1. Inleiding
Ik heb het verhaal ‘Langpootmuggen’ van Jan Wolkers gekozen voor de verhaalanalyseopdracht. Ik heb gekozen voor Jan Wolkers omdat ik nog nooit een verhaal van hem heb gelezen. Ik vind Jan Wolkers een beetje een rare man en ook daarom wil ik een verhaal van hem lezen. Ik ben erg nieuwsgierig naar het verhaal. Ik heb eigenlijk vanwege de titel voor het verhaal ‘Langpootmuggen’ gekozen, omdat ik niet weet wat ik mij daarbij moet voorstellen. Vandaar dat ik erg benieuwd ben naar het verhaal.
2. Mening: na de eerste lezing
Ik vond het een beetje een raar verhaal, je moet geconcentreerd lezen om het te snappen, omdat het best wel ingewikkeld is. Het zit gecompliceerd in elkaar, er zit niet echt een uitgebreide verhaallijn in, maar het is meer een soort uitgebreide beschrijving. Het duurt wel even voordat je doorhebt hoe alles in elkaar steekt. Het verhaal is niet echt humoristisch, toch is het verhaal niet saai, maar boeiend genoeg om lekker door te lezen. De sfeer in het verhaal is een beetje somber en donker, er hangt een soort van eenzame stemming. Er zaten niet veel moeilijke woorden in het verhaal of verwarrende zinsconstructies, wat wel prettig las. Eigenlijk is het verhaal het beste te omschrijven als ‘gewoon’. Niet bijster interessant, ook niet heel erg saai. Eigenlijk had ik er wel wat meer van verwacht, maar misschien begrijp ik meer van het verhaal als ik de analyse af heb. Misschien is er wel een diepere betekenis...
3. Perspectief / Vertelsituatie
Het verhaal is geschreven in enkelvoudig perspectief, er is geschreven vanuit één bepaald perspectief. Er is sprake van een ik-vertelsituatie. De ik-verteller zelf een personage, hij doet mee aan de handeling van het verhaal.
Ik moest ineens kotsen. Met samengeklemde kaken rende ik naar de wc, maar terwijl ik de bril omhoogklapte zag ik dat er een motvisje in de pot liep. Ik kon niet op dat beestje kotsen en het met mijn bedorven eten doortrekken. (r. 23 t/m 28)
4. Plaats en Ruimte
Het verhaal speelt zich voornamelijk af in de kamer. Een kamer met een raam. Daarna verplaatst de hoofdpersoon zich naar de wc. Van de wc gaat de hoofdpersoon naar de keuken en daarna weer terug naar de kamer. Daarna weer naar de keuken om iets te halen en weer terug naar de kamer.
De vrouw van de hoofdpersoon is dood en ligt begraven in het familiegraf. In zijn verbeelding ziet de hoofdpersoon haar in de kamer zitten. Hij raakt in paniek van haar, rent door het huis en wilt naar haar graf. Hij rent naar buiten. Als hij bij de grote autoweg is die de polder inloopt komt hij tot rust. Wanneer hij een auto aan ziet komen rent hij er met zijn armen vooruit eropaf...
Op het moment dat de man naar buiten is gerend omdat hij het binnen bij zijn vrouw niet meer uithield, hangt er buiten dikke mist. Ook wordt er gesproken over een koude herfstnacht. Er zijn geen verdere overeenkomsten tussen het weer en de handeling, vooral omdat het verhaal zich binnen afspeelt.
Hij duwt de serredeuren open en rent zonder zijn jas aan te doen de koude herfstnacht in. (r. 305 t/m 306)
Er hangt een dikke mist die de auto’s in melkwitte kegels traag voor zich uitduwen. (r. 314 t/m 315)
5. Tijd
Het verhaal is chronologisch geschreven. De gebeurtenissen zijn in natuurlijke volgorde en ook zeer continu geschreven. Er is amper sprake van tijdsverdichting. Alles wordt nauwkeurig en uitgebreid beschreven. Af en toe is er een kleine vooruitverwijzing of terugverwijzing.
