Het voorwerk
Primaire gegevens:
Auteur: Leon de Winter
Titel: Supertex
Ondertitel: Roman
Verschenen in: September 1991
Druk: Zesde druk, januari 1994
Aantal blz.: 252
Uitgelezen op: 1 juni 2003
Aantal punten: 6
Verantwoording van de keuze:
In de boekenlijst ben ik op zoek gegaan naar boeken van zes en zeven punten, die na 1980 zijn geschreven. Een aantal boeken daarvan viel al af vanwege de schrijver, die van Claus en Bernlef. Bij Leon de Winter had ik een pijltje staan om aan te geven dat mevrouw Van der Toorn dat een goede schrijver vond. Ik ben toen in de bibliotheek gaan kijken en daar hadden ze nog verschillende boeken van de Winter. Ik heb voor Supertex gekozen, omdat deze me het meest aansprak en niet zoveel pagina’s telde als de andere boeken.
Verwachtingen vooraf:
Het boek gaat over Max Breslaur, de leider van een keten winkels van goedkope confectiekleding. Op een zaterdag vertelt hij aan een therapeut over zijn familie, zijn opvoeding, zijn geliefde en zijn joodorthodoxe religie.
Het lijkt me interessant om te lezen over iemand die leidinggeeft aan veel mensen, maar die toch problemen moet hebben, omdat hij naar een therapeut gaat. Het lijkt me ook boeiend om wat te weten te komen over de joodse religie en hoe hij ermee omgaat.
Eerste reactie achteraf:
Ik vond het jammer dat het boek vrij abrupt afliep. Ik had graag willen weten hoe het verder zou gaan met Max na zijn therapie. Helaas wordt dat in het boek niet verteld.
Ik vond het leuk dat de Winter veel Jiddische spreekwoorden in zijn boek heeft gebruikt en ze ook nog heeft vertaald. Je wordt dan meer bij het verhaal betrokken dan wanneer stukken, die niet in het Nederlands zijn, niet vertaald worden.
Verder was het boek ook op een originele manier geschreven. De verhalen over Max’ jeugd en de rest van zijn geschiedenis worden afgewisseld met het gesprek tussen hem en de therapeut. In de even hoofdstukken gaat het over het verleden en in de oneven hoofdstukken over het heden. Het wordt mooi met elkaar afgewisseld.
De auteur en zijn wereldbeeld:
Leon de Winter is zoon van joodsorthodoxe ouders, maar is opgegroeid in een niet-joodse omgeving. In veel van zijn boeken komt het joods zijn terug als thema. Vaak gaat het om het joodse verleden dat de ‘drager’ ervan in de weg zit.
Korte samenvatting van de inhoud
Hoofdpersoon:
De hoofdpersoon van het boek is 36-jarige Max Breslauer, leider van een keten SuperTex-winkels. Andere personen die in het boek voorkomen zijn: Max’ broer Boy, hun vader Simon, Maria de vriendin van Max en vroeger van Simon, ex-vriendin Esther, Lea de ex-vriendin van Boy, Boy’s nieuwe vriendin Sulamit, Max’ secretaresse Yvonne, advocaat en vriend Robbie en de psychiater dr. Jansen
Opsomming van de gebeurtenissen:
1. Max was in de spreekkamer van dr. Jansen in Amsterdam. Hij zat op de sofa en de vrouw van rond de zeventig met een vriendelijke stem zat naast hem. Ze was geen joodse psychiater en daar had Max bewust voor gekozen. Ze stelde wat routinevragen over zijn eetgedrag, hoe hij sliep en waarom hij de vorige keer zijn behandeling zo plotsklaps had afgebroken. Max was toen na de dood van zijn vader geweest vanwege zijn impotentie. Dr. Jansen informeerde verder nog naar zijn moeder en zijn broer. Max vertelde haar dat zijn broer in Casablanca woonde, maar dat hij niet wist waarom. Een deel van zijn probleem had daarmee te maken. Hij wilde het verhaal vertellen en begon met ‘vanmorgen’.
2. Max moest een telefoontje plegen met iemand in Thailand en had daarom de wekker vroeg gezet. Maria, zijn vriendin, werd er wakker van. Hij moest bellen omdat een transport van kleding er nog niet was. Toen hij ontdekte dat zijn secretaresse de verkeerde papieren had meegegeven, kon hij niet bellen naar Thailand. Daarom belde hij zijn secretaresse Yvonne op en ontsloeg haar, hoewel ze zeker wist dat ze de goede papieren klaargelegd had. Toen besloot hij om z’n papieren dan maar zelf op te gaan halen. Binnen een kwartier zou hij naar zijn kantoor kunnen rijden en weer terug. Zonder te douchen kleedde hij zich aan, nam afscheid van Maria en sprong in zijn dure Porsche. Hij scheurde met grote snelheid door de straat. Voor zich dook plots een chassidische familie op en hij remde uit alle macht om ze niet te raken. Uiteindelijk boste hij toch tegen een jongen aan. De familie werd boos en hij bood de familie geld aan, hoewel hij goed wist dat vrome joden op zaterdag geen geld aan mogen nemen. Hij maakte het er dus niet beter op. Hij belde zijn advocaat Robbie en een ambulance. Toen raakte hij ook nog het slachtoffer aan, die daarop begon te gillen. Twee van de omstanders sloegen hem weg van de jongen en een derde gooide een steen tegen de voorruit van de auto. Samen met Robbie arriveerde ook de politie en begon meteen een onderzoek naar Max’ snelheid. Advocaat en agenten redetwistten erover en uiteindelijk won Robbie. Daarna schold Robbie hem uit, omdat hij zo hard reed, en zei dat het hem wel eens zijn rijbewijs zou kosten.
Max kwam toch nog op kantoor aan en zag dat hij de verkeerde stapel papieren had meegenomen. Hij belde naar Thailand, maar het gesprek liep niet echt goed. Hij dacht de aan de joodse jongen die hij had aangereden en aan diens vader, die vond dat een ‘jood in een Porsche’ niet kon. Hij besefte dat hij in een crisis zat, belde dr. Jansen en ‘boekte’ haar de rest van de zaterdag voor dubbel uurtarief. Daarna belde hij z’n secretaresse om zich te verontschuldigen en haar weer aan te nemen. Zij weigerde echter, zelfs nadat hij haar een auto en hoger salaris had aangeboden.
3. Dr. Jansen vroeg Max waarom hij geraakt werd door het verwijt dat hij een jood in een Porsche was. Max legde uit dat zijn broer hetzelfde had gezegd. Toen hij begon af te dwalen, maande dr. Jansen hem om terug te keren op het onderwerp. Ze herinnerde hem aan zijn behandeling vorig jaar en wilde meer weten over zijn vader en diens dood.
4. Simon Breslauer was verdronken in de Loosdrechtse plassen en uit het onderzoek bleek dat hij te veel gedronken had en een hartaanval had gehad. Max vertelde over de jeugd van zijn vader in Polen en over zijn grootouders. Zij waren overleden in de Tweede Wereldoorlog. Na het eind van de oorlog ging Simon naar Israël, daarna weer terug naar Europa. Hij begon in Amsterdam een kledingzaak en in dertig jaar had hij 29 vestigingen van SuperTex opgericht. Max vertelde verder over zijn moeder, wat voor een karakter zijn vader had en hoe hij zich thuis gedroeg.
