelgrote bedrijven, gerund door: Grieken, Portugezen, Libanezen en Aziaten, worden overgedragen aan Mobutu-aanhangers. Deze nieuwe managers hebben overigens noch de kennis noch de prikkel de bedrijven goed te leiden. Zo glijdt het land af in een soort wingewest van de Mobutu-sympathisanten met aan het hoofd de grote leider zelf. Deze situatie valt goed te vergelijken met de situatie ten tijde van de Koloniale overheersing onder Leopold de II. Om maximale macht uit te oefenen bouwt Mobutu een netwerk van onderbazen op zodat hij op zeer intelligente wijze al het beleid naar zijn hand kan zetten. Daarnaast vermijdt hij door een ingewikkeld pionnenspel dat ze hun eigen machtsbasis uitbreiden. De staat slaagt er hoe langer hoe minder in haar eigenlijke functie te vervullen. Vanaf deze periode wordt Mobutu’s positie economisch minder belangrijk voor de westerse industriële lobby. De economie zakt geleidelijk naar haar absolute nulpunt maar daarintegen neemt Mobutu’s strategisch belang wel toe, omdat Afrika in de jaren zeventig een belangrijk strijdtoneel was geworden van de Koude Oorlog. Tegen deze achtergrond is het ondenkbaar dat het westen Mobutu laat vallen: men wil niet het risico lopen dat het land in handen valt van antiwesterse leiders. Daarom zal het regime ook vrijwel nooit bekritiseerd worden door de westerse landen. En op de schaarse momenten dat zijn regime wankelt, trekt men de situatie met Marokkaanse, Franse en Belgische militaire steun weer recht.
In het binnenland is er dan ook lange tijd geen sprake geweest van enige vorm van officiële oppositie. Pas in 1982 begon dat beeld enigszins te veranderen toen 13 parlementariërs van de MPR een nieuwe partij oprichten genaamd: Union Pour la Démocratie et le Progres Social (UDPS). Binnen deze partij profileerde de voormalige minister van Binnenlandse Zaken, Etienne Tshisekedi, zich vlug als leider. Hoewel hij herhaaldelijk door het regime wordt geïntimideerd, gearresteerd, mishandeld, veroordeeld, naar het buitenland verbannen en zelfs gek verklaard wordt, weigerde hij zich door het regime van de Mobutisten te laten omkopen.
Het UDPS vindt weerklank bij de gewone Congolees, die zijn levensomstandigheden in de jaren tachtig almaar slechter had zien worden. De infrastructuur brokkelde af, onderwijs en de gezondheidszorg waren nog maar een schim van wat ze zouden moeten zijn, de politieke instellingen werden ongeloofwaardig en de economie gleed gestaag verder af naar lager wal. Het ongenoegen is des te groter omdat de bevolking de broeksriem moet aanhalen in het kader van een structureel financieel hervormingsprogramma van het IMF. Dit om een immense schuld af te betalen die voornamelijk de Zwitserse bankrekeningen van de machthebbers ten goed is gekomen: op een bepaald moment wordt het persoonlijk fortuin van Mobutu op meer dan 14 miljard dollar geschat.
Halverwege de jaren tachtig verandert ook de internationale politiek: de nieuwe Sovjetleider Michail Gorbatsjov haalt in de Koude Oorlog de druk van de ketel. Als de Sovjetunie in 1989 helemaal ophoudt te bestaan, blijken Europa en de Verenigde Staten van Amerika opeens zeer geïnteresseerd in zaken aangaande mensenrechten en democratisering. De aandacht verschuift dan ook richting de bondgenoten van Congo die decennia lang hun onvoorwaardelijke steun hebben genoten.
De eerste stap naar democratisering wordt gezet (en weer terug gedaan)
In Franstalig Afrika komt, na een sterk signaal van Francois Mitterand op een Frans-Afrikaanse top in La Baule in 1989, een golf van vele nationale conferenties tot stand. De verschillende politieke actoren beraden zich over de ontmanteling van de éénpartijstaten en het ontwerpen van nationale instellingen en democratische wetgeving. In enkele landen leidt dit tot enig succes, in andere tot apocalyptische toestanden. In Congo komt het aanvankelijk tot een overweldigende, beloftevolle bijeenkomst, de Conference Nationale Souveraine (CNS), met een massa deelnemers. De conferentie verzandt echter totaal door de interne tegenstellingen en het gebrek aan een gemeenschappelijke agenda van de deelnemende partijen. Het politieke beest in Mobutu wordt dan weer wakker: hij slaagt erin de tegenstellingen tussen de partijen te verscherpen en uit te buiten, en op die manier het proces te vertragen. De procedure zal ook nooit formeel worden afgerond. Vijf jaar na het begin van de Nationale Conferentie, als het overgangsparlement op het punt staat een nieuwe grondwet te bekrachtigen, breekt in het oosten van het land de opstand uit die uiteindelijk Joseph Kabila (leider van de rebbelbeweging) aan de macht zal brengen. Het resultaat van jaren denkwerk en debatteren op veel verschillende niveaus in Congolese samenleving wordt daarmee bij het ‘oud vuil gezet’.
