“Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan” Louis Couperus.
Primaire gegevens. Auteur: Louis Marie Anne Couperus. Titel : Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. Ondertitel: - Uitgeverij: L.J. Veen Wageningen. Verschenen in: 1906. Aantal bladzijden: 342. Leestijd: ± 8½ uur.
Samenvatting. Om het verhaal goed te begrijpen is het eerst nodig om de verhaalpersonen goed op een rijtje te hebben. Het verhaal speelt rondom Lot (Charles) Pauws en zijn familie. Lot woont bij zijn moeder, Ottilie, en haar derde man, Steyn, in Den Haag. Hij gaat trouwen met Elly, die ook in Den Haag woont. Elly woont bij haar grootvader, meneer Takma, van drieënnegentig, want haar ouders zijn al jaren geleden overleden. Lot is de zoon van Ottilie en haar eerste man, meneer Pauws. Uit dat huwelijk is ook nog een dochter geboren, ook Ottilie genaamd. Deze zus van Lot is zangeres en woont momenteel in Zuid- Frankrijk, in Nice, samen met een Italiaan, Aldo. Ze hebben niet veel contact met haar. Het tweede huwelijk van moeder Ottilie was met een Engelsman, meneer Trevelley. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren; Mary, John en Hugh. Mary woont in Indië, de andere twee wonen in Engeland. Uit het huwelijk van Ottilie met Steyn (de Weert) zijn geen kinderen geboren. Ook de moeder van Ottilie leeft nog, zij heet ook Ottilie en is een oude vrouw van zevenennegentig. De oude Ottilie is goed bevriend met meneer Takma, nog uit de tijd dat beiden in Indië woonden. Takma, blijkt in het verhaal is een minnaar van haar en heeft samen met haar, haar tweede man, Dercksz, vermoordt. Ook is Ottilie (Lots moeder) eigenlijk een kind van Takma. Dit grote geheim torsen deze twee oude mensen al de rest van hun lange leven met zich mee. Allebei lijden zij eronder. Ottilie ziet soms Dercksz voor zich opdoemen in een hoek van de kamer en Takma hoor Dercksz’ stem in zijn slaap. Ze zijn allebei in de overtuiging dat naast hen en een hulpje van vroeger, die volgens hen al lang dood moet zijn, niemand van dit geheim afweet. Behalve dan dokter Roelofsz, een oude, dikke man van achtentachtig, die nog steeds voor hen zorgt en ook in Den Haag woont. Hij heeft het lijk van Dercksz gezien en heeft gezien dat hij niet was verdronken, zoals gezegd werd, hij zag zelf de messteken. Maar Ottilie en Takma hebben Roelofsz afgekocht, omdat hij een zwak had voor Ottilie. Ottilie is vroeger eerste getrouwd geweest met generaal De Laders. Uit dit eerste huwelijk heeft ze een dochter, Stefanie de Laders. Zij is een oude, ongetrouwde, rijke maar toch zuinige vrouw die een wat vogelachtig uiterlijk heeft. Ze heeft een afkeer van de rest van de familie, vooral van hun soms hysterische gedrag, wat zij totaal niet kent. Ze zoekt haar toevlucht in het calvinisme. Ze is erg bangelijk en voorzichtig en weet niks van het geheim. Wel vermoed ze dat Ottilie (Lots moeder) een dochter van Takma is. De tweede man van grootmoeder Ottilie was assistent-resident Dercksz. Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren: Anton, Harold, Therese, Daan en Ottilie (de moeder van Lot), die dus eigenlijk een kind van Takma is. Anton is vroeger een belangrijk man geweest in Indië en is nooit getrouwd geweest. Hij is, vooral in de ogen van Stefanie, een zondige man die alles maar doet. Hij is rustig en eigenlijk kan zijn familie hem niks schelen, ze zien maar. Zijn ware aard verbergt hij voor zijn familie. Hij is erg intelligent en gaat helemaal op in de lectuur die hij leest. Harold is vroeger koffieplanter in Indië geweest en is nu in ruste in Den Haag. Hij zit nog wel samen met zijn broer Daan, die samen met zijn Indische vrouw Floor nog in Indië woont, in verscheidene zaken. Harold is ziekelijk en vroeg oud, hij heeft last van allerlei kwalen en heeft altijd pijn. Hij leeft onder de zware last. Hij heeft namelijk als kind, zonder dat zijn moeder en Takma het weten, in de nacht van de moord op zijn vader, zijn moeder, Takma en het dienstmeisje met het lijk zien slepen. Toen hij ging kijken, heeft hij zelfs in het bloed van zijn vader gestaan. Hij is hierdoor een stille, lijdende man geworden. Telkens ziet hij het Ding weer voor zich en dat al zestig jaar lang. Hij haat Takma, omdat hij zijn vader heeft vermoord, maar krijgt later meer medelijden met de oude man. Harold is getrouwd geweest, maar nu weduwnaar van freule IJsselmonde. Uit het huwelijk heeft hij een dochter, Ina. Zij is getrouwd met een jonkheer, d’Herbourg en heeft drie kinderen; Lili, Pol en Gus. Lili is pas getrouwd met Frits van Wely een officier. Pol is een student en Gus een gymnasiast. Ina voelt zich beter dan de rest van de familie, die lage Derckszen, maar zelf is ze ook een Dercksz. Ze doet altijd erg correct, maar ze is heel erg op geld uit en erg nieuwsgierig. Therese (Van der Staff) woont in Parijs. Ze lijkt erg op haar moeder en heeft een buitenechtelijk kind: Theo. Ze weet van de moord, ze heeft namelijk haar moeder erover horen praten in ijlkoortsen. Ze is Rooms geworden en doet nu boete door veel gebed en zelfkastijding (vasten), hierin slaat ze echter door. Moeder Ottilie zelf is een vrouw van zestig, maar is eigenlijk nog een kind. Ze is vroeger erg mooi geweest en wil erg graag vertroeteld worden. Ze vermoedt wel dat Takma haar vader is, maar ze weet niks van de moord.
Deel I
Lot woont dus nog bij zijn moeder en wil gaan trouwen met Elly. Thuis bij Lot, loopt het niet lekker, Steyn en Ottilie kunnen het helemaal niet met elkaar vinden en het is Lot die de vrede en rust bewaart. Zijn moeder is dan ook bang dat als hij trouwt en vertrekt het helemaal verkeerd gaat met haar en dat ze erg eenzaam zal zijn. Ze doet dan ook het voorstel dat Lot samen met Elly bij hen gaan wonen na hun huwelijk. Maar dat wordt toch moeilijk. Meneer Takma gaat bij grootmoeder Dercksz aan en ze praten voorzichtig over de moord, de gevolgen ervan op hun leven en het feit dat Elly en Lot, die dus familie zijn, gaan trouwen. Lot en Elly gaan ’s middags bij familie op bezoek, in verband met hun huwelijk. Als eerste gaan ze naar grootmoeder Dercksz. Daarna gaan ze naar tante Stefanie. Die vindt het maar niks dat ze niet in de kerk zullen trouwen. Het plan om ook nog naar oom Harold te gaan, blazen ze af. Lot heeft wel genoeg oude mensen gehad voor die dag. Ze bespreken dan plannen voor hun huwelijksreis. Ze willen over Parijs (tante Therese) en Nice (Ottilie) naar Italië gaan, waar Lot wil werken. Lot spreekt de wens uit om nooit oud te worden, dat lijkt hem niks. ’s Avonds hebben de d’Herbourgs en oom Harold het over het stel dat wil gaan trouwen. Ina legt de nadruk op het geld dat ze wel of niet zullen hebben. Alleen in zijn kantoor ziet oom Harold dan de nacht van de moord op zijn vader weer voor zich. Thuis bij Lot is er ruzie omdat moeder aan Hugh, een van haar Engelse kinderen, geld wil overmaken. Steyn vindt het geld in een bodemloze put gooien, maar Ottilie houdt erg veel van Hugh en doet het toch. De volgende dag komt Ottilie tegelijk met Meneer Takma bij grootmoeder. Ze vraagt hem om wat geld, omdat ze geld aan Hugh heeft gestuurd. Dat wil hij haar wel geven. Dan komt ook oom Harold grootmoeder opzoeken. Hij denkt weer aan het verleden en hij beseft dat hij Takma erom haat. Ook dokter Roelofsz komt nog langs. Grootmoeder denkt dat ze wat (Dercksz) ziet op straat. De dag na het huwelijk van Lot en Elly worden ze door Lots vader, meneer Pauws, opgehaald bij het station in Brussel. Ze gaan gezellig bij hem eten en praten ’s avonds over van alles en vooral over Lots moeder. Daarna brengt hij hen naar hun hotel. Als Lot en Elly een paar dagen in Parijs zijn en er al goed hebben rondgekeken, wil Lot eigenlijk niet meer naar tante Therese. Maar dan ontmoeten ze Theo, de zoon van tante Therese en die neemt hen mee naar zijn moeder. Het blijkt dat tante Therese erg doorslaat in het bidden en vasten. Ze gaan dan verder naar Nice en Elly denkt ’s nachts in de trein na over Lot en haarzelf en hun relatie. Als ze nog maar net in Nice zijn komt Ottilie hen al opzoeken. Ze praten wat en Ottilie nodigt hen uit om de volgende dag bij Aldo en haar te komen eten. Elly en Lot zijn onder de indruk van het geluk van Ottilie en Aldo. Tijdens het eten bij Ottilie zijn zowel Lot als Elly helemaal gelukkig.
Deel II
Tante Stefanie gaat samen met oom Anton naar hun petekinderen (kinderen van Lili, de dochter van Ina). Oom Anton vindt het maar niks en was liever door blijven lezen. Tante Stefanie kijkt in een boek van oom Anton en vindt het maar erg zondig. Oom Anton weet al zeker dat hij zijn petekind geen gulden na zal laten, maar wil wel graag wat lange zoenen van Lili. Ondertussen zijn oom Daan en tante Floor overgekomen uit Indië en tante Stefanie, oom Anton, Ina en Lili gaan bij hen op bezoek. Ze vinden tante Floor in de woonkamer, die vertelt dat oom Daan met oom Harold in zijn kantoor is, voor zaken. Ina wil hen gaan halen, maar vangt dan in haar nieuwsgierigheid flarden op van het gesprek tussen haar vader en oom Daan. Haar vader vertelt net aan oom Daan over de moord op hun vader. Ina hoort wel wat over iets dat zestig jaar geleden is gebeurd, maar begrijpt het niet. Daarna gaat ze naar binnen en doet net alsof er niets is gebeurd. Ze gaat na het bezoek meteen naar haar man en praat er met hem over. Haar man vindt dat ze zich er maar niet mee moet bemoeien, maar daar is ze te nieuwsgierig voor. Tijdens het eten ’s avonds merkt Ina dat haar vader niet de gewone is, er is iets met hem. Als ze hem na het eten in zijn kantoor opzoekt probeert ze het geheim uit hem te krijgen, maar hij laat niets los. De volgende middag gaat Ina naar grootmoeder. Daar ontmoet ze tante Stefanie, maar die weet niet veel en wil uit voorzichtigheid niets loslaten. Ook oom Daan, tante Floor en dokter Roelofsz zijn bij grootmoeder. Ina probeert dan uit tante Floor te krijgen waarom ze naar Nederland zijn gekomen. Tante Floor weet het niet, en denkt dat het om zaken gaat. Als Ina dan tegen Roelofsz iets zegt over zestig jaar geleden, merkt ze dat hij het geheim ook kent, maar hij laat niets los. Als oom Daan samen met Roelofsz in de voorkamer zit vertelt hij aan Roelofsz dat hij weet wat er is gebeurd in Indië zestig jaar geleden. De dokter schrikt en heeft nooit geweten dat Harold iets heeft gezien. Dan roept de juffrouw van boven om Anna de dienstmeid. Als ze naar boven gaan vinden ze grootmoeder helemaal verstijft in haar stoel. Ze heeft Dercksz zien staan in een hoek van de kamer. Als de nicht van Takma, Adèle, die huishoudster bij hem is een paar dagen later aan Takma een brief van Elly wil voorlezen, ziet ze hem stil in zijn stoel in zijn kantoor zitten. Ze denkt dat hij slaapt, maar als ze na een tijdje terugkomt merkt ze dat Takma gestorven is. Ze laat de dokter halen, maar Takma is al gestorven. Ook laat ze Steyn halen, want Ottilie is op bezoek bij haar kinderen in Londen en Lot en Elly zijn in Italië. Steyn telegrafeert aan zijn vrouw en aan Lot en Elly dat ze meteen naar huis moeten komen, omdat Takma overleden is. Als Adèle Takma het kantoor van haar oom wil gaan opruimen, wat ze eigenlijk beloofd had niet te doen, vindt ze een brief die Takma vlak voor zijn dood nog in tweeën had gescheurd. Uit nieuwsgierigheid moet ze de brief wel lezen, terwijl ze weet dat ze het beter niet kan doen. In de brief leest ze over de moord op Dercksz en ze denkt dat zij nu samen met grootmoeder de enige is die van de moord weet. De volgende ochtend komt Ottilie samen met Hugh, haar jongste Engelse zoon, in Den Haag aan. Ottilie zegt tegen niemand dat Hugh mee is gekomen en Hugh verblijft in een hotel. Er wordt besloten om met de begrafenis niet te wachten tot Lot en Elly terug zijn. De notaris vertelt aan Steyn dat er drie erfgenamen zijn. Adèle Takma krijgt dertig duizend gulden en Elly en Ottilie elk een ton. Het is nu wel heel duidelijk dat Ottilie een dochter van Takma is. De dag na de begrafenis komen Lot en Elly thuis. Elly is erg moe. Als Adèle samen is met Steyn vertelt ze hem over de brief en laat ze hem aan haar lezen. Steyn wil eerst niet, maar doet het toch. Nadat hij de brief heeft gelezen verscheurt hij de brief helemaal. Hij zegt Adèle dat het beter is als ze niemand ervan vertellen. Grootmoeder weet ondertussen niets van de dood van Takma. De familie heeft besloten het haar niet te vertellen, omdat ze bang zijn dat grootmoeder het nieuws niet zou overleven. Ina en Lili gaan bij grootmoeder aan om haar wat op te vrolijken door aan haar de twee kleine kinderen van Lili te laten zien. Als ze erg zijn komt tante Stefanie ook aan met het bericht dat tante Therese uit Parijs overkomt om bij haar moeder op bezoek te gaan. Als iedereen in de voorkamer zit komt oom Daan aan de deur. Hij vertelt hen dat dokter Roelofsz is overleden aan een beroerte. Als de klap maar net verwerkt is komt ook oom Harold langs. Oom Harold ziet het geheim steeds verder weggaan door de dood van de betrokkenen. Er komt dan een gesprek op gang over wie grootmoeder gaat zeggen dat Roelofsz dood is. Oom Harold wil het niet doen. Dan komt ook oom Anton aan, maar ook hij wil het nieuws niet aan zijn moeder vertellen. Als oom Anton naar boven wil gaan klampt Ina hem aan om te vragen of hij iets weet van wat er zestig jaar geleden is gebeurd, maar hij vertelt haar niets. Weer wordt er dan gebeld en nu is het Ottilie die aan de voordeur staat. Iedereen vindt dat Ottilie het maar moet zeggen aan grootmoeder. Op dat moment komt Steyn ook aan. Hij heeft Hugh in de stad gezien en wil van Ottilie weten waarom Hugh in Den Haag is. Steyn zegt dat het Hugh alleen maar om geld te doen is. Uiteindelijk stemt Ottilie toe om het nieuws aan haar moeder te brengen. Het nieuws is een hele grote klap voor grootmoeder en als ze vraagt wat er dan toch met Takma is zegt Ottilie dat hij ziek is. Maar dan ineens verstijft grootmoeder ineens weer. Ze wijst naar de lege stoel van Takma. Ze ziet het in de stoel zitten en weet dan dat ook hij dood is. Lot heeft het een paar dagen later met Elly over wat nu te doen. Ze wil niet terug naar Italië. Ze besluiten om die middag maar naar grootmoeder te gaan die niet meer uit bed is gekomen sinds het bericht van de dood van de dokter. Bij grootmoeder horen ze dat tante Therese aangekomen is. Ze ligt de hele dag te bidden bij het bed van haar moeder. Steyn is ook bij grootmoeder en vertelt aan Lot dat hij van plan is om weg te gaan bij Ottilie, hij vertrekt de volgende dag. Dan komen Ottilie en Hugh aan. Ineens komt dan de juffrouw naar beneden stormen met de boodschap dat grootmoeder sterft. Lot gaat dan bij de buren telefoneren om de dokter. Alle kinderen die thuis zijn gaan dan naar de kamer van grootmoeder en tante Therese ligt nog steeds te bidden. Er wordt dan verschillende keren gebeld en alle kinderen zijn dan bij grootmoeder. Dan als iedereen er is sterft grootmoeder. Oom Harold ziet dat het Ding wegstorten in de afgrond, alle betrokkenen zijn er niet meer. Een paar dagen later wordt Lot wakker, hij is erg ziek geweest en Ottilie heeft zelfs zijn vader uit Brussel laten overkomen. Lot wil graag met Hugh praten. Hij zegt hem dat hij lief moet zijn voor Ottilie als ze met hem mee naar Londen gaat. Lot heeft ook een brief gekregen van Elly. Elly is in Sint Petersburg om zich aan te sluiten bij het Rode Kruis en te gaan helpen in Moekden. Dan komt ook zijn vader langs, dat is voor hem een verrassing, want zijn moeder had hem het niet verteld. Lot vraagt zijn vader dan om bij hem te blijven. Nadat Lot opgeknapt is, is hij samen met zijn vader naar Napels vertrokken. Zijn vader is twee maanden bij hem gebleven, maar is nu weer terug naar Brussel, omdat het hem te warm werd in Italië. Steyn is hem daarna wezen opzoeken en Steyn had hem over de moord verteld. Nu was hij nog angstiger geworden om oud te worden. Hij verlangde naar Elly, maar legde zich nu eerst maar toe op zijn werk. Want door te werken had je geen kans om angstig te zijn, of te denken aan de toekomst. Wat vond hij het verschrikkelijk om oud te worden! Maar in het licht van de lamp was het zichtbaar dat hij heel grijs werd aan de slapen….
Thema en motieven.
Het thema in dit boek is de voorbijgaande tijd. Grootmoeder Ottilie en meneer Takma wachten op hun dood die maar niet komen wil. Ze zien hun hoge leeftijd als een straf voor wat er zestig jaar geleden gebeurd is in Indië.
Oom Harold heeft als twaaljarige jongen gezien hoe ze zijn dode vader wegdroegen. Sindsdien heeft hij altijd met “het ding” in zijn hoofd geleefd en hij vindt het allemaal verschrikkelijk langzaam voorbijgaan. Zolang groot- moeder Ottilie, meneer Takma en dokter Roelofsz nog leven, leeft voor Harold “het ding” ook nog. Pas toen de laatste van deze drie zeer oude mensen overleed, stortte “het ding” voor hem in de afgrond.
Ook voor Lot speelt de tijd een belangrijke rol. Hij wil absoluut niet oud worden en vindt het vreselijk hoe de tijd voorbijgaat. Het liefst zou hij jong willen sterven.
Een paar motieven in dit verhaal zijn:
Moord
Echtscheidingen
(Vergane) schoonheid
Hoofdpersonen. In het boek zijn twee personen heel belangrijk. Dat zijn grootmoeder Ottilie en Charles Pauws, die ook vaak Lot genoemd wordt.
Grootmoeder Ottilie: Zij is een zeer oude vrouw van 97 jaar oud. Zij komt oorspronkelijk uit Indië. In haar jonge jaren was ze erg mooi en had veel minnaars. Ze is twee keer getrouwd geweest en heeft samen met meneer Takma, die een van haar minnaars was, haar tweede man, meneer Dercksz, vermoord. Deze moord van zestig jaar geleden spookt nog steeds in haar hoofd rond en af en toe ziet ze Dercksz in haar gedachten opdoemen. Zij beschouwt haar hoge leeftijd als een straf en ze is heel bang voor wat er na de dood komt. Zij krijgt veel bezoek van haar familie omdat ze nooit alleen wil zijn. Ze zit altijd in een grote, ouderwetse stoel en ze komt daar alleen uit om naar bed te gaan. Aan het eind van het verhaal overlijdt ze.
Charles Pauws: Hij is de kleinzoon van grootmoeder Ottilie en hij is een erg rustige en vredige man. Hij is klein van stuk en heeft veel “vrouwelijks” over zich. Hij wordt ook door iedereen Lot genoemd. Het is dat hij bij zijn moeder in huis woont, anders hadden zijn moeder en haar man Steyn allang slaande ruzie gehad. Hij trouwt in het verhaal met Elly, van wie hij niet weet dat ze familie van hem is. Elly is een kleindochter van meneer Takma, die ook de opa van Lot is. Ze hebben wel verschillende grootmoeders. Hij is een van de weinigen die niets weet van de moord van zestig jaar geleden en komt daarover ook niets te weten in het verhaal. Lot is schrijver. Hij schrijft korte essays voor kranten en tijdschriften. Hij heeft een roman geschreven die goed verkocht werd, maar hij wil er niet nog meer schrijven. Elly spoort hem aan dat wel te doen, maar zonder succes. Ze vertrekken met z’n tweeën naar Florence om daar informatie te verwerven over de Medici’s. Lot wil daar namelijk een serie artikelen over schrijven. Wanneer ze het bericht krijgen dat meneer Takma overleden is, keren ze terug naar Nederland om vervolgens niet meer weg te gaan. Lot heeft een hele grote angst, namelijk oud worden. Het lijkt hem verschrikkelijk om toch zo oud te worden als zijn opa en oma. Hier wordt in het verhaal ook een paar keer de aandacht op gevestigd. Aan het eind van het verhaal woont hij in Napels, waar hij eigenlijk oud wordt, want hij wordt, zonder dat hij dat zelf doorheeft, al grijs aan de slapen.
Tijd en ruimte. De belangrijkste plaats in het boek is Den Haag, en in het bijzonder het huis van grootmoeder Ottilie. Dit is een soort ontmoetingsplaats voor de familieleden en vrienden van Ottilie. De meeste familieleden wonen ook in Den Haag op een paar na. De zus van Lot, ook Ottilie genaamd, woont in Nice, Therese woont in Parijs en Daan en Floor wonen in Indië. Ook komen Brussel, Florence en Napels aan bod.
De verteltijd van dit boek is ongeveer acht uur. De vertelde tijd is iets minder dan een jaar. Het loopt van de zomer 1904 tot april 1905. Er zijn flahbacks, het verhaal is dus niet-chronologisch. Een voorbeeld van een flashback is het stuk waarin verteld wordt hoe oom Harold als twaalfjarige jongen ziet hoe het dode lichaam van zijn vader weggedragen wordt door grootmoeder Ottilie, die toen nog jong was, en door meneer Takma. Er zijn ook tijdsprongen. Het laatste hoofdstuk bijvoorbeeld gaat over de tijd dat Lot in Italië zit en al ouder begint te worden. Elly is dan al in Rusland. Het verhaal begint in medias res, namelijk op het moment dat Steyn de hond wil gaan uitlaten en moeder Ottilie een boek zit te lezen. Er is sprake van een open einde. Het eindigt met het feit dat Lot al grijs wordt aan de slapen. Wat daarna gebeurd weet je niet. Komt Elly terug uit Rusland? Blijft hij in Italië? Dit zijn een paar vragen waar geen antwoord op gegeven wordt.
