Wierook en tranen- Ward Ruyslinck
Schrijver: Ward Ruyslinck is een Vlaamse schrijver. De schuilnaam voor Raymond de Belser werd 1929 vlak bij Antwerpen geboren. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij met zijn ouders naar Noord-Frankrijk. De herinneringen aan deze oorlog vind je terug in het boek \'Wierook en tranen\'. De dood van zijn broer in 1948 deed zijn geloof in een goede god verliezen. Hij heeft ook het boek \'De ontaarde slapers\' geschreven.
Titel: Op verschillende momenten in het boek meent Waldo wierook te ruiken. Wierook bedwelmt hem en hij geniet van de geur ervan. Zijn vader noemt hem dan ook enigszins spottend \'kerkuiltje\'.
Informatie: 27e druk Antwerpen: Manteau 1991. 1e druk is in 1958. Het boek heeft 139 blz.
Genre: Het verhaal is een oorlogsroman. Het is een literatuur boek, dat kan je aan de volgende dingen zien: da nadruk op gevoelens en gedachten, er komen weinig gebeurtenissen in het verhaal voor en er komen terugblikken in het verhaal voor.
Samenvatting: Waldo Havermans was met zijn vader en moeder op de vlucht voor de Duitsers. In het plaatsje Poperinge stopten ze om een overnachtingplaats te zoeken. Terwijl Waldo en zijn moeder bij de fietsen bleven wachten, ging pa een kamer zoeken. Na 10 minuten kwam hij terug met het bericht een slaapplaatsje gevonden te hebben bij een oud vrouwtje en haar kleinzoon Willy. De vrouw bracht hun naar hun kamer maar ze konden niet slapen. Toen ze eenmaal sliepen werden ze gewekt door Willy die midden in de nacht rattengif kwam strooien. De dag erna vertrokken ze weer en bij de Franse grens werd hun door de veldwachter verteld dat de grens voorlopig gesloten was. Een andere veldwachter vertelde dat de grens bij Menen waarschijnlijk nog open was, dus fietsten ze daarheen. Toen ze een stukje gefietst hadden vroeg moeder of ze even mocht zoeken. Terwijl moeder in de bosjes was kwamen de vliegtuigen. Nadat moeder uit de bosjes kwam, gingen ze in de greppel liggen. Toen vielen een paar bommen en werd Waldo tijdelijk verblindt. Nadat hij weer kon zien, zag hij dat zijn vader dood was en zijn moeder verdwenen was. Hij werd wakker in een nood hospitaal. Waldo reed met Evarist mee, een soldaat die een vrachtwagen uit een leger colonne bestuurde. Ze waren op weg naar de kust, een vluchtelingenkamp. Uiteindelijk kregen ze in een dorpje soep van hulpverleners. Daar ontmoette hij Vera en ging samen met haar naar de kust, maar eerst moesten ze de nacht doorbrengen in een oude mosterdfabriek. Toen Waldo en Vera wakker werden, hoorden ze geschut in de verte. En zagen ze grote rookpluimen aan de horizon. Ze besloten gelijk te vertrekken en mengden zich weer tussen de stroom van vluchtelingen. Onderweg stopte Vera even bij een veldkapelletje om te bidden waarna ze hun weg vervolgden. Ze kwamen in een dorpje dat bijna geheel door de bommen verwoest was. Ze stopten even om in een halfverwoeste kerk te kijken. Daarna liepen ze weer verder. Rond een uur of twee was geen mens om de weg. Toen kwam er een veldwachter aan gefietst en riep dat de Duitsers kwamen. Waldo en Vera verstopten zich in een schuur langs de weg. De colonne Duitsers stopte bij de schuur en riep dat iedereen met de handen omhoog naar buiten moest komen. De Duitsers keken raar op toen ze Waldo en Vera zagen. Waldo en Vera kregen sinaasappels van de Duitsers en daarna gingen ze slapen, wat niet echt lukte. Toen ze daar lagen besloten ze naar huis te gaan. Ze gingen naar Adreas (oom van Vera) in Tielt. Adreas wou hen eerst niet binnenlaten omdat hij bezoek had, maar liet ze daarna toch in de keuken een boterham eten. Daarna gingen ze weer weg en volgden ze de spoorlijn naar gent. Ze schuilden in een Stationshal toen het begon te regenen. Op dat moment kwam er een trein binnen met krijgsgevangenen. Tussen de krijgsgevangenen zat ook Evarist. Toen de soldaten en de krijgsgevangenen weg waren moesten Waldoen Vera van de stationchef vertrekken. Waldo en Vera kwamen tijdens hun reis bij een rivier genaamd \'de leie\' aan.Ze gingen in een bootje liggen en lagen stil te luisteren naar het klotsen van het water, toen ze opeens 2 Duitsers met motoren hoorden aankomen. Het duurde niet lang voor ze hun ontdekten. Ze mochten met de Duitsers mee naar Antwerpen rijden, maar de Duitsers reden al snel van de verharde weg af. Waldo werd neergeslagen. Het laatste wat hij zag was hoe de Duitsers Vera meenamen het bos in. Toen hij bijkwam waren de Duitsers weg. Hij ging Vera zoeken en vond haar kreunend en niet in staat om te lopen. De Duitsers hadden haar verkracht. Waldo rende naar de verharde weg om hulp te zoeken. Hij zag in de verte een woonwagen met een paard. Tegen de man vertelde hij wat er gebeurd was en er kwam een man, genaamd Juul, uit de woonwagen die met Waldo naar Vera ging. Juul haalde nog 4 man en ze droegen Vera naar de ambulance die inmiddels door de bestuurder van de woonwagen was aangehouden. Vera werd naar Gent gebracht en Waldo reed met de woonwagen mee naar Gent. In Juul vindt Waldo al snel een vriend. Tegen de avond komen ze aan in Gent. In het ziekenhuis waarnaar Vera werd overgebracht brengt eerst een ziekenzuster Waldo voorzichtig op de hoogte van Vera\'s toestand. Eerst zegt ze dat ze op god moeten hopen en bidden voor haar genezing. Later, nadat een dokter bij haar is geweest, dat Vera nu een engeltje in de hemel is. Voor Waldo stort de wereld in elkaar. In de kapel, waar de zuster met hem wil bidden en waar \'de zoete dronken makende geur van wierook\' naar hem toedrijft, twijfelt Waldo aan Gods goedheid. Bij het verlaten van de kapel stopt hij het geldstuk dat hij van Juul heeft gekregen in het offerblok. De zuster glimlachte en aaide hem nog eens over zijn hoofd.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
erg goed en bedankt ik heb er veel aan gehad
thnx
22 jaar geleden
AntwoordenF.
F.
Supergoed, heb er veel aan gehad! dankjewel
13 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
veel te lange samenvatting, het is ook geen roman maar een novelle, dat staat zelfs nog in het boek
11 jaar geleden
Antwoorden