Toen kwam zijn eigen jeugd ter sprake en zijn studententijd. Hij zette zich af tegen zijn vader en ging rechten studeren. Na verschillende omzwervingen, kwam hij alsnog bij zijn vader in het bedrijf te werken. Hij beschreef zijn eerst reis naar Milaan en hoe hij een contract voor zijn vader in de wacht sleepte.
5. Zijn vader was echter niet blij met het illegale contract en daarom richtte Max een eigen BV op. Dr. Jansen vroeg hem waarom hij toch bij zijn vader bleef werken. Max zei dat het natuurlijk voor het geld was, want zo aardig was zijn vader niet. Zijn psychiater vroeg toen of hij zijn vader kon omschrijven. Dat kon Max niet zomaar, maar hij kon nog wel meer over hem vertellen.
6. Max had gezien dat hun winkels de mooiste tijd achter de rug hadden. Hij wilde daarom meer casual chique kleding gaan maken. Met een groep filiaalhouders had hij gewerkt aan een plan en een presentatie. Toen hij die aan zijn vader liet zien, was deze in slaap gevallen. Thuis dronk Max een fles sterke drank. Toen zijn vader zijn verontschuldigingen had aangeboden, ging hij weer weg. Max liet hem uit en wilde hem bijna met een schaar vermoorden. Toen zijn vader iets liefs zei over een foto, bedaarde Max weer en schaamde hij zich voor de moordneigingen. Dat was het moment waarop hij besloot naar een ‘shrink’ te gaan.
Een maand na Simon’s begrafenis werd Max opgebeld door Maria, de minnares van zijn vader. Hij geloofde het niet en belde Boy om te vragen of het waar was. Die was er wel van op de hoogte geweest. Max besloot om Maria te ontmoeten en te praten over Simon’s belofte. Die luidde dat er na zijn dood voor Maria gezorgd moest worden. Ze spraken af in een restaurant en toen Max ruzie kreeg met een hoer en verwondingen opliep, bracht Maria hem naar het ziekenhuis. Max had toen geen zin meer in een gesprek met haar.
7. Dr. Jansen informeerde of er toch nog een regeling voor Maria was gekomen en Max bevestigde dat. Ze vroeg toen verder naar zijn ouders en hoe die elkaar ontmoet hadden en naar Maria. Het gesprek kwam toen op Boy en op een oude geliefde van Max. Hij moest meer over haar vertellen.
8. Max vertelde eerst over vriendinnetjes die hij op school had gehad. Daarna over de tijd toen hij gekoppeld werd aan een joods meisje. Tenslotte kwam hij bij de joodse Esther d’Oliveira. Hij vertelde hoe hij haar had leren kennen, over het verloop van hun relatie en hoe ze vastzat aan haar ex-man. Toen hij zelfmoord gepleegd had, trok Esther zich dat erg aan en ze veranderden en werd orthodox. Ze groeiden uit elkaar en op een gegeven moment verhuisde Esther naar Jeruzalem.
9. De therapeute vroeg hoe het verder gegaan was. Max was drie maanden lang elk weekend naar Tel Aviv gevlogen. Hij had geprobeerd om haar mee terug te krijgen naar Nederland, maar ze bleef vastberaden. Hij stopte met reizen toen ze zich verloofde met een joodse Amerikaan. De avond dat hij het hoorde, had hij een vriend gebeld, die om hem te troosten een hoertje naar Max had gestuurd. Hij had seks met haar. De dag erna nam de vriend hem mee naar een bruiloft, waar het hoertje de bruid was. Dat raakte hem en toen begon zijn periode van impotentie eigenlijk.
Max werkte nog steeds op het advocatenkantoor waar hij Esther had leren kennen. Hij kon zijn gedachten niet goed meer bij zijn werk houden en hij werd slordig. Toen er een plaats vrij kwam in zijn vaders bedrijf, is hij weggegaan. Na de dood van Simon werd Max de baas. Max kwam weer terug op Maria en vertelde aan dr. Jansen dat hij nu met haar sliep. Ze begon daar vragen over te stellen, maar Max wilde het onderwerp laten rusten en begon toen over zijn broer en waarom hij naar Casablanca is gegaan. Voordat hij echt zou beginnen, hielden ze pauze.
10. Max ging naar huis om te kijken hoe het met Maria was. Thuis gekomen, zag hij koffers in de gang staan. Maria was tot de conclusie gekomen dat ze niet van Max hield en wilde daarom weggaan. Hij probeerde haar te laten blijven, maar het lukte niet. Toen ze weg was, belde hij Robbie op. Die zei dat de jongen, die Max had aangereden, zijn been gebroken had. Verder zei hij nog dat Max misschien boete moest betalen of zijn rijbewijs een jaartje kwijt zou zijn, maar er zou geen schadeclaim komen. Max vroeg wat hij moest doen als hij niet mocht rijden. Robbie zei dat hij z’n Porsche altijd al een beetje een pooierswagen had gevonden en niks voor Max. Ze spraken af om een keertje te gaan eten en daarna hing Max terug. Hij ging weer terug naar dr. Jansen.
11. Hij vertelde het verhaal van Boy; over hoe hij was en de verschillen tussen hun twee, over de brieven die hij naar Max geschreven had uit Casablanca, over zijn verloofde Lea en over de zakenreis die hij maakte in opdracht van Max. Boy moest in Marokko een contract laten verlengen. Het zou niet moeilijk zijn, maar de broers waarmee SuperTex zaken deed, begonnen moeilijk te doen. Boy wilde de hulp van Max niet inschakelen en deed het op zijn eigen houtje. Hij beledigde echter de broers, die niks meer met hem te maken wilden hebben. Toen hij ook nog opgelicht werd, wilde hij niet meer terug naar Nederland. Hij nam geen contact op met Max en reageerde ook niet op zijn faxen. Op een dag kwam hij zijn oplichter tegen en volgde hem naar zijn huis. Toen hij daar kwam, werd hij in één klap verliefd op de dochter van zijn oplichter, Sulamit.
In Nederland was iedereen erg ongerust en Max vatte het plan om naar Casablanca te gaan en zijn broer te gaan zoeken. Net voordat hij weg wilde gaan, kreeg hij bericht dat Benjamin nog leefde en dat hij niet terugkwam. Samen met Lea vloog hij toch naar Casablanca om meer te weten te komen. Boy had geen sporen achtergelaten, dus ze konden hem niet vinden. Op een gegeven moment moest Lea naar de wc. Ze wilde niet in een café plassen, dus vroeg Max iemand naar wc’s. Ze kwamen bij chemische wc’s, waar Lea ineens Boy zag zitten. Hij droeg een hoed en had zich niet geschoren, omdat hij volgens de tradities wilde leven. Die avond zaten ze met z’n drieën op een hotelkamer om te praten. Max dacht dat Boy overspannen was en wilde hem naar de dokter brengen. Lea smeekte Boy om mee terug te komen naar Nederland om te trouwen. Hij kon dat niet, want hij was met iemand anders verloofd. De volgende dag liet hij zijn verloofd Sulamit zien en vertelde zijn levensverhaal aan Max. Ook heeft hij dat opgeschreven en aan Max verstuurd.
12. Dr. Jansen vroeg of hij nu therapie wilde. Max dacht dat hij dat al had door te praten. Zij was van plan om hem onder hypnose situaties uit zijn jeugd nogmaals te laten beleven.
Op het toilet zag Max een collectebus staan van het Joods Nationaal Fonds. Dr. Jansen was dus toch joods. Hij vroeg haar naar de collectebus, maar ze gaf geen antwoord en begon over zijn vader en diens kennis van joodse spreekwoorden. Hij had ze geleerd van een man die het einde van de Oost-Europese joden zag naderen. Hij ging het Jiddisch vastleggen en leerde Simon de spreekwoorden, want iemand moest ze onthouden. Max zei dat de spreekwoorden nu in zijn hoofd zaten, waarop dr. Jansen constateerde dat hij haar niet nodig had.
13. Toen Max naar huis liep, zag hij een Mercedes en dacht dat zijn vader achter het stuur zat. Dat was natuurlijk onmogelijk. Spreekwoorden verdrongen zich achter zijn lippen en hij begreep hoe hij tegen wil en dank de erfgenaam van zijn vader was geworden. Hij zou zich er niet meer tegen verzetten.
Opvallende passages:
De eerste opvallende passage staat op bladzijde 46:
“Aan Maria kon ik mijn verhaal niet vertellen ook al was ze intelligent, flexibel, meegaand. Want ze was deel van het verhaal, net als de vijf of zes joodse vrienden die gewillig hun oor konden lenen. De gradaties tussen weerzin en sympathie, essentieel voor mijn verhaal, zou ze beslist niet kunnen onderscheiden. Ik wilde het kwijt aan een buitenstaander, aan een deskundige die er voor gestudeerd heeft om alles te begrijpen van een jood in een Porsche.”
Deze passage is belangrijk, omdat Max hier net een afspraak heeft gemaakt bij psychiater Jansen. Deze afspraak is natuurlijk belangrijk, omdat de lezer door deze afspraak het verhaal van Max te horen krijgt.
De tweede passage staat op pagina 251:
“Ik wankelde met mijn zware lijf naar mijn verlaten penthouse en ik besefte dat ik de erfgenaam was. Die gedachte verwarmde me en het doel dat nu opeens helder voor me opdoemde kalmeerde en troostte. Ik was de erfgenaam. Ik zou me niet meer verzetten.”
Ik snap niet goed wat de schrijver bedoelt met deze passage. Max zal zich niet meer tegen zijn geloof verzetten, maar ik snap niet wat zijn erfenis betekent en waarom hij zichzelf als erfgenaam beschouwt.
De Verdieping
Perspectief 1 en 2:
De gebeurtenissen worden achteraf verteld door de ikpersoon die meedoet met de handeling.
Het perspectief ligt maar bij één persoon en deze vertelt van binnen af. De verteller is niet echt betrouwbaar. We krijgen maar één kant van het verhaal te horen en meestal is dat niet het hele verhaal; vaak speelt er nog meer, maar kan die ene persoon dat niet zien. Max zegt sommige dingen anders dan ze echt gebeurd zijn, denk ik, omdat hij zich ervoor schaamt. Hij zit bij een psychiater en bevindt zich in een kwetsbare positie. Omdat hij overal commentaar op kan krijgen, zal hij sommige gebeurtenissen verzwijgen of verdraaien.
Personen:
Max Breslauer is een 36-jarige man en leider van de SuperTex-winkels. hij is zwaarlijvig en heeft zwart haar.Hij is genoemd naar zijn grootvader van vader’s kant Mosje. Tijdens zijn studententijd was hij een radicale student die een loopbaan als sociaal advocaat voor zich zag. Uiteindelijk is hij een harde, sluwe zakenman geworden. Hij heeft weinig last van zijn geweten, want hij geeft er niks om dat hij goedkope troep verkoopt en de mensen misleidt. Tegenover Yvonne is hij nogal ruw en hij is ook niet behulpzaam. Als Maria namelijk haar koffers in de auto zet, komt hij niet helpen, alhoewel hij weet dat ze dat moeilijk kan door een auto-ongeluk. Max is ook erg egoistisch, net als zijn vader die alleen aan zijn eigen waarden en normen denkt en als Boy, die Lea zomaar dumpt.
Max zit in een crisis en daarom gaat hij naar de psychiater. Hij heeft die zaterdagochtend een conflict gehad met de vader van het joodse jongetje dat hij heeft aangereden. Hij heeft conflicten met Yvonne, Robbie en Maria. Verder heeft hij ook een conflict met zichzelf en zijn religie. Hij probeert te onderdrukken dat hij joods is, maar hij kan het niet van zich af zetten. Het blijft hem steeds achtervolgen.
Max maakt een behoorlijke ontwikkeling door. Hij realiseert zich dat hij niets tegen zijn achtergrond en geloof kan doen en daar schikt hij zich in.
Tijd:
Het verhaal speelt zich af op een zaterdag in oktober 1990. De het boek speelt zich of twee niveaus af. Het eerste niveau, dat van Max bij de psychiater, duurt één dag. Het tweede niveau is het verhaal dat Max vertelt. Dat begint bij de jeugd van Simon en eindigt op de morgen van het gesprek. Het gesprek dat Max heeft met dr. Jansen is wel chronologisch verteld, maar de inhoud van Max woorden wordt door elkaar verteld. De ene keer gaat hij verder terug in de tijd dan de andere keer.
De tijd wordt ook symbolisch gebruikt. Max vertelt in één dag, dat staat symbool voor een leven, zijn levensverhaal.
Ruimte:
Het gesprek tussen Max en dr. Jansen speelt zich af op de hoogste verdieping van een appartementengebouw op de hoek van de Apollolaan en het Olympiaplein. In het gesprek heeft Max het over zijn penthouse in de Beethovenstraat in Amsterdam, over het huis van zijn vader, Casablanca, Tel Aviv en de straat waar het ongeluk gebeurt.
Max leeft in een dure wijk van Amsterdam en ook zijn psychiater zit daar in de buurt. Als hij naar een hotel gaat, dan zijn dat dure hotels.
Er is ook gesuggereerde ruimte in het boek, namelijk Polen en de omgeving waar Simon is opgegroeid. De Loosdrechtse Plassen, waar Simon de dood vond, zijn ook gesuggereerd.
Motieven:
Er komen in het boek verschillende motieven voor, namelijk:
• Erfenis. Max erft van zijn vader niet alleen de kennis van Jiddische spreekwoorden, maar ook zijn karakter. Hij beseft dat hij net zo is geworden als zijn vader. Ook erft hij Simon’s baan en minnares Maria.
• Vertrek. Esther verlaat Max om in Jeruzalem te gaan wonen en Boy verlaat Lea om in Marokko te gaan wonen. Verder vertrekt Yvonne bij het bedrijf nadat ze haar ontslag heeft gekregen.
• (Onbeantwoorde) liefde. Max houdt van Esther, maar zij verlaat hem. Esther houdt van de Amerikaan waarmee ze gaat trouwen. Lea houdt van Boy, maar hij is verliefd op Sulamit. Max’ moeder houdt van Simon, maar hij voelt meer voor Maria.
• Terugkeer naar de traditie. Zowel Esther als Boy gaan allebei naar een ander land, waar ze volgens de traditie van het jodendom gaan leven.
Grondmotief of thema:
Het thema van het boek is vervreemding en het daarna terugvinden van je eigen identiteit. Max heeft gebroken met zijn afkomst en geloof, maar tussen de ‘gojs’ voelt hij zich ook niet thuis. Hij vraagt zich af wat een jood doet in een Porsche, door de aanrijding en door de brieven van Boy. Ergens voelt hij zichzelf ‘verdwaald’. Daardoor is hij ongelukkig en hij probeert dat te verbergen door zijn materialisme. Uiteindelijk ziet hij toch in dat wat hij doet geen zin heeft en berust hij op zijn geloof.
Spanning:
In het boek wordt de spanning vaak opgewekt, door informatie achter te houden. Zo zegt dr. Jansen tegen Max op bladzijde 11:
“Ik heb snel even een verslagje gemaakt van de sessies die we toen gehad hebben. Het waren er niet zoveel, vier keer maar. U stopte de behandeling na de dood van uw vader.”
Er wordt nog niet verteld waarom Max toen in behandeling is geweest en waarom hij er zo abrupt mee gestopt is. Misschien heeft het iets met zijn vader te maken, zou je kunnen denken.
Ook op pagina 13 houdt Max informatie achter:
“Mijn broer woont in Casablanca tegenwoordig.’
‘Casablanca? Waarom daar?’
‘Ja, waarom daar? Weet u het?’
‘Voor zaken of zo?’
‘Nee.’
Ze hield opeens haar mond en de seconden die volgden boden me de gelegenheid om mijn antwoord toe te lichten. Maar ik was niet gereed. Het verhaal van mijn broer vergde voorbereiding.”
Hier komt de lezer al te weten dat er iets bijzonders met Max’ broer aan de hand moet zijn, omdat hij het verhaal niet zomaar kon vertellen. Verder wordt het nog niet uitgelegd.
Op bladzijde 24 staat het volgende:
“Ja, ik weet ‘t, ik gedroeg me opgefokt. Sinds ik terug was uit Marokko, toen twee maanden geleden, was ik ongedurig, ongeduldig, ongemakkelijk. Ik had twee belangrijke deals verknald omdat ik me op het verkeerde moment had kwaad gemaakt, ik had al vijf mensen ontslagen (nu met Yvonne erbij zes), ik was weer gaan roken, en was elke week een hele kilo aangekomen.”
Ook door dit fragment wordt duidelijk dat er zich iets belangrijks heeft afgespeeld in Marokko en dat Max er danig door in de war is.
Het volgende citaat staat op pagina 51:
“Had u verdriet toen hij [Simon] stierf?’
‘Hoe bedoelt u?’vroeg ik machteloos. Ik slikte en schoof over het gat. Ze stelde een vervelende vraag die ik niet wilde beantwoorden. Ik had haar niet moeten opzoeken.”
Blijkbaar heeft Max weinig verdriet gehad toen zijn vader stierf en daar schaamt hij zich voor. Waarom dat zo is, wordt nog niet verteld.
Op bladzijde 72 maakt Max voor het eerst melding van Esther. Hij zegt weinig over haar, waardoor de lezer nieuwsgierig naar haar wordt:
“Bij Goudsmit & De Vries ontmoette ik in 1983 Esther. Toen ze me eind 1987 verliet, werden de uren op kantoor een kwelling. Voortdurend kwam ik bij vergaderingen of in de gang haar herinneringen tegen, overal zag ik de schaduw van de vrouw van wie ik hield maar die mij was ontglipt.”
Een ander fragment waarin Max informatie achterhoudt, staat op pagina 117. Dr. Jansen is als eerste aan het woord:
“En toen heeft u een regeling met haar [Maria] getroffen?’
Dr. Jansen liet zich van haar fauteuil glijden en liep om haar bureau heen.
‘Zo zou je dat kunnen noemen,’ zei ik.”
De lezer heeft de naam van Maria al eerder gehoord, als Max opstaat uit bed en zij naast hem ligt. Je kan je afvragen of de twee Maria’s eigenlijk één zijn, vooral door dit antwoord van Max. Dit wordt pas later beantwoord.
“Ik vroeg: ‘Moet ik over Casablanca vertellen nu?’
Ze keek op. ‘Zijn we daar dan chronologisch?’
‘Ik geloof van wel.’
Ze beet op haar lip en knipperde in hoog tempo met haar ogen. ‘Ik wil nog even terug naar de tijd voordat u bij uw vader ging werken. De tijd dat u hier bij mij kwam. Kan dat?”
Dit stuk staat op bladzijde 122. Max wil eindelijk gaan vertellen over Boy en zijn vertrek naar Casablanca, maar dan stelt dr. Jansen dat gedeelte nog even uit, waardoor de spanning nog meer opgebouwd wordt.
Op pagina 173 wil Max alweer over Boy gaan vertellen:
“Ik wilde dit onderwerp laten rusten. Dan liever het verhaal van Boy, dat, hoe pijnlijk ook, vergeleken met Maria hanteerbaar en minde omstreden scheen.
‘Zal ik nu over m’n broer vertellen? Waarom hij naar Casablanca is gegaan?’
‘We kunnen eerst even pauzeren,’zei ze.”
Voor de zoveelste keer wordt Boy’s verhaal uitgesteld. Als lezer ben je nu wel heel erg nieuwsgierig; het verhaal moet wel bijzonder zijn, want het wordt steeds uitgesteld.
Titelverklaring:
SuperTex is de naam van de keten bedrijven waar Max de leiding over heeft. Zijn vader Simon was vroeger de baas en Max heeft die positie overgenomen na diens dood.
Het motto van het verhaal is: a sjo in gan-eydn iz ojk gut; één uur in het paradijs is ook de moeite waard (Jiddisch spreekwoord) Het motto is een van de spreekwoorden die Max van zijn vader geleerd heeft. Het is dus ook deel van de erfenis die Max kreeg van zijn vader.
Structuur:
a. het verhaal begint in medias res. Er speelt al vanalles, maar dat wordt naderhand nog wel uitgelegd. Het verhaal heeft een open einde.
b. het verhaal bestaat natuurlijk voor de helft uit terugverwijzingen, dus ze zijn ook functioneel. Hierdoor krijg je de geschiedenis van Max te horen en ook hoe zijn problemen zijn ontstaan.
c. er zijn geen duidelijke spiegelingen in het boek aanwezig.
d. er komen wel herhalingen in het boek voor. Zowel Esther als Boy gaan allebei zonder hun liefde naar een vreemd land om zich daar te wijden aan hun godsdienst en beiden krijgen daar allebei een joodse partner.
Genre:
Het boek is een fictioneel boek en wordt ingedeeld bij het hoofdgenre epiek. Het sub-genre is de roman.
Relatie tussen tekst en auteur
Leon de Winter
Leon de Winter werd op 24 februari 1954 in 's-Hertogenbosch geboren in een orthodox-joods gezin dat een behoorlijke welstand kende. In Noord-Brabant groeide hij uiteraard op in een niet-joodse omgeving. Zijn vader, die overleed toen hij elf jaar oud was, 'deed' in lompen en vodden. Hij volgde eerst een gymnasium-opleiding in zijn geboortestad, stapte vervolgens over naar een gereformeerd college in Waalwijk. Schrijven deed hij in die tijd al: in 1973 kreeg hij voor een novelle die hij de titel 'Revolutie' gaf, een prijs van de Stichting Literaire Dagen. In 1974 verhuisde hij naar Amsterdam waar hij aan de Nederlandse Filmacademie ging studeren. Daar ontmoette hij Jean van de Velde en René Seegers, met wie hij later veelvuldig zou samenwerken. Na meegewerkt te hebben aan de publicatie van een zwartboek dat de kwaliteit van de opleiding flink bekritiseerde, verlieten ze in 1978 de academie zonder eindexamen te hebben gedaan. Na 'De verwording van Herman Dürer' (1979), hun eerste speelfilm en daarna een aantal televisiefilms gemaakt te hebben, verenigden ze zich in 1980 in de Eerste Amsterdamse Filmassociatie (EAFA). Gedrieën schreven ze ook het toneelstuk 'Junkieverdriet', gebaseerd op het leven van de jonggestorven Vlaamse dichter Jotie 't Hooft.
