Leesdossieropdracht: een boek lezen en verwerken
Ik heb gekozen voor het boek: Otto’s oorlog van de schrijver Koos van Zomeren. Ik heb deze keuze gemaakt omdat de kaft van het boek me aansprak en omdat het boek 3 punten waard is zodat ik de volgende keer een dunner boek van 1 punt mag lezen.
Ik vond het een leuk boek. Het verhaal is niet-chronologisch verteld en dat vond ik soms vrij moeilijk en lastig. Dat kwam door de spanning die er de hele tijd hing door de onderdrukte haat van de hoofdpersoon en de ruzies die er gemaakt werden. De dialogen waren op sommige momenten erg boeiend en soms ook wel grappig. Het boek had een verrassend einde vond ik omdat achter in het boek een stukje tekst stond over wat sommige mensen van het boek vonden en ik las dat Otto Stein (hoofdpersoon) een verschrikkelijk vervelend persoon was en erg negatief. Zelf vond ik dat ook wel een beetje maar lang niet zo erg als er achterin het boek stond. In het boek is geen sprake van een ik-verteller. De gebeurtenissen worden niet echt spannend omschreven zoals in een jeugdboek. Ik houd meer van een verborgen verteller dan van een ik-verteller. Een verborgen verteller verteld ook iets over de andere figuren waardoor je meer begrip krijgt voor de situatie. De dood van Wessel en Otto vind ik schokkend. Ik had niet verwacht dat een hoofdfiguur, die veel invloed heeft op het verhaal, dood zou gaan.
In Otto\'s oorlog wordt een periode van veertig jaar omspannen. Het verhaal speelt zich af in de jaren ’70 en het begin van de jaren ’80. Het begint eigenlijk al in de jaren ’40 met de bombardementen maar daar speelt het verhaal zich niet af. Alleen de herinneringen spelen zich af in de jaren ’40. Het verhaal is dus niet chronologisch. Ik heb wel een tijdsschema kunnen ontdekken; Het begint bij een punt dat de hoofdpersoon zijn laatste expeditie gaat maken. Daarna is er een stuk dat over de hele eerste expeditie gaat, gevolgd door een stuk over een deel van die laatste expeditie, daarna een stuk over de hele tweede expeditie, een stuk over een deel van de laatste expeditie, een stuk over de hele derde expeditie en het eindigt met het einde van de laatste expeditie. Er zijn veel flashbacks in het verhaal te vinden. De meeste gaan over de tweede wereldoorlog en de andere gaan over de voorafgaande expedities. Er is sprake van een verborgen-verteller: de lezer kijkt mee over de schouder van Otto Stein. Als de oorlog uitbreekt is Otto een jongetje van tien jaar. Otto’s vader wordt door de Duitsers opgepakt . Otto zal hem nooit meer weerzien en hij vindt dit zo schokkend dat zijn hele leven in het teken staat van deze gebeurtenis. Hij heeft drie broers en een zus en zij hebben hun verleden wel goed verwerkt en daarom verschillen zij van hem. Stein vindt het erg dat Simon en Wessel goed met elkaar kunnen opschieten, hij is erg jaloers. De gebeurtenissen uit de oorlog zijn bepalend voor de rest van zijn leven. Stein ziet in Wessel een soort vaderfiguur tegen wie een kind opkijkt en van wie een kind wat kan leren. De gebeurtenissen beginnen op 14 mei 1940 in Rotterdam, de dag van het grote bombardement, en eindigen op een paradijselijk, maar van alle mensen verlaten eilandje voor de kust van Mauritanië. Het verhaal gaat over expedities naar exotische plaatsen in Turkije, Senegal, Spanje en Mauritanië waarin Otto Stein filosofeert over de oorlog. De drie mannen die onderweg zijn: Wessel Matser, die het leven bestudeert, Simon Jorna, die het leven fotografeert en Otto Stein, die het leven ondergaat. Stein was inmiddels steenrijk en financierde een expeditie naar Turkije van Wessel, hijzelf en Simon, zijn neef die fotograaf is. In Turkije is het vooral heet en ze moeten een behoorlijk eind rijden naar een