Spaanschen Brabander door G.A. Bredero

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 1737 woorden
  • 4 oktober 2006
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
14 keer beoordeeld

Boek
Auteur
G.A. Bredero
Lezen voor de lijst
Niveau 4 (15-18 jaar)Lezen voor de lijst Niveau 4 (15-18 jaar)
Genre
Toneelstuk
Komedie
Blijspel
Schelmenroman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1617
Pagina's
56
Geschikt voor
bovenbouw vwo
Punten
3 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Prostitutie,
Maatschappijkritiek,
Sociale problemen

Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
Spaanschen Brabander door G.A. Bredero
Shadow
ADVERTENTIE
Hulp nodig bij je toetsweek?

Met ToetsMij oefen je per hoofdstuk voor al je vakken, precies op het niveau van je toets. Zo weet je precies wat je kunt verwachten en met de uitleg bij de antwoorden kun je lastige dingen beter begrijpen. Zo zijn er geen verrassingen meer op de toets en haal je hogere cijfers!

Probeer nu 7 dagen gratis!

Titel: Spaansche Brabander Auteur: G.A. Bredero Oorspronkelijke versie: G.A. Bredero, Spaansche Brabander, 1617 Vernieuwde versie incl. vertaling: G. A. Bredero, Spaansche Brabander, druk onbekend

Keuzeverantwoording: Ik heb het boek gekozen omdat ik iets moest kiezen.

Samenvatting: Eerste deel: Jerolimo Rodrigo (de Spaanse Brabander) verheerlijkt de stad Antwerpen, waar hij een plezierig leven met de meisjes had. Omdat zijn vele schuldeisers hem echter niet met rust lieten, vluchtte hij naar Amsterdam, maar daar voelt hij zich helemaal niet thuis. Hij ontmoet Robbeknol, een jonge ex-bedelaar, die op zoek is naar een baantje. Jerolimo wil hem wel in dienst nemen, maar hij vindt het jammer dat Robbeknol niet de Brabantse taal beheerst. Robbeknol heeft honger, maar Jerolimo, die van plan was naar de mis te gaan, houdt een pleidooi voor de soberheid. Hij durft niet toe te geven dat hij eigenlij geen geld heeft. Dan is er ook nog een stukje over twee straatjongens, Aart en Krelis, maar ik snap het verband niet met het stuk over jerolimo. Deze twee jongens schelden de ‘hondslager’ en grafmaker Floris Harmensz uit voor ‘lampoot’. Floris kan de jongens niet te pakken krijgen. Daarna ontmoet Floris twee jongens, Joosje en Contant, die ruzien bij een knikkerspelletje; samen keren ze zich tegen Floris.

Tweede deel: Robbeknol is er al snel achter gekomen dat hij bij zijn meester honger en dorst zal lijden. Als een prins gaat Jerlimo de stad in, terwijl hij geen cent heeft. Tijdens zijn wandeling wordt hij aangesproken door twee hoeren, Trijn Jans en Bleecke An, die snel in de gaten hebben dat hij een arme sloeber is. Robbeknol is er intussen op uitgegaan om te bedelen. Als hij met een voorraad eten thuis komt is zijn meester er al. Jerlimo beweert dat hij al gegeten heeft maar even later zitten ze samen te eten.

Derde deel Na het eten heeft Robbeknol lekker geslapen. Als hij het toilet aan het maken is, vindt hij Jerolimo’s lege portemonnee. Jan Knol, Andries Pels en Floris Harmensz praten over elkaar, de slechte tijden en de laatste nieuwtjes. Dan luidt de klok; de schout en zijn secretaris verbieden de bedelarij . Robbeknol schrikt; voortaan zal de Bijbel hem van dienst moeten zijn. Jerolimo komt opgewekt thuis. Hij heeft wat geld weten te bemachtigen en stuurt zijn knecht naar de markt. Onderweg ziet Robbeknol een lijkstoet naderen. Hij schreeuwt het uit van angst, want hij heeft een vrouw horen zeggen dat de overledene naar het huis gebracht wordt waar men eten nog drinken weet en dat moet hun huis zijn. Jerolimo lacht hem uit om zijn domheid, want hiermee wordt het graf bedoelt.

