Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover Red ons, Maria Montanelli
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 6848 woorden
  • 19 december 2003
  • 575 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
575 keer beoordeeld

Boekcover Red ons, Maria Montanelli
Shadow

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanjagend herkenbare roman. Wanneer een zwakbegaafde jongen voor de ogen van de verteller verdrinkt, wordt hij van school gestuurd. Zijn hieropvolgende aanklacht tegen een omgeving waarin geld de…

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanja…

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanjagend herkenbare roman. Wanneer een zwakbegaafde jongen voor de ogen van de verteller verdrinkt, wordt hij van school gestuurd. Zijn hieropvolgende aanklacht tegen een omgeving waarin geld de maatstaf van alle dingen is geworden is tragisch, omdat hij ondanks zijn kritiek toch duidelijk het product blijft van het door hem gehate milieu. 

 

Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch
Shadow

Schrijver: Herman Koch
Titel: Red ons, Maria Montanelli
Druk: onbekend
Uitgever, jaar, plaats: Wolters-Noordhoff, 2003,Groningen
Jaar van eerste druk: onbekend
Aantal pagina’s: 111
Opdracht : voor Amalia

Indeling: Het boek bestaat uit 13 hoofdstukken die genummerd zijn.

Samenvatting van de inhoud:

Hfst 1 Ik persoon,een van de leerlingen van Montanelli lyceum vertelt over de zwakbegaafde jongen, Jan Wildschut,die een nieuw leerling bij hem in de klas was. Jan was een vreemde jongen hij was niet alleen zwakbegaafd hij had zomer en winter een sjaal en wanten aan. Hij kwijlde als hij at, en er bleven altijd broodkruimels op zijn gezicht zitten. De ikfiguur vertelt dat de zwakbegaafde jongen aan de ene kant medelijden bij hem opriep, maar aan de andere kant een vreemd soort agressie. Soms wilde hij de jongen zolang in elkaar slaan en schoppen dat hij om genade zou smeken en dat de ikfiguur daarna zou vertellen dat het allemaal wel met hem meeviel en dat hij geweldig was en ieder meisje kon krijgen. Dat was namelijk de ervaring van de ikfiguur dat wanneer je maar lang en vaak genoeg aan iemand bleef vertellen hoe fantastisch degene was dat het op den duur geloofd werd. Hij vertelt ook waar het verhaal over zal gaan.’Hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden.’Er komt een flashback over de dood van zijn moeder.’De dood van de zwakbegaafde jongen lag niet alleen maar aan de leerlingen’, - zegt ikpersoon.

Hfst 2 Ikpersoon vertelt over de buurt waar hij woont. En waar ook de school staat. Het is een ‘bekakte’ wijk in Zuidoost Amsterdam, waar mensen wonen die te veel geld hebben, die niet weten wat ze ermee moeten. Hij haat de buurt, zoals hij dit zelf zegt. Wat hem betreft mochten ze de hele “kankerbuurt”, zoals hij het noemt, van de aardbodem laten verdwijnen. Het gaat alleen maar om het geld. Mensen zijn heel arrogant. Alsof de hele wereld maar om hen draait. Hij vertelt hoe erg hij walgt van de mensen die in die wijk wonen. “Het zijn allemaal nette dames met nepharen, pancake faces, bontjassen en bekakte lakschoentjes met naaldhakken.” Hij houdt absoluut niet van dit soort mensen, zijn moeder ook niet. In zijn wijk stikt het van de chique zaken, banketbakkerijen en delicatesse winkels. De vader van de ikpersoon heeft een relatie (naast zijn huwelijk) met een van zulke mensen, een weduwe van minstens 60 jaar. De jongen, de ikpersoon, vindt haar maar “een sloerie”. Zij was net als alle andere vrouwen uit hun wijk. Hij vraagt zich af hoe zijn vader zo iemand kon nemen. Zo bekakt met haar luipaardjas. Ikpersoon dacht aan de weduwe van zijn vader en aan zijn eigen moeder. Hij werd er woedend van dat zijn moeder het deed alsof er niets aan de hand was. Een flashback: de moeder van de ikpersoon heeft zich helemaal uitgesloofd om een lekker maaltijd van te maken, maar de vader had er nauwelijks oog voor. Hij walgde van eten. Hij wilde het liefst ergens anders zijn, dan achter de tafel, zo genaamd gezellig eten. Op een dag kon hij een orgaan van de vis niet eten, omdat “er de stront doorheen gaat”. Hij stond op en had geen trek meer in. Daarna zat hij zogenaamd te lezen, maar hield zijn boek verkeerd vast.

Hfst3. De school ligt om de hoek. Hij walgde hier nog meer van dan van de buurt waarin hij woonde. Het gebouw zag er vanaf de buitenkant al deprimerend genoeg uit, en volgens hem waren er geen menselijke mensen te vinden behalve de conciërge die nog iets menselijks in zich had. Ik persoon hoefde maar minder dan 2min. te lopen. Maar hij kwam altijd te laat. Als je een kwartier te laat was, moest je wachten tot de volgende uur begon. De jongen denkt na over wat er nou zo geweldig is aan Montanelli Lyceum. Het is vernoemd naar de vrouw die deze soort onderwijs honderd jaar geleden in Italië bedacht had. Waarom staan al die ouders te dringen om hun kinderen naar binnen te krijgen? Volgens hem heeft Maria het helemaal niet slecht bedoeld, al dat onderwijssysteem dat aan je persoonlijkheid aangepast is, maar haar ‘opvolgers’ hebben er een zooi van gemaakt. Veel kinderen die op M.M lyceum zitten komen uit artistieke milieu. Zulke types doen de ouders na, die weten het zelf al niet meer wanner het acteren ophoudt. Ook zijn er verwende kinderen van de ouders met te veel geld, die heel veel over zichzelf denken. De vader van ikpersoon heeft ‘echt geen geld te weinig’. Zijn ouders waren heel bang dat ze hem te veel zouden verwennen, omdat hij een enig kind was. Daarom kreeg hij nooit een trapauto van ze, die zijn vriendjes uit de buurt hadden. De jongen vraagt zich af hoe de zwakbegaafde jongen ooit op M.M lyceum werd toegelaten, want zijn ouders zagen er gewoonlijk uit op zijn begrafenis. Zo’n jongen als Jan Wildschut zou onmiddellijk door een ander school afgewezen worden. Maar op M.M. lyceum dachten ze: het moet kunnen.”Ik persoon vond dat het zeer verkeerd zou uitpakken.

