Steenkind door Robert Haasnoot

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
Boekcover Steenkind
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2927 woorden
  • 6 augustus 2004
  • 79 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
79 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Robert Haasnoot
Genre
Psychologische roman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
2002
Pagina's
159
Geschikt voor
havo/vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Godsdienst,
Kindertijd & Kinderleed,
Noodlot

Boekcover Steenkind
Shadow
Steenkind door Robert Haasnoot
Shadow
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel
A. Beschrijving en Analyse
1. Technische gegevens:

De schrijver is Robert Haasnoot en de titel is “Steenkind”. Het boek heeft geen ondertitel. Ik heb 1e druk gelezen uit 2002. De uitgeverij is De Geus en de plaats van uitgave is Breda.

2. Motto en opdracht:

Het motto is:
“De paring gebeurt meestal tijdens de bruidsvlucht in hoger sferen, maar vindt ook wel plaats op takken van bomen en struiken of zelfs op het nestoppervlak, zodat het voor ons, aardse wezens, mogelijk is een en ander met beide benen op de grond te bestuderen.” Het is een citaat uit “Beleef het duin” dit is een uitgave van de Vereniging voor natuur- en milieu-educatie, afdeling Leiden. Het motto slaat waarschijnlijk op de ouders van Wouter die ’s avonds de duinen ingaan en nooit meer terugkomen. Wouter ziet ze vertrekken. Wat ze in de duinen doen laat zich wel raden.
De opdracht is: “Voor Sasha,” ik heb geen idee waar dat op slaat, op internet is ook niet veel te vinden...

3. Verklaring van de titel en ondertitel:

De titel slaat op Wouter die, nadat zijn ouders plotseling zijn verdwenen, in een fantasiewereld leeft. Zijn moeder had, een paar maanden voordat ze van hem zwanger was, een misgeboorte gehad. Tegen Wouter zegt ze dat ze geloofd dat die misgeboorte ook al Wouter was, maar dat God niet tevreden was en haar daarom een misgeboorte en een nieuwe zwangerschap gaf. De misgeboorte hadden ze ook al Wouter genoemd, daarom heet de geboren Wouter ook Wouter. De misgeboorte noemt de dokter in het verhaal steenkind omdat het helemaal was uitgedroogd en hard als steen geworden toen zijn moeder weer bijkwam. Voor de misgeboorte was ze namelijk flauwgevallen.
Het boek heeft geen ondertitel.

4. Soort literatuur:

Steenkind zou een psychologische roman kunnen zijn omdat je de hele gedachtenwereld en gevoelens van Wouter leest, maar een streekroman zou ook kunnen omdat het hele verhaal zich in Zeewijk en in de duinen rond zeewijk afspeeld.

5. Structuur:

Het boek is opgedeeld in drie delen. Tussen elk deel zit een grotere tijdseenheid (ongeveer twee maanden) dan tussen de aparte hoofdstukken (ongeveer een of twee weken) van een paar pagina’s lang. De losse hoofdstukken zijn niet genummerd, de delen wel.

6. Een samenvatting van de inhoud: (internet)

In Zeewijk, een rechtzinnig vissersdorp aan de Noordzeekust, woont in de jaren vijftig een gezin: Wouter Sandhof, zijn oudere broer Stijn, en zijn vader en zijn moeder.

