Moortje door G.A. Bredero

Beoordeling 6.4
Foto van Cees
Boekcover Moortje
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 4491 woorden
  • 1 augustus 2006
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
40 keer beoordeeld

Boek
Auteur
G.A. Bredero
Genre
Toneelstuk
Blijspel
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1615
Pagina's
176
Geschikt voor
bovenbouw vwo
Punten
3 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Liefdesrelatie: happy end,
Satire

Boekcover Moortje
Shadow
Moortje door G.A. Bredero
Shadow
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅

Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
 

Naar de quickscan

Gebruikte editie Van Moortje zijn op dit moment niet zoveel tekstuitgaven beschikbaar. Voor dit boekverslag is gebruik gemaakt van de editie die uitgeverij Martinus Nijhoff te Leiden in 1984 heeft uitgebracht. In een fraaie, gebonden editie wordt naast een uitvoerige analyse van het werk ook de tekst integraal afgedrukt. De uitgave telt in totaal 399 bladzijden, waarvan alleen de tekstuitgave al van blz. 109 tot blz. 379 in beslag neemt. De uitgave is verzorgd door P. Minderaa en C.A. Zaalberg met medewerking van prof. B.C. Damsteegt
De oorspronkelijk editie van “Moortje”verscheen in 1617 bij de Amsterdamse uitgeverij Cornelis Lodewijck vander Plasse. Het stuk werd opgevoerd op de oude Amsterdamse Kamer in 1615.

Aankondiging titel “Moortje waar in hy Tenrentii Eunuchum heeft Nae-ghevolght.” Oftewel: Moortje waarmee hij het stuk van Terentius Eunuchem heeft nagedaan.”

Genre “Moortje”is een renaissancistisch blijspel, een komedie. Een komedie is een toneelstuk waarin meestal een karaktertrek van de mens in zijn kleinheid aan de kaak wordt gesteld. Bredero heeft van een oorspronkelijk klassiek stuk van Terentius een “navolging” gemaakt. Dat verschijnsel heet een “imitatio”. In de literatuurperiode na de Renaissance is er namelijk sprake van een leerontwikkeling voor komedie- en tragedieschrijvers. Zij doorliepen normaal gesproken de volgende stadia: 1. translatio: het vertalen van de klassieke tragedieschrijvers om er zelf van te leren
2. imitatio: het nabootsen van de klassieke tragedieschrijvers door een soortgelijke prestatie te leveren
3. aemulatio: overtreffen of voorbijstreven van de klassieke tragedieschrijvers. Voor Van den Vondel was dat Bijbelse stof omwerken in de vorm van een klassieke tragedie.

“Moortje” is nu een imitatio omdat Bredero een klassiek stuk als voorbeeld heeft genomen en het vervolgens heeft aangepast aan de omstandigheden die hij kende. Hij heeft het stuk “veramsterdamst” en bovendien aangepast aan de eisen van zijn tijd. Het was in de Renaissance een goede gewoonte om stukken uit de klassieke oudheid als voorbeeld te nemen voor de eigen werken. Dat heeft dus niets met het verschijnsel plagiaat te maken. Terentius leefde van 190 vC-tot 159 vC en was waarschijnlijk een Afrikaanse slaaf die de vrijheid en de naam van zijn meester kreeg. Zijn bekendste stuk was “Eunuchus”.

Structuur van het stuk Het blijspel is opgebouwd uit 5 (volgens de klassieke eis) bedrijven. Er zijn in totaal 3356 versregels. Er is steeds sprake van gepaard rijm: twee regels die direct op elkaar volgen, rijmen op elkaar. Eerst zijn er steeds twee regels met mannelijk rijn, en daarna steeds twee regels met vrouwelijk rijm. Er is eenheid van plaats en tijd. (zie hieronder bij Tijd en Decor) Maar er is geen eenheid van handeling (één thema) Juist Bredero schept er genoegen in om veel onhebbelijke karaktertrekjes van mensen aan elkaar te verbinden, waardoor er een soort caleidoscoop ontstaat. Dat heeft hij later nog uitvoeriger gedaan bij “Spaansche Brabander”.

Titelverklaring “Moortje” is de bijnaam van één de personages van het stuk.(Negra, een Angolese negerin) Het stuk draait om een geschenk van een van de minnaars van Moy-aal die een negerin wilde hebben. Ze krijgt die weliswaar, maar het blijkt de vermomde broer van de minnaar te zijn die zo toegang krijgt tot het meisje waarop hij hoteldebotel verliefd is geworden. Hij verkracht haar en dat leidt tot allerlei ontwikkelingen.

Tijd en decor Uit de gebeurtenissen blijkt dat het stuk volledig in Amsterdam speelt. Er is maar één toneel en dat is een eis die te maken met de klassieke regels van eenheid van plaats. Het toneelstuk moet te spelen zijn op één decor. Brederode die een ras-Amsterdammer is, stopt een heleboel bekende plaatsen in zijn toneelstuk. Ook voert hij in de dialogen waarschijnlijk bekende wetenswaardigheden in over de Amsterdamse bevolking van die tijd. Dat doet hij in een later gepubliceerd toneelstuk van zijn hand nog een keer: “De Spaansche Brabander.”

Er is ook eenheid van tijd: dat wil zeggen dat alle gebeurtenissen op een dag worden afgewikkeld. Bredero situeert zijn stuk aan het einde van de 16e eeuw (ongeveer 1585) maar hij geeft ook een aantal anachronismen: d.w.z. hij laat zijn personages vertellen over (waarschijnlijk) bekende situaties uit zijn eigen tijd. Zo wordt het stuk natuurlijk herkenbaarder voor de toeschouwers.

Het stuk speelt in de winter. Analyse van de tekst maakt duidelijk dat het stuk zich waarschijnlijk afspeelt op de avond van Driekoningen. De jongste zoon Writsart wordt door zijn vader Lambert naar het IJ gestuurd om een schip naar Portugal weg te laten gaan, voordat de ijsperiode invalt.

De voorbeeldtekst Bredero die zelf geen Latijn kon lezen heeft een stuk gekozen van de toen al bekende Romeinse blijspeldichter Terentius. Het werd het stuk: Eunuchus. In dat stuk is er een pseudo-harembewaker (een gecastreerde man) die toegang krijgt tot het meisje van zijn dromen. Omdat Bredero wist dat zijn publiek de figuur van zijn harembewaker niet kende, heeft hij gekozen voor de verwisseling met een zwarte negerin, die dan een man blijkt te zijn. Hij ruilt dus de man van Terentius in voor de namaakvrouw Moortje. Op die manier kan Writsart doordringen tot het meisje van zijn dromen. Hij verkracht haar. De meeste andere personages uit Eunuchus hebben een plaats gekregen in “Moortje” maar ze worden wel allemaal “veramsterdamst.”

Ook is het stuk bijna drie keer zo lang geworden, wat voortvloeit uit het feit dat Bredero allemaal Amsterdamse informatie van zijn eigen tijd inlast (te vergelijken met de roddels die hij zijn personages ook in “Spaanse Brabander” laat vertellen) Uit analyse van het stuk blijkt dat Bredero een Franse vertaling uit zijn eigen tijd moet hebben gebruikt. In 1555 is er ook een Vlaamse vertaling van het stuk gemaakt door ene Cornelis van Gistele, maar Bredero heeft weinig bewondering voor die tekst. (zie zijn rede aan de Latijnse geleerde)

Thematiek In een blijspel worden bepaalde karaktertrekken van mensen aan de kaak gesteld. Dat is in dit blijspel van Bredero ook te zien. In het algemeen ziet men de kluchten van Bredero (De klucht van de koe en de Klucht van de Meulenaer) als voorstudies van zijn grotere blijspelen (“Moortje” en “Spaanse Brabander”) te beschouwen. Ook daarin worden karaktertrekken als domheid, opschepperij aan de kaak gesteld.

In zijn eigen inhoudsopgave geeft de schrijver aan het einde aan wat hij allemaal aan zijn publiek duidelijk heeft willen maken. De lering die verstandige mensen uit het stuk kunnen halen, bestaat uit vier punten - de krankzinnige razernij van minaars (Ritsart en Writsart en ook Roemert) - de belachelijke vleierij en mooipraterij van Kackerlack - de liefdeloze liefde van vrouwen van lichte zeden (Moy-aal) - de dwaze overmoed en verwaandheid van de kaperkapitein Roemert, aan wie iedereen zich moge spiegelen en daardoor zijn eigen gebreken moge inzien.

