Het boek “Otto’s oorlog” is geschreven door Koos van Zomeren. Het is voor het eerst uitgegeven in 1983, door De Arbeiderspers. De versie die ik gelezen heb, komt uit de serie “Grote Lijsters” en is een uitgave van Wolters-Noordhoff, Groningen en Wolters Plantyn, Deurne.
Genre en onderwerp “Otto’s oorlog” is een psychologisch verhaal. Het gaat over Otto Stein, die worstelt met zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Vooral de herinneringen aan het bombardement van Rotterdam, waar hij als kind toen woonde, blijven hem achtervolgen. Hij is ervan overtuigd dat de eerste bom voor zijn huis bedoeld was. Dit is echt een obsessie voor hem geworden. Alles wat in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd beïnvloedt Otto’s doen en laten. Otto gaat met Wessel Matser en Simon Jorna op expeditie naar vreemde en exotische landen, maar hij wordt bewust door Wessel en Simon buitengesloten. Otto voelt zich altijd eenzaam. Hij houdt van Wessel en wil zo graag bevriend met hem zijn. Maar hij haat Simon, die wel Wessels vriend is. Dan valt Wessel tijdens één van de expedities van een berg; Otto vraagt zich lange tijd af of dit zijn schuld was. Had hij Wessel geduwd?
Plaats en ruimtewerking Het verhaal speelt zich af tijdens de reis van Nederland (Rotterdam) naar Arel, en de expeditie naar Banc d’Arguin. Er zijn zeer veel flash-backs, die zich onder andere afspelen tijdens andere expedities, zoals naar Arhavi, Nouadhibou, Richard Toll, Iouik en Montfragüe. Ook zijn er flash-backs die zich afspelen in Rotterdam, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een klein deel van de flash-backs speelt zich hierna af in Rotterdam. Soms heeft de plaats waar de gebeurtenissen zich afspelen invloed op het verhaal, op andere momenten is dat niet zo. Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft natuurlijk een grote invloed op de gebeurtenissen; het beheerst Otto’s leven. Maar de verschillende exotische plaatsen hebben niet zo’n grote invloed. Deze plaatsen bepalen natuurlijk wel de expeditie, maar niet Otto’s eenzaamheid en verdriet. Het maakt voor zijn gevoelens en gedachten niet uit of hij zich in Arhavi of in Iouik bevindt. Het maakt ook niet uit of Wessel in Montfragüe of in Nouadhibou van een berg viel; de gevolgen zijn dezelfde.
Verteltijd en vertelde tijd Het verhaal speelt zich af aan het eind van de jaren ‘70, begin jaren ‘80. Otto is dan ongeveer 50 jaar. De flash-backs over de Tweede Wereldoorlog spelen zich af in 1940 - 1945. Het bombardement van Rotterdam was op 14 mei 1940. De verschillende expedities in het boek duren bij elkaar een paar jaar. Vooral de expeditie naar Banc d’Arguin (na Wessels val) duurt lang, omdat ze onderweg veel vertraging oplopen. Sommige van de flash-backs over de Tweede wereldoorlog duren niet erg lang, soms gaat het over enkele minuten. Maar soms ook over uren, bijvoorbeeld als Otto uren op zijn vader staat te wachten.
Tijdsverloop Zoals ik al duidelijk heb gemaakt, zitten er veel flash-backs in het verhaal; het verloopt niet chronologisch. Het verhaal begint met een flash-back over het bombardement van Rotterdam en gaat dan verder met een flash-back over Otto’s eerste ontmoeting met Wessel en het uitnodigen van Simon op hun eerste expeditie. Er komt een vooruitwijzing naar de val van Wessel en vervolgens gaat het verhaal verder met een nieuwe reis van Otto en Simon, al een tijd na Wessels val. Tijdens de reis zijn er weer flash-backs over vroegere expedities en uiteindelijk is er een flash-back naar Wessels val. Het verhaal eindigt als Otto en Simon nog steeds samen op expeditie zijn en Simon Otto van een berg duwt; dit wordt Otto’s dood. Het verhaal-perspectief is dat van een alwetende verteller, maar deze verteller laat de lezer niet alles zien. Men kan wel lezen wat Otto’s gedachten en gevoelens zijn, maar niet wat Wessel en Simon denken en voelen. Als hij alleen is, vraagt Otto zich vaak af wat Wessel en Simon op dat moment aan het doen zijn; de lezer komt dit, net als Otto, uiteindelijk niet te weten. Ook weet de verteller de oorzaak van Wessels val, maar de lezer kent de oorzaak niet, totdat Otto zich de hele gebeurtenis kan herinneren.
