Sara Burgerhart door Betje Wolff & Aagje Deken

Beoordeling 7
Foto van een scholier
Boekcover Sara Burgerhart
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 2900 woorden
  • 9 april 2008
  • 48 keer beoordeeld
Cijfer 7
48 keer beoordeeld

Boekcover Sara Burgerhart
Shadow

Er wordt wat afgeschreven in Sara Burgerhart (1782). Deze eerste roman uit de Nederlandse literatuur bestaat uit maar liefst 175 (honderdvijfenzeventig!) brieven, die geschreven worden door 24 (vierentwintig!) personages! En iedereen bemoeit zich met iedereen.

Hoofdpersoon echter is Sara, een twintigjarig weesmeisje dat na de dood van haar ouders gedwongen bij haar…

Er wordt wat afgeschreven in Sara Burgerhart (1782). Deze eerste roman uit de Nederlandse literatuur bestaat uit maar liefst 175 (honderdvijfenzeventig!) brieven, die geschreven wo…

Er wordt wat afgeschreven in Sara Burgerhart (1782). Deze eerste roman uit de Nederlandse literatuur bestaat uit maar liefst 175 (honderdvijfenzeventig!) brieven, die geschreven worden door 24 (vierentwintig!) personages! En iedereen bemoeit zich met iedereen.

Hoofdpersoon echter is Sara, een twintigjarig weesmeisje dat na de dood van haar ouders gedwongen bij haar tante inwoont. Deze verschrikkelijke kwezel behandelt haar als oud vuil en in wanhoop vlucht Sara naar het huis waar een vriendin van haar woont. Daar leidt ze een vrolijk leventje en ze moet de aanbidders zo ongeveer van zich af slaan. Op een gegeven moment raakt ze verslingerd aan R. en die liefde dreigt haar fataal te worden. Want R. is heel anders dan hij zich voordoet. 

Sara Burgerhart door Betje Wolff & Aagje Deken
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Titel: Sara Burgerhart (De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart)
Auteurs: Betje Wolff en Aagje Deken
Plaats van uitgave: Beverwijk
Jaar van uitgave: 1782
Druk: eenentwintigste druk

Uittreksel
Sara Burgerhart is 19 jaar als ze haar beide ouders verliest. Tijdens het ziekbed van haar moeder was haar tante Hofland (een zus van haar moeder) erg vriendelijk en behulpzaam. Het was dan ook geen vreemde keuze dat Sara, toen haar moeder overleed, bij deze alleenstaande tante ging wonen.
Toen ze hier eenmaal woonde, bleek het toch niet zo’n aardige vrouw te zijn. Ze behandelt Sara schandalig slecht: ze krijgt weinig te eten, loopt in oude kleding, mag nooit muziek maken en komt ook nog eens vrijwel nooit buiten.
Na zo’n drie jaar krijgt Sara een brief van een oude schoolvriendin, Aletta Bruinier. Ze schrijft dat ze Sara heeft gezien in een winkel, en dat ze er erg slecht uitzag. Ze had eens navraag gedaan en was erachter gekomen dat Sara bij haar tante inwoont. Aangezien Aletta haar er niet goed uit vindt zien, vraagt ze of ze niet bij haar in huis wil komen wonen. Zelf woont ze namelijk in bij weduwe Spilgoed, een geweldige vrouw. Sara vindt dit een goed idee, maar ze is bang dat haar tante haar nooit zal laten gaan. Niet alleen is dat natuurlijk een eerverlies voor haar tante, maar ze is ook nog eens uit op Sara’s erfenis. Sara schrijft haar voogd, Abraham Blankaart, die in Parijs zit voor zaken, om hem toestemming te vragen om weg te gaan bij haar tante. Op het moment dat hij deze geeft, gaat ze stiekem weg.

De weduwe ontvangt haar hartelijk in haar huis. Ze krijgt een eigen kamer en ontmoet de andere bewoners, allemaal vrouwen. Behalve Aletta en de weduwe zelf, wonen Cornelia Hartog en Charlotte Rien du Tout in het huis. Hartog is een arrogante vrouw, ze voelt zich duidelijk beter dan de andere bewoners. Charlotte is een onnozel meisje. Sara kijkt veel naar haar om en gaat haar later zelfs haar dochter noemen.