Wouter is een kwetsbare, gevoelige jongen van ongeveer vijftien. Hij wordt gepest, heeft geregeld ernstige aanvallen van migraine en kan ten gevolge van leesblindheid nauwelijks lezen en schrijven.
Broer Stijn werkt bij een garage, gaat uit, en maakt de indruk alles in de hand te hebben. In de omgang met zijn broertje komt zijn zachte kant naar voren.
De vader van Wouter heeft een kunsthandel.
Op een avond ziet Wout zijn ouders enigszins aangeschoten in de richting van de duinen lopen. De volgende dag blijkt dat ze die avond niet meer thuisgekomen zijn. Het lijk van vader spoelt aan; van moeder wordt alleen een bundeltje kleren gevonden.
Tante Dien is het enige familielid dat werkelijk treurt om het verlies. En als enige is zij echt bij de jongens betrokken. Stijn kan veel van haar hebben, zelfs haar kritiek op zijn omgang met Lisa, een ‘straatmeid’. En Wouter laat zich haar bezorgdheid over zijn zieleheil gewillig aanleunen.
Stijn neemt de touwtjes in handen. Hij maakt plannen om de kunsthandel te verkopen, en een platenzaak te beginnen. Als hij 21 wordt, kan hij de voogdij over Wouter krijgen. Hij laat hun moeder ‘doodverklaren’, en krijgt toegang tot het familiekapitaal. Thuis heeft hij zijn intrek genomen in de grote slaapkamer. Wouter vindt dat verschrikkelijk: hij probeert zijn moeder te laten herleven door te ruiken aan haar kleren.
Het huwelijk van zijn ouders was niet harmonieus. Wouter was moeders bondgenoot. Zijn verering voor haar ging erg ver. Hij wenste zijn vader weg. En als vader dan verdronken blijkt, voelt hij zich schuldig. Hij had hen niet moeten laten gaan!
Wouter denkt dat zijn moeder nog wel in leven zal zijn. Hij meent haar diverse keren te zien. Werkelijkheid en waan gaan door elkaar lopen. Een groot aantal factoren speelt daar in mee. Een kinderlijk vertrouwen in een goede afloop, intens beleefd gemis, geloof in de gelukbrengende werking van zijn talisman (een kiezelsteen), het overnemen van het geloof van tante Dien die zegt dat er ook nu nog wonderen gebeuren, en de trance waarin hij zich laat brengen door de bijbelgedeelten die tante Dien voor hem ingesproken heeft. Hij zuigt zich vol met de bezwerende bijbeltaal.
De familie ruziet over het eeuwige lot van de verdronken vader, maar de dominee zegt alleen maar mooie dingen. Er wordt gehuicheld, maar het geloofsvertrouwen van tante Dien is echt.
Twee schilderijen en een tekening van Jan Toorop spelen een cruciale rol in het verhaal. De joodse meneer Bender vertrouwde die voor de oorlog aan Wouters vader toe. Wouters moeder en haar zuster, tante Dien, werkten voor de oorlog bij hem, en tante Dien maakte zich zorgen toen ze zag hoe haar zuster steeds meer naar hem toe trok. Ze kende toen Wouters vader ook al. Hij was verliefd op haar. Hij was chauffeur van meneer Bender, en die was als een vader voor hem. Na de oorlog kwam meneer Bender niet terug, en toen is Wouters moeder met de man getrouwd die al die jaren op haar gewacht had.
Volgens tante Dien was moeder voor vader bestemd, ‘op Zijn tijd’. Het bevreemdde Wouter dat zijn vader de man die als een vader voor hem geweest was, doodzweeg, terwijl zijn moeder met weemoed over hem sprak.
Bij het opruimen van de kunsthandel vindt Wouter de Toorops onder de vloer. Er is een brief bij van meneer Bender die vraagt of de schilderijen naar zijn onderduikadres gebracht kunnen worden. Blijkbaar heeft Wouters vader ze bewust bij zich gehouden. Nu zijn er twee partijen die er aanspraak op maken: een neef van de overleden meneer Bender die bij moeder in de kunsthandel geweest is, en een museumdirecteur aan wie Wouters vader de Toorops voor veel geld heeft aangeboden.
Die vondst is de sleutel tot het begrijpen van het drama dat zich in die stille zomernacht afgespeeld heeft. Op vaders lijk zijn sporen van een worsteling gevonden, en Wouter stelt zich voor dat zijn vader wanhopig was omdat zijn wandaad dreigde uit te komen, en dat hij zijn vrouw in zijn ondergang meesleepte – wie weet ook nog uit woede voor de blijvende trouw aan haar gestorven geliefde.
Tante Dien leest de leesblinde Wouter met behulp van de bandrecorder hele stukken van de Bijbel voor. Het boek Job fascineert hem bijzonder. Toch besluit Wouter om zijn eigen verhaal juist op die band in te spreken. Dagen is hij er mee bezig. Steeds meer herinneringen komen boven. Steeds moet hij weer aanvullingen geven op dingen die hij al verteld heeft. Maar uiteindelijk staat alles erop. Op het inspreken volgt als vanzelfsprekend het wissen. ‘Maar al wis ik elk woord, ergens diep in de sporen van de tape blijft mijn verhaal bewaard’ (p 145).
Het boek eindigt open. Wouter denkt zijn moeder weer te zien. Hij volgt haar, de zee in. Opeens herinnert hij zich de bandrecorder die in zijn afwezigheid zijn verhaal heeft gewist. Het eind van de tape zal losgeschoten zijn van de spoel, en tegen de geleider tikken, meegetrokken worden, weer tegen de geleider tikken, rond en rond. En niemand die het stopt. En dan de laatste zin: ‘Als ik opkijk is ze verdwenen.’ Het beeld doet denken aan Wouters pogingen zijn moeder terug te halen. Even lijkt het te lukken, nee. Dan toch weer – nee. En zo eindeloos door.
Het moet wel erg vaak gezegd worden dat niets verloren gaat, en dat alles weer terug komt. Wouter mijmert bij door de zee achter gelaten water: het zal verdampen en misschien ooit weer eens hier neervallen. Maar dan zal hij er niet zijn... Twaalf maanden voor zijn geboorte verloor zijn moeder een levenloze baby – een steenkind noemde de dokter het omdat het helemaal ingedroogd was. Wouter vraagt zich af wat er met hem gebeurd zou zijn als dat jongetje wel was blijven leven.Volgens zijn moeder was hij het beide keren. Niets gaat verloren. Maar als hij een paar maanden eerder geboren was, zou alles goed gegaan zijn, en zouden vader en moeder nog leven. Alles komt terug: het is de enige troost, maar het is een schrale troost.
7. Tijd:

De verteltijd is 159 bladzijdes, de vertelde tijd is ongeveer een half jaar. Het boek begint met een zwoele zomernacht waarin de ouders van Wouter verdwijnen en eindigt met een nat jaargetijde waarin paddestoelen groeien: de herfst. Maar daarna gaat het boek nog even door, samen denk ik dat de vertelde tijd net iets minder dan een half jaar is.

8. Ruimte:

Het verhaal speelt zich in het huis van Wouter en Stijn, in Zeewijk, in de duinen van Zeewijk en aan zee af. Wouter gaat vaak naar de duinen van Zeewijk als hij vlucht voor de werkelijkheid, maar ook als hij zijn moeder terug wil ‘zien.’

9. Figuren:
Karakters:

Wouter is een kwetsbare, gevoelige jongen van ongeveer vijftien. Hij wordt gepest, heeft geregeld ernstige aanvallen van migraine en kan ten gevolge van leesblindheid nauwelijks lezen en schrijven. Hij blijft hopen dat zijn moeder op een dag thuiskomt.

Typen:

Stijn: is de oudere broer van Wouter, hj krijgt verkering met Lotte en lijkt alles wel op een rijtje te hebben. In zijn omgang met Wouter kom je zijn gevoelige kant tegen.
Lotte: is de vriendin van Stijn, volgen tante Dien gedraagt ze zich als een straatmeid.

Tante Dien: spreekt voor Wouter stukken van de bijbel op een cassettebandje in, zodat hij toch de bijbel kan ‘lezen’ met zijn
dyslexie.
Vader van Wouter: heeft een kunsthandel
Moeder van Wouter: kan het goed met Wouter vinden, daarom kan Wouter de onzekerheid over wat er met haar gebeurd is zo slecht verdragen.
Verder komen er nog heel veel ooms en tantes in voor, ze worden alleen bij de begrafenis en de wake genoemd en hebben altijd ruzie met elkaar.
10. Vertelwijze:

“Steenkind” is een personale roman, je leest alleen wat Wouter ziet, denkt, voelt en meemaakt.

11. Stijl:

Robert Haasnoot beschrijft de gevoelens en gedachten heel uitgebreid. Ook heeft hij een mooie zinsconstructie en schrijft hij prachtige zinnen. In “Steenkind” denkt Wouter dat hij zijn moeder ziet, Robert Haasnoot beschrijft het zo alsof ze er ook echt staat. Zo treffend is het geschreven.