vogeltrekroute waar ze heel veel vogels zien, ook komen ze enkele jagers tegen. Later wordt Stein gevraagd een expeditie van Wessel en een paar andere vogelliefhebbers/biologen naar Senegal gedeeltelijk te financieren. Stein en Simon zoeken hen tijdens hun maandenlange verblijf gedurende een korte periode op. Stein maakt opmerkingen dat Simon en Wessel elkaar ook in Nederland (vaker) ontmoeten. Stein ligt in deze warme landen vaak te woelen en slaapt vaak slecht en niet (alleen) vanwege het warme weer maar meer vanwege woordenwisselingen en nachtmerries over de tweede wereldoorlog (flashbacks). De volgende uitstap ook al geheel op Steins kosten was naar het ook al warme Spanje. Op zoek naar de ook al uitstervende gieren. Ze trekken op met iemand van het Wereldnatuurfonds. Deze weet een geitje te kopen en te slachten en deze wordt bij een hut neergelegd waar Simon een dag lang foto’s kan nemen. Stein gaat met Wessel vanaf een berg naar gieren kijken. Ze hebben een meningsverschil en Stein gaat terug naar de auto. Als Wessel terug komt lopen over het smalle pad glijdt hij uit en stort hij naar beneden, hij breekt zijn nek en belandt in een rolstoel. Stein blijft zich sinds deze gebeurtenis dikwijls afvragen of hij geen schuld had aan het ongeluk. Wessel was immers de kwiekste van hen, degene met de beste conditie en de meeste ervaring. Stein gaat later nog eenmaal op ‘expeditie’ samen met Simon naar Mauritanië (Banc d’Arguin). Ze lopen veel vertraging op in dit warme land. Stein vraagt zich meerdere keren af of hij in staat is Simon te vermoorden, maar hij moet steeds met nee antwoorden. Ze missen de toelichtingen en bijzonderheden die Wessel altijd gaf als ze een vogel zagen. Stein overleefd Mauritanië niet. Als Simon zijn tas over de rand van een ravijn laat vallen en Stein hem wil pakken (Simon is dikker) valt Stein het ravijn in. De schrijver laat in het midden of dit Steins of Simons schuld is (Simons ogen glinsteren).
De hoofdpersoon (Otto Stein) is ongeveer 50 jaar oud, donkerbruin haar. Hij is geldschieter voor organisaties. Hij is lid van een arme oorlogsfamilie. Hij is gemeen, zielig, vreemd en onsympathiek. Hij wil dat Wessel hem respecteert. Wessel en Simon (zijn neef) werken hem regelmatig tegen. “Ik moet fotograferen, dus ik ga in onze auto.” “Ik wil ook niet in de jeep.” Zei Wessel. “Ik wil écht niet in de jeep,”zei Simon. “Ik wil ook écht niet in de jeep.” “Ik wil écht echt niet in de jeep.” “Ik wil ook écht echt niet in de jeep.” Ze lagen krom van het lachen. “Dan ga ik toch in de jeep,” zei Stein terwijl hij opstond en naar de deur liep. “Wat een zeikers!” Hij trilde van woede en verontwaardiging. Later kwam Simon op zijn kamer vragen of hij nou écht boos was en waarom. Deze passage (blz. 187) maakt een beetje duidelijk op wat voor een gemene manier Simon en Wessel Otto buiten probeerden te sluiten. Otto wil een band met Wessel en is daarom jaloers op de vriendschap die Wessel en Simon met elkaar hebben. Omdat Otto’s hele leven in het teken staat van die gebeurtenis dat zijn vader is opgepakt lijkt zijn leven een zoektocht te worden naar de vaderfiguur die de jonge Otto nooit heeft gekend.Het karakter van de hoofdpersoon is nogal vreemd omdat hij de vermissing nooit verwerkt heeft en hij daarom ook vreemd doet zodat hij bijvoorbeeld ook niet bij zijn medereizigers hoort. De hoofdpersoon verandert in de loop van het verhaal, hij belandt in een rolstoel en kan daarom niet meer goed functioneren.De hoofdpersoon is onsympathiek omdat hij niet goed met mensen om kan gaan omdat hij zijn verschrikkelijke verleden niet goed heeft verwerkt. Ik kan me daarom ook niet goed in het hoofdpersonage verplaatsen.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden