1. Inhoud.
1. Inhoud.
2. Inleiding
3. Ellen Tijsinger.
4. hoofdpersonen.
5. Inhoud van het boek.
6. Mijn mening/slot.
2. Inleiding.
Dit boekverslag gaat over Lotus brengt geluk, van Ellen Tijsinger. Dat boek staat (volgens mij) niet in de boekenkast op school, maar ik had al 2 boeken gelezen en was half in het 3e boek bezig. Van de vorige boeken wist ik niet zo goed meer waar het over ging. De uitgever is ‘van Goor’, Amsterdam. Het genre van het boek is reizen en adoptie. Dit staat op de achterkant van het boek: “Lotus komt uit India en woont al zes jaar bij haar nieuwe familie in Nederland. Bob, Beatrijs, Wouter en Lonneke houden veel van haar en Lotus heeft veel vrienden en vriendinnen. Op school gaat het goed. Waarom lijken haar gedachten dan soms net zo zwaar als haar rugzak vol met boeken? Waarom is ze zo graag bij Pandit in de wereldwinkel? Omdat hij ook uit India komt? Pandits vrouw is heel mooi en Lotus vraagt zich af of haar Indiase moeder net zo knap zal zijn. Waarom heeft ze haar weggegeven? Hield ze niet van haar? Lotus wil vragen op alle antwoorden die door haar hoofd spoken. Haar klasgenoten helpen mee om een ticket naar India te sparen. Dan gaat Lotus op zoek!”
3. Ellen Tijsinger.
Ellen Tijsinger werd op 7 september 1947 geboren, in Utrecht. Zo vlak na de oorlog waren er geen wiegjes genoeg, en haar moeder legde haar de eerste weken in een broodmand waar ze precies inpaste. Later kreeg Ellen Tijsinger nog 2 zusjes. De lagere school herinnerd Ellen zich niet als gezellig: ‘Je moest je mond dichthouden en met je armen over elkaar stil zitten. Moeilijk hoor, als je allerlei leuke creatieve plannetjes hebt en rekenen niet leuk vindt.’ Na de middelbare school ging ze studeren aan een HBO kinderpsychologie, opvoedkunde, handenarbeid, spelleiding en literatuur. In al die vakken gaf Ellen Tijsinger op diverse soorten scholen les Ze bewaard er goede herinneringen aan, want kinderen vindt ze geweldig.
In 1970 trouwde Ellen Tijsinger met Ron. Ze kreeg een dochter (Marriëte) en een zoon (frank). Ellen begon met schrijven toen Marriëte naar groep 1 ging. Frank ging toen naar de peuterspeelzaal. Ze schreef stukjes voor in tijdschriften, zoals Ouder van Nu, en verhalen en liedjes voor grammofoonplaatjes van Benny Vreden. Het allereerste (kinder)boek van Ellen Tijsinger heette: ‘Soms ben ik boos’. Het ging over de kattenkwaadstreken van haar kinderen, toen 4 en 6. later verschenen: ‘Soms is het feest’, en ‘Ben je belupklupt?’ Toen begon het echt, met titels als: ‘Wordt toch wakker!’ en ‘Nikolaj’.
Ellen Tijsinger Is ook nog oma van Eline en Julian. Voor kinderen van 5 tot 9 jaar is er de Eline-serie. Hierin spelen zij een rol. Maar Ellen krijgt haar inspiratie ook uit de reizen die ze maakt. Ze is erg geïnteresseerd in andere culturen en komt in haar boeken vaak op voor de zwakkeren in de maatschappij. Vriendschap, het maken van keuzes en jezelf ontdekken zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen.