Hfst.4 Jan Wildschut kwam ergens midden in het jaar op M.M.Hij zag er zo uit dat hij de bescherming nodig had. De jongen had een raar hoofd van een rare kleur. De ikfiguur vond dat het net leek alsof het hoofd niet helemaal goed doorbloedt wordt. “Zo’n vieze grauwe kleur had het hoofd van de zwakbegaafde jongen. Het lichaam van de zwakbegaafde jongen klopte ook niet er zat een soort van rare knik in zijn lichaam waardoor hij ook niet helemaal goed liep. Toen de ikfiguur Jan zag, moest hij meteen denken aan Ferdinand Verwigt, een jongen met wie hij op de lagere school had gezeten. Hij zag er precies zo uit. Ook met zo’n raar kleur hoofd en een knik in zijn lichaam.”Ferdinand was zijn vriendje met wie hij in vrachtwagenchauffeurs speelde. Later kregen ze een autoped. Ik persoon bergreep de logica niet dat hij geen trapauto kreeg, maar een autoped. Het was tweedehands. Alles wat de jongen had was tweedehands. Er was genoeg geld om nieuw te kopen, maar zijn ouders deden het bewust niet, omdat ze zelf van eenvoudige afkomst waren. Zo’n bleke kop had Ferdinand net als Jan Wildschut.Daarachter had hij niets gezocht totdat... Maar die Ferdinand had ik persoon iets aangedaan, namelijk hij had hem ervan beschuldigd dat hij hem in elkaar geslagen heeft. Terwijl hij geen controle over het stuur van zijn autoped wist te houden, gleed uit, en botste met zijn kop frontaal tegen de stoep op, en kwam nog eens met zijn hand in de hondenpoep. De moeder van Ferdinand belde op, ikpersoon ging naar haar toe en legde alles uit. Ferdinands moeder kwam erachter dat haar zoon had gelogen. Ze pakte hem heel goed aan. Ikpersoon dacht dat hij nooit een Duitse moeder zou willen hebben, Ferdinands moeder was een Duitse.Maar over twee dagen waren de jongens alweer vriendjes. Jan Wildschut moest naast een andere jongen gaan zitten en goed mee lezen in “Alice in Wonderland “waar uit voorgelezen werd tijdens de Engelse les.

Hfst 5 In dit hoofdstuk vertelt de ikfiguur hoe een vreselijke hekel hij had aan de engelse les van meneer Vermaas. Meneer Vermaas dacht dat hij zijn leerlingen een leuke les bezorgde door met zijn alleen tegelijk en op hetzelfde tempo voor te lezen uit het boek Alice in Wonderland. Vermaas was het type leraar die je constant bleef verbeteren met zijn keiharde stem bij elke verkeerde Engelse uitspraak. En dat werkt de ikfiguur op zijn zenuwen. Hij vergelijkt Vermaas met Cheshire Cat, waarvan alleen zijn verschrikkelijke stem overbleef. Maar het ergste was dat de ikfiguur dat jaar bleef zitten en dat hij dus opnieuw alle lessen van Vermaas moest volgen, dus ook het lezen van Alice in Wonderland.Er bleek nog een deel twee te zijn.dit boek zou hij nooit meer in zijn leven te gaan lezen. Hij vond dat Vermaas van geluk kon spreken dat Maria Montanelli deze lessen niet meer kon meemaken.”Het zou dan heel onplezierig met hem aflopen.” Ikpersoon vond de kleding van de leraren belachelijk. Hij “werd volkomen draaierig van hele grote leren sandalen” van Vermaas. De ikpersoon vertelt over zijn vrienden, die bij hem in de klas zitten. Erik is zijn beste vriend. Gerard ook, maar”die is wat slapper. Gerard bewondert de ikfiguur, maar is een beetje bang voor Erik. Erik en de ikfiguur voeren altijd het hoogste woord en Gerard deed altijd maar mee. Je kon hem ook niet echt beledigen, hij deed alles wat je vroeg. Eriks zijn vader is kunstschilder. Ondanks dat hij kunstschilder is vind de ikfiguur Eriks vader een goede man. Hij praat alleen maar over de dingen waar het in het leven echt omdraait. Erik heeft goeie ouders die veel van elkaar houden en waarvan hij veel mag. De ikfiguur komt graag bij Erik.Als hij er komt, heeft hij een gevoel dat ze op je zitten wachten, hoewel hij geen familie was. Nadat de moeder van ikpersoon amper een paar dagen dood was, werden bij Erik thuis grappen erover gemaakt. Dat waardeert de jongen behoorlijk veel; zij begrijpen het tenminste. Zwakbegaafde jongen zat naast Anton Kerkgrave, keek mee in het boek, de beroemde “Alice in Wonderland”. De zwakbegaafde jongen wordt voor de eerste keer beschermd door alle leraren op het Maria Montanelli Lyceum. Het begint in de Engelse les als ze zo als gewoonlijk lezen uit Alice in Wonderland. Vermaas geeft Jan Wildschut een beurt. Het zou volgens de ikfiguur alles kunnen zijn behalve Engels. Vermaas die altijd met zijn scherpe harde stem ieder woordje corrigeert, zegt nu niks, hij verbetert de zwakbegaafde jongen niet, maar zegt alleen maar dank je wel. Dit was de eerste keer dat de leraar de zwakbegaafde jongen een hand boven het hoofd hield. Iedereen werd het duidelijk da Jan anders behandeld werd. Maar het bleef niet bij de ene keer.