Terugverwijzing:
Jeltsma, ja, die vuilak. Die stak, op de verjaardag van Mies nog wel, de stekker van het elektrisch straalkacheltje in het stopcontact. En maar op zijn dronken poten door de kamer waggelen. In de ene hand het brandende kacheltje en in de andere een stoel. En overal waar er een zat ging hij op de stoel staan en drukte het gloeiende deksel tegen het plafond. Het leek wel of er menselijk geluid uit die hete cabine kwam. Een deerniswekkend gefluister dat overging in gesis van pijn. (r. 15 t/m 23)
Vooruitverwijzing:
‘Ja Johan, ik weet het, ik weet het. Je moest maar niet meer zoveel praten. Ik denk dat je erg moe bent. Je moest maar bij me komen, je moet maar meegaan naar het kerkhof. Er is nog plaats voor je. Het is een familiegraf.’
‘Dat laat ik morgen meteen annuleren. Ik ben geen familie van je.’
‘Maar er is op je gerekend. Je kan er nog net bij.’
‘Dan laat ik je rechtop zetten. Dan kan ik er niet meer bij. Nee, ik laat me verbranden. En dan laat ik een aardrijkskundige komen en die laat ik berekenen wat het plekje op aarde is dat het verst van jouw graf is verwijderd. En daar laat ik mijn as uitstrooien. Mocht die plaats in de zee zijn dan zal ik de zeestromen bestuderen, want ik ben als de dood dat mijn as misschien over tien miljoen jaar aan een kust aan zal spoelen waar je al na honderden kilometers sporen jouw graf zou kunnen bereiken. Nee, meiske, het is helemaal uit tussen ons.’ (r. 252 t/m 268)
6. Personages
De hoofdpersoon van het verhaal is de ik-persoon. De ik-persoon heet Johan. Johan is sinds twee weken weduwnaar, toen is zijn vrouw Bets overleden. Hij drinkt veel jenever, het kan nu, want hij heeft geen last meer van zijn vrouw denkt hij. Hij is dronken, moet steeds kotsen en ziet dubbel. Hij heeft het veel over God, hij ziet de langpootmuggen en motvisjes als bezit en ontwerp van God en heeft het over wat God allemaal zal zeggen. Uit het verhaal is weinig informatie te halen, wat betreft de ik-persoon. Belangrijk is dat hij als het ware achterna wordt gezeten in zijn eigen huis door zijn vrouw die al onder de zoden ligt.
Bets was de vrouw van Johan en is veertien dagen geleden begraven. Als Johan het over Bets heeft, heeft hij het over ‘die trut’. Hoewel Bets dood is, ziet Johan haar nog steeds:
Uitdagend kijkt hij naar de divan voor zich, naar het vormeloze kussen erop, waaruit het bleke hoofd van Bets groeit met het vettige aureool eromheen van haar grijze haren in krulspelden. Ze zit daar als Medusa maar hij versteent niet. (r. 91 t/m 96)
Ze lijkt als het ware nog steeds over haar man te ‘regeren’. Ze klaagt dat hij te veel drinkt, dat hij er een zwijneboel van maakt, dat hij haar graf nog niet heeft bezocht enz. Johan wordt helemaal krankzinnig van haar:
Zonder zijn ogen van Bets af te wenden tast zijn hand naar de jeneverfles, die hij boven zijn hoofd brengt en met kracht naar haar toewerpt. Vlak boven haar slaat hij tegen de muur aan scherven. De vloeistof slaat een grillige ster achter haar hoofd op het behang zodat het is of haar haren uit de krulspelden springen en alle kanten opsteken. Maar tegelijkertijd wordt zij door de jenever opgelost, vervaagt en verdwijnt dan helemaal. Druppels trekken verticale strepen naar het vormloze kussen dat het dessin van haar bloemetjesjapon heeft prijsgegeven. (r. 277 t/m 287)
Ook heeft de ik-persoon het over ene Willem Jeltsma. Jeltsma bracht langpootmuggen om het leven met een elektrisch straalkacheltje. Johan was daar niet blij mee. Volgens hem had God daar lang aan gewerkt en hij maakte ze kapot:
‘Willem Jeltsma,’zei ik langzaam en nadrukkelijk. ‘Dat had je niet mogen doen. Je kan zelf nog geen spijker in de muur slaan, laat staan een langpootmug maken. God is duizenden jaren bezig geweest met die beesten. Ontwerpen... ontwerpen en nog eens helemaal opnieuw beginnen. Tot hij zag dat het goed was. Je kan het zien aan de vleugeltjes. Ze zijn van allemaal kleine stukjes aan elkaar gezet. Tot ze groot genoeg waren om te kunnen vliegen. En toen zie God, Gaat heen en vermenigvuldigt u!’