In een blijspel houdt de auteur zijn kijkers meestal een spiegel voor. Kijk eens hoe dwaas sommige mensen kunnen zijn. Besef hoe belachelijk dat is en trek er lering uit.

Bredero vult de bovenstaande karaktertrekken aan met Amsterdamse roddelpraat om het geheel voor zijn eigentijdse toeschouwers aantrekkelijk te maken. Waarschijnlijk zijn de personages voor het publiek van zijn tijd heel herkenbaar. Die lijn trekt Bredero door in “Spaanse Brabander”, zijn beroemdste stuk.

De volledige uitgave van het stuk Voordat de toneeltekst van het stuk begint, komen er volgens de traditie van die tijd een aantal verplichte stukken tekst: - Een opdracht aan de kunstbeschermer van Bredero, Jacob van Dijck. Deze mecenas is hofraad van de Koning van Zweden en gezant bij de Staten-Generaal. Ook de “Spaansche Brabander”wordt later aan deze invloedrijke man opgedragen. In de Renaissance is het heel gebruikelijk om een mecenas te hebben: dit verschijnsel komt voort uit de ideeën van de Klassieke Oudheid. - Een “Rede aende Latijnsche Geleerde,” waarin Bredero verantwoording aflegt voor zijn keuze van het blijspel en de taal verdedigt omdat enkele van zijn tijdgenoten die zouden hebben verkracht (bijv. Cornelis van Gistele) - Een samenvatting van de Inhoudt van ongeveer twee pagina’s - In totaal vijf Lofdichten (Clinckdichten of Sonnetten) Ook al een typisch Renaissanceverschijnsel - Een lijst met spelende personages

Personages De personages die een rol spelen zijn: - Moy-aal, (een snol = hoer) - Ritsart, (een jonge man, de naam wordt vaak gebruikt voor een wellusteling) - Koenraat, (een bediende die van alles voor zijn baas Lambert doet) - Writsart, een jongeling, broer van Ritsart - Katrijntje, het Haagse meisje - Kackerlack (vaak als scheldnaam gebruikt) een klaploper en mooiprater - Roemert (de kapitein, letterlijk betekent zijn naam: de pocher) - Angeniet (dienstmeid) - Frederijc, (een jonge man, broer van Katrijntje) - Reynier (een vrijer) - Klaartje Klonters (veel gebruikte naam voor een slordig, dienstmeisje) - Negra, (de Moor) - Jan-Neef (de kok) - Geertruy (de voedster van Frederijc en zijn zus Katrijntje) - Lambert, de vader van Ritsart en Writsart

Samenvatting van de inhoud Beschrijving toneel: straat met het woonhuis (tevens bordeel) van Moy-aal en het woonhuis (tevens kantoor) van Lambert, de vader van Ritsart en Writsart en de werkgever van Koenraat. Alle bedrijven worden op dit ene toneel opgevoerd, vanwege de eenheid van plaats.

Eerste bedrijf (vers 1- 448) Ritsart vertelt dat hij is uitgenodigd door Moy-aal die hem de vorige dag niet heeft willen ontvangen. Hij is daardoor geïrriteerd en twijfelt eraan of hij op de uitnodiging al ingaan. Koenraat (de hulp van zijn vader) steun hem in die opvatting en vertelt hem dat hij beter uit de buurt van die verleidster kan blijven. Moy-aal komt op dat moment uit haar woning en heet Ritsart van harte welkom op een heel vleiende manier. Op de verwijten van haar minnaar Ritsart vertelt zij van de geschiedenis van Katrijntje, een Haags meisje dat ooit geschonken is aan Moy-aals moeder die toen in Spanje woonde. De beide meisjes (Moy-aal en Katrijntje) zijn samen opgegroeid, totdat Moy-aal met haar eerste minnaar naar Amsterdam vertrokken was. Daarna kreeg ze een volgende minnaar (een vrijbuiter die kaperkapitein was) die haar vaak “heeft bezocht”, maar uiteindelijk is die weer naar zee getrokken. Haar derde minnaar is nu Ritsart, een man van wie ze heel veel zegt te houden.

Ze vertelt verder over het gekaapte meisje. Het Haagse meisje Katrijntje is na de dood van haar pleegmoeder in handen gevallen van een vervelend familielid dat haar in Barbarije wilde verkopen. Hij vervoerde haar op een Spaans schip dat echter door de kaperkapitein van Moy-aal is overvallen en die heeft op die manier het meisje in zijn bezit gekregen. Hij wil haar schenken aan Moy-aal, als die zich voor een tijdje helemaal alleen met hem bezighoudt. (De zinspeling op seksuele diensten is hierbij duidelijk) Moy-aal wil graag dat Ritsart aan dat plan meewerkt, omdat ze vermoedt dat het meisje haar pleegzusje Katrijntje is en ze wil het meisje graag aan de familie teruggeven in ruil voor een soort bescherming van hogerhand.

Ritsart is eigenlijk een beetje boos: het gelooft al die toevalligheden van Moy-aal niet, wil zijn plaats in bed eigenlijk niet afstaan aan de kaperkapitein en herinnert Moy-aal aan haar ondankbaarheid: hij geeft haar telkens mooie cadeaus. “Gisteren heb je nog om een negerin gevraagd en die heb ik nu voor je geregeld.” Koenraat onderbreekt hem steeds met ironische opmerkingen, maar ondanks dat gaat Ritsart voor de bijl: hij zal een paar dagen weggaan en op een familiebezit buiten Sloten gaan doorbrengen met vissen. Daarna gaat hij met Koenraat van het toneel af. Moy-aal staat nu alleen op het toneel en in een monoloog verhaalt ze nog eens van haar liefde voor Ritsart. Ze verwacht bovendien een zekere Frederijc, van wie ze denkt dat hij een broer is van het Haagse meisje Katrijn.

Tweede bedrijf (vs. 449-1145) In het eerste toneel gebiedt Ritsart aan Koenraat om de negerslavin (uit het ernaast gelegen woonhuis) te halen en haar vervolgens met mooie woorden aan zijn vriendin Moy-aal aan te bieden. Koenraat vertoont niet veel enthousiasme om dat te doen. Daarna gaat Ritsart van het toneel af. Hij gaat immers naar het buitenverblijf. Dat geeft Koenraat de gelegenheid om in een monoloog te klagen over de invloed die de min (= zinnelijke liefde) te weeg gebracht heeft op de anders zo ijverige en nauwgezette kantoorbediende Ritsart. Hij heeft zich laten verleiden door Moy-aal.

Dan komt Kackerlack op met het beeldschone meisje Katrijntje. Koenraat wordt pessimistisch bij de gedachte aan het geschenk van Ritsart aan Moy-aal. Katrijntje is immers veel mooier. Katrijntje beklaagt zich in een monoloog over haar levensloop: opnieuw wordt nu opgehaald wat Moy-aal al over haar heeft verteld. Kackerlack vertelt daarna in een monoloog wat hij van zichzelf vindt als vleier en tafelschuimer. Hij geeft een voorbeeld van een ontmoeting met een mislukkeling en hun wandeling over de stadsmarkt. Dat geeft Bredero ruimschoots gelegenheid te roddelen over zijn tijdgenoten. Hij wordt onderbroken door een terzijde van Koenraat . Wanneer hij Koenraat opmerkt, ontstaat er een onaardig gesprek tussen beide mannen, dat heel goed laat zien hoe ze over elkaar denken. Kackerlack gaat daarna het huis van Moy-aal binnen om Katrijntje aan te bieden en Koenraat blijft op het toneel achter om nog eens flink te kunnen schelden op Kackerlack. Dan komt Kackerlack weer uit het huis en de scheldpartij tussen beide mannen wordt weer stevig doorgezet.

Wanneer Kackerlack weggaat, ziet Koenraat de jongere broer van Ritsart, Writsart, aankomen. Dat is verwonderlijk, want die had van zijn vader een opdracht gekregen om naar een schip op het IJ te gaan en nu vertoont hij zich ineens hier. Writsart heeft Koenraat nog niet opgemerkt, en beklaagt zich erover dat hij zojuist een beeldschoon meisje uit het oog verloren heeft (hij was door een oudoom aangesproken) Koenraat vindt Lambert de vader van de beide zoons maar te beklagen: ze denken alleen maar aan zinnelijke liefde. Hij laat zich zien aan Writsart en die vraagt hem te helpen bij het zoeken naar het beeldschone meisje. Ze was in gezelschap van Kackerlack en Koenraat weet natuurlijk nu meteen wie het meisje was. Dan heeft Koenraat een idee: als Writsart zich nu eens vermomd als de Moris (de negerslavin) van zijn broer. Dan kan hij zo binnengesmokkeld worden bij Moy-aal. Writsart ziet dat idee wel zitten en wil er wel op ingaan. Dat had Koenraat eigenlijk niet zo bedoeld: het was min of meer en grap. Maar als Writsart volhoudt, belooft hij toch zijn medewerking aan het snode plan te verlenen.

Derde bedrijf (vs. 1146-1711) Kackerlack brengt verslag uit van zijn gift (Katrijntje) aan Roemert (de kaperkapitein) Hij overdrijft lekker en het gesprek komt op de uitstraling die Roemert heeft in kroegen. Veel mannen zien tegen de dappere man op. Kackerlack geeft hem bovendien raad op het gebied van de liefde. Zodra Moy-aal iets zegt ten gunste van zijn medeminnaar Ritsart, moet Roemert Katrijntje prijzen. Als ze Ritsart wil uitnodigen als gast, moet hij Katrijntje tevoorschijn halen om haar te laten musiceren. Het is allemaal bedoeld om Moy-aal jaloers te maken.

In het volgende toneel komt Moy-aal naar buiten en ze bedankt Roemert hartelijk voor het mooie geschenk dat ze ontvangen heeft. (nl. Katrijntje) Ze wordt onderbroken door sarcastische terzijdes van Koenraat. Wanneer ze weg willen om bij Roemert te gaan eten, komt Koenraat te voorschijn en hij biedt Moy-aal namens Ritsart de negerin aan (Het is natuurlijk de pseudo-negerin Writsart) Kackerlack en Roemert staan er lacherig bij te kijken: wat een belachelijk cadeau vergeleken bij de mooie Katrijntje. Dat neemt niet weg dat Koenraat de vermomde Writsart naar voren haalt en haar als negerin aanbiedt aan Moy-aal. Hij beveelt haar aan namens zijn baas Ritsart. Die gaat met haar cadeau naar binnen en op het toneel ontstaat weer een scheldpartij tussen Roemert en Kackerlack enerzijds en Koenraat anderzijds. Kackerlack wordt door Roemert weggestuurd om de maaltijd voor te bereiden.

Moy-aal komt weer naar buiten en vertelt haar dienstmeisje Angeniet wat ze moet doen om straks de verwachte bezoeker Frederijc te ontvangen en om de maagdelijkheid van Katrijntje te beschermen. Daarna gaat ze af met de ongeduldig geworden Roemert.

In het volgende toneel komt Frederijc op en in een monoloog vertelt hij dat het al zijn tweede bezoek aan de hoer is. Wat wil ze met die toenadering en al die vragen over zijn familie? Wil ze soms duidelijk maken dat het meisje zijn verdwenen zusje is? Hij is licht geïrriteerd en ongeduldig en belt aan. Angeniet doet open en Frederijc zegt dat hij geen zin heeft om te wachten tot Moy-aal terug is. Angeniet roept Klaartje Klonters en die zal Frederijc moeten brengen naar de plaats waar Roemert en Moy-aal zitten te eten.

Dan is er een monoloog van de jongeling Reynier die vertelt dat zijn vrienden een afspraak hebben gemaakt om met elkaar te gaan eten en Writsart zou dat allemaal regelen. Maar er blijkt helemaal niets geregeld te zijn. Zou Writsart weer eens bij een nieuwe liefde zitten of gewoon thuis zijn?

Writsart komt uit het huis van Moy-aal. Reynier herkent hem ondanks zijn vermomming een hoort de opgewekte monoloog van Writsart aan. Hij krijgt daarna van Writsart volop te horen wat hij heeft gedaan: hij heeft namelijk het meisje Katrijntje kunnen verkrachten. Writsart zal zich nu gaan omkleden bij Reynier en daarna ervoor zorgen dat het diner om acht uur klaar zal staan.

Vierde bedrijf (vs. 1712-2402) Het vierde bedrijf begint met een monoloog van Klaartje Klonters. Ze vertelt wat ze heeft gezien tijdens de maaltijd.(zo kan de eenheid van plaats gehandhaafd blijven, want er hoeft geen decorwisseling plaats te vinden) Ze heeft Frederijc naar Roemert en Moy-aal gebracht en Roemert heeft Frederijc voor Ritsart aangezien. Als hij merkt dat Frederijc en Moy-aal seintjes uitwisselen, denkt hij aan de woorden van Kackerlack. Hij geeft opdracht om Katrijntje te halen, maar Moy-aal verzet zich daartegen, wat een flinke woordenwisseling inhoudt. Klaartje heeft zich snel uit de voeten gemaakt. Ze gaat het huis in.

Ritsart is weer teruggekeerd uit Sloten, want hij kan het niet uithouden zonder Moy-aal. Dan stuift Angeniet samen met Klaartje Klonters het huis uit en ze beginnen te schelden tegen Ritsart. Hij en zijn aangeboden Moortje zou men voor straf moeten castreren (“ruinen en kapoenen”). Ritsart denkt dat Angeniet dronken is: hij houdt vol dat zijn Moortje een vrouw is die dus een meisje niet kan verkrachten en hij biedt aan haar te gaan halen. Zodra hij met Negra (de echte negerin) naar buiten komt, zegt Angeniet dat dit niet het meisje is dat eerder aan Moy-aal aangeboden is. Ze komen er achter wat er gebeurd is door Negra scherp te verhoren.

Angeniet vermoedt de slechte bedoelingen van Koenraat en ze spreekt met Klaartje af dat ze Moy-aal niet anders zullen vertellen dan dat het Moortje weg is. Ze vertelt ook over de ruzie die Roemert en Moy-aal hebben gekregen tijdens het eten.

Frederijc komt op het toneel: hij is nog vol van alles wat hij gezien en genoten heeft. Hij heeft Roemert gedwongen te veel te drinken en heeft zelf ook het nodige genuttigd. Hij ziet Angeniet die naar buiten komt en ze vraagt waar Moy-aal is. Frederijc ook behoorlijk aangeschoten probeert haar tevergeefs te versieren; daarna vertelt hij over de twist tussen Moy-aal en Roemert. Hij had uit de signalen van Moy-aal niet begrepen dat hij Katrijntje moest ophalen en haar moest laten verdwijnen. Dan komt ook Moy-aal weer terug en ze denkt dat Roemert over een tijdje voor haar deur zal staan en met hulp van enkele “gasten” zal proberen Katrijntje weer op te halen. Frederijc zegt dat hij haar zal beschermen en Moy-aal zegt hem dat hij zijn zusje zal teruggeven. Frederijc schrikt dat zijn zusje in dat huis (een bordeel!) is . Hij geeft aan dat hij helemaal niet bang is, maar hij wil wel de schout en zijn rakkers erbij halen. Angeniet en Moy-aal moeten wel lachen om die daad van dapperheid.

Roemert, Kackerlack, Jan -Neef komen op het toneel. Roemert geeft ze als kapitein allemaal instructies. Kackerlack dikt alles nog een beetje aan: zo maakt hij ook Roemert belachelijk die zal namelijk achteraan gaan staan. Frederijc wekt Moy-aals irritatie op door zijn bangheid.

Roemert eist de overeengekomen nachten met Moy-aal op en wanneer dit niet gebeurt, zal hij zijn geschenk (Katrijntje) moeten terughebben. Frederijc gaat hierop antwoorden en kondigt de komst van Geertruy aan: ze is de voedster van hem en zijn zusje en zal kunnen getuigen dat Katrijntje zijn zusje is. Roemert overlegt met Kackerlack en haalt daarna bakzeil: hij verdwijnt. Jan-Neef krijgt de opdracht om voor een ordinaire zuippartij te zorgen.

Vijfde bedrijf (vers 2403-3356) Moy-aal is na het vertrek van Roemert niets vermoedend het huis binnengegaan en ze eist van Angeniet een verklaring waarom ze Katrijntje zo hulpeloos heeft aangetroffen. Angeniet beschuldigt Writsart, die ze daarna beiden, terwijl hij nog steeds vermomd is als “Moortje” zien aankomen. In een monoloog verklaart deze dat hij zich niet heeft kunnen verkleden bij Reynier en hij hoopt nu zijn eigen huis binnen te kunnen sluipen. Moy-aal begroet hem cynisch en Writsart doet net alsof hij van de prins geen kwaad weet. Ook Angeniet doet een duit in het zakje, maar zij wordt door Moy-aal het zwijgen opgelegd. Writsart zegt dat hij best met het mooie meisje wil trouwen. Moy-aal verzoent zich met hem, maar Angeniet vertrouwt de hele zaak niet.

Frederijc moet allerlei jeugdherinneringen en familie-intimiteiten van zijn voedster Geertruy aanhoren en tenslotte noemt ze enkele lichamelijke kenmerken van Katrijntje. Angeniet is blij als ze alles hoort en ze gaat daarna Koenraat afluisteren die in een monoloog trots is op wat hij allemaal tot stand gebracht heeft. De eer komt hem eigenlijk helemaal toe, want hij heeft de slechtheid van hoeren bekend gemaakt aan een jongeman.(Ritsart) Maar Angeniet speelt een spel met hem: ze maakt hem wijs dat Writsart nu in het huis van Moy-aal voor straf gecastreerd is. En hetzelfde zal hem overkomen als hij het huis binnengaat. Dan ziet ze Lambert (de vader van de beide zoons) aankomen. Ze vlucht het huis in.

Koenraat ontvangt Lambert en vertelt de vader over de twee dingen die vandaag gebeurd zijn. Ritsart heeft Moy-aal een negerin van 1000 gulden cadeau gedaan en Writsart heeft een meisje verkracht en is daarvoor gecastreerd. Lambert vindt dat laatste overdreven en gaat het huis van zijn buurvrouw Moy-aal in. Angeniet lacht zich rot als ze vertelt hoe Lambert in paniek het huis van Moy-aal doorzocht heeft, Ze lacht Koenraat uit en voorspelt hem een flinke straf (namelijk van Lamberts vader en van de overheid) Roemert komt met Kackerlack op om “het hoofd in de schoot te leggen”. Ze hebben een voorstel.

Koenraat is bang en zegt niets, totdat Writsart het huis van Moy-aal uitstormt en zegt dat hij Koenraat wil bedanken: hij heeft zojuist zijn vaderlijke toestemming gehad om met Katrijntje te trouwen. Ook is de relatie tussen Moy-aal en Ritsart geregeld door vader Lambert.

Koenraat gaat op zoek naar Ritsart en zijn broer vertelt nog eens wat er allemaal voor goede dingen gebeurd zijn. Roemert en Kackerlack lijken dus achter het net te vissen. Roemert belooft Kackerlack van alles als hij nog eens een contact tot stand kan brengen met Moy-aal, maar Ritsart bedreigt Roemert als hij ooit nog eens in haar buurt durft te komen. Kackerlack neemt de beide broers apart en stelt nog voor dat Ritsart Moy-aal zal delen met Roemert: ze kunnen dan genieten van een welgevulde dis. De broers gaan akkoord en Kackerlack deelt dit aan Roemert mee. De vrede kan dan nu getekend worden. Roemert (een echte opschepper) voert nog een reeks voorbeelden aan, waardoor hij zo door vrouwen gewaardeerd wordt. Kackerlack kondigt voor de volgende dag een lunch aan voor iedereen: hetzij bij Roemert, hetzij bij Moy-aal. Dan gaat hij af en hij beschimpt zijn hopman (Roemert) Hij vraagt tenslotte om applaus en wijst het publiek nog op de verdiensten van Terentius.

Over de schrijver Bron: Wikepedia (internet) Bredero was het derde kind van Adriaen Cornelisz. Bredero en Maryghen Gerbrandsd en hij was geboren op 16 maart 1585 in Amsterdam. Het gezin bestond uit 12 kinderen waarvan de meeste jong gestorven zijn. De naam Bredero is afkomstig van een uithangbord of gevelsteen met de beeltenis van de geuzenjonker Hendrik van Brederode (1531-1568), deze werd in calvinistische kringen vereerd om zijn optreden bij het Verbond der Edelen en bij het zogenaamde smeekschrift. De vader van Bredero was een schoenmaker uit de beter kringen (geen schoenlapper, die behoorden zelfs tot een ander gilde), hij was tevens kapitein bij de schutterij. Later werd hij belastingpachter en kon zich een kleine kunstverzameling veroorloven. Het huis waarin Bredero geboren werd stond aan de Nes, naast deze woning stond een Vleeshal, waar boven de rederijkerskamer d\' Eglantier gevestigd was. In december 1586 kocht Bredero\'s vader de woning, die zij tot die tijd huurden. In 1602 verhuisden ze naar een pand aan de Oudezijds Voorburgwal, bij de Varkenssluis. Daar heeft de dichter zijn verdere leven gewoond. Bredero was een ras-Amsterdammer, bewust burger en kunstenaar. Dat in een tijd dat de handelsstad snel in welstand, macht en omvang groeide. Amsterdam had deze rol overgenomen van Antwerpen. Bredero volgde behoorlijk onderwijs, zo leerde hij Frans en sprak hij waarschijnlijk Engels en Latijn. Daarna ging hij in de leer bij de Antwerpse kunstschilder François Badens die in Amsterdam woonde. Het beroep van schilder werd indertijd maatschappelijk erkend, in tegenstelling tot dat van dichter. Er zijn tot nu helaas geen gesigneerde werken van hem bekend. Er wordt aangenomen dat hij rond zijn 20ste jaar omging met leden van d\'Eglantier, met name de leden van de Brabantse kamer. Daarnaast ging hij om met dichters en schilders in Amsterdam en de directe omgeving daarvan. Vanaf ongeveer 1611 had hij zich een positie verworven als een belangrijk toneelschrijver. Hij maakte in 1616 kennis met Hugo de Groot, aan hem werd de druk Rodd\'rick ende Alphonsus opgedragen. Hij was daarnaast bevriend met P.C. Hooft. Ook volgde hij Samuel Coster, deze richtte de Duytsche Academie op. Bredero is nooit getrouwd, al blijkt uit zijn romantische gedichten dat vele vrouwen een rol in zijn leven hebben gespeeld. De dichteres Maria Tesselschade Visscher was onder andere een van hen en in de winter van 1617-1618 Magdelena Stockmans. De laatste trouwde later dat jaar met koopman Isaac van der Voort en ging naar Italië. Voor haar werd \'Oogen vol majesteyt\' geschreven. Eind december 1617 zakte Bredero, die per slede terugkeerde van een begrafenis in Haarlem, door het ijs. Mocht dit hem al een ziekte hebben gegeven, dan is hij daarvan snel hersteld, 1618 was voor hem een behoorlijk productief jaar. Hij overleed, getuige de doodsberichten, vrij plotseling, juist toen Holland in politiek opzicht uiterst kritieke dagen beleefde: op 29 augustus vond de arrestatie van Van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot plaats. Volgens aantekening gemaakt door Bredero sr. is de dichter begraven `In der Heyliger Stede\' (Kalverstraat). De enige beeltenis die van de dichter bekend is, is een gravure die in verschillende uitgaven van zijn werk is afgebeeld, maar ook dit is na zijn dood gemaakt. Hij overleed op 23 augustus 1618 in Amsterdam.

Bibliografie De jaartallen zijn van eerste publicatie, de toneelstukken zijn dan gewoonlijk al eerder opgevoerd. Treurspelen • Treur-spel van Rodd\'rick ende Alphonsus (1616) • Griane (1616) • Lucelle (1616) • Stommen ridder (1619) • Angeniet (1623) (niet afgemaakt) Kluchten • De Klucht van den Molenaer (1618) • De Klucht van de koe (1612) • Symen sonder soeticheydt (1619) • De Hoochduytschen Quacksalver (1619) (waarschijnlijk is Bredero de auteur) Blijspelen • Moortje (1617) • De Spaanschen Brabander Ierolimo (1617)

REACTIES

K.

K.

ja goed!

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.