Op 24 april 1990 verkondigt een zeer geëmotioneerde Mobutu (de media zal later rapporteren over “krokodillentranen’’) het einde van het éénpartijstelsel. Op korte termijn kunnen partijen zich laten registreren en politieke activiteiten ontwikkelen, met het oog op een nieuwe grondwet en ‘vrije’ verkiezingen. Op 14 juli 1990 wordt de wet die de oprichting en de werking van politieke partijen regelt goedgekeurd. Ondertussen hebben maar liefst 42 partijen bij het hooggerechtshof erkenning aangevraagd. Een jaar later is hun aantal zelfs opgelopen tot een verbazingwekkend aantal van 225 partijen. Tussen al die splintergroeperingen worden constant akkoorden, coalities en allianties gesloten en weer verbroken. Niet alle partijtjes zijn opgericht met oprechte bedoelingen. Hele reeksen partijtjes zijn in feite zusterorganisaties van het MPR, die het politieke landschap moeten vertroebelen. Kortom: het wordt gaandeweg duidelijk dat Mobutu opnieuw een verdeel-en-heersspel speelt om straks weer als staatshoofd uit de transitieperiode naar voren te komen.
Op 11 april 1991 roept Mobutu de nationale conferentie bijeen om de inhoud en de wetgeving van het nieuwe Zaïre vast te leggen. De vergadering wordt geopend op 7 augustus met 2.850 deelnemers: 900 afgevaardigden van de verschillende politieke partijen, 1.100 vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld, 750 verantwoordelijken van de overheidsinstellingen en ongeveer een honderdtal genodigden. Na de openingszitting wordt de CNS meteen weer geschorst om iedereen de kans te geven zich te laten registreren. Dit proces kost maanden en op 12 december 1991 worden de werkzaamheden van de CNS hervat onder het voorzitterschap van de aartsbisschop Laurent in Mosengwo. Ondertussen heeft de president nog even Etienne Tshisekedi benoemd en later weer ontslagen als eerste minister van zijn regering. De reden daarvoor is dat hij namelijk weigert de eed van trouw aan de president te zweren. Maar als de nationale Tshisekedi in augustus 1992 opnieuw tot eerste minister wordt benoemd, bekrachtigt Mobutu zelf deze beslissing. En op 4 december 1992 ontbindt de nationale conferentie zichzelf en richt het de Haut Conseil de la République (HCR, Hoge Raad van de republiek) op als formeel orgaan om de procedure af te ronden.
Het creëren van neppartijtjes is overigens één van de relatief onschuldige methoden van Mobutu om zelf overal controle en macht over te hebben. Hij grijpt daarnaast elke gelegenheid aan om chaos en het geweld aan te wakkeren. Nauwelijks drie weken na het afkondigen van het einde van de éénpartijstaat, richten zijn elitetroepen op 11 mei 1990 een bloedbad aan op de campus van de universiteit van Lubumbashi. Officieel zijn er 39 doden te betreuren, maar volgens de meeste bronnen waren het er meer dan honderd. Dit incident krijgt veel kritiek van de buitenlandse pers en vormt de directe aanleiding tot het stopzetten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In september gaat er, na een grote inflatie, een golf van plunderingen door het land, die het leger in het geheim heeft aangewakkerd. In 1992 breken dan zware rellen uit in de regio Katanga, nadat de Luba, die daar al sinds vele generaties wonen, plotseling worden gebrandmerkt als ongewenste vreemdelingen. Meer als tweeduizend van hen worden vermoord, en honderdduizend anderen worden verplicht het gebied te verlaten en terug te keren naar de Kasai, waar de overgrote meerderheid Luba is. In januari 1993 slaat dit geweld zelfs over naar de hoofdstad, met een tweede golf plunderingen van het leger als gevolg. De reden dat het leger op rooftocht uitgaat is dat ze tijden onderbetaald werden of gewoon helemaal geen soldij kregen. Er vallen duizenden doden alleen al in Kinshasa, onder wie de ambassadeur van Frankrijk. Er is nog een derde strategie die Mobutu aanwendt om als overwinnaar uit de transitieperiode te komen: als staatshoofd laat hij geen enkele kans liggen om institutionele obstakels op te werpen die het democratiseringsproces blokkeren. Zo bekrachtigt hij Tshisekedi’s benoeming tot eerst minister door de CNS wel, maar hij weigert om hem de controle over de nationale bank of de administratie van belastingen en douane te geven. Mobutu laat zijn leger in januari zelfs toe om op grote schaal te plunderen en te moorden, en vervolgens ontslaat hij Tshisekedi omdat die niet in staat zou zijn de orde in Congo te herstellen. De president benoemt Faustin Birindwa tot eerste minister terwijl de CNS Tshisekedi in dezelfde functie bevestigt, zodat het land vijftien maanden twee nutteloze regeringen heeft.