Andere jeugdboeken van Ellen Tijsinger zijn:
1984 Soms ben ik boos (Elzenga)
1985 Ben je belupklupt (Elzenga)
1986 Soms is het feest (Gottmer)
1988 Word toch wakker (Lemniscaat)
1989 Nikolaj (Lemniscaat)
1992 Dat had je gedroomd (Van Goor)
1993 De tuin zonder eind (Van Goor)
1994 Vijandig vuur (Van Goor)
1995 Morgenster (Van Goor)
1996 De zwarte vulkaan (Van Goor)
1997 Kaper op de vlucht (Van Goor)
1998 Zonnekind (Van Goor)
1999 Speurtocht naar het verleden (Van Goor)
Het doel van Ellen Tijsinger is om de lezer te laten nadenken over andere culturen, dat iedereen gelijk is. Ze heeft een boek geschreven: ‘Alle kinderen tellen mee’, met 10 verhalen over kinderen en hun rechten. Ellen zei over het boek: ‘Op mijn wereldreizen merkte ik, dat veel landen geen rekening houden met die rechten. Daarom schreef ik dit boek. Ieder kind is bijzonder. De Rechten van het Kind gelden ook voor jou, voor je broertje, zusje, vriend of vriendin! Kinderen over de hele wereld moeten elkaar helpen, een vuist maken als dat nodig is en laten zien dat ze er zijn!’ Er is een poster van het boek: (http://www.ellentijsinger.nl/, Boeken Oudere Jeugd, Alle kinderen tellen mee)
4. Hoofdpersonen.
- Lotus.
De hoofdpersoon in ‘Lotus brengt geluk’ is Lotus. Ze is een meisje van 12 jaar, en zit in de brugklas. Toen ze geboren werd in India heeft haar moeder haar bij moeder Nalini, een oude kruidenvrouw gebracht. Ze kon niet voor haar zorgen. Tot haar 2e heeft ze bij moeder Nalini gewoond, maar toen die blind werd moest Lotus naar het weeshuis. Dat heet: ‘Deepa Balbahvan’, wat ‘Weeshuis van het Licht’ betekend. Het staat in een klein dorpje in de buurt van Delphi. Toen Lotus 6 jaar was is ze geadopteerd door haar Nederlandse ouders, Bob en Beatrijs. In India heette ze geen Lotus, maar Nalini. Maar voor die naam is Lotus bang, omdat ze in het weeshuis werd geslagen en mishandelt. Daarom hebben haar ouders haar Lotus genoemd. Nalini betekent Lotusbloem. Haar vader heeft in haar adoptiedagboek geschreven: ‘De naam Nalini hoort bij haar. Die heeft ze bij haar geboorte gekregen, die kunnen we haar toch niet afnemen. Maar ze is niet gelukkig als we haar naam noemen. Nalini betekent: Lotusbloem-geluksbloem. We hebben besloten haar Lotus te noemen. Ze is zo mooi, die naam past precies bij haar.’ Lotus is er blij mee. Daardoor komt er een scheiding tussen haar leven van toen en haar leven van nu. Ze is een vrolijk, maar dromerig meisje. Ze heeft zwart glanzend haar, diepbruine, bijna zwarte ogen en een donkere huid.
- Beatrijs.
Dit is de moeder van Lotus. Ze heeft donkerblond haar, en blauwe ogen. Het is een rustige vrouw, die veel begrip heeft voor Lotus. Als die vraagt naar haar biologische moeder wordt ze verdrietig, omdat ze geen antwoord kan geven op alle vragen van Lotus. Beatrijs krijgt dan het gevoel dat Lotus haar niet als moeder ziet.
- Bob.
De vader van Lotus is Bob. Een aardige kerel, hij wordt nooit boos op Lotus, omdat hij heel veel van haar houd. Bob komt over als een rustige man. Hij heeft, net als zijn vrouw Beatrijs, donkerblond haar en blauwe ogen.
- Lonneke.
Zo heeft de zus van Lotus. Ze is 1 jaar ouder dan Lotus en zit in de 2e klas. Lonneke Een weeshuis in India waar Ellen Tijsinger is geweest. en Lotus doen veel dingen samen. Ze speelt dwarsfluit in het schoolorkest, en is een open, vrolijk en spontaan meisje.
- Wout.
Wout is de broer van Lotus. Hij is ongeveer 16 en heeft haar altijd beschermd als ze Lotus pestten. Nu probeert hij haar vaak op te vrolijken als er zware gedachten komen bovendrijven bij Lotus.
- Layla.
Een van de beste vriendinnen van Lotus. Layla is een spontane meid, met donker haar, donkere ogen en een donkere huid, omdat haar ouders uit Turkije komen. Ze zit bij Lotus in de klas. Layla helpt haar om te sparen voor de tickets naar India.