Maar die Jeltsma begint me straal in mijn gezicht uit te lachen. (r. 47 t/m 58)
Het is onduidelijk of Willem Jeltsma echt aanwezig is, of net zoals Johan’s vrouw Bets een verbeelding. Willem en Johan praten gewoon met elkaar. Wanneer het gesprek tussen Bets en Johan wat meer op gang komt is Willem Jeltsma niet meer te vinden in het verhaal. Uit het volgende citaat zou afgeleid kunnen worden dat Willem Jeltsma ook niet meer in leven is:
Jeltsma, ja, die vuilak. Die stak, op de verjaardag van Mies nog wel, de stekker van het elektrisch kacheltje in het stopcontact. (r. 15 t/m 17)
Ook komt er ene Mies voor in het verhaal. Er is niet veel over haar bekend. Haar naam komt twee keer voor. Uit de volgende citaten valt af te leiden dat het misschien een familielid of een vriendin is/was.
Jeltsma, ja, die vuilak. Die stak, op de verjaardag van Mies nog wel, de stekker van het elektrisch kacheltje in het stopcontact. (r. 15 t/m 17)
Maar toen kwam Mies en die zei, ‘Hoe heb ik het nou met je, Johan, je zit naast de wc te kotsen. Je ziet alles dubbel.’ (r. 36 t/m 38)
Er is weinig bekend over de uiterlijke kenmerken van de personages. Alleen van Bets is bekend dat ze waarschijnlijk vaak krulspelden in haar haar had en een gebloemde jurk droeg. Van alle andere personen is qua uiterlijk helemaal niks bekend.
7. Thema
Volgens mij is het thema van het verhaal ‘Langpootmuggen’ eenzaamheid. Ik denk dat de ik-persoon, Johan, de rust in huis niet is gewend. Voor haar dood werd hij waarschijnlijk continu door haar gecommandeerd. Nu Bets dood is valt Johan als het ware in een leeg gat. Hij heeft tijd over en rust. Hij kan gerust drinken, zoveel als hij wilt.
Onbewust kan hij haar dood niet aan. Er is helemaal niemand meer voor hem. Na Mies en Willem heeft nu ook zijn vrouw hem verlaten en blijft hij alleen een eenzaam over. Hoewel hij doet alsof het hem helemaal niks kan schelen, voelt hij zich waarschijnlijk doodongelukkig.
8. Idee
Het idee, naar aanleiding van het thema, is volgens mij dat je je nog zo aan iemand kan irriteren, maar dat je diegene ook wel heel erg kan missen als die er niet meer is. Je doet nog zo je best om het niet te laten merken, maar je hebt gewoon totaal geen kans.
9. Motieven
Jan Wolkers gebruikt als motief veelvuldig het pijnigen van dieren in zijn verhalen. Zo ook in dit verhaal. Willem Jeltsma probeert de langpootmuggen uit te roeien met het elektrische kacheltje.
Dan tuimelen ze verblind omlaag en blijven trillend op de grond zitten tot ze weer omhoog kunnen vliegen om in een laatste waanzin het gloeiende glas van de lamp te omhelzen. Met verbrande poten en vleugels vallen ze als een dor reepje boombast naar beneden. (r. 6 t/m 10)
Het zijn schepselen van Gods, denkt hij. Ik mag ze niet willens en wetens door het executiepeloton van 150 Watt laten ombrengen. Jeltsma, ja, die vuilak. Die stak, op de verjaardag van Mies nog wel, de stekker van het elektrisch straalkacheltje in het stopcontact. En maar op zin dronken poten door de kamer waggelen. In de ene hand het brandende kacheltje en in de andere een stoel staan en drukte het gloeiende deksel tegen het plafond. Het leek wel of er een menselijk geluid uit die hete cabine kwam. Een deerniswekkend gefluister dat overging in gesis van pijn. Ik moest ineens kotsen. Met samengeklemde kaken rende ik naar de wc, maar terwijl ik de bril omhoogklapte zag ik dat er een motvisje in de pot liep. Ik kon niet op dat beestje kotsen en het met mijn bedorven eten doortrekken. Ik kotste naast de wc en met het maagzuur druipend van mijn kin zie ik tegen dat kleine diertje, ‘Ben jij zo laat nog aan de wandel, klein druppeltje kwik, voortschuivend traantje. Je kan hier niet meer uit, hè. Ik zal je helpen. Voordat die goorling komt en boven op je kop schijt.’ En ik pakte een wc-papiertje en liet hem erop lopen en zette hem op de grond. ‘Ga maar gauw naar je moeder toe,’ zei ik. (r. 13 t/m 35)
God is ook een vaak terugkerend motief, alleen is niet helemaal duidelijk wat de achterliggende gedachte ervan is.