Internationaal gezien verliest Mobutu in 1994 zijn laatste krediet. Het IMF stuurt aan op een opschorting van de financieringsprogramma’s. De buitenlandse investeringen zijn al in de jaren daarvoor stilgevallen en na België zijn ook de Verenigde Staten van Amerika en Frankrijk gestopt met de ontwikkelingssamenwerking. Maar Mobutu’s positie wordt weer enigszins verbeterd door de humanitaire catastrofe rond de vluchtelingenstroom uit Rwanda in juli 1994: er komt een enorme hulpoperatie op gang waarbij de internationale gemeenschap niet om de president van Congo heen kan. Bovendien heeft ook de radicale oppositie veel van zijn krediet verloren bij de bevolking en de internationale gemeenschap, dankzij de jarenlange debatten. Veel mensen in binnen- en buitenland zijn Tshisekedi ondertussen gaan beschouwen als onhandig politicus of zelfs als een ambitieuze opportunist.
In september 1993 lijkt de lucht eindelijk te klaren: de Hoge Raad van de Republiek smelt samen met het zetelende parlement van Mobutu. Zo wordt een overgangsparlement gevormd, dat in juni 1994 Kengo wa Dondo tot premier kiest. Maar het optimisme is helaas maar van korte duur. Het parlement staat in oktober 1996 op het punt een nieuwe grondwet goed te keuren, in het vooruitzicht van de verkiezingen van 1997, als een nieuwe catastrofe zich vanuit het oosten zich aandient.
De jaren negentig zijn voor het gebied rond de Grote Meren een zeer turbulente periode: de bestaande tegenstellingen in de verschillende landen verscherpen zich en er zijn grootschalige, geregistreerde uitbarstingen van gruwelijk geweld. Bovendien wordt het steeds onduidelijker wie bij welk kamp of leger hoort. Vanaf augustus 1998 kristalliseert het conflict in Congo, dat op die manier het slagveld van Afrika dreigt te worden.
Om de situatie goed te begrijpen, moeten we eerst weten wat de politieke achtergrond was in de jaren negentig in Rwanda & Uganda. In 1990 viel het Front Patriotique du Rwanda (FPR) Rwanda binnen vanuit Uganda. De beweging schoot wortel in de plaatselijke Tutsi-diaspora, waarvan de jonge generatie zijn sporen had verdiend aan de zijde van de nieuwe president Yoweri Museveni (die achtereenvolgens Idi Amin, Milton Obote, Tito Okello had bestreden). De guerrillastrijders die uiteindelijk Rwanda binnenvielen waren voornamelijk in Uganda geboren, en eerder Engels- dan Franstalig. Toch spraken ze voor het grootste gedeelte Kinyarwanda en beschouwden ze Rwanda nog steeds als hun thuisland. Het FPR veroverde vlug de controle over delen van het land, en vele Tutsi’s uit Rwanda sloten zich hier bij aan. Militair gezien raakte de strijd in een impasse, en onder druk van de internationale gemeenschap werden akkoorden gesloten voor een machtsdeling.
Maar toen gebeurde er iets wat het vuur weer in alle hevigheid deed oplaaien. Midden in de toch al moeizame periode van uitvoering van de vredesakkoorden, werd het vliegtuig van president Habyarimana neergeschoten door rebellen. Zijn dood, in de nacht van 6 op 7 april 1994, vormde de directe aanleiding voor gigantische moordpartijen: naar schatting een miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden op beestachtige wijze afgeslacht door leden van de radicale Hutu-militie Interahamwe en het regeringsleger.
Het FPR zette een versneld offensief in en veroverde in juli ’94 Kigali. Twee miljoen Hutu’s sloegen hals over de kop op de vlucht. Zij kwamen onder andere terecht in de Zaïrese provincie Kivu, in geïmproviseerde kampen die gecontroleerd werden door de Interahamwe en het voormalige regeringsleger. Ondertussen werd in Rwanda zelf een belangrijk deel van het openbare leven “getutsificeerd”, en werd in Burundi de democratisering in de kiem gesmoord: radicale Tutsi-militairen vermoorden in oktober 1993 de Hutu-president Ndadaye en storten het land zo in een spiraal van geweld.
