Natuurlijk, hij staat nog aan het begin,
nog veel moet hij leren, een lange weg moet hij gaan,
het zal wel waar zijn, maar vandaag is vandaag,
dít is zijn signalement, nú is hij zó,
jaag hem niet op, gun hem de tijd,
nú is hij zó – en nooit meer is hij zo.
Hans Bouma
Een heel mens
1987
Troost
als je me troost
wil ik misschien ruilen
want ‘k heb
met stenen van angst
gebouwd
als je me troost
zal ik zo graag schuilen
maar breekt
niet de muur
die ‘k heb opgebouwd?
als je me troost
zal ik moeten huilen
dan breekt
wat ‘k zo moeizaam
heb opgebouwd
Ida Kalmijn
Meer gisteren dan morgen
1989
Tas
Liep ik met mijn grote tas
alle boeken, niks vergeten
te zeulen in die nieuwe school.
Waar moest ik naar toe?
De jongens en meisjes uit de vijfde
stonden gewoon bij elkaar.
Zou ik later ook met jongens
praten en lachen en staan?
Stonden ze bij mijn fiets te vrijen
durfde ik niks te zeggen.
Wachten tot ze klaar waren,
mijn zwarte tas stond op de grond.
Remco Ekkers
Nog één keer door die hoge gang
2000
Verliefd
‘k Had gedacht dat ik… Hoe heet dat?
Dat het me wat meer zou doen.
Dat ik nachten niet zou slapen
na die allereerste zoen.
En m’n hoofd niet naar studeren; niet meer eten ook, afijn: louter leven van de liefde. Rozegeur en maneschijn.
Maar ik voel echt niks bijzonders; beide voeten op de grond. ’t Zal vast reuze abnormaal zijn, ‘k ben misschien niet eens gezond!
’t Zou natuurlijk ook nog kunnen
- daarop houden we het dan maar -
dat dat meisje wel op mij viel
en ik (sorry) niet op haar.
André Sollie
Soms, dan heb ik flink de pest in
1986
Welterusten
Eerst paardje op mijn knie gereden,
toen wilde spelletjes gedaan.
Daarna voor ’t bedje saam gebeden.
Nu ligt z’eronder, heel voldaan
en zegt ze in haar kindertaaltje,
terwijl ze guitig naar me kijkt:
“Papa, vertelt u een verhaaltje?”
Waarvoor ik al te graag bezwijk.
Ik pak het boek, begin te lezen, Terwijl ik op haar snoetje let. Zou het niet wat te spannend wezen? Maar nee, ’t gezichtje straalt van pret. Nu zie ik haar niet langer luist’ren: haar oogjes vallen bijna toe. Ze kan alleen nog zachtjes fluist’ren “Welterusten, papa. Ik ben moe.”
M. A. Groeneweg-de Reuver
Straks zul je groot zijn
1993
Je was zo moedig, jongen
Je was zo moedig, jongen,
geen klacht kwam uit je mond,
tranen heb je veelal sterk bedwongen,
je pijnen met een glimlach afgerond.
Wij weenden veel om jou
en als je onze rode ogen zag
was het alsof je zeggen wou :
treur niet, ik alleen betaal ´t gelag.
Je stilaan weg zien kwijnen, de dood die in je doffe ogen stond : dit waren onze dagelijkse pijnen, het was alsof er plots geen god bestond.
Willie Verhegghe
Miguel of het groot verdriet
1988
Dood Mijn vader ging dood – ik was toen zeven – dat was heel erg, maar erger was : die ochtend had ik hem geen kus gegeven.
Ik kwam die dag voor de eerste maal
van school thuis met een tien voor taal ;
had hij geen dagje kunnen wachten?
Later ging ook mijn broertje dood. Ik heb gehuild, kon hem niet missen, ´k was toen al banger voor de dood.
Ik heb van hem een foto en angstig ben ik nog het meest,
dat als ik ouder word geen mens meer zien zal
dat wij broertjes zijn geweest.
En als er écht een hemel is en als ik daar dan woon,
dan is mijn vader net mijn broertje
en mijn broertje net mijn zoon.
Ted van Lieshout
Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen
1986
Mijn kaarsje
Mijn kaarsje is nog best wel lang,
Het zou nog even mee kunnen ben ik bang.
Ik weet niet of ik het uit wil laten gaan,
Omdat ik weet: het kan dan niet meer aan.
Blijft mijn kaarsje branden,
Of zal het snel niet meer bestaan…
Voor iedere kaars bestaat er gevaar, Dat ie uitgaat, soms door slechts een klein gebaar. Jouw prachtige kaarsje in één klap gedoofd, Dan denk ik: wat hangt mij boven het hoofd? Ik heb de kans om te beslissen, ik heb de kans om verder te gaan. Blijft mijn kaarsje branden? Ja, mijn kaarsje zal verder bestaan.
Hoe verdrietig je soms ook bent,
Om iemand die je hebt gekend
En die er nu opeens niet meer is,
Onvoorstelbaar groot is dat gemis.
Toch zal jouw kaarsje door moeten gaan.
Jouw kaarsje mag blijven branden,
Ja, jouw kaarsje zal verder bestaan.
Gedicht van www.gedachten-gedichten.nl
Liedje
Lieg alsjeblieft niet tegen me
niet over iets groots niet over iets
anders. Liever hoor ik het
vernietigendste dan dat je liegt
want dat is nog vernietigender.
Lieg niet over liefde,
iets dat je voelt of iets dat je
zou willen voelen. Liever word ik
bedroefd dan dat je liegt
want dat is nog bedroevender.
Lieg niet tegen me over gevaar
want ik voel toch je angst
en wat ik gewaar wordt is waar
of ik ken je niet en dat
is nog gevaarlijker.
Lieg niet tegen me over ziekte
liever kijk ik die diepte in
dan dat ik mij verlies in één
van jouw lieve verzinsels
want daarmee verlies ik me dieper.
Lieg niet tegen me over sterven
want zo lang we er nog zijn
vind ik dat toegangloze
niet mededelen wat je denkt
erger dan zo veel doder.
Judith Herzberg
Dagrest
1991
Uitreiking van de diploma’s
Onder de meisjes menig stevig stuk,
maar er zijn ook van die nog hele tere,
onder de jongens veel in herenkleren,
en allen, allen stralend van geluk.
Niet langer meer gebukt onder het juk
van heel veel saais om uit het hoofd te leren:
niemand zal ooit nog bij hen informeren
naar passé defini of overdruk.
Maar ’t is meteen ook de examenklas, die vol saamhorigheid en warmte was, waarvan men zich zo zorgeloos ontdoet.
Nu slaat voor ’t laatst de grote schooldeur dicht,
en kijk, daar gaan ze: blij en doelgericht
een toekomst met veel heimwee tegemoet.
Willem Wilmink
Ernstig genoeg
1995
Ik mis je
Ik mis je zoals nooit tevoren.
Hoewel: ik miste je altijd
als ik je niet kon zien of horen
ik miste je aanwezigheid.
Ook als je niets zei was je er, en als je sliep was je nog bezig, in mijn nabijheid, niet te ver: ik kon je zien, je was aanwezig.
Maar nu je weg bent, uit het oog, uit wat ik ruik, en uit mijn oren, voel ik mij gaandeweg verloren.
Want het bestaan, als monoloog, is een ontkleurde regenboog: een leven zonder toebehoren.
Nico Scheepmaker
De gedichten
1991
REACTIES
1 seconde geleden