Ook terugkerend is het gezeur van Bets tegen Johan dat het zo’n troep is en dat hij niet zoveel moet drinken.
De jenever van Johan keert ook steeds terug. In een glas, in een fles, zelfs als vlek op de grond.
De krulspelden keren ook gematigd terug in het verhaal.
De motvisjes van begin keren aan het einde ook nog terug. Dan in verband met God.
Het raam wordt ook een paar keer genoemd. Of dit een betekenis heeft weet ik niet precies.
Een sigaar, de as en latere asvlekken zijn ook terugkerend. Ook hier is de betekenis onduidelijk.
Vlekken keren erg vaak terug in het verhaal. In het begin gewoon als rommel, omdat Johan niet opruimt. Later jenevervlekken, asvlekken.
Een mooi citaat:
‘Je moet de jeneverfles op tafel zetten, straks schop je hem om en dan hebben we nog meer vlekken.’
Heftig gaat hij met de stoffer heen en weer.
We, we, denkt hij. Kom ik dan verdomme nooit van dat kreng af. En jenever maakt niet eens vlekken. Zelfs water maakt nog vlekken, maar jenever niet. Jenever en tranen maken geen vlekken. Het zijn de enige zuivere vloeistoffen. (r. 113 t/m 120)
De dood keert ook steeds terug, maar dat is omdat Bets al dood is, vandaar dat het een veelvoorkomend onderwerp is.
10. Spanning
Wat waarschijnlijk de meeste spanning veroorzaakt is de onduidelijkheid over Bets. Het duurt even voordat je doorhebt dat ze dood is. Het is een beetje vaag. Pas als ze zegt dat Johan er nu al een troep van maakt, terwijl ze nog niet eens veertien dagen begraven is, valt het kwartje toch wel definitief.
De gedoseerde beschrijvingen van momenten en handelingen zorgen ook voor spanning. Ze duren precies lang genoeg om het spannend te houden.
De vertelwijze is ook niet echt enthousiast, maar matig en komt erg gecontroleerd en geconcentreerd over, om het zo maar te noemen.
Verder zijn er eigenlijk geen middelen gebruikt om het spannend te maken. Het verhaal is niet echt spannend. Meer een soort vredig verhaal. Het straalt ondanks de onrust toch een soort van rust uit. Waarschijnlijk door de verlossing aan het einde, dat je die onbewust toch wel ziet aankomen, zonder daar echt over na te denken.
11. Titelverklaring
De titel langpootmuggen komt van de langpootmuggen die door Jeltsma om het leven worden gebracht. Misschien heeft de dood van de langpootmuggen ook iets te maken met de dood van Bets, Mies en Willem. Qua inhoud van het verhaal is het niet zo’n sterke titel, maar misschien als langpootmuggen ergens voor staat juist wel, wat waarschijnlijk het geval is. Ik denk dat de titel figuurlijk is bedoeld. Als het letterlijk is, zou het wel heel simpel zijn, om het langpootmuggen te noemen, maar waarschijnlijk zit er iets achter waar ik nog niet achter ben.
Misschien slaat langpootmuggen wel op Bets. Muggen zijn irritant, vervelend. Bets was dat ook. Maar verder zou ik niet echt iets kunnen verzinnen.
12. Motto
Voor in het boek is geen motto te vinden. Er is gen spreuk, geen dichtregel en ook geen citaat.