Mobutu’s positie wordt aan het wankelen gebracht
Midden 1996 zijn er dus Tutsi-regimes in Rwanda en Burundi, die goede banden hebben met Museveni’s Uganda. De gewapende oppositie van deze drie landen opereert echter uit Zaïre. De Rwandese vluchtelingen in Kivu leggen ondertussen zware druk op de levensstandaard van de lokale bevolking. Dit verhoogt de spanningen tussen de Banyamulenge (Zaïrese Tutsi’s) en andere Zaïrese etnische groepen. Als de autoriteiten in Kivu op 7 oktober 1996 de Banyamulenge een week de tijd geven het land te verlaten, komen zij direct in opstand. Ze krijgen onmiddellijk steun van het Rwandese leger, dat de kampen in Zaïre wil ontmantelen en op die manier de Hutu-rebellen van hun uitvalsbasis te beroven. Een aantal min of meer fossiele restanten van de Congolese gewapende strijd uit de jaren zestig sluiten zich bij de opstand aan en vormen een alliantie, de Allience de Forces Démocratiques pour la Libération ( AFDL, Alliantie van Democratische Krachten voor de Bevrijding). Hier duikt ook voor het eerst de naam Laurent-Désiré Kabila op: hij profileert zich aanvankelijk als woordvoerder, maar later als onbetwist leider van de AFDL. De opstand wint met veel meer gemak terrein op de regering dan verwacht en het begint zelfs haalbaar te worden Kinshasa in te nemen. Vanaf dat moment groeit de behoefte aan een Zaïrees uithangbord. Rwanda en Uganda gaan iets discreter op de achtergrond werken, en Kabila komt volop in de schijnwerpers te staan. Deze coalitie krijgt internationale steun van ondermeer de Verenigde Staten van Amerika en Canada (die deze onverwachte kentering aangrijpen om hun economische positie in de regio te verbeteren, dit ten nadele van België en Frankrijk). Kabila financiert de opstand overigens door mijnconcessies te verlenen aan buitenlandse ondernemingen. Het is frappant hoe het bastion Mobutu, dat nog niet zo lang geleden onneembaar leek, in korte tijd aan het wankelen wordt gebracht, De uitgeholde staat, die alle samenhang verloren heeft, verkruimelt letterlijk bij de eerste zware slag.
‘Un Régime Dictatorial a un état Démocratique’
1997-2006
Nu de steun voor de Mobutisten in de wereld is afgebrokkeld en ze de situatie niet langer de baas kunnen blijven, krijgt Kabila steeds meer macht in handen en de opeenvolgende gebeurtenissen voltrekken zich nu ook vliegensvlug. Op 17 mei 1997 trekken Kabila’s troepen Kinshasa binnen, op 20 mei arriveert: ‘Mzee (‘de oude man’, zoals Kabila zich laat noemen) zelf in de hoofdstad en op 29 mei wordt hij ingezworen als president van de Democratische Republiek Congo, zoals het land vanaf nu zal heten. Tijdens de zeven maanden durende opstand is Kabila overigens geen seconde aan het front gesignaleerd.
Maar dat geldt ook voor Mobutu: hij brengt een groot deel van de periode door in het buitenland, waar hij behandeld wordt tegen prostaatkanker. Uiteindelijk keert hij naar Zaïre terug, maar veel te laat. De oude dictator wordt door zijn buitenlandse bondgenoten massaal gedumpt en hij is dusdanig van zijn volk vervreemd dat hij letterlijk geen voet meer aan land durft te zetten: zijn laatste maanden brengt hij door op een boot die Congo-stroom op- en afvaart. Enkele uren voor de troepen van Kabila Kinshasa binnentrekken vlucht hij naar Marokko toe. Op 13 september, exact 37 jaar nadat hij de macht greep, wordt Mobutu, die ooit een dure eed zwoor dat men hem nooit ex-president van Zaïre zou noemen, begraven in de Marokkaanse stad Rabat. Op het laatst wordt hij nog maar omringd door slechts een handvol familieleden en loyale partijgenoten.
Laurent-Désiré Kabila (Ankoro, 1938-Kinshasa, 16 januari 2001), was een Congolees president (1997-2001). Hij behoorde tot de Luba-bevolkingsgroep uit Shaba. In de jaren zestig studeerde Kabila in Frankrijk en werd een marxist. Begin 1964 richtte Kabila de Nationale Bevrijdingsraad op die tegen het militaire regime van president Mobutu streed. In 1967 wijzigde hij de naam van Nationale Bevrijdingsraad in Revolutionaire Volkspartij. Achttien jaar maakte Kabila\'s rebellenleger het Mobutu moeilijk, maar in 1984 werden Kabila en diens RVP verslagen.
Laurent-Désiré Kabila
Functie: President van de Democratische Republiek Congo
Ambtstermijn: 17 mei 1997 - 16 januari 2001
Politieke Partij: ADFL
Voorganger: Mobutu Sese Seko
Opvolger: Joseph Kabila
Geboortejaar: 1938
Geboorteplaats: Ankoro
Sterfjaar: 2001
Sterfplaats: Kinshasa
In oktober 1996 begon Kabila een nieuwe guerrillastrijd tegen Mobutu. Dankzij de steun van de bevolking, verliep de strijd vanaf dat moment erg gunstig voor Kabila. Kabila\'s RVP fuseerde met drie of vier andere grote verzetsbewegingen tot de ADFL, die Kabila als commandant erkende. Oeganda en Rwanda hielpen Kabila in zijn strijd tegen Mobutu. In mei 1997 vluchtte Mobutu weg uit Zaïre en op 17 mei werd Kabila president van de Democratische Republiek Congo.
