Titel: Nachtschade Auteur: Jan Siebelink Plaats van uitgave: Amsterdam Jaar van uitgave: 2005 Uitgeverij: De bezige bij Druk: Zesde druk Jaar van eerste druk: Wat is het druk jaar?: 1975
Samenvatting per hoofdstuk: Over een liesbreuk Oom Antoine is huisvriend van zijn ouders, hij kwam vaak op bezoek. Maar plotseling kwam hij niet meer. Al gauw verdween ook de hoofdpersoon zijn moeder. De hoofdpersoon zag haar alleen op zomerse dagen. Dan gingen hij en zijn broers met hun moeder kleren kopen en aan het einde van de middag kregen ze een ijssorbet. Door het plotseling overlijden van de hoofdpersoon zijn ouders, ontstaat er een sterke vriendschap tussen hem en oom Antoine. Hij bewonderde zijn oom. Maar zijn oom had 2 eigenaardigheden, zijn verzameling pissebedden en de cruel jokes die hij maakte. Als ze samen in een bar zijn vertelt zijn oom over zijn liesbreuk. Hij had de liesbreuk opgelopen tijdens het temmen van een zwarte panter. Toen zijn 2 broers en hun vrouwen hem kwamen opzoeken in het ziekenhuis vertelt hij tegen hen dat hij niet vanwege de liesbreuk in het ziekenhuis ligt maar vanwege een kwaadaardige tumor. Een tumor in zijn testikels. Hij wordt bestraald en hij krijgt cortison-tabletten. Een jaar later is hij gestorven. Carcinoom aan de testikels.
Witte chrysanten De vader van de hoofdpersoon bezit een kwekerij maar door de moeilijke tijden verkocht hij niet zoveel. Toch bleef er 1 winkelier gewoon doorbestellen. Dit was Van Manen, hij was de eigenaar van bloemenmagazijn Van Manen. Van Manen was niet erg geliefd, dat kwam omdat hij mensen vernederde, vooral de hoofdpersoon en zijn vader. Op een dag bestelde Van Manen witte chrysanten. De vader van de hoofdpersoon bracht de witte chrysanten met z’n bakfiets door de regen naar Van Manen. In de winkel aangekomen pakte Van Manen een van de chrysanten op, ze brak, de pot viel om en de aarde lag over de grond verspreidt. Hij moest opdonderen uit de winkel samen met de chrysanten die Van Manen nu ‘rotzooi’ noemde. Thuis stonden de tranen in z’n ogen. Toen hij hoorde dat Van Manen was omgekomen bij een tragisch ongeluk is hij naar zijn graf toegegaan. Op zijn graf heeft hij witte chrysanten neergelegd die hij eerst kapot heeft gestampt.
Het terras Twee mannen Solange en hij zijn bang dat ze ongeneeslijk ziek worden, omdat ze allebei op een havo/atheneum school lesgeven worden ze elk jaar getest. Maar al bij een pijntje zijn ze bang dat ze ongeneeslijk ziek zijn. Ze controleren zichzelf ook vaak op symptomen. Als ze een keer op het terras zitten zien ze een zieke man die beetje ronddwaalt. De man vertelt dat hij uit het ziekenhuis komt maar dat hij even een wandelingetje maakte. Omdat de 2 leraren zo geïnteresseerd zijn in ziektes vragen ze wat hij heeft en raken zo aan de praat. Paar dagen na deze ontmoeting krijgen ze allebei de uitslag van hun jaarlijkse controle op ziektes. Ze zijn allebei goedgekeurd en dat betekent dat de 2 leraren niet ziek zijn.
Pieter was epilepticus Pieter komt vaak in het café. Hij zit meestal aan de leestafel, dat is zijn favoriete plekje. In het café wordt nooit muziek gedraaid, dat komt omdat Pieter lijdt aan musicogene epilepsie. Dat wil zeggen: dat hij van het horen van geluid van een bepaalde toonhoogte een grote kans heeft om een epileptische aanval te krijgen. Hans komt ook vaak in het café, op een dag begint hij een praatje met Pieter. Hans vertelt wat hij die dag gedaan heeft. Dan zegt Pieter opeens dat hij die dag naar het spoor is geweest. En dat hij voor de kick op het spoorlijn staat en net voor de trein komt van het spoor af te springen. Maar op een dag is het hem fataal geworden. Hij was overreden door een trein. Pieter had een wit kostuum aan op de dag van zijn dood.
Nochs onbehagen Edo Noch was zesenveertig jaar, dronk veel en had geen vrouw. Hij was leraar op een atheneum school. Hij voelde zich erg eenzaam en wilde de liefde van een vrouw voelen. Hij bladerde een weekblad door en zag drie advertenties staan van nachtclubs. Hij is vastbesloten en belt één van de clubs op en maakt een afspraak voor 10 uur. Om half 10 vertrekt hij van huis. Als hij eindelijk is aangekomen moet hij nog even wachten tot Natasja (de vrouw waar hij een afspraak mee had gemaakt) klaar is. Hij neemt plaats in een “wachtkamer”. Meneer Noch is helemaal onder de indruk van de dromerige inrichting. Er werd hem een sherry,sigaretten en wat lectuur aangeboden. Na een uur wachten was Natasja klaar met haar klant en kon meneer Noch mee naar boven. Daar kon hij zich eerst gaan douchen. Hij schrikt ervan als Natasja een slang in haar hand houdt en hem vraagt of de slang in bed mag zodat ze hem samen kunnen vangen. Maar meneer Noch vindt slangen eng en wilde dit liever niet. Ze gingen vrijen. Nadat hij betaald had ging hij weg. Hij had nog veel lust dus ging hij maar op zoek naar een andere prostituee deze vond hij en ging helemaal tegen haar tekeer. Ondertussen moest hij braken. Twee mannen in leer brachten hem naar buiten. Toen werd hij in een auto gegooid en in een weiland gedeponeerd. ’s Ochtends vond een boer meneer Noch in het weiland bedekt met een dikke laag sneeuw.
Structuur, thema: Het boek bestaat uit 5 verhalen en alle verhalen worden verteld vanuit het ik perspectief. Want je komt alleen de gedachte van de hoofdpersonen uit het verhaal te weten. Door de gedachtes van de hoofdpersonen komen er veel flashbacks in de verhalen voor. Er zijn geen flashforwards in het boek te vinden. Ik denk dat het thema van het boek de dood is. Want er zijn drie verhalen waar iemand doodgaat. Daarom denk ik dat het thema de dood is. Maar het kan ook terminale ziekte zijn want daar gaat het ook in drie verhalen over.
Recensie:
Schrijver: Jan Siebelink
Titel: Nachtschade
Jaar van uitgave:1975
Bron: Trouw
Publicatiedatum : 26-04-1976
Recensent: Ad Zuiderent
Recensietitel: Het verval, onderkoeld en geëmotioneerd
Het werk van de ene schrijver kan men beter niet met dat van de andere vergelijken. Wat heeft het voor nut om Hermans met van het Reve, Vestdijk met Bordewijk of Martin Hart met Maarten Biesheuvel te vergelijken? De verschillen zijn immers vaak groter dan de overeenkomsten. Dat men dit soort vergelijkingen toch vaak trekt, komt doordat men temidden van allerlei verschillen ook enige overeenkomsten meent te herkennen; de auteurs zijn geïnteresseerd in dezelfde onderwerpen, hun stijl komt overeen, of zij zijn tijdgenoten of landgenoten van elkaar.
Ook tussen de twee schrijvers die in deze recensie ter sprake komen, zijn enkele overeenkomsten; beide zijn uit Gelderland afkomstig, beide zijn werkzaam in het onderwijs en beide schrijven over verval en door, Maar de een, Christiaan te Winkel, is een koel beschrijver, met wiens verhalen je als lezer pas langzamerhand vertrouwd raakt. En de ander, Jan Geurt Siebelink, is een geëmotioneerd belever, voor wiens verhalen je direct gewonnen bent of helemaal niet gewonnen raakt. Evenals in zijn vorige twee boeken de romans De grashaan en Mij dorst bewaart Christiaan te Winkel in de verhalenbundel Vacuüm verpakt grote afstand tot de lezer. Zijn stijl is sober, de verhalen zijn niet eenvoudig gecomponeerd en zijn personages zijn tamelijk berekend en nuchter; hun gedrag valt altijd te beredeneren of zij redeneren er zelf over. Heftige emoties blijven buiten de deur. Te Winkel bereikt dit onder meer door per verhaal meer dan één persoon centraal te stellen. Bovendien leven deze personages nogal geïsoleerd zodat hun contacten en de daardoor misschien beperkte loskomende emoties beperkt blijven. Zo speelt het verhaal,,Polonaise\'\' aan de rand van dorpen of er tussenin, bij een moeras onder andere. De hoofdpersonen zijn enkele mannen die zich voornemen de bank in een naburig dorp te beroven. Ze wantrouwen elkaar echter, zodat het verhaal meer gaat over pogingen elkaar uit de weg te ruimen dan over de beroving. Door het wantrouwen zijn zij in hun gesprekken ook weinig mededeelzaam. De hoofdpersoon in ,,Mohr niet\'\' lijkt aanmerkelijk mededeelzamer, omdat hij het verhaal van zijn zakelijke carrière in een monoloog aan de band toevertrouwt, zodat een romancier hiervan gebruik kan maken. Pas aan het eind blijkt dat hij in zijn mededeelzaamheid zorgvuldig de persoonlijke gevoelens buiten beschouwing heeft gelaten. De zakelijke carrière van de man houdt in dat hij, nadat euthanasie en abortus wettelijk vergemakkelijkt zijn, samen met zijn vriend Mohr een zelfmoordcentrum begint, waar maar nauwelijks overheidscontrole op wordt uitgeoefend. Door de beperkte mededeelzaamheid van de man laat Te Winkel het aan de verbeelding van de lezer over of deze man uiteindelijk zelfmoord pleegt, evenals Mohr, of dat hij zelf juist in leven blijft, daarmee nog eens benadrukt dat er tussen hem en Mohr een hemelsbreed verschil was. Contacten
Ook dit verhaal is weer zodanig gelokaliseerd dat de contacten van de man tot een minimum beperkt blijven. Het zelfmoordcentrum is namelijk gevestigd in een voormalig stationshuis aan een nauwelijks meer in gebruik zijnde spoorlijn. Alleen het derde verhaal ,,Inpakken\'\', speelt in een grotere plaats en heeft als hoofdpersoon iemand die veel contacten zou moeten hebben; een leraar op een middelbare school. Toch leeft ook deze man geïsoleerd, want hij is stervende aan longkanker. De lezer maakt alleen de laatste avond waarop deze het ziekenhuis ontvlucht om plaatsen te bezoeken waaraan hij herinneringen heeft. Hij vermijdt echter de ontmoeting met familie en vrienden. Tezelfdertijd is ook de jongere broer van de stervende op pad. Deze ontmoet verpleegsters die \'s nachts bij zijn zieke broer in bed kwamen. Door deze ontmoeting via de broer te laten lopen, weet te Winkel ook in dit verhaal heftige emoties te vermijden zelfs de door van de hoofdpersoon komt meer terloops dan als het centrale punt van het verhaal ter sprake.
Er zijn nog meer middelen, behalve de stijl, de compositie en de karaktertekening, waardoor de verhalen van Te Winkel afstandelijk zijn. In alle drie de verhalen vinden belangrijke gesprekken dikwijls in de onpersoonlijke zakelijke omgeving van café\'s plaats. Het zakelijke, afstandelijke wordt nog versterkt door de namen die Te WInkel voor zijn personages bedenkt; Ziff, Plock, Raft, Laso in het eerste; Mohr en Radeck in het tweede, Voor het derde verhaal gaat dit niet op. Het is een van de oorzaken waardoor dit verhaal dichter bij de lezer staat.
Decadentie
Zoals gezegd zijn de verhalen van Siebelink, in diens debuutbundel Nachtschade, veel emotioneler van toon. De beeldspraak is ook veel zinnelijker, Siebelink heeft van de hoogtepunten van de negentiende-eeuwse romantische decadente literatuur, de roman A Rebours van J.K. Huymans, vertaald en is kennelijk mede daardoor sterk beïnvloed door de thematiek van de decadenten . Exotisch dieren als panter, vleesetende planten, pissebedden in glazen oorhanger, een terrarium met adders, al deze details dragen bij tot een exotische sfeer van verfijning en verval. Veel meer dan bij Te Winkel zijn het bij Siebelink de subtiele, zinnelijke details die de sfeer ondersteunen. In een verhaal als ,,Witte chrysanten\'\' bijvoorbeeld, mijns inziens een van de beste verhalen uit de recentste Nederlandse literatuur, ondersteunen de kleuren van planten, van een kelder, van kleidgn, de sfeer van ziekte, moord en haat. Evenals in de romantische decadente literatuur komt in dit verhaal iemand voor die zich als een vampier vastbijt, is er sprake van een bleke, ziekelijke femme fatale en spelen in de beeldspraak insecten en monsters een rol.