Voor zijn romandebuut De (ver)wording van Herman Dürer, krijgt De Winter de Reina Prinsen Geerligsprijs.
De Winter schreef in deze jaren ook recensies (vooral Duitse literatuur) voor 'Vrij Nederland' en incidenteel voor ‘de Volkskrant’. Dat de Winter een schrijver is die weerstanden oproept, blijkt ook uit een aantal rellen rond zijn persoon en zijn werk. Al begin jaren tachtig, na het verschijnen van "La Place de la Bastille', verweet filmregisseur Theo van Gogh de schrijver dat hij het joodse leed 'exploiteerde'. Enkele jaren later verscheen zijn omstreden boekenweek geschenk 'Serenade', dat op sommige gereformeerde scholen verboden werd om zijn expliciete erotische passages.
Behalve in de literatuur heeft De Winter inmiddels ook zijn sporen verdiend in de filmwereld. Naast de producties die hij met de andere leden van EAFA maakte, regisserrde hij 'De Grens'. Hiervoor schreef hij zelf het scenario. Ook werkte hij mee met de verfilming van zijn eigen roman 'Hoffman's honger'. Daarnaast schreef hij de scenario's voor de films die Rudolf van den Berg maakte op basis van 'La Place de la Bastille' en 'Zoeken naar Eileen W.'
Van het leggen van nadrukkelijke verbanden tussen film en literatuur wil De Winter echter weinig weten, getuige zijn uitspraak tijdens de Dag van het Literatuuronderwijs in 1994: 'Er is net zoveel verband tussen fuchsia's en sportschoenen'.
De bibliografie van Leon de Winter
1976: 'Over de leegte in de wereld'
1978: 'De verwording van de jongere Dürer'
1981: 'Junkieverdriet'
1981: 'La Place de la Bastille'
1981: 'Zoeken naar Eileen W.'
1982: 'Vertraagde Roman'
1986: 'Kaplan'
1987: 'Orgia'
1990: 'Eergisteren, overmorgen'
1990: 'Hoffman's honger'
1991: 'Een Abessijnse woestijnkat'
1991: 'Bij nader inzien'
1991: 'Supertex'
1992: 'De ruimte van Sokolov'
1993: 'De verhalen'
1994: 'Handleiding ter bestrijding van extreem-rechts'
1995: ''s-Hertogenbosch'
1995: 'Serenade'
1995: 'Zionoco'
1996: 'Lady Di in een bevallige pose'
1997: 'De hemel van Hollywood'
1998: 'Supersex'
2002: 'God's gym'
Er zitten veel autobiografische kenmerken in SuperTex. Zowel Max als Leon zijn allebei zoons van joodse ouders en hebben beiden een goede opleiding gehad. De vader van Leon was lompenverkoper en ook Max’opa Mosje deed in lompen. Voor beiden is het geloof erg belangrijk.
Relatie tussen tekst en context
Het boek is in 1991 voor het eerst uitgegeven en speelt zich in oktober 1990 af. Het boek behoort tot de ‘postmodernistische’stroming.
Na de roerige jaren zestig is er veel veranderd in de maatschappij. Op maatschappelijk gebieden laten de feministen hun stem horen en proberen ze de traditionele rolpatronen te verbreken. Op godsdienstig gebied verliezen de kerken steeds meer macht. Ook in de politiek verandert er veel. Net toen de politieke situatie weer een beetje verbeterd was, laaide de Koude Oorlog op. Veel Europeanen hebben hiertegen geprotesteerd.
Aan de communistische macht komt een einde door Gorbatsjov en Oost-Europa valt uiteen. Ook wordt de Berlijnse Muur in 1989 gesloopt. Europa hoopt vanaf dan op een verenigd Europa.
Economisch gaat het wat minder goed. Door de oorlog tussen Israël en zijn Arabische buurlanden, komt er een oliecrisis die leidt tot een langdurige recessie. Door middel van bezuinigingen en door het stimuleren van economische activiteiten moet de economie weer op peil gebracht worden.
Er is meer interesse gekomen in het milieu, door het rapport van de Club van Rome. Er ontstaan milieupartijen en Greenpeace wordt over de hele wereld actief.
In de literatuur zijn ook verschillende veranderingen opgetreden. Er wordt meer geschreven over de consumptiemaatschappij en het zakenleven. Het eigenbelang wordt belangrijker, iedereen streeft ernaar om een ‘winner’ te worden: snel veel geld te verdienen en status te verwerven. De ikpersoon neemt een belangrijke plaats in een verhaal in. Persoonlijke aspecten worden weer de leidraad in het verhaal. Herinneringen uit het verleden worden opgehaald, reizen worden beschreven en de maatschappij wordt bekritiseerd en geïroniseerd op persoonlijke wijze. Veel roman krijgen een autobiografisch karakter.
Veel van deze kenmerken komen ook terug in SuperTex. Het draait allemaal om de rijke ikfiguur, die zijn levensverhaal vertelt en daarbij herinneringen ophaalt. In de roman zijn ook autobiografische elementen aan te wijzen.
De verwerking
De man die toch zijn vader werd
NRC Handelsblad, 13-09-1991, Reinjan Mulder
Max Breslauer, de jood in de Porsche, heeft bijna de jood gedood die het geloof wilde gaan belijden. Symbolischer kan het bijna niet. Hij belt in paniek een psychiater. De nieuwe roman van Leon de Winter, 'Supertex' is een verslag van wat Breslauer de psychiater vertelt. "De Winter had in eerdere boeken al bewezen de techniek van het roman-schrijven goed beheersen, maar zijn thematiek was nooit eerder zo duidelijk.
In zijn deze week verschenen roman Supertex beschrijft Leon de Winter (1954) een zakenman die in moeilijkheden is geraakt. De zaken gaan nog altijd goed, maar zijn geest is verward. Zijn ervaringen komen niet langer overeen met zijn opvattingen. De man over wie het gaat is een rationalist, een kind van de naoorlogse tijd, maar op steeds meer fronten wordt hij geconfronteerd met verwijzingen naar het irrationele. Hij is een agnosticus, die ziet dat de religie in zijn naast omgeving nog steeds een belangrijke rol speelt, een academicus die moet toegeven dat zijn minder begaafde broer meer van het leven begrijpt dan hij. En hij begint het relatieve belang van zijn welvaart in te zien. Hij heeft een penthouse van anderhalf miljoen en een snelle Porsche, maar hij merkt dat er meer op de wereld is dan geld en goed. En al is hij een vlotte en begeerde versierder, de ware liefde vindt hij desondanks niet.