Hfst 6 De ikfiguur vertelt dat hij altijd een grote bek heeft, voor iedereen die het nog niet wist. Halverwege de lagere school besloot om niet meer de verlegen jongen te zijn die nooit iemand aan durfde te kijken tijdens het spreken en altijd maar stottert. Zijn wapen tegen zijn verlegenheid is grappig zijn. Maar er komt nooit iemand bij hem huilen of problemen delen. Dit komt omdat hij niet serieus genomen wordt, omdat de ikfiguur, zo zegt hij zelf, altijd grappig probeert t zijn. Omdat hij anders terugvalt in zijn oude rol. Hij vindt zichzelf niet onknap, maar zou wat meer vet op zijn lijf willen hebben. De ikpersoon vertelt dat hij geen geliefde leerling was onder de leraren. Hij had altijd een grote mond en spijbelde regelmatig. De jongen vertelt dat, omdat hij altijd brutaal en opstandig was. De wiskundeleraar Poortman vroeg hem een keer: “ Jij wilt hier zeker weer zo snel mogelijk weg hè?” Omdat de ikfiguur met stomheid geslagen was en niet uit zijn woorden kon komen antwoordde hij maar met ja. Dit was het stomste antwoord dat hij op zo’n belangrijke vraag heeft kunnen geven, vertelt de jongen.

Hfst7 De ikfiguur vertelt over Montanelli systeem. Dat het Montanelli Lyceum eigenlijk precies net zo is als alle andere scholen, alleen hebben ze er voor dezelfde dingen verschillende namen. Zo heet bijvoorbeeld een rapport, op M.M Lyceum, een verslag; je krijgt geen cijfers maar beoordelingen, en dat bestaan uit voldoende of onvoldoende, goed en slecht. Op het verslag van de ikpersoon staan altijd opmerkingen over zijn opstandig gedrag, dat hij niet goed zijn best doet en de atmosfeer in de klas verziekt door zijn negatieve houding. Van deze opmerkingen baalt de jongen. Hij vertelt ook over zijn 4 weken durende vakantie bij zijn oom en tante. Zij hadden een huisje in Zuid-Frankrijk, in de Provence. Hij logeert bij ze omdat het erg slecht gaat met zijn moeder. Hij vond zijn oom verschrikkelijk. Oom Frits wilde altijd gaan wandelen en praatte eeuwig over bloemen en vogels die zij tegen kwamen en had het vooral over zijn mensen kennis die hij op had gedaan in de “ praktijk”. Ook hadden zijn oom en tante een gastboek, waar iedereen in moest schrijven, hoe het wel niet geweldig bij ze was. Op een gegeven moment komt er een telegram dat het er erg slecht gaat met zijn moeder en dat de ikpersoon snel terug moet komen. Hij is erg blij met dit bericht, want nu kan hij naar huis, weg bij zijn oom en tante. Hij schreef in hen gastboek, dat waar hij ook terechtkon, zou hij nooit meer bij ze komen. Daarna heeft hij niets meer van ze gehoord. Nadat zijn moeder is overleden, ging iedereen zich met hem bemoeien; plotseling kreeg hij veel aandacht van de leraren op school. Hij vond zelfs dat zijn moeder elke dag had mogen doodgaan. Ikpersoon vertelt over zijn moeder. Zij was al een keer getrouwd. Met zo’n man, die na de huwelijksnacht het tegen haar zei, dat ze net zo voor hem moest zorgen, als zijn eigen moeder. De jongen bergreep het niet, omdat zijn moeder genoeg potentiële vriendjes om zich heen had, doordat ze zo mooi was. Maar na zeven maanden was het tussen haar en die “nul” afgelopen.

Hfst 8 De Nederlands leraar van de ikfiguur is meneer Van Baalen. Hij is bij de ouders van de ikfiguur op bezoek geweest om over zijn slechte resultaten en negatieve houding te praten. Dit alles was nog voordat zijn moeder ziek werd en lang voordat de zwakbegaafde jongen bij de ikfiguur in de klas kwam. Naar aanleiding van dit bezoek werd besloten om met het gezin naar een psycholoog te gaan, dit was immers normaal in deze buurt, de hele buurt liep namelijk met kinderen van 5 bij psychologen. En zo ging het gezin naar een psycholoog. De ikfiguur vertelt dat hij bang was voor de standaard psycholoog die hij verwachtte, maar ondanks zijn beroep viel deze psycholoog nog enigszins mee. De ouders en de ikfiguur zelf moesten op een zogenaamd “ entreegesprek” komen. Maar bij het eerste gesprek ontstond er al ruzie. De ikfiguur moest allerlei testen ondergaan. Hij moest vertellen wat hij in inktvlekken zag, en bij sombere kaartjes verhalen verzinnen. Deze deden hem denken aan de pakjes die ze op het Montanelli Lyceum gebruikte. Je kreeg een kaartje met een plaatje en een woord en dat moest je dan onthouden, ook al hielp het hele systeem nergens bij, want er ontstonden alleen maar concurrentie strijden. Uit de testen kwam dat de ikfiguur een hoge score had bij “ logische denken”. Maar 5% haalde zo’n hoge score. Maar op het Montanelli Lyceum had je aan alles wat, behalve aan logisch denken. Daarna moest de ikfiguur nog een keer op gesprek komen bij de psycholoog. Hij vertelde alles over zijn ouders en hun hele gezin. Hoe zijn vader 2 avonden in een week bij een weduwe zat met wie hij ging en hoe hij zijn vrouw kwetste. Na het gesprek werd afgesproken dat over 10 dagen opnieuw contact gezocht zou worden. Toen de ikfiguur tien dagen later belde vertelde de secretaresse hem dat de psycholoog Van Dussen 2 dagen na hun gesprek was overleden. En zo had hij dus alle geheimen van de ikfiguur letterlijk mee zijn graf ingenomen. Toen ikpersoon het aan Erik en Gerard vertelde, zei hij dat de psycholoog onder de last van zijn problemen bezweek. Een grappige draai. Hij deed het omdat het verhaal zo maar beter leek.

Hfst 9 De ikfiguur vertelt dat hij de zwakbegaafde jongen Janwildschut nooit gepest heeft. Maar, hij vond, dat niemand hem moest onderschatten, want ondanks zijn verwarde kop, wist hij kennelijk al tegoed wat hij deed. Hij was uitgekookter dan iedereen dacht. Het ergste was nog dat alle begripvolle leraren hem constant de hand boven zijn hoofd hielden. De ikfiguur vertelt dat hij een keer Jan Wildschut mee naar huis heeft genomen. Hiervoor heeft hij veel complimenten gehad van zijn klassenleraar. Alleen de geschiedenis leraar had door wat Jan deed. Hij behandelde hem als een gewoon leerling en trok hem niet voor uit medelijden. De ikpersoon vond de geschiedenis leraar Bronstein, een van de weinige fatsoenlijke leraren op het hele lyceum; tegelijkertijd vond hij Bronstein een zielige man. Hij woonde alleen met zijn hond Oscar. Eens gaf hij een feestje, hij werd erg verdrietig. Toen heeft de ikpersoon een goed gesprek met hem gehad.