Hoofdpersoon De hoofdpersoon uit “Otto’s oorlog” is Otto Stein. Otto heeft als kind de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en wordt nog steeds door de herinneringen daaraan achtervolgd. Otto woonde tijdens deze oorlog in Rotterdam en hij is ervan overtuigd, dat de eerste bom bij het bombardement van Rotterdam voor zijn huis bedoeld was. Zijn vader werd later opgepakt door de Duitsers en dit had zo’n grote invloed op hem, dat hij als jongeman op straat zomaar andere mannen achtervolgde, in de hoop zijn vader te vinden. Maar hij heeft zijn vader nooit kunnen vinden. Als Otto ongeveer vijftig jaar is, ontmoet hij Wessel Matser. Otto is dan een redelijk rijke zakenman, met verscheidene winkels in zijn bezit. Otto gaat mee op expeditie naar Turkije en later gaat hij ook met andere expedities mee. Maar hij dient alleen als financier en voelt zich buitengesloten door Wessel en Simon. Hij is jaloers op hun vriendschap en hij haat hen daarom. Maar toch houdt hij van Wessel en hij wil zo graag zijn vriend zijn. En hij haat Simon om zijn arrogantie, omdat hij Otto bewust buitensluit, maar vooral omdat Simon en Wessel zo goed bevriend zijn. Toch kan Otto het niet over zijn hart krijgen Simon te vermoorden.
Bijpersonen Twee andere belangrijke personen in het verhaal zijn Wessel Matser en Simon Jorna. Wessel is bioloog en dichter, hij bestudeert de vogeltrek. Net zoals Simon schuift hij alle rotklusjes naar Otto en sluit hem buiten, maar wel in mindere mate dan Simon. Aan de ene kant heeft hij medelijden met Otto, maar hij veracht hem ook, omdat Otto “slechts” een zakenman is. Hij vindt zichzelf een groot dichter en heeft enkele dichtbundels geschreven. Wessel wil altijd laten zien hoe goed hij is. Hij heeft een betere conditie, hij kan sneller bergen beklimmen en hij weet meer van vogels dan Otto en Simon en laat dit duidelijk blijken. Maar dit is ook de reden voor zijn val, zal later blijken; hij wilde laten zien hoe goed hij was en viel door onvoorzichtigheid. Daardoor belandde hij in een rolstoel en werd hij een “kasplantje”. Simon Jorna is Otto’s neef en fotograaf voor een weekblad. Hij gaat mee op alle expedities om foto’s te maken. Simon kan Otto niet uitstaan. Hij vindt dat Otto de oorlog eens met rust moet laten en verder moet gaan met zijn leven. Hij sluit Otto bewust buiten en maakt gemene opmerkingen. Uit het verhaal wordt niet duidelijk waarom Simon zijn oom zo haat. Maar hij haat Otto genoeg om hem van een berg te duwen en op die manier te vermoorden.
Korte samenvatting van het verhaal Otto Stein was nog een kind tijdens de oorlog. Het gezin overleefde het bombardement op Rotterdam, op 14 mei 1940, maar later in de oorlog werd Otto’s vader door de Duitsers opgepakt. Hij is sindsdien nooit meer teruggekomen. Deze gebeurtenissen en alle andere herinneringen aan de oorlog blijven Otto Stein zijn hele leven achtervolgen. Als Otto ongeveer vijftig jaar is, ontmoet hij Wessel Matser, een bioloog en dichter, die de vogeltrek bestudeert. Wessel vraagt Otto om mee te gaan op expeditie naar Turkije en om die expeditie te financieren. Wessel stemt in en vraagt ook zijn neef, Simon Jorna, om mee te gaan als fotograaf. Zo gaan ze op reis. Na deze reis zullen nog vele reizen volgen, maar waar Otto, Simon en Wessel ook heen gaan, Otto voelt zich altijd eenzaam. Simon en Wessel trekken alleen met elkaar op en sluiten Otto bewust buiten. Maar Otto wil zo graag bevriend zijn met Wessel. Hij haat Simon. En ondertussen worstelt hij nog steeds met zijn herinneringen aan de oorlog. In Spanje valt Wessel van een berg en vanaf die dag vraagt Otto zich af of dit zijn schuld was. Had hij Wessel geduwd? Op later expedities (zonder Wessel) gaan veel gesprekken tussen Otto en Simon over dit onderwerp, maar het zal blijken dat Otto er niets aan kon doen. Tijdens een expeditie naar Banc d’Arguin speelt Otto met de gedachte Simon van een berg te duwen. Maar uiteindelijk doet hij het niet, Simon is immers familie. Dan valt Simons fototas van de berg en Otto biedt aan hem te halen. Hij is bezig aan zijn afdaling en vraagt Simon hem even een hand te geven. Maar Simon geeft hem een duw. En Otto valt, zijn dood tegemoet.
