Keuzeopdracht paragraaf 7.2 B
Over de dinosauriërs:
Pas sinds het midden van de vorige eeuw zijn de wetenschappers zich gaan bezig houden met dinosaurussen. Steeds meer onderzoek komt er, want steeds meer mensen interesseren zich erin. Maar ook omdat we steeds meer details over de prehistorie kunnen ontdekken.
Al in een boek van de Chinese geleerde Chang Qu van 300 voor Christus komen we de ontdekking tegen van een dinosauriërfossiel. Er wordt wel gesproken over beenderen van een draak, maar waarschijnlijk gaat het om de resten van een dinosauriër.
Ook Amerikaanse Indianen vonden zo nu en dan beenderen van, maar zij dachten dat die van grote bizons waren. In het begin van de 19de eeuw vonden wetenschappers fossiel resten in de Verenigde Staten.
Er werd niet veel aandacht aan besteed omdat mensen geloofden in het ‘christelijke scheppingsverhaal’.
Toen er bewijzen kwamen dat het gesteente op de aarde miljoenen jaren oud was, gingen de wetenschappers het onderzoek voortzetten vanuit een ‘evolutionaire achtergrond’, dus niet vanuit het christelijke scheppingsverhaal. De kerk ging er wel tegenin dus het was moeilijk voor de onderzoekers. Nu denken Christenen er wel anders over.
De Engelse huisarts Gideon Mantell hield zich in zijn vrije tijd bezig met paleontologie. (Paleontologen zijn wetenschappers die alles van uitgestorven dierensoorten en plantensoorten afweten. Ook weten ze alles van versteende voorwereldlijke levensvormen).
Hij ging op het platteland van Succex op zoek naar fossielen. In 1822 vond hij samen met zijn vrouw fossiele tanden in een steengroeve.
Het gesteente uit de steengroeve dateerde uit de Mesozoïcum, zo’n 130 miljoen jaar geleden. Mantell dacht eerst dat hij met het gebit van een soort olifant of neushoorn te maken had, maar toen werd hem duidelijk dat dit nooit het geval kon zijn. In die tijd leefde er namelijk nog helemaal geen zoogdieren op de aarde. Hij schakelde een aantal van zijn wetenschappelijke vrienden in. Hoewel zij hem bijna niet konden helpen zette Mantell door en kwam tot de conclusie dat de tanden behoord moesten hebben aan een reusachtig reptiel. Hij noemde het dier Iguanodon (Leguanetand).
In 1834 vond Mantell samen met een paar vrienden in een steengroeve bij Maidstone de botten van een groot aantal Iguanodons. De arts kon zo het dier reconstrueren.
Op meer plaatsen in de wereld werd door mensen gezocht naar de fossiel resten van dinosauriërs. Ook geologen hebben geholpen naar het zoeken van de oorspronkelijke leefperiode en plaats van deze dieren. Want geologen zijn mensen die de leer van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin af hebben gespeeld. Buckland, Owen en Cuvier hielden ook een belangrijk onderzoek.
Nadat in Crystal Palace in Londen modellen werden tentoongesteld die van dinosauriërs waren legde William Parker Foulke in 1858 fossiele beenderen bloot van een Hadrosaurus.
Steeds meer resten werden gevonden. In 1878 ontdekten Belgische mijnwerkers bij Bernissart op 322 meter onder de grond dertig complete skeletten van Iguanodons. Louis Dollo zorgde voor het transport naar Brussel waar je de skeletten nog steeds kan zien in het Koninklijke Museum.
Tussen 1909 en 1922 werd 250 ton aan rotsblokken met fossielen vanuit het Tanzaniaanse Tendaguru naar ruim zestig kilometer verder aan de kust gelegen hevenplaats versleept. De ontdekking vonden over de hele wereld verspreid plaats. Daardoor nam de kennis over de dinosauriërs steeds meer toe.
Het einde van de dinosauriërs.
Hoe de dinosauriërs nou echt uitgestorven zijn weet niemand. Maar omdat er enkele ‘aanwijzingen’ zijn gevonden hoe het zou kunnen zijn gebeurd, zijn er een aantal theorieën bedacht. Hieronder heb ik er twee beschreven maar er zijn er waarschijnlijk nog wel meer.