Hfst 10 Kort na de zomervakantie werden de bestemmingen van de werkweek bekend gemaakt. In feite was het een gewoon schoolreisje, maar om het dan toch educatief en duur te laten klinken, werd het een werkweek genoemd. Je kon kiezen uit een poppenfilm maken, maar dat zagen de ikfiguur en zijn vrienden niet zitten; vooral omdat Vermaas meeging. Het tweede was een tocht met een roeiboot, maar dat was veelte vermoeiend. Dus toen bleef er nog maar een optie over -een fietstocht door de provincie. Zo’n werkweek was vooral gericht op alles zelf kunnen doen. De Nederlands leraar en tevens klassenleraar van Baalen ging ook mee, maar dat namen ze maar voorlief want Angelina Romeyn en Bronstein gingen ook mee. Angelina Romeyn was de lerares Duits op het Montanelli Lyceum en ze zag er precies zo uit zoals haar voornaam klonk. Erik en de ikpersoon gingen ook altijd vooraan zitten om goed te kunnen zien hoe die Duitse wanklanken over haar lippen gingen. De ikfiguur vertelt ook over de begrafenis van zijn moeder. Het ging slecht met haar en kort daarna was ze overleden. Daarna was hij uit eten geweest met zijn vader. Hij had nog nooit zo fijn gegeten met zijn vader. Hij vertelt hoe de buurvrouw elke week eten bij hen kwam brengen dat recht de vuilnisbak in ging, omdat hij en zijn vader zich prima zelf konden redden. De ikfiguur ging zelf proberen te koken aan de hand van zijn moeders kookencyclopedie. In het begin ging het leven met zijn vader redelijk goed maar hoe langer ze met elkaar omgingen hoe groter de rotzooi werd en hoe slechter de band. Dat kwam ook omdat een ruzie met zijn vader niet mogelijk was. Zijn vader hield altijd zijn mond. Ruzies ontstonden vooral als zijn vader weer begon over de weduwe die zijn zoon zo graag een keertje wilde ontmoeten. Jan Wildschut had ook voor de fietstocht gekozen. Het was een fatale vergissing, maar niemand had er nog enig vermoed van.

Hfst 11 De werkweek ging van start en vertrokken ze 3 weken later met de trein naar het beginpunt van de trektocht. Een tegenvaller was dat Bronstein op het laatst niet meer meeging. Daarvoor in de plaats kwam Schutte. Het was een gymnastiekleraar, zo eentje die altijd in een trainingspak rondliep al was daarvoor geen directe aanleiding. De vorige dag was de ikfiguur nog afscheid gaan nemen van Christina, zijn vriendin. Ze was heel mooi, zelfs Erik, die alle meisjes kon krijgen, kon zijn jaloezie nauwelijks onderdrukken. De ikfiguur vertelt dat zij op het Erasmus college zit. Het was daar duidelijk veel beter dan op het Maria Montanelli Lyceum uit de verhalen die hij van haar hoorde, terwijl zij weer liever op het Montanelli had gezeten. Ze had strenge ouders en ze moesten dus in het diepste geheim afspreken. Om af te spreken verzon Christina dan een smoes. Ze ging dan zogenaamd bij een vriendin logeren en zodra haar moeder dan naar de vriendin belde zei ze dat Christina net om boodschappen was en dat ze haar terug zou laten bellen. Die vriendin belde dan naar de ikfiguur om te zeggen dat Christina’s moeder gebeld had en dat ze haar terug moesten bellen. Dat deed Christina dan en zo kon ze de ikpersoon blijven zien. .De eerste dag van de werkweek overnacht de groep op een kampeerterrein met veel bomen. Erik, Gerard en de ikfiguur delen samen de tenten, ze sliepen in twee tenten, maar wisselde elke nacht zodat er steeds maar een alleen hoefde te liggen; de openingen van de tenten stonden zo dicht bij elkaar dat de vrienden tot diep in de nacht noch konden praten. Hfst 12
Overdag fietsten ze tijdens de werkweek met een fijne tegenwind door de bossen en weilanden. En ‘s avonds moest iedereen voor zichzelf koken, “wat ook al weer zo leuk was, dat je het bijna jammer moest vinden dat je het niet zelf had bedacht”. Het was dan de bedoeling dat ieder groepje een leraar uitnodigde om mee te komen dineren. Natuurlijk werd Angelina Romeyn uitgenodigd bij de ikpersoon en zijn vrienden. Schutte kwam vertellen dat Angelina ziek was geworden en dat hij daarom haar plaats wilde innemen. Ze waren bang dat het een zeer vervelende avond zou worden, omdat Schutte maar door bleef zeuren over allerlei calorieën en diëten. Uiteindelijk werd het toch nog een leuke avond omdat Schutte met alle geweld een truc moest laten zien die je toe moest passen wanneer iemand je wilde beroven. Je moest dan tegen iemands knie trappen. Toen Schutte het voor wilde doen bij Erik, stapte Erik net op het juiste moment opzij, viel Schutte op de grond. Omdat de vrienden geen zin hadden om elke avond bij de tenten en de voortdurend uitwaaiende kaarsen te blijven, besloten ze om samen met Menno naar de bioscoop te gaan. Om ‘The African Queen’ te zien. De zwakbegaafde jongen stond opeens voor hen toen ze op weg waren naar de bioscoop, om te vertellen dat hij wist waar ze heen zouden gaan. Daarna verdween hij weer in de bossen. Menno zei dat je er niet op hoefde rekenen dat hij zijn bek hield. Toen ze terug kwamen van de film, stonden Schutte en van Baalen hen al op te wachten bij hun tent. Ze hadden hun vertrouwen beschaamd en dit was absoluut niet de bedoeling geweest van de werkweke en ze zouden ze morgen op de trein terug naar huis zetten. De volgende ochtend kwam van Baalen hen met een bloedserieuze toon vertellen dat ze hun nog een kans zouden geven.