12. Thema:

a. Thema: De ouders van een jongen in de pubertijd verdwijnen plotseling, hij gelooft dat zijn moeder nog leeft en probeert haar steeds op te zoeken.

b. Motieven: dood: beide ouders van Wouter gaan dood, de vader zeker, de moeder is vermist en waarschijnlijk dood.
zee: Wouters vader is aangespoeld op het strand, waarschijnlijk is hij te diep het water in gegaan.
duinen: Wouter vlucht voor de werkelijkheid de duinen in, daar ‘ziet’ hij vaak zijn moeder, maar die loopt steeds weg.
13. Symboliek:

Een voorbeeld van symboliek zijn de duinen die staan voor de onregelematigheid van Wouter(s gedachten). Voor zijn medemensen lijkt het soms alsof hij bijna klaar is met het rouwproces, maar valt dan toch weer terug, omdat hij verwacht dat zijn moeder terug komt en ze komt maar niet.

14. Bio- en bibliografie:
Biografie

Robert Haasnoot is geboren in 1961 in New Jersey in de Verenigde Staten. Zijn Nederlandse vader ging op zijn zeventiende varen op de grote vaart en woonde een paar jaar illegaal in Amerika. Daar ontmoette hij zijn latere echtgenote. In 1963 vertrekt het gezin (Robert Haasnoot heeft een broer en twee zussen) naar Nederland, naar de oorspronkelijke woonplaats van de vader van Haasnoot: Katwijk aan Zee. Zijn vader gaat in Nederland in de metaalindustrie werken.
Haasnoots moeder is katholiek, maar laat zich in Katwijk bekeren tot het geloof van haar man, namelijk dat van de 'bevindelijk gereformeerden'. Robert Haasnoot omschrijft dit geloof als 'het Siberië van het gereformeerde denken': 'Dominees die vanaf de kansel het kerkvolk inprentten dat zij op hun reis naar de eeuwigheid de zondenlast met zich meetorsen, dat zij verdorven zijn en slechts dankzij de genade Gods in staat tot enige schamele goedheid' (Eindhovens Dagblad, 21 maart 2002). Haasnoot is als kind in de ban van het geloof, serieus en teruggetrokken: 'Ik had niet zoveel vriendjes. Ik was zo verlegen. Tegelijk was ik een lastig jongetje, hooghartig in mijn denken. In mijn verbeelding was ik de andere kinderen de baas, wat natuurlijk helemaal fout was in de ogen van God' (Nederlands Dagblad , 8 juni 2002). Medelijden heeft hij met de kinderen die niet gelovig zijn en daarom voor eeuwig verloren zullen zijn. Hij wil dominee worden, omdat hij denkt dat dan de kans groter is dat hij door God uitverkoren zal worden. Hij begint vast met het schrijven van preken, onder andere onder de titel 'Gods genade voor een ellendig volk'.
Als Haasnoot ouder is, ontdekt hij talloze inconsequenties in de gereformeerde leer. Hij voelt zich bedrogen, keert zich tegen God en vertrekt als hij zeventien jaar is, in navolging van zijn vader, naar Amerika en leeft zich uit in New York: 'Misschien hoopte ik heimelijk dat de hemelse vader zou schrikken van mijn goddeloze levensstijl en op de uitkijk zou gaan staan, zijn Zoon op me af zou sturen om mij te redden' (Nederlands Dagblad, 8 juni 2002). Haasnoot wordt niet gered. Een jarenlange strijd met het geloof volgt, hij keert het echter niet geheel de rug toe, maar geeft er een eigen betekenis aan: 'Een deel [van het geloof] zit nog gewoon in me en koester ik. Ik kan ontroerd raken door Nederland Zingt . Ik heb de tranen in mijn ogen bij de oude psalmen, bij de Mattheus Passion. Dat is geen medelijden, geen verdriet. Het is de geborgenheid van destijds' (Nederlands Dagblad, 8 juni 2002).
Als hij 21 is keert hij terug naar Nederland. Hij is lange tijd werkloos, werkt daarna via diverse uitzendbureaus en begint te schrijven. Haasnoot zegt zijn schrijverschap te danken te hebben aan de dominee in zijn jeugd: 'Zo'n man klimt op de kansel en spreekt een taal die weinigen beheersen: de Tale Kanaäns. De invloed die dat heeft... (...) Bovendien vond ik de taal prachtig. Je ontwikkelt een groot taalgevoel als er thuis drie keer per dag uit de bijbel wordt voorgelezen' (Eindhovens Dagblad, 21 maart 2002). Ondanks dit taalgevoel is schrijven voor Haasnoot een moeizaam proces, hij omschrijft zichzelf als een 'echte kommaneuker'.
Haasnoot woont in Rijnsburg (vlakbij Katwijk), is getrouwd en heeft twee kinderen.

