Lijmen / Het been door Willem Elsschot

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
Boekcover Lijmen / Het been
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3086 woorden
  • 6 september 2013
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
4 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Willem Elsschot
Lezen voor de lijst
Niveau 4 (15-18 jaar)Lezen voor de lijst Niveau 4 (15-18 jaar)
Genre
Roman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1924
Pagina's
239
Geschikt voor
vmbo/havo/vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Sociale problemen,
Zakenwereld
Verfilmd als

Boekcover Lijmen / Het been
Shadow
Lijmen / Het been door Willem Elsschot
Shadow
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅

Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
 

Naar de quickscan

Gegevens van het boek

Auteur: Willem Elsschot (pseudoniem van Alfons de Ridder, 1882 – 1960)

Titel: Lijmen / Het been

Voor het eerst gepubliceerd in: 1924 / 1938

Uitgever: Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam, 1974, 16e druk

Aantal pagina’s: 239

Genre: roman

Samenvatting van het boek

In het eerste deel (“Lijmen”) zit de ik-figuur - die het verhaal vertelt - in een café en ontmoet daar een vroegere kennis, die Frans Laarmans heet. Laarmans lijkt in goeden doen te zijn en de ik-figuur vraagt wat Laarmans tegenwoordig zoal doet. Laarmans antwoordt daarop: “lijmen”. Daarmee bedoelt hij, dat hij mensen overhaalt om een tijdschrift - het “Algemeen Wereldtijdschrift” genaamd - te kopen. Als de ik-figuur Laarmans de volgende dag thuis op gaat zoeken, vertelt Laarmans hem hoe hij in contact gekomen is met een zekere Karel Boorman. Boorman heeft Laarmans vervolgens overgehaald om bij hem in dienst te treden. Laarmans moest dan wel de achternaam “Teixeira de Mattos” aannemen, omdat die wat deftiger klinkt.

Boorman neemt Laarmans mee naar zijn huis in Brussel. Hij kan daar logeren. Ze drinken er, samen met twee politieagenten die ze onderweg tegengekomen zijn, een borrel. De borrel wordt onderbroken door de vrouw van Boorman die hem vertelt, dat haar zuster is overleden. Ze heeft zich door de begrafenisondernemer Korthals uit Gent laten overhalen haar zuster te laten balsemen en naar Brussel te laten brengen. Boorman vindt dat onzin - en vooral te duur - en probeert telefonisch de balseming te annuleren. Dat lukt niet en Boorman accepteert een en ander dan maar. De volgende dag wordt het lijk bij zijn huis bezorgd met een fraaie lijkauto.

Boorman ontdekt - door de chauffeur van de lijkauto een fooi te geven -, dat de begrafenisondernemer fraude pleegt door in een fotobrochure dezelfde lijkauto als twee verschillende auto’s te presenteren, namelijk de Korthals XIV en de Korthals XV. Het gaat om één auto die met verschillende accessoires gefotografeerd is. Boorman besluit met Laarmans naar Gent te gaan. Ze komen daar achter de naam van de fotograaf die de lijkauto van Korthals gefotografeerd heeft en ontfutselen hem de negatieven. Vervolgens bezoeken Boorman en Laarmans de begrafenisondernemer Korthals. Daar stelt Boorman de fotofraude aan de kaak en hij dreigt Korthals met ontmaskering in het Algemeen Wereldtijdschrift. Daar heeft Korthals natuurlijk geen zin in en hij tekent een door Boorman gepresenteerde kwitantie, waarin hij zich verplicht om twintigduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift te kopen. Daarna ontvangt Korthals de negatieven van de foto’s retour.

Laarmans ontdekt later - als hij een aantal exemplaren van het Wereldtijdschrift doorleest -, dat de artikelen daarin allemaal erg op elkaar lijken. Boorman lijkt voor soortgelijke instellingen en bedrijven kennelijk gebruik te maken van een aantal identieke standaardteksten. Als Boorman een keer niet thuis is, komt er een zekere Wilkinson langs. Deze Engelsman heeft kennelijk ook een bestelling bij Boorman geplaatst en denkt, dat in het huis van Boorman een drukbezet kantoor is. Als hij niemand in de kantoorruimtes aantreft, beseft Wilkinson, dat hij beetgenomen is door Boorman. Hij vertrekt dan ook. Boorman is bij terugkomst boos op Laarmans, omdat deze Wilkinson niet aan het lijntje heeft weten te houden.