- Annemiek.
Een van de beste vriendinnen van Lotus. Ze is een echte Nederlandse, met haar blonde haar en haar blauwe ogen. Zij zit ook bij Lotus in de klas, en helpt ook sparen voor de tickets. Annemiek in een beetje verlegen, maar op het schoolfeest zien ze een hele andere kant van haar.
- Daniel.
Dit is een klasgenoot van Lotus, die altijd met haar mee naar huis fietst. Hij helpt ook sparen.
- Pandit.
Pandit is de eigenaar van de wereldwinkel. Hij komt uit India, daarom komt Lotus graag bij hem en zijn vrouw over de vloer. Het is een rustige man met veel mensenkennis, met zwart haar, bruine ogen en een donkere huid.
- Sumila.
Een schoolklas in een dorpje vlakbij Delhi Hier is Pandit mee getrouwd. Een aardige vrouw, die uit India komt. Ze heeft heel land, stijl, zwart haar, donkerbruine ogen en een lichtbruine huid. Lotus mag van Sumila een sari lenen voor het schoolfeest.
- Ravi en Tara.
Zo heten de kinderen van Pandit en Sumila. Ze hebben allebei zwart stijl haar, bruine ogen en een donkere huid. Tara is nog een baby, Ravi is 6 jaar oud.
- Mohan.
Dit is een broer van Pandit, die nog in India woont. Als Lotus naar India gaat logeert ze bij hem en zijn vrouw.
- Anju.
De vrouw van Mohan. Ze is een erg gastvrije vrouw.
- Chandra.
Lotus vroegere boezemvriendin uit het weeshuis in India.
- Anandi.
De verzorg baby van Lotus in het weeshuis. Lotus was toen nog maar 5 jaar oud.
- Moeder Nalini.
Een oude kruidenvrouw, waar Lotus gewoond heeft toen ze nog niet in het weeshuis woonde. Ze kon niet meer voor Lotus zorgen omdat ze blind werd door een ziekte aan haar ogen.
- Zuster Aruna.
Dit is de strenge zuster in het weeshuis. Ze helpt Lotus zoeken naar haar biologische moeder en moeder Nalini.
- Meneer Verbruggen.
Zo heet de enthousiaste leraar aardrijkskunde van Lotus. Als hij merkt dat ze in de problemen zit probeert hij haar te helpen.
- Waai.
Als Lotus op een dag wegloopt, brengt hij haar thuis. Later is Waai een vriend van Wout.
Dit verhaal speelt zich af in Nederland en India, in onze tijd. Het is voor kinderen van af 12 jaar. Dit boek heet Lotus brengt geluk omdat:
1. De Lotusbloem een geluksbloem is;
2. Lotus aan het eind van het boek een kaart krijgt van het kindertehuis in India. Daarop staat: ‘Lieve Lotus. Je brengt geluk!’
Het verhaal loopt chronologisch maar er zitten ook terugverwijzingen in. Dat zijn de dromen van Lotus, maar ook herinneringen aan India en de eerste tijd in Nederland. Het begin: Als het boek begint heeft Lotus al problemen, waardoor het gelijk spannend is. Dat komt omdat je wil weten of ze het aan haar Nederlandse ouders vertelt en of ze op zoek gaat naar haar biologische moeder.
Het einde: het boek eindigt ongeveer: ‘…En ze leefden nog lang en gelukkig…’. Lotus is weer gelukkig, ze haalt weer goede cijfers en ze denkt niet meer zo vaak aan India, omdat ze weet dat ze uit liefde is weggegeven.
5. Inhoud van het boek.
Lotus bladert vaak door haar adoptiedagboek. Ze heeft een soort heimwee naar India. Toen Lotus pas geadopteerd was, wilde ze niet in haar bed slapen. Tot ze tijdens een kussengevecht met Wout en Lonneke ontdekte hoe zacht een bed is. Lotus’ huid zat onder de brandwonden en blauwe plekken. Ze is, omdat ze toch 6 jaar in India heeft gewoond, niet zo goed in Nederlands. Layla, haar Turkse vriendin, heeft eens gezegd: ‘Hoe kan dat nou? Mijn ouders komen uit Turkije, maar ik spreek foutloos Nederlands. Jouw ouders zijn Nederlanders en je maakt er af en toe een potje van.’ De laatste tijd dansen er stomme vragen door Lotus’ hoofd, vragen waar ze geen antwoord op geeft. Zou mijn moeder nog leven? Dat denkt ze heel vaak. Lotus weet alleen dat ze na haar geboorte bij een oude kruidenvrouw woonde, tot die haar bij het weeshuis bracht.
Aan het eind van de maand is er een schoolfeest. Het is de bedoeling dat je verkleed komt. Layla wil als haremdame, met een wijde rok, haar navel bloot en rinkelende armbanden om haar polsen en enkels. Annemiek gaat als heks: ‘Dan kan je lekker gek doen en iedereen de stuipen op het lijf jagen!’ Lotus weet het nog niet. Haar vriendinnen vinden een Indiase sari wel een goed idee. Als Lotus dat thuis verteld zijn haar ouders, Bob en Beatrijs, er gelijk vóór. Haar moeder stelt voor om naar de wereldwinkel van Pandit te gaan. Lotus is graag in de wereldwinkel, want ze vindt het daar ruiken naar India. Volgens Beatrijs en Lonneke ruikt het naar ‘kruiden die we hier niet hebben’. Lotus mag een sari van Sumila, de vrouw van Pandit, lenen. Het huis van Pandit en Sumila is Indiaas ingericht, ze vindt het schitterend:
‘Er staan net zulke meubels als bij hen thuis en toch is de sfeer anders. Op een tafeltje met een geborduurd kleed staat een lichtbruin, marmeren beeldje. Een godin met gevouwen handen. Er staan vergeelde foto’s in goudkleurige lijstjes naast. Het flakkerende vlammetje van een olielampje laat een bos oranje-gele bloemen steeds van kleur veranderen. Wierookstokjes verspreiden de geur van zoet rozenhout. Overal staan voorwerpen die Lotus nooit eerder heeft gezien. Op de stoel tegenover de bank liggen kussens met prachtig borduurwerk waarin kleine spiegeltjes verwerkt zijn. Op de schoorsteenmantel branden waxinelichtjes, die een schilderij in een zachte gloed hullen. Er staan dansende meisjes in een sari op. Ze kijken ernstig, maar in het schijnsel van de lichtjes spreken hun ogen een eigen taal.’
Lotus kiest voor een blauw-groene sari, die, als je beweegt, door de lichtval verandert van kleur. Pandit, Sumila, Ravi en Tara zijn Hindoes. Ze geloven dat de geweven olifantjes van zilverdraad in de onderrand geluk brengen. Lotus trekt de sari aan, met een donkerblauwe, katoenen bloes eronder. Ravi staat te springen en vraagt: ‘Ga je naar een feest, mag ik mee?’. Lotus mag de sari mee naar huis nemen, en ook een zilveren matthinka, een voorhoofdversiersel wat je in je haren moet vastklemmen, en bangles, zilveren rinkelarmbanden. Als ze thuis op haar kamer zit komen de donkere gedachten weer bovendrijven. Zou ze zelf ook zo’n broertje hebben, in India? Zouden haar ouders nog leven? Zouden ze weten dat ze geadopteerd is? zou haar moeder er spijt van hebben dat ze haar bij de oude kruidenvrouw, moeder Nalini, heeft achtergelaten? Zou ze weten dat het zo naar was in het weeshuis? Waarom heeft ze haar dat aangedaan? Allemaal vragen waarop Lotus geen antwoord weet. Ze bijt in haar arm. Het doet zo zeer, dat de tranen in haar ogen springen. Het bloed.
‘Net goed, Nalini! Je mag niet weglopen. Je hoort hier. Je moet op Anandi, je zorgbaby, passen. Blijf jij maar ene dag en een nacht in het kolenhok! Dan leer je die kunsten wel af, en je krijgt niets te eten ook!’
Lotus droomt vaak over India. Als ze het aan Bob en Beatrijs verteld, zeggen die dat het herinneringen zijn. Als ze die opschrijft komt ze misschien meer te weten over India. Ze koopt een dagboek. Maar Lotus herinneringen laten haar niet los.
Het schoolfeest komt steeds dichterbij. Sumila maakt Lotus op een Indiase manier op. Met een mengsel van saffraanpoeder, henna en karmijn beschildert Sumila Lotus’ gezicht en handen. De kleur is roestbruin. Met kohl maakt ze de rand rond Lotus’ ogen zwart en op haar oogleden komt goudkleurige oogschaduw. Ze oliet haar haren, vlecht het in en steekt het op. thuis gaat Lotus door de achterdeur naar binnen, zodat Bob en Beatrijs haar niet gelijk zien. Snel trekt ze de sari aan, klemt de matthinka in haar haren, doet de bangles om en loopt de woonkamer binnen. Er valt een stilte als ze binnenkomt:
‘Wout, verkleed als piraat, sist tussen zijn tanden. Lonneke is de eerste die wat zegt. ‘Oh, Lotus! Wat ben je mooi!’ Bob en Beatrijs wisselen een blik. Beatrijs bijt op haar lip. Haar stem klinkt schor als ze eindelijk praat. ‘Je bent… Je lijkt wel een droom,’ zegt ze, ‘Je bent zo heel anders als Lotus in spijkerbroek. Draai je eens om?’ Lotus maakt een paar sierlijke danspasjes. De zachte zijde ritselt. De olie in haar haren geurt zoet en haar ogen schitteren als sterren aan een nachtelijke zomerhemel. ‘Ik wist niet dat ik zo’n knappe dochter had.,’ zegt Bob. Hij pakt Lotus bij haar schouder en geeft haar een kus op haar voorhoofd. ‘Dus ik kan er mee door?’ vraagt Lotus. ‘Kind, je zult de prinses van het feest zijn,’ zegt Beatrijs ontroerd.’
Lotus gaat steeds vaker naar Pandit en Sumila. Ze krijgt wierookstokjes mee naar huis. Die brand ze op haar kamer. Als ze gaat liggen en diet ademt komen de herinneringen vanzelf. Lotus brand zoveel wierook dat heel het huis ernaar ruikt, iedereen krijgt er hoofdpijn van. Alleen Lotus heeft nergens last van. Nooit gaat ze meer mee als Lonneke en Beatrijs gaan winkelen. Haar cijfers worden steeds slechter. Bob en Beatrijs vragen zich af of Pandit en Sumila Lotus proberen af te pakken. Maar zoiets doe je toch niet. Het zijn aardige mensen en ze hebben zelf twee kinderen. Lotus’ dromen-album is al vol, en er komen steeds meer herinneringen boven drijven, maar het duistere gevoel gaat niet over. Beatrijs stelt voor aan Lotus om een plattegrond te tekenen, hoe het er volgens haar dromen uitziet. Maar ook dat helpt niet. Als Lotus op een dag wegloopt en ’s avonds om 11 uur nog niet thuis is, belt Bob de politie. ‘s Nachts om 3 uur wordt ze thuisgebracht door Waai, een straatjongen, die haar vond bij de brug met haar benen over de rand. Lotus wilde naar beneden springen! Waai vertelt dat Lotus tegen hem gezegd heeft dat ze naar India wil, haar biologische moeder zoeken. Met Bob, Beatrijs, Wout, Lonneke, Layla, Annemiek, Daniel en de rest van haar klas spaart Lotus, voor tickets voor zichzelf en haar moeder. Voor haar verjaardag wil ze alleen maar geld. Pandit, die 1 keer per jaar naar India gaat, om spullen voor zijn wereldwinkel, logeert dan bij zijn broer, Mohan. Daar mogen Lotus en Beatrijs dan ook logeren.
Op een dag, onder aardrijkskunde, moet Lotus wat gaan halen van Verbruggen, de leraar. Als ze terug komt zit heel de klas te glimmen. Ze hebben geld voor haar opgehaald! 100 euro. Maar samen met de 200 euro die ze al heeft, door op Ravi en Tara te passen, is dat nog maar 300 euro. Nog lang niet genoeg voor 2 tickets naar India. Daar heeft ze 2000 euro voor nodig! Dus gaat Wout in een garage auto’s wassen. Het verdiende geld geeft hij aan Lotus. Bob en Beatrijs leggen elke maand een beetje geld opzij, en Lotus speelt clown in het winkelcentrum. Layla neemt de keukenlamp mee als glazen bol, voorspelt gelukkige levens, blaast ‘geluksbellen’ met bellenblaas, Annemiek tovert knuffeldieren uit een hoge hoed, roept ingewikkelde toverspreuken en Daniel maakt foto’s van kinderen met clown, heks of waarzegster. Lotus vertelt moppen, zingt gekke liedjes, en maakt af en toe een radslag of loopt op haar handen. De dag van Lotus vertrek komt steeds dichterbij. Dan is het zover…
Als Lotus het vliegtuig binnenstapt, hoort ze haar klasgenoten. ‘Lotus, Lotus, Lotus!!’ Als Lotus na een lange vliegreis het vliegtuig uit en India ingaat, herkent ze de geuren en geluiden. Ze roept: ‘India, hier ben ik!’ Lotus, Beatrijs en Pandit logeren bij Mohan en Anju. De volgende dag gaan ze naar het weeshuis. Lotus herkent alles, alleen is het een beetje ouder geworden. De kinderen, haar vroegere boezemvriendin Chandra, en Anandi, haar zorgbaby. Lotus gaat de volgende dag op bezoek bij de oude kruidenvrouw, moeder Nalini. Voor het hutje roept Pandit wat in het Hindi, de taal in India, naar binnen. Als moeder Nalini antwoord geeft, herkent Lotus de stem.
‘dit is de stem die in haar dromen liedjes voor haar zong en zachte woordjes fluisterde om haar te troosten.’
Moeder Nalini betast Lotus’ gezicht. Ze is blind, schiet het door Lotus heen.
(Dit vind ik het mooiste hoofdstuk, hoofdstuk 27, blz. 138 t/m 142)
‘Pandit zegt wat tegen moeder Nalini. Ze knikt en pakt dan op de tast Lotus’ handen en trekt haar naast zich op de charpoj (een soort bank). Ze legt shalparni, een kruid dat herinneringen opwekt, op Lotus’ tong en spreekt er bezwerende woorden bij. Daarna strooit ze chandan, poeder van sandelhout, in Lotus’ handpalm, om de pijn van de herinnering te verlichten. Ze moet het in de levenslijnen van haar hand wrijven. Dan begint de oude vrouw zacht te vertellen. Ze stopt steeds even, zodat Pandit haar woorden kan vertalen. ‘Je moeder was een arme vrouw,’ zegt ze. ‘ze bracht je bij me uit liefde.’ Uit liefde! Wil Lotus verontwaardigt roepen, maar het kruid op haar tong doet zijn werk. Ze sluit haar ogen en raakt in een soort trance. Ze ziet de dingen die moeder Nalini verteld gebeuren. Ze ziet haar moeder. Een jong meisje nog, gekleed in een rafelige katoenen sari van grove rode stof. Ze heeft een naakte pasgeboren baby in een zelfgeweven dekentje gewikkeld. ‘Moeder Nalini,’ hoort Lotus haar moeder zeggen. ‘Zorg dat mijn kind een veilig plekje op aarde krijgt. Maak het gelukkig! Mijn schoonfamilie wil dat ik het dood. Ze willen dat ik rijstvliezen in haar mondje stop, zodat ze stikt. Ik moet haar vergiftigde melk te drinken geven. Maar ik kan mijn baby niet doden. Ik heb haar 9 maanden gedragen. Ik hou te veel van haar.’ Lotus wiegt heen en weer op de charpoj. Ze voelt het verdriet van haar moeder die uit wanhoop haar kind weggaf. Het kruipt door haar lijf tot ze het uitgilt van de pijn. Moeder Nalini trekt haar naar zich toe en zengt een lied. Lotus herkent het. Ze geeft zich eraan over. Het maakt haar rustig tot ze ten slotte wakker wordt en het lijkt of ze uit een droom ontwaakt. De anderen zitten op de lemen vloer in het hutje. Beatrijs kijkt bezorgd naar Lotus en veegt haar bezwete gezicht af. ‘Waarom moest ze mij doden?’ Vraagt Lotus. ‘Dat begrijp ik niet.’
‘In arme gezinnen zijn meisjesbaby’s niet welkom,’ gaat moeder Nalini zacht verder. ‘Ze moeten een bruidschat hebben om te kunne trouwen. Daarvoor hebben ze minimaal 5000 roepi’s nodig en dan nog gouden sieraden en potten en pannen. Ook de bruiloft en het daarbij behorende feest moeten door de familie van de bruid betaald worden. Daarvoor moeten ouders zich diep in de schulden steken, want een arme dagloner verdient misschien 30 roepi’s per dag. Met een jongen zijn ze blij, die brengt juist geld in.’
‘Weet u hoe mijn moeder heet?’ Vraagt Lotus. Nadat Pandit haar vraag vertaald heeft, schudt moeder Nalini haar hoofd. ‘Ik ken haar naam niet. Ik weet niet uit welk dorp ze kwam. Ze is nog een keer geweest om te zien of het goed met je ging, maar daarna heb ik niets meer van haar gehoord.’
‘Dus ik zal haar nooit leren kennen,’ zegt Lotus. De teleurstelling klinkt door in haar stem. Ook moeder Nalini hoort het. ‘Je moeder heeft uit veiligheid geen naam genoemd. Als haar familie er achter was gekomen dat ze haar kind niet gedood had, was ze haar leven ook niet zeker geweest en ze waren ook gekomen om jou te doden, uit angst dat je later voor hun deur zou staan.’ In het lemen hutje valt een stilte. ‘Maar hier heb je vanaf de eerst dag in je leven ademgehaald, gehuid en geluisterd naar de liedjes die ik voor je zong,’gaat moeder Nalini zacht verder, terwijl ze Lotus over haar haren strijkt. ‘Hier heb je verdunde geitenmelk gedronken en pap van maïsmeel gegeten. Je was een prachtige baby en je bent nog mooier geworden.’
‘Hoe weet u dat ik de echte Nalini ben en waarom hebt u me naar het weeshuis gebracht?’ vraagt Lotus.
Voordat ze verdergaat, zucht moeder Nalini. Met een onzeker gebaar legt ze een hand voor haar mond. Haar lippen trillen alsof de woorden die zullen komen ook haar pijn doen. ‘Je was twee toen er iets vreselijks gebeurde,’antwoord ze na een tijdje. ‘Ik kreeg een ziekte aan mijn ogen, waardoor ik steeds slechter ging zien. Mensen waarschuwden me dat ik eigenlijk niet langer voor je kon zorgen, maar ik vond dat het me nog wel lukte. Ik kreeg zoveel warmte en liefde van je. Je was een erg aanhankelijk kind. Hoe klein je was, je hielp me met alles. Ik zag de wereld met behulp van jou ogen.’ Haar stem stokt voor ze verder gaat. ‘Maar op een avond verloor je je evenwicht en viel je in het vuur waarop je de maaltijd aan het koken waren. Je gilde zo hard, dat de buren kwamen kijken wat er aan de hand was. Ik begreep dat er iets vreselijks gebeurd moest zijn, maar ik koen niet zien wat.’ Ze zwijgt. Haar ogen waaruit het licht verdwenen is, bewegen in de oogkassen, alsof ze in haar hoofd toch beelden ziet. Dan strekt ze haar hand uit en wrijft over de littekens op de armen van Lotus. ‘Gelukkig zijn ze goed genezen,’ zegt moeder Nalini zacht. ‘Ik herkende je meteen toen je hier binnen kwam aan je stem. In de klank ligt een wereld van verwondering en vragen. Je lijkt nog op dat kleine meisje van toen. Je geest is hetzelfde. Je bent nog niets veranderd. En de littekens bevestigen dat je mijn kleine Nalini bent.’
‘Maar wat gebeurde er toen?’ Vraagt Lotus. ‘Wat gebeurde er?’
‘Ze zeiden: ‘Moeder Nalini, u kunt kleine Nalini niet langer houden. U hebt haar niet van de dood gered, om haar levend te laten verbranden’.’ De oude vrouw zwijgt. Er biggelt een traan over haar wangen. Lotus veegt hem weg met haar hand. ‘En toen, moeder Nalini?’ Vraagt ze weer. ‘Toen hebben ze je van me afgenomen en naar het weeshuis gebracht. Ik heb honderdmaal bij het hek gestaan om je stem te horen. Toen je ouder was, kwam je me vaak eten brengen in ruil voor kruiden. Dat had ik met zuster Aruna afgesproken. Dan was je toch af en toe bij me. Na een tijdje wist je niet meer dat je je eerst levensjaren bij mij had gewoond.’
‘Wat was ik voor een kind?’ Vraagt Lotus.
‘De eerste paar jaren was je zorgeloos en vrij, maar in het weeshuis veranderde je na een paar jaar in een angstig kind. Toen zei ik tegen de directie dat ze je moest laten adopteren door buitenlanders. Ik hoopte dat je zo een veilig plekje op de wereld zou krijgen, precies zoals je moeder wilde.’ De oude vrouw begint te huilen. De handen die ze voor haar gezicht hout trillen. ‘Vergeef me, kleine Nalini, vergeef me,’stamelt ze.
‘U hebt mijn leven gered,’ zegt Lotus. ‘Ik heb een lieve vader en moeder en een broer en een zus. Ik ga naar school en ik krijg genoeg te eten.’
‘Als je hier was blijven wonen waren er vast nog meer ongelukken gebeurd. Het lot heeft bepaald wat goed voor je was! Je heet Nalini, dat betekent Lotusbloem, die brengt geluk. Jij brengt geluk, Nalini. Ik heb het toen je moeder je aan mij gaf in de sterren gelezen.’ Moeder Nalini staat op en verschuift vaten met mosterdolie. Daarachter staat iets, al jaren lang. Ze geeft het aan Lotus. ‘Hier mijn kind,’ zegt ze met verstikte stem. ‘Ik wist dat je eens zou komen. Dit heb ik al die jaren voor je bewaard.’ Het is een schommelwiegje van bamboe en het herinnert Lotus aan haar dromen.’
Als Lotus weer in het huisje van Mohan en Anju is, is ze heel verdrietig, omdat ze haar echte moeder nooit zal leren kennen.
De weken in India vliegen om. Onder begeleiding van Pandit en Mohan lopen Lotus en Beatrijs in de smalle straatjes van Old-Delhi, ze bezoeken tempels waar de apen op hun schouders springen en gaan naar de Jama Masjid, de grootste moskee van India. Lotus en Beatrijs gaan nog een paar keer naar het weeshuis. Dan komt Lotus op het idee om geld in te zamelen voor het weeshuis, net zoals ze voor de tickets heeft gedaan.
De volgende dag gaan Lotus, Beatrijs en Pandit weer naar Nederland. Thuis verteld Lotus alles aan Lonneke, Wout en Bob. De volgende dag, op school, verteld Lotus aan iedereen die het horen wil over haar plan. Als ze het aan Verbruggen, haar leraar aardrijkskunde, verteld, vind die het een heel goed plan. Een lerarenvergadering later is er een datum geprikt waarop iedereen die iets kan bedenken om geld te verdienen dat plan op het schoolplein mag uitvoeren. De dag daarna wordt het bedrag dat verdient is in de aula bekent gemaakt. De rector biedt Lotus een cheque aan van ruim twintigduizend gulden. Nog diezelfde dag stuurt Lotus een telegram naar Mohan. ‘Het geld is binnen.’ Ruim twee weken later komt en een kaart van al haar vrienden uit India. Met grote letters staat erop geschreven: ‘Lieve Lotus. Je brengt geluk!’
6. Mijn mening/slot.
Ik vond dit verhaal heel mooi. Gelet op de spanning vond ik het verhaal wel aardig/spannend. Wat de realiteit betreft vond ik het verhaal levensecht. Het was geen christelijk verhaal, want ze bidden niet voor en na het eten. verder kan je het eigenlijk niet zo goed zien, maar ik heb ook andere boeken van Ellen Tijsinger gelezen waar je beter kon merken dat ze niet christelijk schrijft. Het taalgebruik vond ik makkelijk te begrijpen. De hoofdstukken waren best kort, zodat je snel even een hoofdstukje kan lezen. De zinnen waren ook wel kort, dus het las best makkelijk. Het boek was precies goed qua dikte.
REACTIES
1 seconde geleden