Hier breekt een nieuwe periode in Sara’s leven aan. Van de ene op de andere dag heeft ze allerlei vrijheden die ze nooit kende.
Sara heeft een goed leven. Ze maakt muziek, naait en na verloop van tijd doen ook de jongemannen zich aan. Nooit heeft ze dit allemaal gekend, en naïef als ze is, neemt Sara elke uitnodiging aan. Ze vertelt haar beste vriendin Anna Willis, diens moeder en haar voogd Abraham Blankaart regelmatig over wat ze allemaal doen. Met name Anna leest haar af en toe stevig de les, iets wat bijna hun vriendschap tot een einde brengt.

Sara is ondertussen op een geschikte leeftijd gekomen om te trouwen. Zelf moet ze hier echter nog lang niet aan denken.

Willem Willis, de broer van Sara’s beste vriendin Anna Willis, is al lange tijd verliefd op haar. In een brief schrijft hij over zijn gevoelens. Zowel Sara als haar omgeving zien echter dat ze niet geschikt voor elkaar zijn. Ze wijst hem hierom dan ook af.
Er zijn nog twee jongemannen die graag met Sara en haar vriendin Aletta uitgaan. Dit zijn Jacob Bruinier, Aletta’s broer, en Hendrik Edeling, een vriend van hem. Hendrik wordt ook verliefd op Sara. Hij bespreekt het met de weduwe Spilgoed en schrijft zelfs brieven naar haar voogd. Ook schrijft hij aan zijn broer Cornelis en aan zijn vader. Zijn vader is het absoluut niet eens met een eventueel huwelijk. Zijn familie is namelijk Luthers (“Mijn familie heeft de heilige Luther zelfs nog gekend”) terwijl Sara gereformeerd is opgegroeid. Hendrik vraagt Abraham Blankaart hierin te bemiddelen, wat de goede man natuurlijk doet.

Ondanks dat Hendrik perfect voor Sara lijkt te zijn, is ze niet verliefd op hem. Ze vindt hem veel te goed voor zichzelf, en is bang dat ze tekortschiet. Ze ziet hem meer als een vriend. Wel gaat ze nog met andere mannen uit, onder wie R. De weduwe en Anna Willis waarschuwen Sara meerdere malen, maar ze blijft met hem omgaan. Na een tijdje krijgt ze in de gaten dat hij misschien toch niet zo is als ze denkt. Ze heeft echter nog één afspraak met hem staan die ze niet kan afzeggen, dat zou immers onbeleefd zijn.

De middag dat Sara met R. op stap is, komt Hendrik terug van een zakenreis. Helemaal overstuur komt hij bij huize Spilgoed aan en vraagt naar Sara. Natuurlijk is ze er niet. Hendrik vertelt de weduwe wat hij te weten is gekomen: R. deugd helemaal niet, en is er alleen maar op uit om Sara te verkrachten! Wanhopig gaan de weduwe -die ondertussen een moeder voor Sara is geworden- Aletta en Hendrik op zoek naar Sara.

Ondertussen heeft R. Sara meegelokt naar zijn huis, waar hij haar inderdaad probeert aan te randen. Gelukkig kan ze ontsnappen, met hulp van de dochter van de tuinman.
Weer thuis aangekomen is iedereen erg blij dat ze ongedeerd is. Wel is ze er nog een paar dagen ziek van.

Als Abraham Blankaart eindelijk terugkeert uit Parijs, verandert er veel. De weduwe krijgt een erfenis van 90 000 gulden, waardoor ze later met de weduwe Willis, de moeder van Anna en Willem, kan gaan wonen. Blankaart brengt Alletta en Willem bij elkaar, en steunt Willem ook financieel.
Tante Hofland schrijft Sara een brief, waarin ze vertelt dat ze beroofd is door haar eigen broer en een vriendin. Ook vraagt ze Sara om vergeving voor alles wat ze gedaan heeft. Sara vergeeft haar hartelijk, “zoals een goede Christen betaamt”.

Na de nare ervaring met R. verandert er iets met Sara. Als Hendrik haar zijn liefde verkondigt, wijst ze hem aanvankelijk af, maar later verandert ze van mening. Ze blijkt toch erg veel voor hem te voelen. Hendriks vader heeft het huwelijk ondertussen goedgekeurd. Na enige tijd trouwen ze dan ook.

Ook Sara’s hartsvriendin Anna trouwt met ds. Smit. Zowel zij als Sara worden erg gelukkig. Sara en Hendrik krijgen een zoontje, Jan. De vader van Hendrik, waar ze op dat moment nog inwonen, kan het ondertussen erg goed met Sara vinden. Hij beschouwt haar als zijnde zijn eigen dochter.

Als Sara en Hendrik hun eigen huis betrekken, is hun geluk compleet.

Perspectief
Deze roman is een briefroman en is dus geheel opgebouwd uit brieven. Alle brieven zijn geschreven vanuit het ik-perspectief van de schrijver, en dit perspectief wisselt dan ook per brief. Dit betekent dat het behoorlijk subjectief is; je leest immers vanuit de belevenis van één iemand. Soms wordt ook dezelfde situatie door verschillende personen geschreven. Pas dan valt deze subjectiviteit op.

Wie zijn de belangrijkste personages?
Sara Burgerhart Het hoofdpersonage uit deze roman. Ze is een round character; je komt, door alle verschillende brieven veel over haar te weten.

Hendrik Edeling De geliefde en latere echtgenoot van Sara. Ik weet niet goed of ik hem als een flat- of round character moet typeren. In de briefwisselingen lijkt hij een soort perfecte man, wat haast niet waar kan zijn. Doordat hij geen zwaktes lijkt te hebben, neig ik naar een flat character. Toch twijfel ik hier over.

Aletta Brunier Na Anna Willis de beste vriendin van Sara. Ik heb voor haar
gekozen als zijnde belangrijker, omdat ze fysiek meer in het leven van Sara aanwezig is. Anna en haar moeder en broer zijn namelijk bij hun zieke tante in Rotterdam. Ze is een flat character.

Fabel en sujet
Fabel en sujet komen goed overeen in dit boek. De brieven zijn in chronologische volgorde geplaatst, en de brieven zijn ‘op tijd verstuurd’.

Verteltijd en vertelde tijd
Deze komt niet overeen. De tijd die in het boek wordt beschreven is een periode van zes jaar. In het nawoord wordt, in vogelvlucht, nog de daaropvolgende zes jaar beschreven. Bij elkaar is dit dus twaalf jaar. Ik heb er zo’n drie weken over gedaan om het boek te lezen. Dit komt dus totaal niet overeen.

Literaire stroming
‘De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ is geschreven voor meisjes uit de achttiende eeuw met de leeftijd van Sara. Aanvankelijk heeft de lezer medelijden met Sara: ze woont bij haar tante waar ze het slecht heeft. Met een slimme truc weet ze te ontsnappen. De bewondering voor Sara groeit. Zo zelfstandig blijkt ze echter toch niet te zijn: ze gaat wonen bij de weduwe Spilgoed. Die gaat ze vervolgens als een soort moeder beschouwen. De weduwe geeft haar veel adviezen die Sara zo goed als ze kan probeert op te volgen.
In het huis steekt Sara qua intelligentie en uiterlijk met kop en schouders boven de anderen uit. Geen wonder dat elke man die het huis binnenkomt als een blok voor haar valt! Sara dreigt wel erg veel van luxe en mode te gaan houden. Ook komt ze bijna bij de verkeerde man terecht.
Vooral op adviezen van haar vriendinnen, trouwt ze met een deugdzame man, en komt alles goed.

Sara is een soort supervrouw, vooral voor die tijd. Meisjes willen zich graag in haar identificeren! Ze is zelfstandig en (meestal) ook verstandig. Toch luistert ze ook goed naar de adviezen van haar meerderen. Een voorbeeld voor meisjes van goede komaf van een jaar of twintig.

Om deze redenen is deze roman is een goed voorbeeld van een opvoedkundige zedenroman. Met een sterk voorbeeld wordt jonge meisjes geleerd wat wel een niet kan. Niet teveel waarde hechten aan materiële zaken; dat is namelijk geheel niet bijbels. Ook wordt er verteld wat er kan gebeuren als je met teveel mannen omgaat: Sara wordt aangerand! Dagen is ze hier ziek van: geen goed voorbeeld voor de lezers.

Bovendien speelt een opvoedkundige zedenroman in een voor de lezers herkenbare omgeving, met herkenbare personages. Dit is zeker het geval. Het boek speelt in Amsterdam tijdens de 18e eeuw. De personages zijn rijk, maar niet overmatig. Heel herkenbaar voor de ‘Nederlandsche juffers’.

Ten slotte hebben de schrijfsters nog twee voorwoorden (één voor de eerste, en één voor de tweede druk) ingevoegd, waarin ze de lezer waarschuwen voor de gevolgen van slecht gedrag.

De roman past nog in een tweede genre: de Verlichting. De persoonlijke ontwikkeling van Sara staat centraal. Ze wordt steeds meer een zelfstandig individu. Het zelf denken van de mens staat centraal.

Toch vind ik het meer een opvoedkundige roman. Er wordt namelijk beschreven dat zelfstandig denken (zeker voor vrouwen?) zeker niet altijd zo verstandig is.

Biografie
Zoals gezegd, is deze roman geschreven door twee vrouwen. Ik zal van beiden een biografie geven, en daarop volgend beschrijven hoe de twee zijn gaan samenwerken.

Betje Wolff
Betje Wolff werd geboren in Vlissingen, in 1738. Ze heette toen nog Elizabeth Bekker. Ze was de jongste dochter van Jan Bekker, een kruidenhandelaar, en Johanna Boudrie. De familie Bekker was welgesteld; ze behoorden tot de gegoede burgerij, maar maakte geen deel uit van de regentenkaste. Betje werd degelijk en rechtzinnig in de gereformeerde leer opgevoed. Haar ouders hechtten aan vaderlandse normen en waarden.
Haar moeder bracht Betje de het lezen, schrijven en rekenen bij. Toen ze ouder werd bleef ze zich nog met de ontwikkeling van haar dochter bezighouden. Toen haar moeder in 1751 overleed, ontwikkelde Betje zich op eigen kracht. Ze was geïnteresseerd in La Bruyere en vooral in Pope. Met zijn “Essay on man” werd ze op haar zestiende getekend, zoals hiernaast te zien is.

Betje wordt in 1754 verliefd op de 23 jarige Matthijs Gargon, volgens haar ouders geen goede partij voor haar. Hierdoor slaat ze, een paar dagen na haar 17e verjaardag, met hem op de vlucht. Als ze een paar dagen later weer boven water komen, zijn haar ouders woedend. Matthijs wordt door zijn werk overgeplaatst naar Nederlands Indië, zo ver mogelijk van Betje vandaan.
De relatie met haar vader herstelde snel; met haar broer is het nooit meer goed gekomen.

In die tijd dichtte Betje al weleens. Het enige gedicht wat echter bewaard is gebleven, is een gedicht dat ze ter ere van de zestigste verjaardag van haar vader schreef.

In Vlissingen werd veel geroddeld over Betje: een meisje wat er voor een paar dagen met haar vriendje vandoor gaat is natuurlijk voor geen enkele jongen nog een goede partij.
Toch onderhield Betje een briefwisseling met de ruim 30 jaar oudere Adriaan Wolff. Na slechts een paar brieven komt deze naar Vlissingen, en vraagt Betje meteen ten huwelijk. Ze stemt toe, en op 18 november 1759 trouwden ze.

In 1763 verscheen de eerste dichtbundel van haar hand: “Bespiegelingen van het genoegen”. De kritieken waren niet lovend, en ook zelf is ze later niet van haar debuut te spreken.

Betje komt in contact met Anna van der Horst, een mede dichteres. De ouders en zussen van Anna waren het hier niet mee eens. Vanaf de zomer ’64 schrijven ze elkaar wekelijks brieven waarin ze elkaars werk loven. Ook waren ze allebei onder de indruk van de mortuaire literatuur van Robert Blair, Elisabeth Rowe, Edward Young en James Hervey.
In de zomer van ’65 verbiedt de familie van Anna nog verder contact met Betje te houden. Even schrijven ze elkaar nog in het geheim, maar om onduidelijke redenen stopt Anna hier plotseling mee. Betje is haar vriendin kwijt, en kan zelfs fluiten naar het geld dat ze haar had geleend. Haar man weigert partij voor haar te kiezen, wat resulteerde in een jarenlange breuk.

Wanneer Wolff in 1769 “Walcheren, in vier gezangen” publiceert, wordt ze voor het eerst beroemd. Ze schreef dit zeer lange gedicht in de maanden voordat ze met haar man op vakantie zou gaan.

In juni 1772 brengt Betje Wolff grote opschudding teweeg door twee anoniem uitgegeven gedichten in: “De overanderlyke Santhorstche geloofsbelydenis” en “De menuet en de dominees pruik”. Met name het laatste was een aanval op de kerkelijke dictatuur naar aanleiding van een censuurkwestie.
Een maand later schrijft ds. Wolff, de echtgenoot van Betje Wolff de “Brief over de Santhorstsche geloofsbelydenis”. Hierin kiest hij duidelijk partij voor zijn vrouw, die door haar gedichten in opspraak is geraakt.

Aagje Deken
Aagje Deken werd in 1741 geboren in Amstelveen. Haar ouders waren Pieter Teunisz Deken en zijn vrouw Geertruy Bebber. Een paar jaar later overlijdt haar moeder, en korte tijd later ook haar vader. De weinige familieleden die Aagje had, wilden zich niet over haar ontfermen. In plaats daarvan brengen ze haar onder in weeshuis “De oranje appel” in Amsterdam.
In het weeshuis krijgt ze onderwijs in verschillende vakken. Al vroeg valt ze op door haar interesse in de poëzie. Haar vroegst bekende gedichtjes gaan veelal over personen die ze in het weeshuis heeft leren kennen.
In ’69 komt Deken in contact met Maria Bosch. Dit was een redelijk bekende dichteres van dezelfde leeftijd als Aagje. Ze lijdt aan een ongeneeslijke ziekte, wat Aagje doet besluiten in ’70 bij haar en haar moeder in te trekken en de verzorging over te nemen. Samen met Maria schrijft ze enkele gedichten.
Haar poëtische kwaliteiten worden opgemerkt door Cornelis Ploos en zijn medeleden van het Amsterdamse dichtgenootschap “Diligentiae Omnia” (\'Alles met naarstigheid\'). Voor haar “Theologies-Metaphijsis vaers” krijgt zij als aanmoedigingspremie een exemplaar van Balthazar Huydecopers “Proeve van Taal- en Dichtkunde” In maart 1773 treedt Deken voor het eerst als dichteres in de openbaarheid met een lijkzang op de bekende historicus Jan Wagenaar.
In ’73 overlijdt Maria Bosch. Hiervan is Aagje lang overstuur.
Twee jaar later, in ’75, vindt haar echte doorbraak plaats. Ze bracht de gedichten die ze samen met Maria Bosch had geschreven uit onder de naam “Stichtelijke Gedichten”. Ze zijn erg vroom en gaan over het leven en lijden van Jezus Christus.
Een jaar later komt Aagje in aanraking met het werk van Betje Wolff. Aanvankelijk beschuldigd ze diens gedrag: ze schrijft, na haar enige tijd in de gaten te hebben gehouden, zelfs een boze brief. Deze wordt echter beantwoord op een openhartige en eerlijke toon. Er volgen nog wat brieven, en de twee vrouwen besluiten elkaar op te zoeken.
Hoe verschillend ze ook leken, ze bleken elkaar goed aan te vullen.
In april ’77 overlijdt Adriaan Wolff op 70-jarige leeftijd. Vlak daarna gaan Betje Wolff en Aagje Deken samenwonen in een klein huisje.
Ze zijn vaak ziek in verband met de onhygiënische omstandigheden, maar toch is hun gezamenlijke productiviteit erg hoog.
Hun eerste gezamenlijke boek is “Brieven over verschreiden onderwerpen”. Het bevat een selectie uit de correspondentie die ze zelf hielden met elkaar, en moet aan de jongeren aantonen hoe een goede brief geschreven moet worden.
Hierna volgt “Economische liedjes”, een liedjesbundel met nieuwe teksten op bestaande melodieën.
De “Historie van mejuffrouw Burgerhart” verscheen in 1782, en werd het hoogtepunt in hun oeuvre, maar tevens in de gehele romanproductie van de 18e eeuw.
Kort hierop schrijven de vrouwen nog een briefroman, maar deze werd veel minder succesvol.
Eind maart 1788 verlaten Wolff en Deken Nederland. Ze zijn ontevreden met de politieke situatie. Ze vestigen zich in Trevoux, een klein stadje in de buurt van Lyon.
Pas negen jaar later keren ze terug. Ze nemen hun intrek in de pastorie van de echtgenoot van het nichtje van Wolff.
In ’89 publiceren ze de bundel “Gedichten voor het vaderland”.

In 1801 worden bij Betje Wolff de eerste verschijnselen van het ingewandscarcinoom ontdekt, iets wat haar voortdurend zal kwellen. Het enige wat de pijn kan onderdrukken, is opium. De verzorging komt geheel neer op Aagje Deken.

Samen publiceren ze nog enkele romans en dichtbundels, die geen van alle van grote betekenis zijn.

Na een drie jaar durend ziekbed komt er op 5 november 1804 een einde aan het leiden van Betje Wolff. Ze wordt begraven op het Scheveningse kerkhof “Ter navolging”.
Slechts negen dagen later overlijdt ook Aagje Deken. Ze wordt op hetzelfde kerkhof begraven.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Sara Burgerhart door Betje Wolff & Aagje Deken"