Boorman legt Laarmans uit hoe hij precies werkt. Het Wereldtijdschrift kent geen abonnees en is dus eigenlijk niet meer dan een advertentiebrochure, waarin lovende artikelen komen te staan over zaken, bedrijven, instellingen en particulieren die daartoe aan Boorman de opdracht geven. Die artikelen worden door Boorman geschreven aan de hand van een aantal standaardteksten en lijken dus heel erg op elkaar. Vervolgens verkoopt Boorman aan de opdrachtgever een van tevoren overeengekomen aantal exemplaren en incasseert daarna de eveneens vooraf vastgestelde koopprijs. Boorman bekijkt vooraf aan de hand van adresboeken, brochures e.d. of een bedrijf interessant is om zaken mee te doen. Als dat zo is, gaat hij er persoonlijk langs om te “lijmen”. Meestal komt hij dan wel met een opdracht terug. Laarmans mag nu voortaan de artikelen gaan schrijven, de telefoon aannemen en Boorman als assistent tijdens zijn bezoeken begeleiden.

Boorman neemt Laarmans mee naar Charles van Ganzen, een beddenhandelaar. Boorman wil proberen hem een aantal exemplaren van zijn tijdschrift te verkopen. Als Boorman Van Ganzen uiteindelijk te spreken weet te krijgen, blijkt, dat deze nog niet rijp is voor een lijmpoging. Hij moet op een andere manier aangepakt worden. Boorman besluit daarom later nog maar eens terug te komen. Laarmans voelt het als een vernedering, maar Boorman blijft er vrij laconiek onder.

Op weg naar een ander adres komen Boorman en Laarmans toevallig langs het pand van de smederij van Pieter Lauwereyssen. Boorman wil naar binnen, omdat hij denkt hier ook zaken te kunnen doen. In de smederij werken een man of tien, onder wie Lauwereyssen zelf. De zakelijke aspecten worden echter door diens zuster behandeld, zodat Boorman en Laarmans met haar praten. De zuster blijkt een been te hebben dat niet goed meer functioneert. Daarom loopt ze moeilijk. De specialiteit van de smederij blijkt het fabriceren van keukenliften te zijn. De zaken lopen op zich goed, zij het dat het personeel af en toe wel erg veel noten op de zang heeft, aldus mevrouw Lauwereyssen. Zij zou de zaak op zich eigenlijk wel willen verkopen. Boorman begint haar flink te lijmen en besluit een artikel voor het Wereldtijdschrift te gaan maken.

Weer terug op kantoor wordt aan de hand van sjablonen een lovend artikel over de firma Lauwereyssen in elkaar gezet en als Boorman en Laarmans het vervolgens aan mevrouw Lauwereyssen presenteren, is deze danig onder de indruk. Boorman heeft ook een fotograaf, Piepers genaamd, meegenomen om foto’s van de smederij te maken. Die foto’s worden bij het artikel gepubliceerd. Boorman weet mevrouw Lauwereyssen zo ver te krijgen, dat ze honderdduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift afneemt. De betaling mag voor de helft in termijnen plaatsvinden. Nadat de foto’s gemaakt zijn, vertrekken Boorman en Laarmans.

Op kantoor zijn Boorman en Laarmans bezig met het schrijven van teksten voor hun tijdschrift als Pieter Lauwereyssen opeens verschijnt. Boorman denkt, dat deze af wil van de honderdduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift. Dat blijkt te kloppen. Boorman houdt hem echter aan het getekende contract en Lauwereyssen druipt vervolgens af. Later belt mevrouw Lauwereyssen Boorman nog, maar deze handhaaft de contractuele afspraak. Korte tijd later bezoek de advocaat van de familie Lauwereyssen, Jean de Liederkerke, Boorman, maar ook hier houdt Boorman de familie aan het contract. Als de honderdduizend exemplaren van het Wereldtijdschrift voor de familie Lauwereyssen gedrukt zijn, weigert de familie de zending te accepteren. Boorman stuurt Laarmans er dan op uit om ervoor te zorgen, dat de tijdschriften letterlijk voor de deur van de smederij afgeleverd worden. Pas daarna kan de betaling immers geïncasseerd worden. Laarmans zorgt ervoor, dat dit gebeurt en daardoor zit de familie Lauwereyssen vast aan de bestelling.

Laarmans walgt van het incasseren van het geld bij Lauwereyssen, maar volvoert deze taak toch. De zevende en laatste termijn mag Laarmans van Boorman kwijtschelden, maar mevrouw Lauwereyssen staat erop om deze toch te betalen. Kort daarna draagt Boorman de zaakvoering helemaal aan Laarmans over. Zelf gaat Boorman “buiten wonen” en een handel in hoestpillen beginnen. Af en toe komt hij nog langs om “af te rekenen”. En zo is Laarmans inmiddels tien jaar werkzaam voor het Wereldtijdschrift. Na zijn lange verhaal vraagt Laarmans aan de ik-figuur of deze geen zin heeft voor hem als secretaris te gaan werken. Het werk is niet moeilijk en de verdiensten zijn goed. De ik-figuur heeft daar echter duidelijk geen zin in en neemt vervolgens overhaast de benen.

In het tweede deel (“Het been”) ontmoet de ik-figuur Laarmans weer als hij voor zaken bij “The General Marine and Shipbuilding Company” moet zijn. Laarmans blijkt daar als correspondent te werken. Laarmans nodigt de ik-figuur bij hem thuis uit en vertelt hem daar wat hem in de tussentijd - het is inmiddels vijf jaar later - overkomen is. Laarmans bleef voor het Wereldtijdschrift werken. Af en toe kwam Boorman langs en ze wandelden dan wat in Brussel rond. De vrouw van Boorman was in de tussentijd namelijk overleden en Boorman had het daar moeilijk mee.

Tijdens een van deze wandeltochten glijdt Boorman op de groentemarkt uit over een tomaat en valt dan tegen een vrouw aan die een houten been blijkt te hebben. De vrouw blijkt niemand anders dan mevrouw Lauwereyssen te zijn. Ze neemt Boorman de glijpartij niet kwalijk, maar wel, dat hij vroeger zijn vage toespelingen op een omzetting van de smederij van Lauwereyssen in een naamloze vennootschap nooit gestand heeft gedaan. Deze toespelingen waren voor Boorman overigens slechts een onderdeel van het “lijmen” van de familie Lauwereyssen. Mevrouw Lauwereyssen verdwijnt en Boorman en Laarmans beseffen, dat zij kennelijk een deel van haar been is kwijtgeraakt en nu een houten been heeft. Met name Boorman blijkt daarvan onder de indruk te zijn.

Boorman blijft met het been van mevrouw Lauwereyssen in zijn maag zitten. Hij vraagt zich af of ze haar eigen been niet had kunnen behouden als ze niet zo veel geld kwijt geweest zou zijn aan de levering van de Wereldtijdschriften. Boorman vraagt Laarmans of hij niemand weet die hem hierover advies zou kunnen geven. Laarmans adviseert zijn neef Jan Laarmans, die pastoor is. Boorman en Laarmans gaan bij de pastoor op bezoek en deze adviseert Boorman om de op de tijdschriftentransactie met Lauwereyssen gemaakte winst aan mevrouw Lauwereyssen terug te geven. Boorman vindt dat een goed idee. Laarmans twijfelt echter of mevrouw Lauwereyssen de geste zal waarderen en accepteren.

Boorman en Laarmans gaan op bezoek bij mevrouw Lauwereyssen. In het café tegenover de smederij horen ze vooraf van de waardin, dat Pieter Lauwereyssen intussen overleden is en dat er nog maar drie mensen in de smederij werken. Als Boorman en Laarmans vervolgens mevrouw Lauwereyssen bezoeken, weigert zij het geld - vijfentachtighonderd frank - te accepteren. Ze gooit beide mannen zelfs de smederij uit. Boorman wil echter, dat mevrouw Lauwereyssen het geld aanneemt en raadpleegt een deurwaarder, Van Kamp genaamd. Deze is hoogst verbaasd over de actie van Boorman. Het is hem nog niet eerder overkomen, dat iemand iemand anders voor de rechter wil dagen om gedaan te krijgen, dat die andere persoon een geldbedrag van hem accepteert. Meestal is het andersom. Van Kamp probeert eerst via minnelijke weg mevrouw Lauwereyssen te bewegen het geld van Boorman aan te nemen, maar zij persisteert in haar weigering. Zij wil niets meer met Boorman te maken hebben.

Van Kamp dagvaart mevrouw Lauwereyssen vervolgens voor de rechtbank. Rechter Teugels weet niet goed raad met de zaak. Eerst denkt hij, dat Boorman geld van mevrouw Lauwereyssen wil vorderen. Als Teugels echter hoort, dat het precies andersom is en mevrouw Lauwereyssen desgevraagd blijft weigeren om het geld van Boorman te accepteren, beslist hij, dat Boorman de juistheid van zijn vordering dan maar wettig en overtuigend moet aantonen. De zaak wordt verdaagd. Omdat Boorman niet in zijn bewijsopdracht slaagt, wordt de zaak uiteindelijk door toedoen van Van Kamp van de rol gehaald.

Boorman wil mevrouw Lauwereyssen nog steeds het geld geven en als hij korte tijd later in de krant leest, dat het pand en de inventaris van de smederij bij opbod verkocht zullen gaan worden, ziet hij zijn kans schoon. In de advertentie in de krant staat namelijk, dat ook een hoeveelheid oud papier van vierenhalfduizend kilo tot de inventaris behoort. Volgens Boorman zijn dat zijn Wereldtijdschriften. Hij wil nu tijdens de verkoping op dat papier gaan bieden en dan exact de vijfentachtighonderd frank betalen. Mevrouw Lauwereyssen zal het geld dan wel moeten accepteren. Boorman voert zijn plan uit, maar slaagt niet in zijn opzet, omdat het maximale bod van andere bieders op het papier ver onder het bedrag van Boorman blijft steken. Als Boorman zijn bod handhaaft, denkt iedereen, dat hij gek geworden is. Er ontstaat een opstootje en Boorman wordt vervolgens door de politie afgevoerd.

Boorman belandt via het politiebureau uiteindelijk in een ziekenhuis voor geestelijk gestoorden, waar hij wordt onderzocht. Laarmans bezoekt Boorman daar en Boorman denkt, dat hij het ziekenhuis spoedig zal kunnen verlaten, omdat hij uiteraard niet gek is. Laarmans vindt, dat hij iets moet doen en besluit zijn neef, pastoor Jan Laarmans, te raadplegen. De pastoor regelt via de aalmoezenier van het ziekenhuis, dat Boorman versneld ontslagen wordt. De pastoor vindt ook, dat de kwestie tussen Boorman en mevrouw Lauwereyssen - die hij vanuit zijn rol als haar biechtvader kent - opgelost moet worden. Hij gaat daarom met haar praten en regelt een verzoening. Bij de pastoor thuis vindt dan de finale plaats. Boorman drukt daar mevrouw Lauwereyssen de hand en geeft haar het geld. Zij is van plan het geld aan de pastoor te geven voor besteding aan een goed doel.

Laarmans vertelt tot slot aan de ik-figuur, dat hij het na de net genoemde finale bij de pastoor wel gezien had bij het Wereldtijdschrift. De pastoor vond dat ook een goed idee en regelde daarom voor Laarmans een baan als correspondent bij de eerder genoemde scheepsbouwmaatschappij. De pastoor bezorgde Laarmans vervolgens ook een echtgenote, zodat Laarmans nu een echt burgerlijk bestaan leidt. Laarmans vertelt tot slot, dat hij, nadat hij bij Boorman weg was gegaan, Boorman af en toe nog wel eens in de stad zag rondlopen. Boorman heeft de leiding van het Wereldtijdschrift zelf ook weer ter hand genomen. Laarmans is bang, dat Boorman vroeg of laat een keer bij zijn bedrijf langskomt om zijn directeur een heleboel exemplaren van het Wereldtijdschrift aan te smeren.   

Beoordeling van het boek

Willem Elsschot was een bekende Vlaamse schrijver van poëzie en proza. Hij schreef een beperkt aantal boeken, zodat zijn Verzameld Werk niet meer dan één deel beslaat. De liefde voor de literatuur werd Elsschot bijgebracht op school. Elsschot had verschillende beroepen die allemaal op de een of andere manier in zijn verhalen terugkomen. Zo was hij handelscorrespondent, medewerker van een tijdschrift - het tijdschrift was eigendom van een vriend van Elsschot en Elsschot modelleerde de figuur van Boorman naar deze vriend - en eigenaar van een reclamebureau. Grappig is dat Elsschot eigenlijk helemaal niet van reclame hield. Het onderhavige boek is eigenlijk, aldus Elsschot zelf, een soort van afrekening met de wereld van de reclame. Toch had Elsschot de inkomsten van zijn reclamebureau hard nodig, omdat hij nooit alleen van zijn pen heeft kunnen leven.

Willem Elsschot is een pseudoniem. De herkomst hiervan is wel aardig om te vermelden. Toen Elsschot een kleine jongen was logeerde hij vaak bij familie in het Belgische plaatsje Blauberg. Blauberg is een gehucht in de Belgische provincie Antwerpen. In de buurt hiervan liggen diverse bosrijke gebieden. Een daarvan heet “Helschot”. In dit gebied wandelde Elsschot als jongen vaak en hij besloot later zijn pseudoniem hierop te baseren.        

Dit boek bestaat uit twee delen die afzonderlijk van elkaar zijn geschreven. “Lijmen” dateert uit 1923 en beslaat ongeveer 168 pagina’s. “Het been” dateert uit 1938 en beslaat ongeveer 71 pagina’s. Samen vormen ze één roman. Om die reden worden de twee delen altijd samen uitgegeven (zo ook in deze uitgave). Het tweede deel werd door Elsschot overigens op aandringen van de schrijver Menno ter Braak (1902 – 1940) geschreven en Elsschot droeg dit tweede deel dan ook specifiek aan Ter Braak op.

De gebruikte verteltechniek is in dit boek opvallend. Het boek opent (in het eerste deel) met een onbekende ik-figuur die het verhaal vertelt. De ik-figuur zit in een café en ontmoet daar een oude kennis van hem, Laarmans. Als de ik-figuur op bezoek gaat bij Laarmans en deze zijn verhaal gaat vertellen, neemt Laarmans de rol van de ik-figuur over en gaat het boek verder met Laarmans als vertellende ik-figuur. Aan het slot van het eerste deel - als Laarmans zijn verhaal verteld heeft - neemt de ik-figuur het verhaal weer over. Ditzelfde stramien wordt ook in het tweede deel gevolgd.

Opvallend in het boek is het Vlaamse karakter ervan. Er worden zowel in het eerste als tweede deel woorden en constructies gebruikt die typisch Vlaams zijn (voor zo ver ik dat kan zien). Woorden als “mansarde” ( = zolderkamer) gebruiken wij in Nederland niet. Andere voorbeelden zijn: “deemstering”( = schemering), “apostilleren” ( = het voor echt verklaren door een bevoegde autoriteit) en “klokspijs” ( = lekkernij). Ook zeggen wij “de ene en de andere”, terwijl Elsschot daarvan maakt “d’ene en d’andere”. Het zijn maar voorbeelden, maar ze vallen direct op. Ook gebruikt Elsschot behoorlijk wat Frans in dit boek (vooral in het eerste deel). Voor een tweetalig land als België is dat op zich niet zo vreemd, maar ik zou me kunnen voorstellen, dat de gemiddelde Nederlandse lezer daar moeite mee heeft. Als je geen Frans kent, ontgaat een deel van de tekst je en dat is jammer. Ik zou dus een vertaling van de Franse tekstgedeeltes opgenomen hebben.

Ik gaf al aan, dat al het werk van Elsschot in hoge mate autobiografische elementen bevat. Dat zie je ook hier. Vooral in het hoofdstuk “Business” (in het eerste deel) laat Elsschot Boorman dingen zeggen over het zakenleven en klanten die onmiskenbaar op eigen ervaringen gebaseerd moeten zijn. Die kun je niet verzinnen, maar moet je zelf meegemaakt hebben. Het valt me trouwens op, dat de toonzetting hier vrij negatief en cynisch is. Elsschot zal zelf dus wel de nodige slechte ervaringen gehad hebben. Anders had hij het vast wat positiever ingestoken. Dit geldt ook voor geloofszaken. Zowel in het eerste als in het tweede deel worden over het geloof namelijk eveneens negatieve opmerkingen gemaakt. Ik vermoed, dat dat te maken heeft met het feit, dat Elsschot zelf niet gelovig was.

Mijn oordeel over dit boek is positief. Het leest vlot en gemakkelijk. De verhaallijn is niet ingewikkeld en de gebeurtenissen worden op een logische manier verteld. Allerlei thema’s uit het zakenleven komen overvloedig aan bod en worden vaak ook met de nodige humor beschouwd. Juist het aparte verhaal maakt dit boek aantrekkelijk om te lezen. De geringe omvang van het boek maakt ook dat je het snel uit kunt lezen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.