Verklaring van de titel Zoals gezegd, is de titel van het boek “Otto’s oorlog”. Dit is ook de titel van een gedicht dat Wessel schreef over Otto, in een van zijn dichtbundels. Het gaat over Otto’s drang om de hele tijd over de oorlog te praten en te denken.
“Otto’s oorlog, zag hij boven een pagina staan. De adem stokte in zijn keel, zijn hart ging tekeer als een paukenist. In zijn haast struikelde hij over de brokkelige tekst. Hij las, herlas en herlas nog eens. Het gedicht scheen betrekking te hebben op een lome, praatzieke avond in Arhavi. Het maakte gewag van schimmen in een moskee en schimmen op een balkon. Otto blijft een handelaar herhaalde het keer op keer, de oorlog is zijn handelswaar. Steins ogen werden vochtig van ontroering. Er was maar één ervaring in zijn leven waarmee hij dit kon vergelijken: de aaiende hand van zijn vader op zijn kruin. Hij boog zijn hoofd, zodat niemand zijn tranen zou zien.”
Schrijver Koos van Zomeren werd op 5 maart 1946 geboren in Arnhem. Na zijn eindexamen hbs-b in 1964 ging hij bij de Heidemaatschappij werken. Ook ging hij in militaire dienst, maar door ziekte moest hij hier al snel mee stoppen. In 1965 kwam zijn eerste boek, de dichtbundel “De wielerkoers van Hank” uit bij De Arbeiderspers, een paar maanden later (in 1966) volgde de roman “Terloops te water”. De tweede roman, “De nodige singels en pleinen”, volgde al snel. In 1967 kwam “De vernieling”, eveneens een roman, uit. Van Zomeren had ondertussen een baan als journalist gevonden bij “Het vrije volk”, een socialistisch dagblad. In deze periode interesseerde hij zich steeds meer voor politiek en raakte het schrijven op de achtergrond. In 1971 nam hij ontslag bij het dagblad en werkte hij enige tijd als metaalarbeider. Daarnaast werd hij lid van de Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (KEN), hij zat in de leiding van het bestuur en hield zich bezig met propaganda-activiteiten. In 1974 en 1975 was hij in Nijmegen gemeenteraadslid voor de SP. In 1976 brak Van Zomeren met de SP, omdat hij steeds meer “teleurgesteld raakte in de politieke praktijk en haar machtspelletjes”. Vervolgens kreeg hij een baan bij het weekblad “Nieuwe revu”, maar hij begon ook weer te schrijven. Hij schreef nu misdaadromans. Vanaf 1977 kwamen er bij uitgeverij Bruna negen thrillers van Van Zomeren uit, zoals “Collega Vink vermoord” (1977), “Een eenzame verrader” (1978) en “Explosie in mei” (1979). Vanaf 1980 werd de actuele politiek en de psychische uitwerking belangrijker in zijn boeken, het misdaadelement verschoof naar de achtergrond. Dit komt o.a. tot uiting in zijn boek “Oom Adolf” (1980) en het tweeluik “Haagse lente” en “Minister achter tralies” (1981). In 1980 verscheen de bundel “De grote droogte in waterland”, een selectie van de natuurreportages, die Van Zomeren voor “Nieuwe revu” schreef. Van Zomeren keerde in 1982 terug bij De Arbeiderspers, waar de thrillerachtige roman “De hangende man” uitkwam. Van Zomerens echte doorbraak kwam in 1983, met de roman “Otto’s oorlog”. Hierna kwam “Een gegeven moment”, een bundel levensverhalen van mensen die in 1900 geboren werden. In voorgaande boeken speelt politiek nauwelijks een rol, maar in de romans “De witte prins” (1985) en “Het verhaal” (1986) zijn zelfportretten van Van