Het verhaal valt misschien het best te typeren als een mengeling van decadentie en van Wolkers thematiek. Centraal staat namelijk de relatie tussen een orthodox calvinistische Veluwse bloemkweker en diens zoon. Maar meer dan bij Wolkers is deze relatie op een sympathieke wijze gebaseerd, De zoon heeft ook wel gevoelens van haat, maar deze richten zich met name op de vampierachtige bloemenhandelaar die zowel de vader als de zoon vernedert. ook wat het beeldende taalgebruik betreft, gaat een vergelijking met Wolkers op.
In de vier andere verhalen speelt ziekte een belangrijke rol. Kanker in ,,Over een liesbreuk\'\' vallende ziekten in Pieter was een epilepticus zware melancholie in ,,Nochs onbehagen;; en alle mogelijke ziekten, maar met name tuberculose en huidziekten in \'\'Het terras\'\' Met ,,Witte Chrysanten\'\' vormen deze twee laatstgenoemde verhalen de hoogtepunten uit deze bundel. Opvallend is dat net als in de verhalen van Te Winkel cafés bars en terrassen belangrijke locaties in deze verhalen vormen. maar bij Siebelink benadrukken zijn niet een isolement zij leveren eerder meer mogelijkheden om ziektebeelden te observeren. Een gevaar dat het werk van Siebelink bedreigt , is de emotionaliteit, die kan leiden tot pathetisch dikdoenerij taalgebruik en onfunctionele beeldspraak, In een poging om de omgeving waarin iemand ten onder gaat te bezielen schrijft Siebelink; ,,Een knotwillige gaapte\'\' En dat is mij te opgelegd poëtisch bezield, in een ander verhaal is een zin als ,,Scheldend toog de vrouw naar binnen\'\' Mij te negentiende-eeuwse. Terwijl de kracht van het beste wat Siebelink schreef, Juist is dat hij de symboliek en de zinnelijkheid van de Decadentie weet over te plaatsen in onze tijd.
Samenvatting van recensie: De verhalen in Nachtschade zijn emotioneel. De beeldspraak in zinnelijker. Siebelink is beïnvloed door de roman A Rebours van J.K. Huymans waarin de hoogtepunten van de negentiende-eeuwse romantische decadente literatuur naar voren komen. Exotisch dieren zoals een panter, vleesetende planten, pissebedden in glazen oorhanger, een terrarium met adders. Al deze details dragen bij tot een exotische sfeer van verfijning en verval. Bij Siebelink zijn het de subtiele, zinnelijke details die de sfeer ondersteunen. In een verhaal als ,,Witte chrysanten\'\' bijvoorbeeld, mijns inziens een van de beste verhalen uit de recentste Nederlandse literatuur, ondersteunen de kleuren van planten, van een kelder, de sfeer van ziekte, moord en haat. In de vier andere verhalen speelt ziekte een belangrijke rol. In het verhaal “Over een liesbreuk\'\' speelt kanker een rol. In “Pieter was een epilepticus” speelt epilepsie een rol, in “Nochs onbehagen” zware melancholie en in \'\'Het terras\'\' en “Witte Chrysanten\'\' spelen alle mogelijke ziekten, maar met name tuberculose en huidziekten een rol. Deze laatste twee verhalen vormen de hoogtepunten uit deze bundel. Een gevaar dat het werk van Siebelink bedreigt , is de emotionaliteit, die kan leiden tot pathetisch dikdoenerij taalgebruik en onfunctionele beeldspraak. De kracht van het beste wat Siebelink schreef, is juist dat hij de symboliek en de zinnelijkheid van de Decadentie weet over te plaatsen in onze tijd.
Verdere uitleg: De recensent vindt het geen goed boek of een slecht boek maar vergelijkt Jan Siebelink met andere schrijvers, bijvoorbeeld Christiaan te Winkel. De recensent schrijft wel dat het boek over dood en verval gaat daar was ik dus ook achtergekomen. Maar ook dat Jan Siebelink de dood en het verval op een geëmotioneerde manier weergeeft. Volgens de recensent komt er veel beeldspraak in het boek voor maar dat heb ik niet opgemerkt. En hij geeft een beetje een samenvatting over het boek.
Eigen mening: Ik vond het boek makkelijk om te lezen, vooral om de verschillende verhalen. Toch vond ik dit boek niet heel geweldig, vooral omdat er geen spanning in zit. Vooral het verhaal “Over een liesbreuk” vond ik niet leuk, omdat er moeilijke woorden in het verhaal zaten en ik raakte in de war door de flashbacks. De andere verhalen vond ik leuker. Vooral Witte Chrysanten en Nochs onbehagen. Er gebeurde meer in deze verhalen en er kwam meer gevoel aan te pas.
REACTIES
1 seconde geleden