Perspectief. Er is in dit boek sprake van een auctoriale of alwetende vertelsituatie. Alle gedachten van de personen worden weergegeven. De schrijver beleeft het verhaal niet alleen mee, maar hij weet ook alle gedachten en emoties van de personages. Ook weet hij alle details van verschillende gebeurtenissen die zich voordoen in het boek. Je komt bepaalde dingen als lezer al eerder te weten dan de personen zelf.
Persoonlijke beoordeling. In het begin dacht ik hoe kom ik hier ooit doorheen, maar naarmate ik verder las werd het me allemaal veel duidelijker. Het is in het begin behoorlijk verwarrend. Er zijn zoveel personen die allemaal een verschillende relatie met elkaar hebben. Het boek leest wel goed. Het is goed te begrijpen, al worden er soms wel vreemde woorden gebruikt. Dit komt waarschijnlijk omdat het al een zeer oud boek is. Het taalgebruik is echt nog van die tijd. Maar juist door dat eigenaardige taalgebruik en het enorme psychologisch begrip van de schrijver is het verhaal heel boeiend. Ik heb ervan genoten en het is zeker een aanrader voor mensen van mijn leeftijd.
Extra: plaats in de literatuurgeschiedenis. Het boek behoort tot de naturalistische stroming van eind negentiende eeuw. Enkele kenmerken van deze stroming zijn: Het lot van de mens is bepaald door de erfelijkheid, opvoeding en milieu. Hieruit kan men niet ontsnappen. De werkelijkheid wordt erg nauwkeurig beschreven. De somberheid van de hoofdpersonen. Het bestaan lijkt uitzichtloos door dingen die door een eerdere generatie zijn gedaan. Deze kenmerken komen ook wel in het boek terug. De hele familie voelt zich schuldig voor de moord die twee mensen hebben begaan. Ze denken dat deze misdaad hun ook verweten zal worden. De erfelijkheid en het noodlot komen in het verhaal ook sterk naar voren. Ook wordt er heel veel aandacht besteedt aan de gedachten en emoties van de personages.
Bibliografie.
Titel:
1884: Een lent van vaerzen
1886: Orchideeën
1898: Eline Vere
1890: Noodlot
1892: Extaze. Een boek van geluk
1892: Eene illuzie
1893: Majesteit
1894: Reis-impressies
1895: Wereldvrede
1895: Williswinde
1896: Hooge troeven
1896: De verzoeking van den H. Antonius
1897: Metamorfoze
1898: Psyche
1899: Fidessa
1900: Langs lijnen van geleidelijkheid
1900: De stille kracht
1901: Babel
1901: De boeken der kleine zielen. De kleine zielen
1902: De boeken der kleine zielen. Het late leven
1902: De boeken der kleine zielen. Zielenschemering
1902: Over lichtende drempels
1903: De boeken der kleine zielen. Het heilige weten
1903: God en goden
1904: Dionyzos
1905-1906: De berg van licht
1906: Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan…
1908: Aan den weg der vreugde
1910: Van en over mijzelf en anderen. Eerste bundel
1911: Antieke verhalen, van goden en keizers, van dichters en hetearen
1911: Korte arabesken
1911: Antiek toerisme. Roman uit Oud-Egypte
1911: De zwaluwen neer gestreken
1912: Schimmen van schoonheid
1912: Uit blanke steden onder blauwe lucht. Eerste bundel
1913: Uit blanke steden onder blauwe lucht. Tweede bundel
1914: Van en over mijzelf en anderen. Tweede bundel
1915: Van en over alles en iedereen
1915: De ongelukkige
1916: Van en over mijzelf an anderen. Derde bundel
1917: Van en over mijzelf en anderen. Vierde bundel
1917: De komedianten
1917: Jan en Florence
1917: Wreede portretten
1917: Brieven van den nutteloozen toeschouwer
1918: Der dingen ziel
1918: Legende, mythe en fantazie
1918: De verliefde ezel
1919: De ode
1919: Xerxes of de hoogmoed
1920: Iskander. De roman van Alexander den Groote
1920: Lucrezia
1921: Met Louis Couperus in Afrika
1922: Het zwevende schaakbord
1923: Oostwaarts
1923: Proza. Eerste bundel
1924: Proza. Tweede bundel
1924: Het snoer der ontferming
1925: Proza. Derde bundel
1925: Nippon
Recensie.
Schrijver
Couperus, Louis
Titel
Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan (herdr. ingel. door W. Blok; oorspr. uitg. 1906)
Jaar van uitgave
1979
Bron
NRC Handelsblad
Publicatiedatum
13-03-1984
Recensent
F.L. Bastet
Recensietitel
De tragedie van Lot en Louis
In 1906 verscheen Couperus\' roman Van Oude Mensen; de Dingen, die Voorbij gaan. Hij schreef deze noodlotstragedie met de voor hem kenmerkende snelheid. Volgens F. L. Bastet zijn er duidelijke autobiografische elementen aan te wijzen in de geschiedenis van neef en nicht Lot en Elly.