Kabila\'s presidentschap bracht geen democratie en voorspoed in Congo en in 1998 verbraken Oeganda en Rwanda hun contacten met Congo en trokken hun militaire steun in. De ontevredenheid over Kabila\'s regime nam toe en er ontstond een burgeroorlog.
Op 16 januari 2001 kwam Kabila tijdens een mislukte staatsgreep om het leven. Een van zijn lievelingskindsoldaten, Kasereka Rachidi, schoot hem neer in zijn bureau in het \'Palais du Marbre\', het presidentiële paleis. De dader werd door een paleiswacht gedood. Vier andere medeplichtigen werden later geëxecuteerd.
Bron: Wikipedia
Ondertussen wordt Kabila door de bevolking zeer enthousiast onthaald. Hij is de sloper van het bastion Mobutu, en de mensen hebben het gevoel dat het vanaf nu alleen maar beter kan worden in Congo. Maar helaas juichte de bevolking te vroeg. Congo is Kabila als een rijpe appel in de schoot gevallen zonder dat hij een politieke organisatie, laat staan een echte beweging achter zich heeft. Kabila kiest ervoor zowel de geweldloze oppositie tegen Mobutu, als het hele netwerk van opposanten te negeren. En dat terwijl dit toch de actoren zijn die de Conférence Nationale hebben beheerst en jaren aan een blauwdruk voor een nieuwe maatschappij hebben gewerkt. Kabila legt hun werk botweg naast zich neer en maakt daarmee duidelijk dat zijn bewind op het vlak van mensenrechten, ontwikkeling en democratie niet de gehoopte hervormingen gaat opleveren.
Het leeuwendeel van de wetgevende en uitvoerende macht is in handen van de president, net als het opperbevel over het leger. Ook heeft Kabila de bevoegdheid persoonlijk gouverneurs, ambassadeurs, hoge officieren, en de kaders van overheidsbedrijven en het ambtenarenapparaat te benoemen of te ontslaan. Uiteindelijk wordt ook het AFDL zelf ontbonden omdat haar doelstelling (het land te bevrijden van Mobutu) is verwezenlijkt. Kabila installeert in plaats daarvan de Comités du Pouvoir Populaire (CPP). Deze comités zijn bedoeld als vertegenwoordiging van het volk, maar in de praktijk lijken ze verdacht veel op de MPR-partijstaat van Mobutu. Internationaal gezien verliest Kabila veel krediet vanwege de vele rookgordijnen die hij opwerpt om de VN-mensenrechtenmissie dwars te zitten, die de toestanden rondom zijn opmars onderzoekt. En ook zijn relaties met Rwanda en Uganda verliezen snel aan kracht. Het oosten van Congo blijft namelijk onverminderd fungeren als uitvalsbasis van de diverse rebellenbewegingen. Kabila ziet zich bovendien gedwongen zijn twee buurstaten nog verder tegen zich in het harnas te jagen: hij ontslaat een aantal Rwandezen uit zijn regime, die bij het Congolese publiek de indruk wekken dat Kabila slechts hun marionet is.
Het regime Kabila wankelt
Op 2 augustus 1998 vallen Rwanda en Uganda Congo opnieuw binnen: ze zijn van plan de oefening van 1996 nog eens dunnetjes over te doen en op korte termijn een machtswissel in Kinshasa te bewerkstelligen. En net als in 1996 komt er in de kielzog van de gebeurtenissen een schimmige rebellenbeweging bovendrijven: het Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD). Het is een allegaartje van ex-Mobutisten, ontevreden AFDL-leden en enkele academici. Ze winnen zeer snel terrein, met de Rwandese, Ugandese en in mindere mate Burundese troepen in eerste lijn. In het westen wordt vervolgens nog een tweede front geopend. Kabila’s regime staat dan op het punt om te vallen maar wordt nog net in het zadel gehouden door troepen ui Zimbabwe, Angola en Namibië (die in het kader van SADCC, het samenwerkingsverband van landen uit zuidelijk Afrika waartoe Congo onder Kabila is toegetreden, militaire steun leveren). Begin 1999 stabiliseert het front zich op de lijn Ikela-Lodja-Kabinda-Pweto. De rebellie verenigt mensen met zo’n uiteenlopende achtergrond dat een breuk niet kan uitblijven: het RCD valt uiteen in twee fracties, één in Bunia, gesteund door Uganda en een ander in Goma, met Rwandese steun. De splitsing tussen twee fracties leidt ook nog eens tot herhaaldelijke zware militaire confrontaties tussen Rwandese en Ugandese troepen. In de noordelijke Evenaarprovincie wordt, om het allemaal nog ingewikkelder te maken, een derde partij gevormd: de Mouvement de Libération du Congo (MLC). Deze wordt gesticht door zakenman Bemba, die ook steun van Uganda geniet. Het verschil met de andere partijen zit hem in het feit dat de MLC tot op zekere hoogte steun van de regionale Congolese bevolking zelf geniet. De twee vleugels van het RCD niet: zij zijn in feite satelliet-organisaties van Rwanda en Uganda, en hebben voor de Congolezen geen enkele geloofwaardigheid.
