Vertalingen woorden unit 5 exercise 29

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 643 woorden
  • 10 februari 2009
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

Unit 5 exercise 29 – Game of two halves for ladies ordering pints…-

Ordering bestelling
Pint inhoudsmaat, pilsje, glas bier
Concerned zich bezig houden met, bezorgd, betrokken
Primises veronderstelling, vooropstellen, gebieden,vlakte; binnenplaats
Just nu; op dit moment; precies; ongeveer; bijna niet; alleen; nauwelijks; echt ; eerlijk; fatsoenlijk; juist; passend; geschikt; behoorlijk; wenselijk; waar(dig); rechtvaardig; echt (kan ook gewoon versterkende bevestiging zijn, zonder betekenis)
Simply eenvoudig; gewoonweg, alleen
Approve instemmen; goedkeuren
Regular regelmatig, geregeld; behoorlijk; regulier; gediplomeerd; vast; beroeps-; gewoon ; geregeld; regelmatig; vast; echt; beroeps
Customer klant; cliënt, type (klant)
Uniquely uniek
Anachronistic anachronistisch; uit de tijd
Ordered netjes
Ale bier, alcoholische vruchtendrank
Refused geweigerd, weggeworpen
Politely beleefd; hoffelijk
Offered aangeboden (voorstel)
Visitor bezoeker, gast; plant
Conform aanpassen; gehoorzaam zijn
insist indringen; er op staan; eisen
argue (arguing) argumenteren, debatteren, discussiëren; redetwisten
disclose vrijgeven, bekend maken
quarterly kwart gedeelte, driemaandelijks, per kwartaal
licensing vergunningsafgifte, licentieverstrekking
board bord, plank; directie; (in computers) computerkaarten, een plastic kaart waarop elektronische onderdelen gesoldeerd zijn, de computerkaart past in een slot (uitbreidingsslot); voedsel, in de kost zijn; beplanken; aan boord gaan (trein)
division (ver)deling, afdeling; divisie; verdeeldheid; stemming
heated verwarmd, heet; opgewonden, verhit(te discussie)
exchange wisselen, uitwisselen, verwisselen, ruil, uitwisseling; beurs
licensee vergunninghouder
redoubtable geducht, gevreesd
refused geweigerd, weggeworpen
frequent(ing) regelmatig/vaak bezoeken, ergens vaak zijn
serve bedienen; dienen; opscheppen; serveren; uitzitten (straf etc. ); bevruchten
keen scherp; snijdend; helder; doordringend; oplettend; intens; enthousiast; ergens \"gek\" op zijn, klacht, klagen
challenge uitdaging
certainly zeker
indication (het) aangeven, (het) aantonen; indikatie
associated verbonden; verenigd; samengewerkt; in vennootschap werkend
bend buigen; aanleunen; krommen; zich laten overtuigen; verdraaien, bocht; kromming; knoop
strong-willed iemand met sterke wil
pull trekken; slepen; eruit trekken; aanspannen; scheuren
habit gewoonte, gebruik; habijt (van priesters en nonnen)
put plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merken
exaggerated overdreven
rumour gerucht
wryly verdraaid; krom; scheef; gekronkeld; verbogen; ironisch, bitter, verbitterd
occasion gelegenheid; gebeuren, gebeurtenis; geval, voorval; reden, veroorzaken, aanleiding geven tot
bunch bos; groep, samendringen; vouwen
unsuitable niet passend
according volgens; overeenkomstig; zoals
tumbler buitelaar; duikelaartje; acrobaat; tumbler (glas zonder voet); tuimelaar (soort duif; onderdeel v.e. slot)
quite helemaal; verreweg; vrij; juist, ja; in het geheel; genoeg; op bepaalde manier
offensive offensief, aanvallend; beledigend, aanstootgevend, walgelijk, offensief, aanval
issue onderwerp; formulier; emissie, uitgifte; uitgave; verspreiding; uitkomst; afstammelingen; stroom; afkomst, emissie, uitgifte; uitgeven, uitgaan, resulteren; uitnemen; verspreiden; verdelen
seem lijken; schijnen; zich voordoen als
suggest voorstellen; vermelden, in herinnering brengen; toespelen
coverage een volledig verslag uitbrengen; verslaan
tale verhaal; praatje; leugen
quick levende mensen; levend; snel; gevoelige plekken, snel; vlug; sneldenkend; snel begrijpend; vloeibaar; levendig, snel; met grote snelheid, vlug
respond beantwoorden; reageren (op)
unusual ongewoon, ongebruikelijk
although ofschoon, hoewel
admit toegeven, bekennen; toelaten
run (ran) rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doen
tight vast, strak, gespannen, nauw
drunk dronkeman
tolerate tolereren; toestaan
trouble moeite nemen; hinderen; lastig vallen, zorg; moeite; last
hardly met moeite; nauwelijks; enkel
any iemand, enig, op een of andere manier; in elk geval
regular regelmatig, geregeld; behoorlijk; regulier; gediplomeerd; vast; beroeps-; gewoon, geregeld; regelmatig; vast; echt; beroeps
experience ervaring; gebeuren, gewaarwording, ervaren, proberen
name iemand met een reputatie; beroemd; betreffende een naam, naam; \"nick\"- : koosnaam; reclame; gewaardeerd iemand; titel, benoemen, noemen; opnoemen; thuisbrengen
case geval; zaak; rechtszaak; toestand; reden; naamval (grammatica); krat, kist, doos; (in computers) metalen omhulsel waarin zich alle interne onderdelen van de computer bevinden, inpakken (ook in een kist)
barred opgesloten, gesloten; gesmokkeld
wear aanhebben, dragen; uitgaan; volhouden; uitdragen
coat jas; laag; bedekking, bedekken; overtrekken; inpakken
furnishings meubels; onderdelen; uitrusting
fittings meubelen, uitrusting, onderdelen
old fashioned ouderwets; niet in de mode
spotless vlekkenloos; foutloos; volmaakt
complaint klacht
beer bier, fles bier
regard eer; hoogachting; consideratie, beschouwen; bekijken; waarderen
cult cultus, eredienst
added toegevoegd (er aan toegevoegd), bijgevoegd; extra
lounge lounge, foyer; slentergang; (zit)bank; het slenteren, luieren, (rond-)hangen
ban(ned) verbannen; verbieden
instantly direkt; op dit moment; ogenblikkelijk
recall herinneren; terugbrengen; aflasten, herinnering, aandenken; (het) terugbrengen; intrekking
allowed toegestaan
even momentarily, for a while; equally, even
fashion mode; gewoonte, gebruik; vorm, manier van, manier waarop; soort, vormen, maken; aanpassen
equally gelijkgesteld; evenwichtig, uniform
remain blijven; overblijven
anonymous anoniem
stance houding
against tegen; tegenover; aanleunend tegen
though ondanks, hoewel
widely wijd en zijd; zeer
feminine vrouwelijk, zwak
concerned bezorgd; betrokken, belanghebben bij
stand staan; doen staan; opstaan; aanleunen; erop staan; leed dragen; waarderen
less minder, zonder, minder; min
own behoren tot; dank verschuldigd zijn aan; erkennen; bezitten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.