Hfst 13 De ikfiguur ergerde zich vreselijk tijdens de werkweek aan de zwakbegaafde jongen en de leraren die hem constant beschermden.”Waar een ander onmiddellijk gestraft voor zo worden werd bij Jan Wildschut door smoesjes in slappe banen geleid. En zodra het er naar leek dat Jan boven zichzelf uit zou stijgen, werd hij onmiddellijk door de leraren aangemoedigd.” Zo fietsten ze een keer door een eindeloos durende weilandschap terwijl de regen met gordijnen in hun gezichten sloeg. Toen ze opeens een kreet hoorden. Jan kwam keihard voorbij racen en probeerde aan kop te rijden totdat hij opeens, toen hij en eind voor de groep lag, frontaal met zijn knieën tegen een paaltje knalde. Op de bewuste laatste dag waren Erik, Gerard, Menno en de ikfiguur een eind voor de groep uitgefietst. Ze waren in een gebied vol rivieren beland. Op een gegeven moment reden ze over een brug waarvan je duizelig werd als je maar even naar beneden keek. De jongens stopten, klommen op de leuning om het grote wateroppervlak beter te overzien. Toen kwam Jan Wildschut aanfietsen, hield halt voor de jongens terwijl hij ze een voor een aankeek. Ook hij klom op de leuning van de brug. Het gebeurde toen de hele groep aan kwam rijden. De zwakbegaafde jongen keek triomfantelijk om zich heen, deed een stap naar achter, en viel van de brug af. Niemand waagde zijn leven om hem. Schutte, de enige atleet van de groep, vond zijn nieuwe anorak veel belangrijker dan de zwakbegaafde jongen.hij rende maar over de brug, gaf aanwijzingen, waaraan Jan Wildschut niets had, hij maakte toch geen kans meer in het ijskoude water. Op school werd al snel de conclusie getrokken. Het was de schuld van de jongens die op de leuning stonden dat Jan in het water was gevallen, zij hadden hem immers tegen kunnen houden. Maar zij waren vooral nieuwsgierig naar wat er zou gaan gebeuren toen de jongen met” houterige bewegingen” op de leuning was geklommen. De jongens werden niet meteen van school gestuurd. Er werd gewacht tot de kerstvakantie, Gerard’s ouders gingen verhuizen dus hij ging er al vanzelf af. Erik en Menno werd het verteld dat een klassikale school een betere oplossing zou zijn, en bij de ikpersoon werd het bij het kerstverslag gemeld dat hij niet in het systeem paste en dat hij toch” naar alle waarschijnlijkheid zou blijven zitten.” De ikpersoon vertelt over een droom die hij laatst had. Maria Montanelli stopte in een zwarte Mercedes voor hun school. Ze liep de school binnen en op driftige toon beval ze dat iedereen zich moest verzamelen op de binnenplaats. Wie is de jongen die mij een brief heeft geschreven vroeg ze? De ikfiguur stapte naar voren. Samen met Maria Montanelli liep hij langs de leraren die zich in een rij hadden opgesteld. Maria Montanelli zei dat het nog verschrikkelijker was dan ze dacht, terwijl ze langs de leraren liep en ze allemaal een afkeurende blik toewierp. In het hokje van de conciërge pakte ze een telefoon en draaide een lang nummer. Ze vroeg de ikfiguur om de coördinaten van de school, want de luchtmacht zou het in een keer van de kaart vegen. De ikfiguur wil dan het naar buiten hollen als de lucht alarm afgaat dit keer harder als andere keren.

Hfst 14 De jongen vertelt wat er gebeurde toen zijn vader bij de weduwe in trok. Hij kwam ongeveer een keer per week langs en gaf hem dan geld. Dit maakte de ikfiguur dan snel op aan alles wat hij lekker vond. “Schuld werd duur betaald. Als het geld op was ging hij bij Erik eten daar deden zijn ouders niet moeilijk over.” Af en toe spraken hij en zijn vader af in het café. Zijn vader heeft alle meubels laten staan omdat het huis van de weduwe volstaat met spullen. De ikpersoon kan zich niet voorstellen hoe je ergens kunt leven waar niks van jezelf is. Hij heeft met Erik besloten om een lange reis te gaan maken waardoor ze tenminste weg uit deze buurt zijn. Aan het einde van het laatste hoofdstuk heeft de ikfiguur het over stil zijn en dat hij moe wordt van de mensen die maar door blijven ratelen. Hij zegt dat hij met volkomen stil een stomme film bedoelt, en dat ze je niet meer vragen waar je je nou toch steeds tegen verzet of wat je wilt met je wilt met je leven. Hij wil dat iedereen zijn mond nou eens houd met hun slappe geouwehoer. Dat er plots een held uit zijn stoel opstaat en dat er op beeld alleen nog maar verschijnt “ er wordt een bladzijde omgeslagen, hij gaat nu bedenken hoe hij verder moe, hij heeft zijn hele leven nog voor zich”. De ikfiguur bedoelt dat hij moe is van het geouwehoer van iedereen en alle slappe vragen die aan hem gesteld worden. Hij ziet wel wat het leven hem brengt want hij heeft zijn hele leven nog voor zich.

STRUCTUURELEMENTEN

Tijd: Het verhaal speelt zich in het eind jaren negentig, denk ik. Er zijn geen specifieke aanduidingen waaruit je het zou kunnen opmaken in welke tijd het gebeuren plaats vindt. Maar omdat de ikpersoon vertelt dat de ouders staan te dringen om hun kinderen naar binnen(M.M Lyceum) te krijgen, denk ik dat het ergens in de jaren negentig moet zijn geweest. Toen waren dat soort scholen in trek. Nu trouwens ook. Het boek is chronologisch verteld. Alleen de eerste regel en de laatste bladzijde zijn in tegenwoordige tijd. De rest is in verleden tijd verteld. Het hele verhaal is één grote herinnering aan het Montanelli lyceum en gebeurtenissen daaromheen. Je weet aan het begin van het boek meteen dat de zwakzinnige jongen nu dood is, en in de rest van het boek wordt verteld hoe dat gekomen is. Er zijn veel flashbacks. Vaak wijkt de verteller van het onderwerp af, hij vertelt dan welke associaties de gebeurtenissen bij hem oproepen. Het verhaal speelt zich ongeveer af in één jaar. Op blz. 26 staat dat Jan Wildschut halverwege het schooljaar de klas binnenkomt. Halverwege is ongeveer december. Op blz. 103 staat dat de hoofdpersoon zijn kerstrapport kreeg en daarin,” tussen neus en lippen door”, stond dat hij vanwege zijn slechte resultaten en het al een keer eerder blijven zitten, wijzer was een andere school te zoeken. Dit is van december tot december, ongeveer een jaar.