13. Beeldspraak
Een aantal vergelijkingen uit de tekst:
Met verbrande poten en vleugels vallen ze als een dor reepje boombast naar beneden. (r. 9 t/m 10)
‘Ach mens, waar maak je je zorgen over. Je hoeft hier toch niemand meer te ontvangen. Je bent morsdood zo dood als een pier.’ (r. 159 t/m 161)
Jouw dode vlees zet zich als mycelium onder de vloer voort. (r. 185 t/m 186)
Mocht die plaats in de zee zin dan zal ik de zeestromen bestuderen, want ik ben als de dood dat mijn as misschien over tien miljoen jaar aan een kust aan zal spoelen waar je al na honderden kilometers sporen jouw graf zou kunnen bereiken. (r. 263 t/m 267)
‘Hij is zo dronken als een kanon.’ zegt Jeltsma (r. 70)
Een aantal metaforen uit de tekst:
Elektrisch straalkacheltje:
Ik mag ze niet willens en wetens door het executiepeloton van 150 Watt laten ombrengen. (r. 13 t/m 14)
Het leek wel of er menselijk geluid uit die hete cabine kwam. Een deerniswekkend gefluister dat overging in gesis van pijn. (r. 21 t/m 23)
Motvisje:
Ik kotste naast de wc en met het maagzuur druipend van mijn kin zei ik tegen dat kleine diertje,‘Ben jij zo laat nog aan de wandel, klein druppeltje kwik, voortschuivend traantje.
14.
Symbolen
Er zijn veel dingen waarvan ik niet zeker weet of ze een symbool zijn. Bijvoorbeeld langpootmuggen. Volgens mij moet het wel een symbool zijn, maar ik zou echt niet weten waarvan.
De bijbel zal waarschijnlijk iets betekenen met geloof ofzo. In combinatie met de hamer en spijker heeft het waarschijnlijk iets te maken met de kruisiging van Jezus Christus.
‘Je moet die vent van jou zijn bijbel afpakken,’ zegt Jeltsma. ‘Dan grijp je een hamer en een grote spijker, die kan niet lang genoeg wezen. En dan sla je die bijbel aan de vloer vast.’ (r. 64 t/m 67)
Of Willem van Oranje iets betekend en wat dan weet ik ook niet precies.
Hij loopt achter een langpootmug aan die van het raam naar de muur zweeft en daar zoemend op de reproduktie van Willem van Oranje gaat zitten. Precies op zijn neus. Voorzichtig blaast hij hem weg. (r. 83 t/m 86)
De sigaar heeft samen met de context ook geen duidelijke betekenis, hoewel er waarschijnlijk wel een diepere betekenis achter zit. De as en het wrijven in het tapijt snap ik ook niet helemaal.
Behoedzaam aan zijn sigaar trekkend loopt hij naar de crapaud terug en gaat zitten. Hij tikt de as van zijn zool in het vast tapijt (r. 89 t/m 91)
Medusa is waarschijnlijk iemand uit de oudheid. Waarschijnlijk een godin of een ander belangrijk iemand.
Ze zit daar als Medusa maar hij versteent niet. (r. 95 t/m 96)
De veelvuldig terugkerende jenever en vlekken hebben denk ik een belangrijke betekenis. De vlekken hebben denk ik iets te maken met het huwelijk van Johan en Bets.
Wat Mozart en Beethoven in het verhaal doen snap ik echt helemaal niet. In verhouding met de rest van het verhaal wordt er best wel veel aandacht aan gewijd. Beiden hebben met klassieke muziek te maken, met piano’s.
15. Mening: na de analyse
Hoewel het niet zo’n heel ingewikkeld verhaal is, zijn er toch nog dingen die niet helemaal tot me doordringen. Zo snap ik ten eerste de titel niet helemaal. Ik zou echt niet weten waar dat voor zou kunnen staan. Ook snap ik het stukje met de hoofden van Mozart en Beethoven helemaal niet. Ik zou heel graag de betekenis daarvan willen weten om het verhaal wat meer te begrijpen. Qua symbolen is het wel een ingewikkeld verhaal. Vele symbolen waren ook niet te vinden in het symbolen boekje. Eigenlijk is het een beetje een twijfelverhaal. Je weet niet wat er gebeurt, wat er gebeurd is, wie er allemaal dood zijn en wat alle dingen precies inhouden. In dat opzicht is het wel een moeilijk verhaal. Na de eerste lezing lees je daar eigenlijk als het ware overheen.
REACTIES
1 seconde geleden