Bibliografie
Primaire bibliografie
1997 De kracht van het woud (roman). De Geus.
1999 Waanzee (roman). De Geus.
2002 Steenkind (roman). De Geus.
Secundaire bibliografie
- Rozema, Hilbrand en Gert van de Wege. 'De wortel van godsdienstigheid : in gesprek met Robert Haasnoot'.
In: Liter 5 (2002) 24, p. 4-13.
Een overzicht van recensies en interviews uit dag- en weekbladen is te vinden in het bestand LiteRom dat in de openbare bibliotheek te raadplegen is. Ook op de website van Robert Haasnoot is een overzicht van secundaire literatuur te vinden.
B. Evaluatie
Emotief argument

Ik vond het een mooi boek omdat de emoties van Wouter heel uitgebreid en nauwkeurig beschreven werden. Je leeft helemaal met Wouter mee, zelfs zover dat je het niet eens erg vindt dat hij waanbeelden van zijn moeder gaat zien. Je snapt Wouter gewoon helemaal. Het boek is ook mooi omdat het sterke en duidelijke gevoelens van medelijden met Wouter oproept. Je wilt en hoopt dat hij het verdriet over het verlies van zijn moeder een plaats kan geven en ‘gewoon’ met zijn leven verder kan gaan.

Esthetisch argument
Ik vond het een mooi boek omdat Robert Haasnoot hele mooie zinnen en woorden gebruikt. Door zijn taalgebruik zie je het hele verhaal voor je ogen afspelen. Dat is echt gaaf. Je ziet het kleine dorpje Zeewijk en de duinen als Wouter weer eens voor de realiteit wegloopt. Je ziet het berkenbos in de duinen waar Wouter’s moeder zich volgens Wouter verstopt. Het is eigenlijk geen boek, maar een film.

Moreel argument
Ik vond het geen mooi boek omdat Stijn en zijn vriendin Lotte al leven als man en vrouw, terwijl ze nog niet getrouwd zijn en ik vind dat dat wel moet. Ik vind het ook niet goed van Stijn dat hij zomaar in de kamer van zijn vermiste ouders gaat wonen, hij treurt niet echt; hij is blij dat hij nu op zichzelf is en het geld van zijn ouders kan uitgeven. Ik vind dat als je je ouders al niet mist, je tenminste kan rekening houden met je jongere broertje dat het er wel heel erg moeilijk mee heeft.

Realistisch argument
Ik vind het een mooi boek omdat het net zo goed met je buren of met jezelf zou kunnen gebeuren, het enige probleem is dat wij niet aan zee wonen. Maar anders zou het zo nog eens kunnen gebeuren en zou het kind van de vermiste persoon hetzelfde als Wouter mee kunnen maken.

Structureel argument
Ik vond het een mooi boek omdat het een duidelijke stuctuur had, dat scheelt je een hele tijd nadenken over de periode waar je nu weer over aan het lezen bent. Je weet dat aan het begin van een nieuw hoofdstuk een bepaalde tijd voorbij is een dat aan het begin van een nieuw deel een een landere tijd voorbij is.

Intentioneel argument
Ik denk dat de schrijver wilde duidelijk maken wat er gebeurt als van een gevoelig kind de ouders plotseling verdwijnen. Ik vind dat het heel goed gelukt is. Je leest het boek in een ruk uit, het verhaal boeit; je wilt weten hoe het met Wouter afloopt. Aan het einde weet je nog niets, dat vond ik wel jammer.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.