Plaats: De plaats waar het boek zich afspeelt wordt niet duidelijk in het boek vermeld. Het is in ieder geval een plaats waarin de tweede wereldoorlog gebombardeerd is. Uit achtergrond informatie blijkt dat het zich afspeelt in Amsterdam-Zuid. De satirische manier waarop de ikpersoon de ruimte beschrijft, al zijn negatieve uitlatingen over de omgeving, benadrukken de ernst van het gebeuren.

Personen:

Ikpersoon
Het belangrijkste personage uit dit boek is de naamloze verteller, hij is het ikpersoon. Hij is ongeveer 16 jaar. Hij heeft overal een hekel aan, wat hem een erg overtuigende puber maakt. Eigenlijk is hij van binnen nogal verlegen, maar heeft altijd een grote bek gehad. Hij is bepaald geen lieverdje van de leraren. Hij is nogal negatief over veel dingen, en erg achterdochtig. Zijn vrienden zijn Erik en Gerard. Op alles wat er gebeurt, heeft hij wel iets scherps en grappigs op te merken. Zelfs toen zijn moeder dood ging, vond hij dat ze elke dag dood zou moeten gaan, omdat hij erdoor veel aandacht van de mensen op school kreeg. Hij heeft nog geen idee wat hij wil gaan doen in de toekomst, hij kan zich er heel kwaad om maken, als mensen daarover beginnen. ‘Wat wil je later worden?’ Dat is volgens mij precies waar het om draait, dat je dat pas weet wanneer dat ‘later’ eenmaal is aangebroken.’

Jan Wildschut
Een persoon waar het boek om gaat. Een zwakbegaafde jongen. Jan was een vreemde jongen: hij was niet alleen zwakbegaafd, hij had zomer en winter een sjaal en wanten aan. Hij kwijlde als hij at en er bleven altijd broodkruimels op zijn gezicht zitten. Jan had een raar hoofd van een rare kleur. De ikpersoon vond dat het net leek alsof het hoofd niet helemaal goed doorbloedt. Zo’n vieze grauwe kleur had het hoofd van de zwakbegaafde jongen. Het lichaam van de zwakbegaafde jongen klopte ook niet er zat een soort van rare knik in zijn lichaam waardoor hij ook niet helemaal goed liep. Tijdens zijn eerste lessen op M.M. Lyceum, bleek hij anders door de leraren behandeld worden dan de “gewone” leerlingen. Zulke dingen roepen meestal minachting van de medeleerlingen ten opzichte van zo’n persoon. Zelfs tijdens de werkweek hielden de leraren Jan bij zijn hand. Ook al was Jan zwakbegaafde, wist hij precies wat hij deed, blijkbaar genoot hij van alle medelijden die de leraren met hem hadden. Alleen maar Bronstein, geschiedenis leraar had het door, daarom behandelde hij Jan, zoals hij erom vroeg. Tijdens die werkweek had hij de jongens die naar de film gingen verlinkt. Daarmee wekte hij nog minder sympathie op. Eigenlijk kon hij niemand wat schelen. Een keer heeft de ikpersoon hem mee naar huis genomen, omdat hij dacht dat jan dan anders zou zijn. Maar het viel tegen.. Er wordt niets over zijn karakter verteld, je leest allen maar de mening van de ikpersoon.

Erik en Gerard
De twee beste vrienden van de verteller. Erik is de dappere van de twee, Gerard is wat banger uitgevallen. Er is over beide weinig te zeggen.

De vader
Vader is geen aardige man. Hij werkt bij de krant, daarom zijn ze naar deze buurt verhuisd. Hij heeft geen geld te weinig. Terwijl zijn vrouw ziek is, gaat hij vreemd met een rijke vrouw, in het boek ‘de weduwe’ genoemd. Nadat de moeder is overleden, vertrekt hij om bij de weduwe te gaan wonen, en laat zijn zoon alleen achter. Hij geeft hem wel geld, maar het is ook niet alles.

De leraren
Alle leraren zijn eigenlijk één personage te noemen. Ze zijn allemaal hetzelfde slappe types. Niets persoonlijks. Alleen over de geschiedenisleraar vertel ikpersoon iets positiefs. Hij is de enige leraar met persoonlijkheid, de enige ook die Jan Wildschut ooit straf heeft gegeven. Over leraren wordt in het boek gezegd: ‘dat ze leraar hebben kunnen worden, wil nog niet zeggen dat ze ergens verstand van hebben. ‘Iemand met ook maar een beetje persoonlijkheid wordt geen leraar,’ zei de vader van Erik een keer, ‘Persoonlijkheid en leraar, dat gaat nooit samen.’’

Perspectief en verteller: Het verhaal is in de ik-perspectief verteld. Je ziet alles vanuit zijn standpunt. Het maakt het boek spannender; het lijkt alsof je alle gebeurtenissen meemaakt, naat de verteller.

Verhaalconventie: Het verhaal is zeer realistisch en bovendien herkenbaar. Omdat het over de tijdloze emoties gaat: ergernis, ontevredenheid, haat. Het is gepresenteerd in een modern jasje, soms iets overdreven, maar zo komt het dichterbij ons bed. Met Maria Montanelli wordt natuurlijk Maria Montessori bedoeld.

Stijl: De schrijfstijl van Herman Koch is behoorlijk trendy, vol met scheldwoorden en jongerentaal. Daarom springt dit boek uit. Ik denk dat het ermee te maken heeft, dat dit boek eigenlijk een herinnering is aan de eigen jeugd van de schrijver. De meeste boeken (behalve die van R.Giphart en een paar andere schrijvers) zijn vrij formeel geschreven. Er wordt veel tijd besteed aan het beschrijven van de omgeving; het is op zo’n manier gedaan, dat je het echt voor je ziet.