Het is een interessant thema dat De Winter in zijn boek aan de orde stelt. De man over wie hij schrijft, denkt een groot aantal rationele keuzes te hebben gemaakt, maar achteraf moet hij toegeven dat wat hij heeft gedaan toch op een of andere manier past in een mysterieus patroon dat al voor zijn geboorte aanwezig was: "Het schijnt dat een vrouw zich zo voelt als zij haar dertigste gepasseerd is en alsnog een kind wil baren: je gaat iets doen waarvoor je geboren bent." Als kind was hij vroeg zelfstandig, maar eenmaal volwassen geworden merkt hij dat hij altijd het kind van zijn ouders is gebleven. Supertex is, kortom, een roman over continuïteit. Het patroon dat Max Breslauer gevangen houdt, bestaat grofweg uit drie concentrische cirkels. In de binnenste cirkel bevindt zich zijn directe familie en het bedrijf dat door zijn vader is opgericht. In de tweede cirkel bevindt zich de familie van de vader, uit Galicië afkomstige joden die voor een groot deel zijn omgekomen in de oorlog. In de derde cirkel, tenslotte, bevindt zich zo ongeveer het hele jodendom: meer dan vijfduizend jaar geschiedenis. Die jaren mogen we zo te zien tamelijk letterlijk nemen. Als de hoofdpersoon op een gegeven moment een steen naar iemand wil gooien realiseert hij zich, half in ernst, dat hij de Bijbelse traditie van steniging kennelijk nog in zijn bloed heeft. "Ook ik kon gooien." Zijn afkomst hindert hem wanneer hij in zijn Duitse auto stapt: wat doet een jood in een Porsche? Wanneer hij overweegt naar Israël te emigreren, krijgt hij te horen dat ze daar leven zoals 'wij' al duizenden jaren doen. Kenmerkend is dat Max Breslauer desondanks naar rationele verklaringen voor zijn manier van leven zoekt. Hij denkt dat het in zijn genen zit of dat hij van jongs af aan een bepaald patroon heeft overgenomen. Hoe het ook zij hij is in de voetsporen van zijn vader getreden. Hij is hem niet alleen tegen alle verwachtingen in opgevolgd als directeur van een grote textielketen, met honderden personeelsleden en werkplaatsen tot ver in Azië, tot zijn ontzetting leidt hij deze miljoenenzaak ook nog eens op dezelfde, harde manier als zijn vader. Wat hij ook heeft geprobeerd, hoeveel mooie plannen hij in zijn jonge jaren ook heeft gehad om arme mensen te gaan helpen, hij is uiteindelijk de zoon gebleven van een sjacheraar en een ploeteraar: 'een sjmoezer met oplichtersneigingen'. "Ik had het niet gewild, was er bang voor geweest en had zijn straatvechtersmentaliteit -- die hem als jongetje door de hel had gesleept -- vervloekt en bespot." Maar hij merkt dat hij dezelfde karaktereigenschappen heeft als zijn vader en dat deze hem steeds meer hinderen. "Ik was dezelfde wrede handelaar als hij." De manier waarop De Winter de worsteling van Max Breslauer ontvouwt, is geraffineerd. Het grootste deel van het boek speelt zich af op één dag. Het is de dag des oordeels, de dag waarop de man met zichzelf in het reine wil komen. 's Morgens vroeg is hij ingestort. Hij heeft ruzie gemaakt met een zakenrelatie, hij heeft zijn vriendin afgebekt, zijn secretaresse is op staande voet ontslagen, en hij heeft met zijn Porsche zo hard door de Lairesse-straat gereden dat hij een chassidische jongen heeft geschept die op weg was naar de sjoel. En dan komt hij tot inkeer. De jood in de Porsche, zo moet hij beseffen, heeft bijna de jood gedood die het geloof wilde gaan belijden. Symbolischer kan het bijna niet. Hij belt in paniek een psychiater. Die maakt meteen een hele dag voor hem vrij en dan vertelt de man zijn levensloop: "ik had de verhalen nog niet eerder in één stroom samengebald. Misschien was dat de waarheid van dit gesprek: de geboorte van een structuur die een reeks anekdoten zou verenigen." Op de eerste bladzijde van het boek loopt hij de spreekkamer met de sofa binnen, en als hij na een dag praten afscheid van zijn psychiater neemt, is het verhaal zo goed als uit.
Opvallend, en wat mij betreft heel geslaagd, is dat de op het eerste gezicht misschien wat gemakzuchtige setting van een psychiatrisch bezoek voor De Winter uiteindelijk niet meer is dan een kader waarin hij de uiteenlopende gebeurtenissen een plaats heeft kunnen geven. Het bezoek aan de psychiater dat hij beschrijft is slechts bijzaak, een betrekkelijk toevallige vorm. Het had ook een verslag aan een vroegere geliefde kunnen zijn. Het verhaal is dan ook geen letterlijk op schrift gestelde sessie, zoals in Portnoy's Complaint van Philip Roth. Als je goed oplet, zie je dat het verhaal niet, zoals bij Roth, rechtstreeks aan de psychiater wordt verteld. De Winter heeft een duidelijke distantie ten opzichte van zijn personage aangebracht. Met kleine aanwijzingen laat hij meteen aan het begin van het boek merken dat het bezoek aan de psychiater dat hij beschrijft al weer enige tijd geleden plaats heeft gevonden. De crisis van de hoofdpersoon is inmiddels voorbij. Er kan nu in alle rust over gesproken worden.
Het verhaal is sterk gestileerd. Er komt weinig spreektaal in voor, De Winter parafraseert nu wat zijn hoofdpersoon ongeveer bij de psychiater zal hebben verteld. De vele gesprekken waarnaar tijdens de sessie wordt verwezen zijn nu heel levendig weergegeven, in de tekst zijn ze vaak als dialogen terug te vinden. De Winter zal zelf waarschijnlijk de eerste zijn om toe te geven dat het probleem dat hij in zijn boek aan de orde stelt, een hoofdpersoon op zoek naar zijn joodse identiteit, een van de lastigste en meest beladen onderwerpen is waarover je een boek kunt schrijven. Waarom denkt iemand dat hij alleen met een joods meisje gelukkig zou kunnen worden? En waarom wil dat meisje zich per se in Israël vestigen? Het antwoord op dit soort vragen blijft De Winter ons schuldig. Dat maakt het boek er alleen maar sympathieker op. Supertex is nu meer een roman over het raadsel van het joods-zijn geworden dan een roman over het joods-zijn zelf. Er komen verschillende personen van joodse origine in voor, die allen tot de conclusie komen dat de assimilatie waar ze rationeel misschien naar streven voor hen onmogelijk is, maar hun argumenten verschillen.
Voor Leon de Winter zelf lijkt alleen acceptabel hoe de hoofdpersoon, Max Breslauer, zijn keuze voor een joodse identiteit rechtvaardigt. Deze ziet zichzelf in de eerste plaats als een schakel die de tradities van zijn familie voor vergetelheid moet behoeden. Voor Max Breslauer gaat het niet zozeer om de religieuze rituelen van het chassidische jodendom, maar om de woorden en de redeneringen die daaruit zijn voortgekomen. Max Breslauer voelt zich een hoeder van het Jiddische erfgoed, zijn vaders taal en wijsheid. Leon de Winter had in eerdere boeken al bewezen de techniek van het romanschrijven goed te beheersen, maar zijn thematiek was nooit eerder zo duidelijk. In Supertex laat hij zien losse scènes zoals de aanrijding van de chassidische jongen tot een klein toneelstukje te kunnen maken, maar hij heeft zich nu minder dan ooit laten verleiden tot goedkope effecten. Supertex is daardoor een heel ingetogen en integer boek geworden. Aanvankelijk is dat misschien wat onwennig, ook ik zat bij de eerste lezing te wachten tot de vlam eindelijk eens in de pan zou slaan, maar nu dat niet gebeurt, is dat geen teleurstelling.
"U heeft mij niet nodig," zegt de psychiater terecht aan het eind van de lange dag.