De komeetinslag-theorie.
in 1978 ontdekte Luis en Walter Alvarez een laag rode klei in Italië. Proeven wezen uit dat het iridiumgehalte in de klei 30 maal zo groot was als normaal. Iridium is een zeldzame stof in de aardkorst. Het belandt hier meestal door een kosmische stof die op aarde neerdwarrelt (maar dat is heel ongebruikelijk), of het komt uit de aardkern omhoog door een bepaald soort vulkaanuitbarsting. Meteorieten bevatten een zeer hoog iridiumgehalte. Deze klei is inmiddels op 50 verschillende plaatsen op aarde aangetroffen. Er zijn in de buurt van deze plekken ook kleine stukjes kwarts met dwars lopende breuken aangetroffen. Dit kwarts wordt weer aangetroffen op plaatsen waar een atoomontploffing heeft plaatsgevonden. Er is dus heel veel kracht voor nodig om kwarts zover te krijgen. Door de klap van een grote meteoriet met een snelheid van zo’n 100.000 km per uur is waarschijnlijk alles in een straal van 400-500 km vernietigd. Er moeten enorme vloedgolven zijn ontstaan die op de continenten inbeukte. Bovendien moet er ook een kettingreacties van vulkaanuitbarstingen zijn ontstaan. De meteoriet is zelf waarschijnlijk verdampt, waardoor een enorme wolk van stoffen, gassen en waterdamp in de lucht is gekomen. Doordat het stof zich langzaam over de hele aardbol verspreidde werd hij voor 3 maanden verduisterd. De zonnestralen konden de aarde minder goed bereiken. Met als gevolg dat de temperatuur op aarde aanzienlijk daalde. In de atmosfeer steeg de temperatuur juist, waardoor er allemaal chemische reacties ontstonden. De zure gassen die hierbij weer ontstonden kwamen als zure regen op de aarde neer. Daardoor stierven de planten in zee af. Het voedselketen stortte in. De zeedieren stierven omdat ze niets meer te eten hadden. Doordat het zo koud was geworden, stierven de planten, en daarmee ook de planteneters. Met als gevolg dat ook de vleeseters niks meer te eten hadden, en dus ook stierven.
Behalve de grote hoeveelheid iridium die gevonden is, tonen ook de fossiele plantenresten aan dat er een grote verandering heeft plaatsgevonden. In de sedimentenlagen vlak boven de rode klei met iridium is een groot aantal varensporen te vinden. Dit wijst erop dat de varen, een erg sterke plant, de kans heeft gekregen zichzelf te vermenigvuldigen. De rest van de vegetatie moet dus op de een of andere manier ook verdwenen zijn. Er zijn ook andere bomen en struiken boven de rode klei te vinden dan eronder. Men schat dat de krater van de meteoriet die dit allemaal veroorzaakt moet hebben, een doorsnede van 180 km heeft gehad. Op satellietfoto’s is zo’n krater niet te ontdekken. In 1990 is een inslagkrater gevonden, aan het einde van het schiereiland Yucutan, in Mexico. Sporen van de explosie (kwarts, fossiele boomresten, vast gesteente uit de oceaan) zijn 800 km verderop gevonden. Dit wijst op de immense kracht van de explosie. De rest van de krater ligt waarschijnlijk in zee.
De vulkaan-theorie.
Het grote iridiumpercentage kan ook door vele vulkaanuitbarstingen veroorzaakt zijn. De klimaatverandering kan evengoed het gevolg zijn van een vulkaanuitbarsting. Dit kan namelijk net zo goed het milieu verstoren.
Zo’n 66 miljoen jaar geleden vond er een gigantische uitbarsting plaats in India, die met tussenpozen miljoenen jaren aanhield. De lavastromen die daarmee gepaard gingen vormen nu lagen vulkanisch gesteente van wel 2500 meter dik. Met die uitbarstingen kwamen ook grote hoeveelheden koolstofdioxide vrij. Dit had weer tot gevolg dat de zeeën verzuurde, het ecosysteem instortte en het weerpatroon veranderde. Dit alles was samen te veel voor het aanpassingsvermogen van de dinosaurussen.
De vulkanen kunnen de dino’s ook op een andere manier getroffen hebben. De eieren zouden getroffen kunnen zijn door zo’n uitbarsting. Het is duidelijk dat dinosaurussen het kwetsbaarst zijn als ze nog in hun ei zitten en het is heel goed mogelijk dat deze ‘zwakste schakel’ heeft geleid tot het uitsterven. Deze theorie is gebaseerd op de feiten dat er een hele zeldzame stof, selenium, is aangetroffen in eierschalen uit dezelfde tijd als de uitbarstingen. Deze stof is zeer giftig voor jonge embryo’s. Doordat deze stof door de vulkanen over de hele aardbol is geblazen, kwam het op de planten terecht. De planteneters kregen deze stof binnen via hun voedsel, en zo werd hun voortplanting dus verstoord.
REACTIES
1 seconde geleden