Vanaf nu is de helft van het Congolese grondgebied niet langer onder controle van de regering in Kinshasa. Toch wordt dit gebied ook niet door Rwanda en Uganda (en nog veel minder door de hen gesteunde rebellenorganisaties) gecontroleerd. De situatie is in feite te chaotisch om een duidelijke begrenzing aan te geven. Zowel buitenlandse als Congolese milities opereren op het nationale grondgebied. De Banyamulenge hebben gewapende groepen opgericht die de rebellie tegen Kabila ondersteunen. De gewapende pressiegroepen uit Rwanda, Uganda en Burundi, die nog steeds hun basis in Congo hebben, verzetten zich daartegen. Ten slotte is er nog de Mayi Mayi-beweging, die wortelt in een traditie van verzet tegen vreemde overheersers. Mayi betekent water in het Swahili dat gesproken wordt in Kivu. Het woord verwijst naar een ritueel waarbij krijgers, door het drinken van magisch water onkwetsbaar worden voor vijandelijke kogels. De naam duikt al in Oost-Afrika op bij het begin van de kolonalisatie, en wordt later gebruikt om de kernen van gewapend verzet tegen Mobutu aan te duiden.
De Mayi Mayi hebben vanaf het begin in Kivu de wapens opgenomen tegen zowel de bezetters als de rebellenbewegingen. Het is geen gestructureerde beweging met een duidelijke visie of programma. Het doel beperkt zich tot het beëindigen van ‘de’ bezetting. Bij gebrek aan perspectieven op een politieke oplossing groeit de sympathie voor deze terreurgroep echter snel.
In augustus 1999 is er een klein lichtpuntje. Onder leiding van de Zambiaanse president Chiluba komt er een soort vredesverdrag tot stand: de Akkoorden van Lusak. De verschillende partijen: de staten Congo, Zimbabwe, Angola, Namibië, Uganda en Rwanda, de rebellenbeweging RCD en MLC, met vertegenwoordigers van de Verenigde Naties, SADCC en de Organisatie voor Afrikaanse eenheid als getuigen, raken het eens over militaire en politieke stabilisering. Belangrijke punten: een staakt-het-vuren, de ontplooiing van een internationale vredesmacht, de terugtrekking van buitenlandse troepen, een inter-congolese dialoog en het herstel van het staatsgezag over het gehele territorium. Als bemiddelaar wordt de voormalige president van Botswana, Ketumile Masire, aangesteld. Maar helaas, ook dit initiatief voor vrede sterft een zachte dood. Niet alleen door het ontbreken van een orgaan dat over de uitvoering moet waken, maar vooral door de vertragingsmechanismen die alle partijen opwerpen. De uitvoering van de strikte agenda wordt als vanaf het begin niet gehaald. Ondertussen worden de kansen op een vreedzame oplossing verder op de helling gezet door desintegratie en militarisering van de maatschappij. Aan beiden zijden van het conflict wordt alle politieke geloofwaardigheid gereduceerd tot militaire logica. De regering in Kinshasa is dat ook niet in staat de nodige hervormingen door te voeren om de politieke en de economische crisis het hoofd te bieden. De sociaal-economische situatie gaat van kwaad tot erger, elke vorm van openbare dienstverlening is tot een nulpunt gezakt en men komt niet meer toe aan een gestructureerde exploitatie van natuurlijke rijkdommen. De overheid heeft alle greep op haar budget verloren en strikt genomen is er van een beleid geen sprake meer. De bevolking verliest al haar hoop dat Kabila erin zal slagen de negatieve spiraal die Mobutu in gang heeft gezet in positieve zin om te buigen. En alle partijen die bij het militaire conflict betrokken zijn beschouwen hem door zijn koppigheid ondertussen als een belangrijk obstakel voor een politieke oplossing.
Het einde van Laurent Kabila, het begin voor zijn zoon
Niemand is dan ook echt verbaasd als Laurent Kabila op 16 januari 2001 in zijn eigen paleis door zijn lijfwacht wordt neergeschoten. Het benoemen van zijn dertigjarige, politiek onervaren zoon Joseph als opvolger, moet vooral gezien worden als een poging van de regering de continuïteit te benadrukken. Omdat Joseph Kabila onder de vleugels van zijn vader pijlsnel militaire carrière heeft gemaakt, wordt zijn benoeming als een opsteker voor het leger beschouwd. Toch zijn het vooral de strijdkrachten uit Zimbabwe en Angola die het regime in Kinshasa tijdens deze delicate machtswissel rechthouden.