Toen Louis Couperus en zijn vrouw Elisabeth in 1900 van een lange reis naar Indië in Europa waren teruggekeerd besloten zij zich in Nice te vestigen. Couperus voltooide er zijn roman De Stille Kracht. Na zich tegen het najaar te hebben geïnstalleerd in de Villa Jules, avenue St. Maurice, begon hij er aan het boek Babel. Terwijl hij er nog aan bezig was vatte hij het plan op voor, zo schreef hij aan zijn uitgever L. J. Veen, \'een Hollandsche familieroman, een soort trilogie, in 3 deelen misschien, maar met afzonderlijke titels zoodat ge ieder deel apart kunt uitgeven...\' Het zouden er vier worden, en dubbele: De Boeken der Kleine Zielen. In maart 1901 was hij al druk aan het werk. Hoe verbluffend snel en geconcentreerd Couperus schrijven kon blijkt uit het feit dat hij de acht delen in minder dan achttien maanden voltooide: in de loop van de zomer van 1902 legde hij de pen neer. En passant schreef hij nog verhalen ook. In een brief aan zijn nicht Marie Vlielander Hein deelde hij over de tetralogie onder meer mee: \"Als de serie af is, om te verstrooien van die daagschheid der kleine Zielen, ga ik iets heel anders schrijven, me baden in de symboliek en me dompelen in schittering van stijl!! Het boek zal heeten: De Zonen der Zon, maar vertel er nog maar niets van. Ik heb al eenige beginscenes, maar werk er eerst aan, als de Zielen af zijn.\' De brief dateert van 27 mei 1902. Zijn hoogbejaarde vader lag toen in Den Haag al ziek. Hij was verzwakt en zou in oktober heengaan. Heeft Couperus dit niet vermoed? Hij ontvluchtte het te warme zuiden naar Wiesbaden, Luzern en Geneve, maar reisde niet door naar Nederland. Teruggekeerd in Nice ontving hij in de Villa Jules bericht dat zijn vader stervende was. Toen pas ging hij naar Den Haag. Op 13 oktober 1902 schreef hij Veen kort: \'Mijn vader is heden gestorven en wordt Woensdag [15 oktober] begraven.\' John Ricus Couperus (1816 - 1902) is zesentachtig jaar geworden. Het kan niet anders of de dood van zijn vader moet Couperus bezig gehouden hebben. Dit blijkt weliswaar niet meteen, want terug in Nice voltooit hij alsof er niets aan de hand is De Zonen der Zon, waar nog Jahve op volgen zal (beide verhalen vormen samengevoegd het boek God en Goden, 1903). In de zelfde brief van 6 november echter waarin hij Veen hiervan mededeling doet, schrijft hij: \'Mijn grootere roman voor het volgende jaar zal zijn Oude Menschen. Maar tot nog toe is dit alles in embryonalen staat!\' Gezien in de biografische context ligt het voor de hand te vermoeden dat het overlijden van papa iets met de conceptie van deze nieuwe roman te maken kan hebben gehad. De eerste van de \'oude menschen\' die er in overlijdt, is een hoogbejaarde man, de heer Takma: \'Hij was ambtenaar geweest in Indië, het laatst lid van den Raad van Indië, nu reeds jaren lang gepensionneerd.\' Op het titelblad van een door Couperus\' vader gepubliceerde brochure noemt John Ricus zichzelf \'oud-raadsheer in het Hoog Geregtshof en lid in het Hoog Militair Geregtshof van Nederlandsch-Indië.\'
Dionyzos
De voor 1903 overwogen roman werd echter dat jaar niet geschreven. Besefte Couperus misschien dat het niet verstandig was zo kort na het omvangrijke Haagse epos der Kleine Zielen meteen weer aan een Haagse roman te beginnen? Voorlopig schoof hij het terzijde. Midden januari 1903 vertrok Couperus voor enige weken naar Rome. Aan zijn uitgever schreef hij: \'nu heb ik idee Antieke Sproken te schrijven (Dionyzos, Afrodite, Herakles). Maar eerst neem ik vakantie te Rome en zet er geen pen op papier.\' Schrijven deed hij pas weer toen hij terug was in Nice Op 27 april 1903 vroeg hij Veen of deze niet bereid zou zijn hem een voorschot te geven: \'Het zou zijn op Dionyzos, een antiek verhaal dat iets worden zal als Psyche, denk ik. Verder, daartusschen, amuzeer ik me met een gedicht in sonnetten, schrik niet!\' De mythologische roman Dionyzos kreeg eerst dus alle aandacht, naast de sonnetten. Aan Van Oude Menschen dacht Couperus helemaal niet meer. Dionyzos is met de gebruikelijke snelheid geschreven, want reeds in juli 1903 was ook deze roman alweer voltooid. Daarop volgde echter een rustperiode. Pas in mei 1904 schreef Couperus zijn uitgever over een nieuw boek: \'Ik zal van den zomer beginnen aan den roman van Nice, en niet hoogdravend zijn, maar voor het najaar kan ik U die niet beloven.\' Dit is een interessant gegeven. daar het op geen ander boek dan Van Oude Menschen betrekking kan hebben. Dacht Couperus in eerste instantie aan een in Nice spelend boek, met flash backs naar Den Haag en Indië? Reeds voor er een letter van geschreven was vroeg hij er al drieduizend gulden voorschot op. Hij verkeerde in voortdurende geldnood. In een volgende brief bepaalde hij alvast de omvang: \'Wat de nieuwe roman betreft, goed, daarover een nieuw contract. Grootte zal zijn volgens type grooteroman + 400 bladzijden druk.\' Pas op 5 september deelde hij Veen mee: \'Van den zomer heb ik niet gewerkt, maar nu ga ik goed aan den gang: de roman zal heeten ( met dubbelen titel): Van Oude Menschen; De Dingen, die Voorbij zijn. In het genre van Kleine Zielen. Ik heb het idee ervan al lang in mijn hoofd en van den zomer bepeinsd: dus is het maar te schrijven. Ik denk, dat er dit jaar wel het grootste gedeelte van geschreven zal worden, zoo niet voltooid.\' Tegelijkertijd maakte hij toen alweer aantekeningen voor het zeer moeilijke boek De Berg van Licht.
Intussen werden de recent van hem verschenen boeken slecht verkocht. Een brief van Veen wekte zozeer zijn woede op, dat hij terugschreef: \'Daar ik geen lust heb mijzelve en jou te ruïneren door werken, die niet verkocht worden, heb ik de eer je vaarwel te zeggen. Beleef nog pleizier, zoo mogelijk, van Oude Menschen, en laat het daarmee gedaan zijn. Ik schrijf, of liever geef voortaan geen letter meer uit in het Hollandsch. Ik schrijf in het Hollandsch, maar laat me dadelijk vertalen in het Fransch, en ga eens mijn succes in het Fransch probeeren\'. Van deze bitterheid valt in de roman zoals die uiteindelijk geworden is gelukkig weinig te bespeuren, het slot misschien daargelaten. Eind 1904 was het boek voltooid. Op 4 januari 1905 kondigde Couperus aan dat de roman nu in afleveringen van Groot-Vaderland ging verschijnen. En wat schrijft hij nog geen vier maanden later aan Veen?: \'De Berg van Licht is af, dat wil zeggen, ik zal er nog den geheelen zomer aan moeten werken en overwerken, maar dat gebeurt al overschrijvende.\' Hoe Couperus dit heeft weten te presteren is bijna niet te begrijpen. Hij heeft er zeer veel voorstudies voor moeten maken, maar hij deed dat blijkbaar tussen alles door. Met de uitgave van Van Oude Menschen heeft Veen om financiële redenen geen grote haast gemaakt. Het had ten gevolge dat Couperus in het najaar van 1905 geplaagd werd door drukproeven van dit boek en De Berg van Licht tegelijk. De historische roman is tenslotte het eerst verschenen. Van Oude Menschen volgde in de loop van 1906. Begin juli schreef Couperus toen uit Bagni di Lucca, zijn zomerverblijf in de bergen: \'ik ontving de Oude Menschen, dat er aardig uitziet in zijn gelen band.\' Dat is het laatste wat wij van hem over het boek horen.
Wroeging
Hoe kwam hij nu aan het thema van de gruwelijke moord die Van Oude Menschen beheerst? Het is bekend dat de kern van De Stille Kracht op een waar gebeurde geschiedenis teruggaat. Couperus zou in Indië inzage hebben gehad in bepaalde archieven. Natuurlijk is het niet onmogelijk dat ook de moord in de pasangrahan boven Tegal een historische achtergrond heeft. Wij weten daar echter niets van en kunnen er alleen maar op wijzen dat Couperus die omgeving goed kende: in 1899 logeerde hij in Tegal bij zijn zuster en zwager Valette. De laatste was daar resident. Waarschijnlijk echter heeft hij het drama in de bergen verzonnen. Er lijkt hier eerder sprake te zijn van invloed uit vroegere lectuur. In Emile Zola\'s Thérese Raquin (1867) wordt ook een echtgenoot (Camille) vermoord door vrouw (Thérese) en medeminnaar (Laurent). Het lijk drijft weg in het water. Later ziet Thérese, die door schuldgevoelens achtervolgd wordt, haar dode man als een spookverschijning in haar kamer opdoemen. De Parallel is vooral interessant omdat Couperus een groot bewonderaar van deze roman was, waar hij nog in 1923 over schrijft: \'deze tragedie, is zij iets minder dan wat ook bedachten en dichtten Aischylos, Euripides en Sofokles, dan de liefde van Cleopatra en Marcus Antonius? of wat ook in Poëzie en Treurspel werd geschreven door de grootsten onder ons of in de Historie zelve het noodlot was van keizers, helden en vorstinnen? De Tragedie der Wroeging heeft men dit verschrikkelijke, prachtige boek genoemd, het is meer dan dit. Het is de Tragedie van ons aller Bloed en onze Zenuwen: het is de tragedie van alle de duistere, ons nauwelijks bekende, gewetene machten, die onze lichamen-en-ziel als een onscheidbare uniteit beheerschen, tyrannisch domineeren tot wij niets meer zijn dan de hijgende prooi in de klauwen van het verschrikkelijke Noodlot (etc.).\' Een tirade die woord voor woord over Van Oude Menschen had kunnen gaan. Couperus legt ook nog de nadruk op het banale decor van het drama: \'O, dat garen-en-bandwinkeltje in die kille, vochtige \"passage\", het is in dit boek zoo grootsch geworden als maar zijn kan de paleisdecoratie van een antieke tragedie. (...) En dan de twee figuren van den man en de vrouw, zij zijn ontzettend van tragiek gegroeid\'. Dit wekt sterk de indruk dat Couperus in Van Oude Menschen hetzelfde heeft willen bereiken. Even benauwd als het Parijse winkeltje is het deftige Haagse milieu dat stijf staat van burgerlijke conventies en gespeeld fatsoen. Hierdoor worden wij ook gewaar wat hem voor ogen stond: een klassiek drama, waarin het Noodlot overheerst. Het literaire noodlotsgegeven heeft Couperus, zoals zo dikwijls, ook nu weer ingekapseld in een netwerk van autobiografische elementen. De oude heer Takma woont op de Mauritskade, waar ook de oude heer Couperus zich aanvankelijk gevestigd had. In die ruime woning is Louis in 1863 geboren. De oude mevrouw Dercksz woont op de Nassaulaan en kijkt van haar raam dagelijks uit op de achtertuinen van de Sofialaan. In een van deze achtertuinen heeft Couperus in 1888 Eline Vere voorgelezen aan zijn nichtje en latere vrouw Elisabeth Baud. Zij woonde er op nr. 12 in het oude huis van haar grootouders en had er, zo heeft Couperus eens verteld, wat treurige meisjesjaren onder haar Calvinistische grootmoeder. Wij trouwden er uit...\'
Authentiek
Maar ook achter de beschreven figuren gaan heel wat authentieke elementen schuil. Het uiterlijk portret dat hij tekent van de oude heer Takma heeft veel trekken meegekregen van papa Couperus. Wij kennen hem goed van een schilderij. Zoals de heer Takma verzorgd wordt door tante Adele, zo werd John Ricus Couperus dat door Marie Vlielander Hein. Ook bestaande namen heeft Couperus geadapteerd. Begin januari 1903 laat hij Veen een boek sturen aan een zekere Mélanie van Raders, duidelijk toch wel een alter ego van de literaire Stefanie de Laders. Zijn katholiek geworden tante Marie Taets van Amerongen, die in Nice een tijd bij hem logeerde, heeft vermoedelijk model gestaan voor de tot het Roomse geloof bekeerde tante Thérese. En zou de naam van deze laatste niet een heimelijke verwijzing naar de eveneens Parijse Thérese Raquin zijn? Maar zo zouden wij nog lang kunnen doorgaan.
De duidelijkste portretten, waaraan hij zelfs maar heel weinig veranderd heeft, zijn die van Lot en Elly: Couperus en Elisabeth zelf. In de intieme familiekring werd Louis ook wel Loet genoemd. Van daar naar Lot is maar een stapje. Elisabeth heette Betty, maar Elly ligt even dichtbij. Lot verdient wat geld met het schrijven van artikelen en Elly heeft iets meegekregen van haar grootpapa (dat had Elisabeth ook!). Hartstochtelijk verliefd is Lot niet. Om haar geld trouwt hij Elly ook al niet: \'Waarom deed hij het dan - vroeg hij zich af.\' Hier raakt Couperus aan zijn eigen noodlottige probleem, dat van zijn homoseksualiteit. Wat er werkelijk aan de hand is, wordt echter niet uitgesproken. Het volstrekt bloedeloze huwelijk wordt gesloten. In de loop van het verhaal zullen de twee ontdekken neef en nicht te zijn. Zoals Louis en Elisabeth dat waren. Maar zij wisten het. \'Lot was een beste jongen, een beetje week en vreemd en verwijfd, maar hij kon met zijn moeder overweg (. . .) - \'Lot, niet verliefd van complexie, vond het waarlijk prettig met Elly te zijn, liet zich aanporren, begon een roman, bleef steken ... In hem suggereerde zij, dat hij haar nodig had. En hij vroeg haar. Zij was gelukkig en hij ook, ook al waren zij kalm van liefde.\' De passages hadden in het sterk autobiografische Metamorfoze kunnen staan. Het was geheel Couperus\' eigen situatie. Op de langeren duur blijkt het volmaakte geluk voor Lot en Elly sàmen desondanks onbereikbaar te zijn. Geen wonder, daar Couperus\' huwelijk niet werkelijk geconsumeerd is. In het boek legt Lot zich daar bij neer, Elly niet. Als de oude mensen kort na elkaar sterven, zien de twee zich ineens zonder omhaal geconfronteerd met de harde werkelijkheid van hun levensomstandigheden. Dit was tevens feitelijk waar het echtpaar voor stond na de dood van Couperus\' vader. In de roman gaat Elly in haar eentje naar het hoge noorden, St. Petersburg. Lot wordt ziek en keert daarna terug naar het zuiden. Even eenzaam, zet hij zich in Napels aan zijn tafel om een artikel te schrijven. Wat dit betreft was de realiteit echter anders. Couperus en zijn vrouw zijn altijd bij elkaar gebleven. Na de dood van papa keerde Couperus terug naar Nice, vanwaar hij en Elisabeth zoals wij zagen half januari 1903 voor een vakantie van een week of zes naar Rome vertrokken zijn. Hij bezocht daar - men leze de Dionysische sonnetten waarmee de daarna te schrijven roman Dionyzos opent - het Vaticaan, het Capitool en het Thermenmuseum. De toon van de gedichten is bijna extatisch. Couperus had ook redenen om vrolijk te zijn: met hem in Rome was zijn Haagse vriend Jhr. Johan Ram, zo is door onderzoek van Paul Snijders onlangs gebleken. Hoewel uit niets mag worden afgeleid dat zij een verhouding hadden, staat het vast dat Ram dezelfde geaardheid had en zijn meest vertrouwde vriend was. Het moeten zes vreemde weken voor Elisabeth geweest zijn. Men spitst dan wel de oren als men in Van Oude Menschen over Elly leest: `Dat dwalen door Italiaansche steden, dat behagelijk ommedwalen tusschen de schoonheden der muzea voldeed haar niet, wie de daad een behoefte was. Tusschen de bladen van haar Baedeker hadden hare vingers een nerveuze trilling van doelloosheid. Zij kon niet altijd bewonderen, en peinzen, en zoo bestaan. Zij moest doen. Zij moest zich wijden. En zij verlangde naar een kind . . .\' De breuk tussen haar en Lot die hier in de roman het gevolg van is mag dan niet aan de werkelijkheid beantwoorden, zelfs in de brieven aan uitgever Veen dringt iets door van wezenlijke huwelijksmoeilijkheden. Terug in Nice, als Ram weer naar Den Haag vertrokken is, gewaagt Couperus van \'een groot spleen, en melancholie Italië te hebben verlaten (...). Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het moment.\' De Dionysische roes is voorbij. Eind april deelt hij mee: Dionyzos wordt heusch mooi: veel zon en vreugde is er in . . . na de donkere luchten der Kleine Zielen. De lucht van Italië, en de beelden van Rome doen dat voor een tijdje: Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel; een beetje melancholiek nu en dan: ze kan tot niets komen, ook niet tot brieven-schrijven (.. ). Ach, best kerel, ieder heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreugde en zon, als in Dionyzos!\' Het is niet Elisabeths eerste crisis, noch ook haar laatste geweest. Maar altijd heeft zij zich weer geschikt. Wie overigens nog mocht twijfelen aan het sterk autobiografische karakter van Van Oude Menschen, leze de laatste bladzijde nog eens over. Lot overweegt daar deze roman te schrijven! Hij doet het niet. Daarmee stapt hij het boek uit. Louis Couperus heeft de taak van zijn andere ik overgenomen.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
Sterk werk Tjerk
22 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Gefeliciteerd met de vijf sterren die je hebt gekregen!!!!!!!!!!!!
(ik kwam toevallig jouw boekverslag ook nog tegen op het internet)
-xxx-
Maaike
21 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Als ik honderd sterren had kunnen aanklikken had ik dat gedaan, wat een top verslag!
12 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Goed verslag Tjerk! Ik heb slechts één puntje van kritiek: je zegt dat Charles Pauws nooit op de hoogte komt van de moord op meneer Dercksz, maar aan het einde van het boek wordt dit hem verteld door Steyn de Weert.
10 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
super verslag, dank je!
7 jaar geleden
Antwoorden