Zomeren verwerkt. Aangezien Van Zomeren zich lange tijd veel met politiek bezighield, neemt politiek in deze boeken een belangrijke plaats in. Na tien jaar voor “Nieuwe revu” gewerkt te hebben, koos Van Zomeren voor een baan als freelancer en ging schrijven voor “NRC Handelsblad”. Verder werkte hij mee aan het VARA-radioprogramma “In de Rooie Haan”. In 1987 kwam de roman “Sterk water” uit, evenals het vogelboekje “Een vederlichte wanhoop”. “Een jaar in scherven” (1988) is een mengvorm van dagboek, brieven, interviews en verhalen, waarin Van Zomeren zijn eigen ontwikkeling onderzoekt: “Partij, “Revu”, thrillers - het is mijn weg en een andere was er niet.” In 1989 kwamen er nog twee natuurboeken van zijn hand, nl. “Uilen” en “Het scheepsorkest”. Dit laatste is een bundeling van NRC-stukken. In dat zelfde jaar kwam er nog een boek met gebundelde NRC-stukken, “Cupido’s afscheid”. In 1990 verscheen de roman “Het schip Herman Manelli”, in 1991 kwam “Een bevrijding” uit. In “Saluut aan Holland” zijn weer NRC-stukken gebundeld; ze gaan over bijzondere plekken en mensen in Nederland. Vanaf maart 1992 schreef Van Zomeren dagelijks op de voorpagina van “NRC Handelsblad” een kleine beschouwing, meestal over de natuur. Deze stukjes zijn ook gebundeld in vier boeken: “Zomer”, “Winter” (1993), “Het eeuwige leven” (1994) en “Wat wil de koe” (1995). Voor zover ik weet zijn dat tot nu toe de laatste boeken van Van Zomeren.
Eigen mening Ik vond “Otto’s oorlog” niet echt spannend of boeiend om te lezen, maar vooral interessant. Omdat het verhaal meer gaat over de gedachten van Otto dan over bepaalde spannende gebeurtenissen, die zich op dat moment afspelen, vroeg ik me af hoe het verhaal zou eindigen. Toch was het niet erg verrassend dat het verhaal eindigde met Otto’s dood. Ook kwam zijn dood niet onverwachts in het verhaal. Ik vond dit een anti-climax. Door de vele flash-backs is het verhaal af en toe onduidelijk. Je weet niet wanneer de gebeurtenissen plaats vinden: vóór of na Wessels dood. Daardoor is het best moeilijk om te lezen. Maar de flash-backs maken het verhaal ook spannend; je komt steeds meer te weten over de gebeurtenissen daarvóór en over Otto’s verleden. En uiteindelijk ook over Wessels doodsoorzaak. Ik zie echter het verband niet tussen Otto’s ervaringen in de Tweede Wereldoorlog en zijn handelingen in deze tijd. Uit het verhaal blijkt wel dat er een verband hoort te zijn, maar zoals recensent van de Volkskrant J.A. Dautzenberg schreef: “Het gedrag van Stein vloeit niet noodzakelijk voort uit zijn jeugdtrauma: als de hele toestand van de oorlog weggelaten was, zou er nog steeds een psychologische roman overblijven over een ouder wordende man die geobsedeerd is door jeugd.” Volgens Dautzenberg gaat het in het verhaal niet echt om de oorlog die Otto als kind meemaakte, maar om de “oorlog” tussen de volwassen Otto en Wessel en Simon. Daar ben ik het ook wel mee eens. Het verhaal zelf vond ik eigenlijk best saai. Op de excursies naar vreemde landen gebeurt niet echt iets spannends of verrassends en Otto’s herinneringen zijn al net zo. De spanning zit hem - zoals gezegd - vooral in de flash-backs. Waarschijnlijk had ik het boek niet eens uitgelezen als ik niet voor een boekverslag nodig had.
REACTIES
1 seconde geleden