Vierde deel: Robbeknol komt thuis met een vracht eten en ze beginnen gelijk te eten. Robbeknol verbaast zich over Jerolimo, die ondanks zijn armoede, zich evengoed nog groot voor wil doen met tafelmanieren. De huisbaas Geeraart is op weg naar Jerolimo net als Byateris heeft ook geld van hem tegoed en samen komen ze bij Jerolimo. Robbeknol wil hen niet binnen laten en uiteindelijk scheept Jerolimo hen af met een mooi praatje. Zodra ze weg zijn, pakt Jerolimo zijn biezen.

Vijfde deel: Els en Trijn horen van Robbeknol dat zijn meester naar Culemborg en Vianen vertrokken is. Jut, Geeraart en Byatreis voegen zich bij hen. Als Notaris Joannes Pillorium en zijn klerk langskomen, roept Geeraart de notaris om de inboedel van Jerolimo’s huis te inventariseren. Ook de schout en twee helpers worden erbij gehaald. Er komen nog meer schuldeisers: Balich (de tinnegieter, Otje Dickmuyl (de schilder), Joost die zilveren vaatwerk heeft geleverd en Jasper, die hem van tapijten en leer voorzien heeft. Ze ontdekken allemaal dat de vogel gevlogen is. De schout opent het huis maar er is niets meer te vinden. De notaris en de schout eisen nu van de anderen betaling maar dit wordt geweigerd. De schout neemt het bed dan maar mee, dat aan Byateris toebehoorde.

Korte persoonlijke reactie: Ik vond het een aardig verhaal, niet echt fantastisch maar het was te doen. Het onderwerp was opzich wel grappig, maar past niet in de deze tijd. De personages Jerolimo en Robbeknol waren wel goed. Er waren wel een paar “vreemde” dialogen met bijv. knikkerende jongens, dit paste niet echt in het verhaal. Het taalgebruik was over het algemeen vrij deftig vooral bij Jerolimo.

Tijd: De verteltijd van dit boek is ongeveer 4 uur. De vertelde tijd is enkele weken. Het verhaal is geschreven in chronologische volgorde, het begint bij het begin. Er zijn enkele flashbacks in het verhaal. Vooral van Jerolimo, hij denkt dan terug aan de tijd dat hij nog in Antwerpen woonde en hoe goed het daar wel niet was. Er kwamen geen grote tijdsprongen in voor.

Personen: De hoofdpersoon is de jonker Jerolimo Rodrigo. Hij is de Spaansche Brabander. Hij is gevlucht uit Antwerpen omdat zijn schuldeiser hem achterna kwamen. Nu is hij in Amsterdam, waar hij over probeert te komen als een rijke vent, maar in werkelijkheid is hij arm . Hij is niet erg slim, Robbeknol, zijn knecht, weet hem vaak slimmer af te zijn. Hoe verder in het verhaal , hoe grimmiger de sfeer rondom hem wordt. Steeds meer mensen ergeren zich aan hem, omdat hij zich niet aan zijn afspraken houdt. Hij betaald zijn rekeningen niet, en dat leidt tot ergernis van de stadsbewoners.

De tweede hoofdpersoon is Robbeknol. Hij was bedelaar en is in dienst genomen door Jerolimo. Hij zag dat wel zitten, want hij had behoefte aan geld. Maar komt weinig van terecht, Jerolimo blijkt helemaal niet zo rijk te zijn als dat hij eruit ziet en veel te eten krijgt Robbeknol daar niet. Af en toe laat hij zijn afschuw aan Jerolimo wel aan hem en het publiek blijken.

Er zijn nog andere personen die een kleine rol in het verhaal hebben, maar die hebben duidelijk geen hoofdrol in het verhaal. Ze komen vaak maar in zeer korte stukjes van het verhaal voor. Bijvoorbeeld de notaris: die komt alleen in het vijfde bedrijf voor.

Structuur: Het merendeel was in het modern Nederlands geschreven, met af en toe een stukje in het oud-Nederlands. Het verhaal is een blijspel en bestaat dus uit bedrijven en scenes. Om precies te zijn: 5 bedrijven, die ieder uit ongeveer 7 scenes bestaan. De opbouw van het verhaal is niet ingewikkeld, maar wel rommelig. Door de hoofdverhaallijn lopen diverse andere dialogen die niets te maken hebben met het verhaal van Jerolimo onder andere: de ruzies tussen twee straatjongens en Floris
de gesprekken van de oude mannetjes
de gesprekken van de hoeren

Perspectief: Het verhaal is geschreven vanuit een alwetende-verteller. De schrijver weet van afstand het verhaal weer te geven, alleen bij de monologen geeft de schrijver ook duidelijk de mening van die persoon weer. De schrijver heeft voor dit perspectief gekozen, omdat de lezer (of kijker) hiermee de meeste informatie krijgt om het verhaal te kunnen begrijpen. Dat is goed gelukt.

Thema: In het voorwoord van het boek staat: \"Al siet men de luy men kenne se niet.\" Dit betekent dat het uiterlijk van iemand niet zegt van het innerlijk van die persoon. In dit boek betekenen de mooie kleren van Jerolimo nog niet dat hij een goed en eerlijk karakter heeft.

Taalgebruik: Het boek bestaat uit twee delen: het oorspronkelijke verhaal en de vertaling daarvan. Wij hoefden alleen de vertaling ervan te lezen, en dat was al ingewikkeld genoeg. Het is namelijk helemaal in rijm geschreven en dat leest niet lekker door en de zinnen worden daardoor af en toe een beetje raar. Gelukkig hoefden wij niet de oorspronkelijke tekst te lezen, want de zeventiende eeuwse taal is moeilijk vanwege de onbekende woorden en het gebruik van dialect.

Complete titelbeschrijving: Oorspronkelijke versie: G. A. Bredero, Spaansche Brabander, 1617 Vernieuwde versie incl. vertaling: G. A. Bredero, Spaansche Brabander, 1992, Taal & Teken

Politieke achtergronden: Bredero plaatst het verhaal in het Amsterdam van omstreeks 1575, maar hij haalt sommige dingen aan zijn eigen tijd (ca. 1615). Het was dus na de beeldenstorm (1566) en tijdens de Tachtigjarige oorlog (1568-1648). Spanje verovert steeds meer en doordat Antwerpen in Spaanse handen gevallen was, vluchtten veel rijke kooplieden en calvinisten naar het noorden, vooral naar Amsterdam. Amsterdam nam de rol van elanijkhandelscentrum van Antwerpen over. Hier wordt in het stuk ook naar verwezen:

‘Andries: Wie brachten hier bedrijvigheid en handel? Dat waren wij!’ (r. 1032)

Andries is ook zo’n vreemdeling die in Amsterdam is komen wonen en wat hij zegt klopt, door al die nieuwe bewoners groeide de handel in Amsterdam en de stad breidde uit.

Sociaal-economische achtergronden: Door de vreemdelingen in de stad verloederen de oude Amsterdamse normen en waarden. Je kunt dit goed zien in de uitspraken van de Amsterdammer Jan Knol:

‘Jan Knol: Lang zo slecht niet, kun je beter zeggen. Want met die lui van buiten kregen we hier in de buurt veel doortrapte schavuiten. Want wat de vreemdelingen hier naartoe hebben gebracht of gehaald, dat moet, verdorie, veel te duur door ons worden betaald. De ouderwetse degelijkheid waar wij zo vaak van spreken is onder al dat nieuwe bedrog vrijwel bezweken. Waar is nu nog de eerlijkheid en de Hollandse trouw? Je zou ver moeten zoeken als je die vinden wou. Toen was een woord een woord, nu moet je alles precies beschrijven als je voor gemene oplichters bespaard wilt blijven.’ (r. 1022 t/m 1031)

Culturele achtergronden: Bredero was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer d’Eglentier. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. Dat was dan ook de reden dat Bredero zoveel wist te vertellen in het stuk over de stad, hij was van alles op de hoogte. Ze discussieerden veel over de nieuwe opvattingen over het geloof (de hervorming) en de ideeen over de Renaissance en het humanisme. In de Spaansche Brabander vind je iets over de hervorming terug in de uitspraken van Jan Knol, via hem laat Bredero zien dat het Amsterdamse volk vrij negatief tegenover de hervorming stond.

Publiek / Doel: Ik denk dat het stuk oorspronkelijk bedoelt was voor het gewone volk. Het is niet een erg ingewikkeld stuk. De boodschap die Bredero wil geven is dat je niet naar het uiterlijk moet kijken, want het kan van binnen mis zijn ook al ziet iemand er netjes en eerlijk uit.

Bronnen G. A. Bredero, Spaansche Brabander
http://nl.wikipedia.org/wiki/Tachtigjarige_Oorlog

Evaluatie: Het was geen moeilijk boek. Omdat we bij GS al wat hadden gehad over deze tijd was het uit voeren van de verdiepingsopdracht ook niet zo’n groot probleem. Alleen de tachtigjarige oorlog moest ik even opzoeken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.