Maar in het gebied dat niet meer onder controle van de overheid staat, heeft de situatie inmiddels zo mogelijk nog dramatischer vormen aangenomen dan in de rest van het land. Het oosten van Congo is zeer gewelddadig geworden, door de vele lokale milities die alleen aan zichzelf verantwoording schuldig zijn. Het is lang niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor de schendingen van de mensenrechten. En vooral in Kivu is alles wat nog een beetje aan rechtsstaat deed denken, verdwenen. De bevolking is overgeleverd aan de totale willekeur van de man met de vinger aan de trekker. Plunderingen, verkrachtingen en moorden zijn er aan de orde van de dag. De gewapende groepen vechten niet meer om een politieke agenda te realiseren en nog minder om ideeën of idealen te verwezenlijken. Zij hebben nog slechts één doel: controle krijgen over de minerale rijkdommen. De economische roofbouw op Oost-Congo wordt georganiseerd vanuit Rwanda en Uganda. En hoewel er in de Rwandese bodem nog nooit één karaat gevonden werd, is het land ondertussen één van de belangrijkste diamantexporteurs ter wereld geworden.
Wel zijn er ook nu weer lichtpuntjes te vinden in de duisternis. Zo werden er na de ondertekening op van het Accord Global et Inclusif sur la Transition,door de toenmalige Congolese regering, de RCD-Goma, de MLC, de politieke oppositie (Forces Vives), de RCD-K-ML, de RCD en de Mayi-Mayi, de onderhandelingen over de interim-grondwet, machtsdeling, de vorming van een nationaal leger en de bescherming van de leiders en instellingen in Kinshasa, voortgezet. Dit leidde tot de ondertekening van de Final Act van de Inter-Congolese Dialoog op 1 en 2 april 2003 te Sun City, Zuid-Afrika. Nadat president Joseph Kabila op 15 april 2003 een amnestiewet had ondertekend, was de weg vrij voor de rebellenleiders om naar Kinshasa te komen voor besprekingen, zonder het risico gearresteerd te worden.
Nadat het akkoord op 29 juni 2003 was getekend door de regering, de RCD-Goma, de MLC, evenals de Mayi Mayi, de RCD-K-ML en de RCD-N, was de weg vrij voor de vorming van een nieuwe overgangsregering. Over de verdeling van de ministersposten over de diverse groeperingen was bij het Accord Global et Inclusif van 16 december 2002 al overeenstemming bereikt. Op 3 juli 2003 werd de personele bezetting bekendgemaakt. De vice-presidenten zijn Yerodia Ndombasi (voormalige regering), Azerias Ruberwa (RCD-Goma), Jean-Pierre Bemba (MLC) en Arthur Z’Ahidi Ngoma (politieke oppositie). De 36 ministers zijn afkomstig van alle voormalige rebellengroepen, de voormalige regering, de voormalige politieke oppositie en het maatschappelijk middenveld. Zij zijn door de betreffende groepering aangewezen. Onder de ministers bevinden zich ook ex-mobutisten, die na de machtsovername door Laurent Kabila in 1997 verscheidene jaren in het buitenland hebben gewoond.
Op 14 juli 2003 verklaarde Azerias Ruberwa, de nieuwe leider van de RCD-Goma, op een bijeenkomst in Goma dat de RCD de rebellie tegen de regering in Kinshasa officieel had beëindigd. Kort daarop vond de beëdiging plaats van de vier vice-presidenten, de ministers en vice-ministers. Met de installatie van de nieuwe overgangsregering zijn de RCD-Goma, MLC, RCD-N en RCD-K-ML de facto politieke partijen. Op 22 augustus 2003 vond de plechtige installatie van het parlement en de senaat plaats. In het parlement hebben 29 partijen en groeperingen zitting, waaronder leden van in het buitenland (onder andere België en Frankrijk) gevestigde oppositiepartijen. Onder de partijen bevindt zich ook de MPR-fait privé, een voortzetting van de partij van ex-president Mobutu en de UDPS-vleugel van wijlen Kibassa Maliba.
Vrije verkiezingen: nieuwe kansen
Na deze reeks van kleine successen en akkoorden lijkt het erop dat het steeds beter met het land gaat en in zekere zin klopt dat ook. Zo is men nu bezig met het organiseren van vrije verkiezingen. De Onafhankelijke Verkiezingscommissie die door de regering in augustus 2003 werd ingesteld heeft de taak om, in overeenstemming met het Accord Global et Inclusif, algemene verkiezingen te organiseren. Deze verkiezingen zijn uitgesteld tot eerste helft 2006. Als voorbereiding hierop is eind 2005 een referendum geweest over de nieuwe grondwet. De reden dat de verkiezingen zijn uitgesteld is dat in delen van Congo het nog steeds erg onveilig is.
Niet alle deelnemende partijen aan de regering lijken gebaat te zijn bij verkiezingen. Vooral de voormalige rebellengroepen lopen het risico invloed in hun gebieden kwijt te raken en daarmee hun belangen en inkomsten. Algemeen wordt aangenomen dat verkiezingen voor de RCD nadelig zullen uitvallen, daar de burgerbevolking van Oost-Congo zeer geleden heeft onder het RCD-regime. Daarom wordt er een nieuwe veiligheidsmacht onder toeziend oog van de internationale gemeenschap opgezet om de veiligheid te waarborgen
Ook de economie laat weer een goede groei zien van ongeveer 5 tot 7 procent per jaar. Iets wat een hele verandering is vergeleken met voorafgaande 13 jaar waarin de economie jaar op jaar kromp. Ook stabiliseert de politieke situatie zich enigszins maar dit kan echter snel weer oplaaien en zo het proces naar een echte rechtstaat belemmeren. Binnen afzienbare tijd zijn ook grote investeringen nodig in de onderwijssector, dit omdat deze in een erbarmelijke staat is. Zonder een goed onderwijssysteem kun je geen democratische staat opbouwen, daar zijn immers goede fundamenten voor nodig. Van een bevolking met een redelijk kennis- en vaardighedenniveau ook op de langere termijn, is dit belangrijk voor de economie.
Eén van de voordelen die Congo heeft is dat het onmetelijke rijk is aan minerale grondstoffen en dat deze op dit moment nog op kleine schaal worden geëxploiteerd. Op de middenlange termijn zou dit als motor voor de economie kunnen dienen, en met het geld wat er aan winst naar de overheid vloeit kunnen er dan grote investeringen gedaan worden in bijvoorbeeld de onderwijssector. Dit is de enige manier om ook in de toekomst een hoogwaardige economie op te bouwen. Wel moet men oppassen dat het land niet word uitgebuit door westerse bedrijven die het land willen kaal plukken voor hun eigen gewin. Dit zou namelijk een soort neokolonialisme opleveren waar niemand, behalve het westen, beter van wordt.
Helaas zijn er ook bedreigingen voor Congo: zo dreigt Rwanda met inval als FDLR zijn aanwezigheid in Oost-Congo niet beëindigt, is de situatie rondom mensenrechten nog steeds precair, kan er hyperinflatie optreden en kunnen de spanningen tussen de verschillende partijen voor een nieuw conflict zorgen.
De conclusie
Nu ik klaar ben met het schrijven van deze persoonlijke opdracht hoop ik iedereen een completer beeld te kunnen geven van de geschiedenis van de Democratische Republiek Congo. Dit was nogal een moeilijke klus aangezien de situatie in Congo zeer complex is; het is niet zoals in vele andere landen dat er echt duidelijke partijen te onderscheiden zijn. Dat maakt in essentie het natuurlijk wel een uitdaging om hier een goed beeld van te geven.
Die uitdaging ben ik dan ook aangaan en heb de antwoorden gevonden waarnaar ik zocht, soms was dit ook wel moeilijk aangezien het bronmateriaal enigszins summier was maar ook doordat de bronnen die er waren voornamelijk in het Frans zijn opgetekend. Toch is het in mijn ogen gelukt om een goede selectie te maken uit het bronmateriaal om mijn onderzoeksvragen te beantwoorden. Ik heb dan ook veel geleerd over hoe ik dit materiaal moet opzoeken als het niet ruimvoorradig is.
Naast dit alles heeft het mij wel inzicht gegeven in de problematiek die zich voordeed en voordoet in Midden-Afrika. Zo zijn veel problemen ooit ontstaan door de kolonialisatiedrang van het westen, die hele regio’s bijeen voegde tot één land terwijl deze mensen zich allerminst verbonden voelden met elkaar. Dit leidde op den duur tot geweldsuitbarstingen in de regio die nu nog grote spanningen veroorzaken.
Wel gloort er weer wat hoop aan de horizon voor Congo. Zo worden er nog dit jaar parlements-verkiezingen gehouden wat hopelijk leidt tot de omverwerping van het laatste stukje dictatuur die Congo nog altijd beheerst. Daarnaast zal ook de economische groei zijn steentje bijdragen. Ik hoop van harte dat het tij zich zal keren voor Congo en dat eindelijk de rust zal wederkeren in dit stuk van Afrika!
Congo
6- Opdracht door een scholier
- Klas onbekend | 11021 woorden
- 19 augustus 2010
- 94 keer beoordeeld
6
94
keer beoordeeld
ADVERTENTIE
Bewaar of download dit verslag!
Om dit verslag toe te voegen aan je persoonlijke leeslijsten of te downloaden moet je geregisteerd zijn bij Scholieren.com.
26.270 scholieren gingen je al voor!
Ook lezen of kijken
Ver reizen? Zo gaan wij naar school!
Student Hanne en scholier Naomi over studiekeuzes: 'Het is jouw toekomst'
Amarins (26) studeert Scheikunde in Amsterdam: 'Ik wil graag weten hoe de wereld werkt'
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
Dit DINg SuCkT hEEl hARd Zo GroOt AlS COngO
7 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Je MoEdErSuCKt Harder
7 jaar geleden