Er komt een man bij de dokter : voor "Supertex" put Leon de Winter uit de moppenwereld van Max Tailleur
De Volkskrant, 20-09-1991, Arnold Heumakers
Leon de Winters nieuwe roman Supertex eindigt - letterlijk - met een lach en een traan. "De lach sprong uit mijn keel en het water stroomde uit mijn ogen", schrijft hoofdpersoon en verteller Max Breslauer op een van de laatste bladzijden. Hij heeft de hele roman door geworsteld met zijn - inmiddels overleden - vader en met de van hem geërde joodse conditie, maar nu is het moment van de verzoening daar. Hij realiseert zich de "wrede waarheid" van de Jiddische spreekwoorden die zijn vader gul in het rond placht te strooien, en daarbij passen de bevrijdende lach en de sentimentele traan.
In de roman vertelt Max, 36 jaar oud en eigenaar van een winkelketen van goedkope confectiekleding, zijn levensverhaal, dat tot dusver in het teken heeft gestaan van het generatieconflict met zijn vader en de raadselachtige eisen van de joodse identiteit, met op de achtergrond het onuitwisbare verleden van Holocaust en Tweede Wereldoorlog. Max' vader, geboren in het Poolse Lamberg, is de enige van zijn familie die het concentratiekamp heeft overleefd. Max is met zijn problemen een typisch lid van wat wel de "derde generatie" wordt genoemd.
In De Winters boeken zijn die problemen gaandeweg een steeds grotere rol gaan spelen, direct of indirect. De min of meer maatschappijkritische thematiek van zijn eerst boeken heeft hij losgelaten. Vanaf La place de la Bastille (1981) gaat het vooral om het joodse verleden, de last van de geschiedenis waarvan zijn helden zich proberen te bevrijden, maar die onherroepelijk zijn tol eist. In La place de la Bastille eindigt de confrontatie onbeslist, maar in latere romans als Kaplan (1986) en Hoffmans' honger (1990) is er op het eind sprake van een al dan niet strijdlustige verzoening met het eigen lot. Wat in de praktijk ook kan neerkomen op een verzoening met de joodse traditie en haar rituelen, al hoeft dat nog niet meteen een "bekering" tot de orthodoxie in te houden.
Dat laatste kan wel. In Supertex kiezen zowel Max' geliefde Esther als zijn broer Boy voor deze uitweg: alleen door zich aan de "wetten" te houdenen volgens de "traditie" te leven kan men een echte jood zijn, vinden zij. De traditie biedt troost en een duidelijke identiteit. Naar deze zaken lijkt ook Max Breslauer op zoek te zijn, maar de orthodoxie ligt hem niet. Joden beschouwt hij als "familie" (bijgebrek aan andere familie, ben je geneigd te denken), maar hij realiseert zich tegelijkertijd dat zijn joodse afkomst niet het enige is dat hem bepaalt. Een redelijk standpunt, zou ik zeggen, waarmee Max alleen wat minder vlot uit de voeten kan.
Vandaar dat hij zijn levensverhaal in de spraakkamer vaneen psychiater moet vertellen. De roman bestaat uit het verslag van een lange, één dag durende sessie op de sofa bij dokter Jansen, die hem toespreekt met de "stem van G'd". Het echte werk doet hij in feite zelf, door voor het eerst enige orde (of "structuur", zoals hij het uitdrukt) in de brij van zijn gevoelens en herinneringen aan te brengen.
Overheersend is vooral de concurrentie met zijn vader, de miljonair geworden oprichter van de winkelketen "Supertex". Een "dictator" in de ogen van zijn zoon; in zijn eigen ogen is hij een "eenvoudig man" die zijn kinderen heeft gegeven wat hijzelf nooit heeft gegeven wat hij zelf nooit heeft gehad. Max vindt hem vulgair en bekrompen en scheldt hem in puberale rebellie uit voor "kapitalistische uitbuiter". Als hij na een gestrande carrière in de advocatuur bij papa in de zaak komt, kan hij het niet verkroppen dat zijn oude heer de touwtjes strak in handen blijft houden. Wél is Max er dan al achtergekomen, dat hij in feite net zo grof en sluw is als zijn vader, en zelfs nog een graadje erger, want hij blijkt niet te beroerd om met nep kledingmerken de klanten te belazeren.
Ook lukt het hem niet, anders dan zijn vader, op de geëigende momenten "aardig" te zijn. Zelf vindt hij zich ook niet aardig en dat getuigt weer van zelfkennis, want Max Breslauer ontpopt zich in de loop van zijn relaas als een vervelende, verwende, egoïstische man vol vage schuldgevoelens. De Winters roman zou je om die reden kunnen beschouwen als een experiment met een onsympathiek personage. Daar is uiteraard niets op tegen, mar als dat personage ook nog zelf zijn eigen verhaal vertelt, kan het wel problemen opleveren. En dat is hier het geval.
Die problemen hebben overigens minder te maken met het onsympathieke karakter van de verteller dan met zijn oppervlakkigheid, die ook in de taal is geslopen. Onsympathieke mensen kunnen voortreffelijke schrijvers zijn, maar voor De Winters personage gaat dat niet op. Zijn sentimentaliteit en platvloersheid gaan gepaard met een stijl vol clichés, die het er liefst zo dik mogelijk bovenop legt.
Als Max in een dronken bui zijn vader wil vermoorden, grijpt hij naar een schaar "vervaardigd door moffen in Solingen" en meldt hij pathetisch: "k zou de muur slechten en me bevrijden uit het getto van mijn geestelijke gevangenis". Wanneer hij tenslotte toch voor de daad terugdeinst, staat er voor de lezers die het nog niet hadden begrepen: "Moest ik zo nodig doen wat ze in de oorlog waren vergeten?" Als hij zijn ware geliefde Esther voor het eerst in de ogen blik, lijken zijn woorden rechtstreeks ontleend aan de Bouquetreeks: "Van de ene seconde op de andere drong het tot me door dat ik haar al kende voordat ik haar ontmoet had, dat ik al van haar hield voordat ik geboren was".
Speelt De Winter hier een subtiel spel met zijn lezers, zich verschuilend achter de oppervlakkigheid van zijn held, of heeft hij echt zich een beetje gemakkelijk gemaakt? Ik vrees het laatste. Dezelfde stilistische manco's teisteren immers ook sommige van zijn vorige boeken. Een voordeel is wel dat de al te opzichtige literaire imitatie ditmaal ontbreekt. In Supertex worden Kafka, Handke, Bernhard, Modiano of Kundera op veilige afstand gehouden. Eerder lijkt het erop dat De Winter aansluiting heeft gezocht bij minder gecompliceerde vormen van schrijven, die in de regel niet tot de literatuur worden toegelaten. In zijn Hoffman's honger was dat de thriller of spionageroman; Supertex doet soms denken aan een literaire versie van de moppenwereld van Max Tailleur.
Gek genoeg zijn de passages waarin die associatie zich het krachtigst opdringt niet de slechtste van het boek. Om de groteske avonturen van Max' minderbedeelde broer Boy in Blaricum en in Marokko valt bijvoorbeeld het nodige te lachen. Ook de kleine zedenschetsen van het moderne joodse leven in Amsterdam, die hier en daar in de roman opduiken, hebben hun aantrekkelijkheden. Heel wat meer in elk geval dan de melodramatische en weinig verrassende uitwerking van het generatieconflict tussen Max en zijn vader en het pathetische gedoe met de zelfmoord van Esthers eerste echtgenoot, die haar bekering tot het orthodoxe jodendom moet verklaren.
Met de lach zit het wel goed in Supertex, minder met de traan. En dat heeft, net als bij de stijl, te maken met het karakter van de hoofdpersoon. De oppervlakkigheid die het taalgebruik ontsiert, tast ook de ernst van de thematiek aan. Het kost mij althans de grootste moeite de gekweldheid van Max Breslauer erg serieus te nemen. Dat hij als "jood in een Porsche" op anderen een merkwaardige indruk maakt, zit hem niet echt dwars, al zegt hij soms van wel; het enige dat hem hindert is de rivaliteit met zijn vader (die in een Mercedes rijdt). Pas wanneer zijn geliefde en zijn broer zo gek zijn om opeens orthodox te worden, wordt ook de joodse conditie (die natuurlijk wel binnen het generatieconflict een rol speelt) een acuut probleem, dat Max vervolgens in één dag weet op te lossen. Hoe? Door eindelijk niet alleen in de praktijk (hij heeft na de dood van zijn vader zelfs diens maîtresse overgenomen), maar ook in het bewustzijn te accepteren dat hij "de erfgenaam" is.
De psychiater die zegt dat hij haar "niet nodig" heeft, heeft dus groot gelijk. Maar wat uit medisch oogpunt ongetwijfeld een bevredigend slot mag heten, krijgt voor de in literatuur geïnteresseerde lezer toch ook iets van een teleurstelling, die met de banale moraal dat het leven nu eenmaal uit een lach en een traan bestaat niet echt wordt goedgemaakt.
De twee recensenten hebben duidelijk een verschil van mening wat het boek betreft. Mulder vindr de thematiek helder en interessant, Heumakers daarentegen vindt het geen maatschappijkritisch thema en kan het boek niet echt serieus nemen. Het lijkt volgens hem te veel op een moppenwereld. Ik ben het niet met Heumakers eens. Het boek is niet altijd even geloofwaardig, maar toch is het thema best interessant.
Mulder vindt dat Leon de Winter Max’ worsteling met z’n verleden geraffineerd beschrijft. Hij vindt ook dat het nemen van een therapeutische sessie als uitgangspunt opvallend is, maar niettemin geslaagd. Volgens Heumakers is het verhaal een experiment met een onsympathiek persoon als hoofdpersonage. Dat geeft problemen, omdat die onsympathieke figuur zelf zijn verhaal vertelt. Ik ben het met geen van beiden echt eens. Het verhaal is niet echt geraffineerd geschreven, maar een ietwat onsympathieke man als verteller geeft ook niet echt problemen.
Over het taalgebruik zijn beide het ook oneens. Mulder beschouwt het als sterk gestileerd met weinig spreektaal, maar er zijn wel levendige gesprekken. Verder zitten er weinig goedkope effecten in het boek. Heumakers aan de andere kant vindt het taalgebruik maar oppervlakkig en de stijl zit vol met clichés. Sommige zinnen zijn rechtstreeks ontleend aan de Bouquetreeks. De gesprekken zijn inderdaad best levendig, maar er zitten ook clichés in het boek. Sommige zinnen kunnen best in een Bouquetboekje staan, maar het argument is wel overdreven.
Mulder vindt het een ingetogen en integer boek, wat misschien wat onwennig is, maar zeker niet teleurstellend. Heumakers denkt dat Leon de Winter het zich te gemakkelijk heeft gemaakt en dat het eind voor een geïnteresseerde lezer teleurstellend is. Ook vindt hij de moraal, dat het leven bestaat uit een lach en een traan, banaal. Ikzelf vind niet dat de Winter het zich te gemakkelijk heeft gemaakt, maar het eind vind ik toch wel teleurstellend. Je wilt als lezer toch nog meer te weten komen over Max en hoe het verder gaat na dit gesprek met dr. Jansen, maar dat kom je niet te weten.
Eindoordeel
Het onderwerp
Ik vond het onderwerp best interessant en ik wilde er graag meer over lezen.
Ik ben echt gaan nadenken over godsdienst of over het jodendom, maar ik kan me wel indenken dat joodse mensen met zulke problemen kampen als Max.
Het onderwerp werd met genoeg diepgang behandeld, maar ik had nog wel wat meer willen lezen over de gebruiken in het jodendom.
Er zijn vrij veel films en boeken die ook over het jodendom gaan en dan vooral over de joden in en na de Tweede Wereldoorlog.
De gebeurtenissen
De gevoelens van Max waren het belangrijkste in het boek. Hij vertelt zijn levensverhaal en alles wat hij vertelt, roept gevoelens bij hem op. De gebeurtenissen werden alleen verteld omdat ze belangrijk waren voor Max.
De gebeurtenissen waren wel redelijk geloofwaardig, alleen dat stuk over de zelfmoord van Esthers ex en hoe ze daar mee omging, vond ik minder geloofwaardig.
De personen
Ik vond Max niet echt een aardig persoon. Dat komt natuurlijk door het thema van het boek. Als hij wel aardig was geweest, had hij waarschijnlijk niet van die problemen gehad.
Hij heeft mijn gedrag, gelukkig, ook niet beïnvloed.
Als ik de auteur was, zou ik Max niet anders laten handelen. De essentie van het boek is juist dat Max niet aardig is en erg materialistisch, maar dat hij door zijn geloof toch veranderd wordt.
De opbouw
Het verhaal was niet moeilijk te lezen; de zinnen waren kort en het taalgebruik was niet echt moeilijk. Er zaten veel flashbacks in, maar het werd goed duidelijk wat flashback was en wat ‘heden’.
Ik vond de afloop wel logisch, maar toch was ik niet echt tevreden. Hij heeft toch z’n godsdienst aanvaard, wat ook wel te verwachten was, maar het einde kwam iets te snel.
Het taalgebruik
Zoals ik al zei, was het taalgebruik niet echt moeilijk. Alles werd op een heldere manier beschreven, zodat ik een goede voorstelling kon maken van de gebeurtenissen.
Dat wat Max tegen dr. Jansen zei over de geschiedenis was natuurlijk ook dialoog, maar omdat dr. Jansen daar niet tussendoor praatte, viel dat niet echt op. Daarom vind ik ook dat er niet te veel dialogen voorkwamen.
Lijst van geraadpleegde bronnen
Bernlef, J.; Sneeuw; Amsterdam 1987
Daarbij heb ik geraadpleegd:
* Coenen, L.; Kox T.; Noot B.; Literatuur zonder grenzen, Literatuur voor de tweede fase, 1e druk, Amsterdam 1998, bladzijdes 23 t/m 47; 291 t/m 297 en 305.
* Prisma uittrekselboek; Nederlandse literatuur 1991-1994, 1e druk, Utrecht 1994, pagina 360 t/m 376.
De volgende websites:
* www.dbnl.org
Boekverslagen van de volgende websites:
* www.boekverslag.nl
* www.collegenet.nl
* www.studentsonly.nl
* www.scholieren.com
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
hoi,
heel erg bedankt
groetjes melissa
20 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
sorry ik had in het vorige mailtje staan of je het probleem en de oplossing van het boek de brandende liefde weet, maar ik bedoelde eingelijk of je dat weet van het boek supertex
sorry maar weet je het daarvan?
alvast bedankt
20 jaar geleden
AntwoordenY.
Y.
Goed verslag, heb er veel informatie van gebruikt voor mijn eigen boekverslag.
19 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
k heb er egt veel an gehad tanx
19 jaar geleden
Antwoorden