BEDOELING

Titelverklaring: De titel slaat terug op een droom die ikpersoon aan het eind van het boek heeft. In deze droom komt Maria Montanelli, zelf de school inspecteren na een brief van de verteller. Met walging neemt ze het geheel waar. Dan belt ze de luchtmacht en vraagt de verteller om de coördinaten van de school. \'Ze vegen het in één keer van de kaart\'. Daarna stapt ze de auto in, en laat haar weer wegrijden. Vlak daarna gaat het luchtalarm af. Het gaat harder en harder. Harder dan anders. De jongen heeft hekel aan Monanelli-systeem; misschien heeft Maria het honderd jaar geleden wel goed bedoeld, maar wat haar opvolgers erna hebben gemaakt, lijkt een zooi. In deze titel komt het sarcasme van de ikpersoon duidelijk naar voren.

Motieven: Problemen in de pubertijd. Als je het boek leest, vertelt de ikpersoon eigenlijk alleen over slechte dingen. Zijn sarcasme geeft het geheel een grappig tint, maar hij blijft door de problemen omsingeld. Hoe hij ook vertelt over het huis van Erik, “daar heb je tenminste gevoel dat ze op je zitten te wachten, terwijl je geen familie bent.”Zijn moeder is ziek, ligt op het sterven en gaat uiteindelijk dood. Zijn vader die “openbaar” vreemdgaat. De omgeving waar ikpersoon hekel aan heeft. En natuurlijk Montanelli Lyceum waarop hij is blijven zitten. Het doet allemaal toe als je vijftien/zestien jaar bent.

Leidmotieven: Ergernis van de ikpersoon kom je op elke bladzijde tegen. Het skelet van het verhaal is uit ergernis aan zijn omgeving opgebouwd. Daarom denk ik dat ergernis een leidmotief is.

Thema: Van het boek is \'jeugdherinneringen\'. Het hele verhaal draait om een herinnering van de hoofdpersoon. Hij denkt hierin constant aan zijn overleden klasgenoot die is overleden in zijn bijzijn. Verdere herinnering in het boek besproken zijn de herinneringen aan zijn zieke moeder, het leven voor en na haar dood. Zijn herinneringen aan het Montanelli Lyceum, de leraren, en zijn medeleerlingen. Hij denkt zeer negatief over veel van deze onderwerpen.

Idee: “Ik moet er zo snel mogelijk weg, Montanelli Lyceum ligt vlak om de hoek, zodat je er voortdurend aan herinnerd wordt”

SCHRIJVER: Herman Koch, ofwel Menno Voorhof is geboren in Arnhem in 1953. Begon op zijn zestiende al met schrijven. De twee Romans zijn gebaseerd op humor en ironie, hierdoor is hij bekend geworden. Zo pakt Koch in zijn meest recente roman, \'Eindelijk oorlog\', onderwerpen aan als eenzaamheid, depressie, de angst dat het levensongemerkt aan iemand voorbij gaat. \'Maar daar zit wel een vette laag ironie over’. Het is toch voortdurend een overdrijving van een bepaald soort thematiek\'. Verder zegt hij: \'Te vaak wordt in de literatuur de nadruk gelegd op zware thema\'s, ten koste van de leesbaarheid van het verhaal. Een goed verhaal, daar gaat het om\'. Door humor is hij ook bekend geworden met het programma\'s \'Jiskefet\' en \'Debiteuren Crediteuren\'.

Bibliografie: 1985 De voorbijganger (verhalen) 1989 Red ons, Maria Montanelli (roman) 1991 Hansaplast voor een opstandige. De beste verhalen van Menno Voorhof
1996 Eindelijk oorlog (roman) 1998 Geen agenda (verhalen) 1999 Het evangelie volgens Jodocus (columns)

BEOORDELING: Toen ik het boek voor het eerst zag, had ik daar geen bepaalde verwachtingen bij. Ik heb nog nooit iets van Herman Koch gelezen en ook niets over het boek zelf gehoord. Maar vanaf de eerste bladzijde werd ik geboeid door het verhaal. Het kwam, denk ik, vooral door zijn taalgebruik. Sarcastische beschrijvingen van de buurt waarin hij woonde, van de mensen, van de gang van zaken op Montanelli Lyceum.Het trok me aan om verder te lezen. Soms was ik met de ikpersoon niet eens, maar als je verder leest, dan begrijp je ook wat hij ermee bedoelde. Dan vallen alle dingen op zijn plaats. Ik vond het een interessant onderwerp. Het is een realistisch en bovendien herkenbaar. Niet zo zeer om de dood van de zwakbegaafde jongen; meer om de gedachten van de ik-persoon. Ze staan dan ook centraal in het boek. Er gebeurde precies genoeg om de lezer duidelijk te maken wat er aan de hand was. Je komt vrij weinig over de vrienden, vader en moeder van de ikpersoon te weten. De schrijver vertelt alleen maar dingen die er toe doen. Vaak wijkt hij af van een onderwerp, waar hij het over had, maar ik vind het helemaal niet slecht. Het brengt een bepaalde variatie in het verhaal. Daardoor is het niet oppervlakkig. Je moet wel erbij blijven om de draad van het verhaal niet te verliezen.

Het is een goed boek dat een leesbaar verhaal bevat. Ik zou het iedereen aanraden.

EXTRA OPDRACHT: Titels bedenken voor 10 hoofdstukken met bijbehorende argumentatie

Hfst1 – Het zal niet lang meer duren... Het boek is een groot herinnering aan de eigen jeugd van de schrijver. In dit hoofdstuk vertelt hij wat er allemaal gaat gebeuren. Nu is de tijd gekomen om de herinneringen in de vorm van een boek los te laten. Hij vertelt ook dat hij aan zo’n uitdrukking Het zal niet lang meer duren... hekel heeft. Toepasbaar sarcastisch.

Hfst2 – Oogverblindende beauty Ikpersoon vertelt over zijn “geweldige” buurt. Ik denk dat zo’n titel goed bij de beschrijvingen van de wijk past, waar niemand vrijwillig komt wonen.

Hfst3 – dlerew ni ed nesnak reeM Het hoofdstuk gaat over Montanelli Lyceum.De bedoeling van Maria Montanelli bij het oprichten van zo’n school was, dat de arme kinderen van Naples meer kans in de wereld kregen. Ikpersoon vindt dat de navolgers van M.M. het doel op een verschrikkelijke manier verdraaid hebben. Vandaar de titel van dit hoofdstuk –“Meer kans in de wereld” in het spiegelbeeld.

Hfst4 – Jan In dit hoofdstuk wordt voor het eerst verteld over de zwakbegaafde jongen.

Hfts5 – Waar gaan we heen? Ikpersoon ergerde zich enorm aan de tweede keer voorlezen uit dat boek met Engels.Wat is de bedoeling hiervan? De zwakbegaafde jongen werd niet afgekraakt door Vermaas, zoals hij gewoonlijk deed, nadat Jan voor heeft gelezen. Iedereen was het duidelijk geworden, dat er iets niet goed zat. Waarom deed Vermaas zo? Aan het eind van het hoofdstuk ging ikpersoon samen met Erik naar Eriks huis.

Hfst6 – Moi(ik=Frans) Het hele hoofdstuk gaat over de ikpersoon. Hij had hekel aan zijn buurt waar je in de schoenenwinkel “Chaussures Modernes” geen moderne schoenen kon krijgen, wat wel belangrijk is. Zo heeft de jongen op een belangrijkste vraag die hem gesteld werd:”Jij wilt hier zeker zo snel mogelijk weer weg?”Maar “ja” geantwoord. Hij had er geen benul van hoe belangrijk het antwoord erop is.

Hfst7 –God bestaat niet Montanelli Lyceum is geen hemel op aarde. De jongen vertelt verder over de gang van zaken op zijn school.

Hfst8 – Daar had je niets aan Het hoofdstuk gaat over een psycholoog naar wie ikpersoon heen ging.Waarschijnlijk heeft hij er niets aan gehad. Hij had al helemaal niets aan de uitslag van de test dat hij bij de psycholoog moest doen.

Hfst9 – Geniet! Toen de ikpersoon Jan mee naar huis nam, zei zijn moeder dat Jan juist gepest wilde worden. Blijkbaar genoot hij daarvan. Als Bronstein Jan de klas uittrapt op een normale manier, geniet de ikpersoon mee, dat er uiteindelijk toch iemand de zwakbegaafde jongen behandelde zoals hij zelf erom vraagt. Tijdens zijn feestje, vertelt Bronstein aan de ikpersoon wat hij van Montanelli vindt. Niet bepaald geweldig.”Ik moest plotseling denken aan de avonden dat Bronstein in zijn eentje thuis zat, zonder kutfeest,terwijl buiten de treinen voorbijreden,of wanneer de regen tegen de ramen sloeg...”

Hfst10 – Zelfweek & mijn moeders dood Het hoofdstuk gaat over de bedoeling van een werkweek. De nadruk lag op alles zelf doen. Dat werd ikpersoon al snel te veel. Hij blikt terug op de dood van zijn moeder. Dat het waarschijnlijk aan haar dood te danken was dat hij overging. De jongen beschrijft de reacties van mensen, wat daarna gebeurde.

REACTIES

S.

S.

Hi,
Wat een verslag! (Red ons, Maria Montanelli) Ik vind het echt heel goed gemaakt, ik zou graag weten hoeveel tijd je eraan hebt besteed, het is uitstekend! Ik heb zelf twee verslag gestuurd, eentje van Carry Slee en de andere van Arno Bohlmeijer. Ga zo door.
Doei

20 jaar geleden

S.

S.

goed zo zeg zo veel ik kan zelfs geen brief van 5 regels schrijven et super goed van je

20 jaar geleden

I.

I.

Eey handige samenvatting en aardig dat je ons er van laat proviteren.

Mzzl een dankbare 3vwo leerling

19 jaar geleden

K.

K.

het is juist helemaal niet chronologisch verteld !

14 jaar geleden

P.

P.

Sorry, maar als ik jou was zou ik je werkstuk nakijken op spellingsfouten, formuleringsfouten en typfouten. Dit verslag zit er vol mee en ik weet niet precies hoe jij dit boek ervaren hebt, maar het is juist het tegenovergestelde van chronologisch. Elk hoofdstuk is de tijd waarin het speelt anders. Ik weet niet wat voor cijfer je hiervoor hebt gekregen in VWO 5 maar het lijkt me niet echt hoog. Ook omdat je samenvatting zo ontzettend lang is en allemaal onbelangrijke dingen vermelt. Alleen mijn laatste opmerking is natuurlijk niet helemaal fout want het is ook goed dat je zoveel kunt schrijven, sommige mensen kunnen alleen maar een paar zinnenn schrijven, als ze een samenvatting schrijven.
En mijn laatste punt was dat de eerste druk van dit boek in 1989 was.

13 jaar geleden

A.

A.

Weet iemand hoe het ik-figuur heet? Ik moet een brief schrijven alleen ik kan niet vinden hoe hij heet.

13 jaar geleden

O.

O.

@anne

De naam van de hoofdpersoon oftwel de ik-persoon word niet genoemd in het verhaal. dus ik denk dat je je brief dan maar aan een andere persoon uit het verhaal moet schrijven.

13 jaar geleden

S.

S.

ongelofelijk dat dit 5 VWO is! voor iedereen die dit leest niet gebruiken! want er zijn teveel details en het klopt niet eens! bijvoorbeeld dat hij geen duitse moeder wilde hebben net zoals die van ferdinand..hij wilde juist een duitse moeder hebben omdat ze de waarheid goed herkende en de juiste strafte. maar goed dit is nog naast alle spelfouten en inmiddels is dit werkstuk 10 jaar geleden ingestuurd dus is diegene al erg lang van school en waarschijnlijk al ergens aan het werk, hopen dat dat beter is dan dit verslag!

en bij de reacties was er een 3VWO leerling die profiteren met een v schreef, schandalig dat je dan op VWO zit.
maar niet gebruiken dit dus!

11 jaar geleden

R.

R.

Goede, sammenvatting. Maar het boek was erg slecht. Geen duidelijke verhaallijn, niet chronologisch geschreven en het veranderde steeds van onderwerp.

10 jaar geleden

B.

B.

14 hoofdstukken!!! niet 13

9 jaar geleden

P.

P.

you got a dollar?

6 jaar geleden

H.

H.

only 10 cents

6 jaar geleden

een scholier

een scholier

nee

10 maanden geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch"