De titel van het boek is Kinderjaren.
De schrijver is Jona Oberski.
Het boek is uitgegeven in 1984 door BZZTôH in ‘s-Gravenhage, 9e druk.
Het boek heeft 102 bladzijdes.
Het genre waartoe dit boek behoort is oorlog.
1. Korte samenvatting
De hoofdpersoon zit met zijn ouders in een concentratiekamp. Na
een tijdje moeten ze naar een ander kamp. Daar gaat zijn vader dood. Enkele weken later gaan ze met een trein naar Palestina. Maar de trein staat een hele tijd stil. Dan komen de Russen en die bevrijden hun. Ze gaan naar een dorp waar de moeder van de hoofdpersoon overlijdt. Daarna wordt de hoofdpersoon naar een pleeggezin gebracht.
2. Lange samenvatting
De hoofdpersoon in “Kinderjaren” is een jongetje dat aan het begin van het boek ongeveer 3 jaar is en bijna 8 aan het eind. Ik heb hem voor het gemak Jona genoemd, naar de schrijver, omdat het onhandig is om hem de hele tijd met “de hoofdpersoon” aan te spreken.
De titel van de paragraaf staat steeds cursief gedrukt in de tekst.
I
Jona wordt wakker in een vreemde omgeving: een koud vijandig kamp vol mensen en geuren. Zijn moeder stelt hem gerust en zegt dat zijn vader zorgt dat alles goed komt. Ze krijgt gelijk: dat Jona en zijn moeder in kamp Westerbork terecht zijn gekomen is een Vergissing. Binnen een week zijn ze weer veilig bij Jona’s vader.
Jona is jarig en krijgt een kleurig houten Harlekijntje. Er zijn nog meer cadeaus, maar de trekpop vindt hij het mooist.
Maar het was, ook aan het begin van het boek, niet alleen maar vrolijkheid. Als Jona op een dag zandtaartjes zit te “bakken” wordt hij gepest door het zoontje van de Kruidenier. Die maakt Jona’s zandtaartjes kapot. Jona’s vader probeert te onderhandelen over deze kinderruzie maar dat heeft tot gevolg dat Jona’s moeder een andere kruidenier moet zoeken.
In Glazenwasser lees je over de veiligheid en rust van voordat de oorlog begon. Moeder is aan het strijken, Mozart klinkt door de kamer en buiten is een aardige man die ook begrijpt hoe mooi het harlekijntje van de jongen kan dansen.
II
In de volgende 5 hoofdstukken (Pont, Meneer Paul, Muiderpoort, Blanke top en Verzamelplaats) komt de echte oorlog ssteeds dichterbij. Samen met zijn vader, ieder een gele ster met de letters \'Jood\' in zwarte letters op de jas, de Amstel over varen is een avontuur om nooit meer te vergeten. Ook de herinnering aan het kantoor van Jona’s vader met al die glimmende typemachines en die aardige meneer Paul, die hem leert typen, geven hem nog een gevoel van veiligheid. Maar als ze voor de 2e keer door de Duitsers worden opgehaald is het met die veiligheid gedaan. Nu is het geen vergissing. Dit keer moet zijn vader ook mee en gaan ze echt naar Westerbork. Jona neemt zijn “lurk” en zijn harlekijn mee.
In het kamp is het dit keer heel anders. Ze kunnen niet naar huis, maar als ze de juiste stempels krijgen kunnen ze met zijn drieën naar Palestina en dat geeft hoop. Intussen is kamp Westerbork allerminst veilig. Zelfs zingen -normaal toch een ongevaarlijke bezigheid- blijkt gevaarlijk te zijn. Jona begrijpt niets van de wereld om zich heen en voor het eerst wordt hem niets uitgelegd en mag hij niets vragen.
Ieder kamp heeft een verzamelplaats, zo ook kamp Westerbork. En het is op die plaats dat zijn ouders hun naam horen afroepen om naar het beloofde land, Palestina, te gaan. Hun bezittingen moeten in een laken worden geknoopt. Onderweg in de trein wordt er een lied gezongen dat de jongen bekend voorkomt: het lied van de hoop. Hij zingt mee en valt in slaap terwijl het zingen doorgaat.
III
Dit speelt zich af in het kamp Bergen-Belsen. Vader is gescheiden van zijn vrouw en van Jona, al verblijft hij wel in hetzelfde kamp. In dit kamp gelden weer nieuwe regels, en omdat Jona zich volledig afsluit van iedereen moet hij die regels zelf ontdekken. Af en toe mag Jona met allerlei andere kinderen mee naar de Keuken om de restjes uit de pannen te eten. Pas de tweede keer dat hij mee mag heeft hij door wat de bedoeling is. Zijn wereld is veranderd. Hij is volkomen afhankelijk van de hulp van zijn moeder, terwijl dit kamp van hem eist dat hij voor zichzelf vecht.
In Taart ervaart Jona heel duidelijk dat het allemaal zelfs voor zijn moeder te veel is. Ze stuurt hem weg als ze samen met zijn vader wil zijn op zijn verjaardag. Als Jona jarig is zijn er geen cadeaus.
In Lange neus zoekt de jongen aansluiting bij \'de groten.\' Door de oudere kinderen opgestookt brengt hij zichzelf in gevaar:hij maakt een lange neus naar een \'mof\' met een hond. Als zijn moeder dat hoort slaat ze hem, maar vertelt later duidelijk waarom dat niet mag. Hij begrijpt het. Met \'de groten\' mag hij toch nog niet meedoen omdat ze hem beschuldigen van verraad.
In Schaduw wordt verteld hoe zijn vader dood gaat. Men zegt tegen Jona dat zijn vader ziek is, voor Jona betekent dat \'hem tenminste elke dag kunnen zien.\' Als hij in plaats van zijn moeder in de ziekenbarak aankomt wordt hij snel teruggestuurd om zijn moeder te gaan halen. Op de terugweg verliest hij zich in een spel met de schaduw en de zon, uren zwerft hij door het kamp en het is zeker niet aan hem te danken dat zijn moeder nog voor het overlijden van zijn vader in de ziekenbarak komt. Het kind is de enige die ziet hoe zijn vader zijn laatste adem uitblaast en ook de enige die niet snapt wat hij ziet. Aan het eind van de dag huilt hij omdat hij de hand van zijn vader heeft gekust en bang is om dood te gaan. Zijn moeder zegt dat hij gerust kan zijn: familie mag elkaar kussen, maar een vreemde op de mond kussen, dát is levens gevaarlijk.
Door de dood van zijn vader is Jona eindelijk groot. Maar om echt bij \'de groten\' te horen moet hij nog een proef afleggen. Hij moet het Ketelhuis binnengaan. Het ketelhuis blijkt een knekelhuis te zijn, waar de lijken liggen opgeslagen. Hij gaat op zoek naar zijn vader. Maar voor hij hem vindt wordt hij er door de kinderen weer uitgehaald.
IV
De hoofdstukken in dit deel herinneren aan de eerste tijd na het verlaten van kamp Bergen-Belsen.
In Snoep denkt Jona nog steeds dat ze met zijn allen onderweg zijn naar Palestina als hij wakker wordt in de trein. Zijn herinneringen lopen niet gelijk meer met die van zijn moeder. Ze vertelt hem allerlei gebeurtenissen en als hij merkt hoe belangrijk het voor haar is stelt hij haar gerust. Hij wijst haar op de realiteit: ze zitten nu gewoon samen in de trein. De trein staat echter stil, de deuren staan open en mensen lopen gewoon naar buiten. Hij mag met Trude mee. Ze plukken brandnetels en maken daar soep van. Hij hoort een soldaat zeggen dat het afgelopen is, maar zwijgt daarover tegen zijn moeder, want dat moet van Trude.
In Soldaten ziet hij soldaten als hij de volgende morgen wakker wordt. Hij wordt bang, omdat hij denkt dat het Duitse soldaten zijn. Jona’s moeder blijft slapen, maar Trude legt alles uit. Ze zijn vrij, het is afgelopen. De Russen voeren de Duitse soldaten weg. Pas na lange tijd ziet hij het verschil tussen de twee groepen soldaten. Een locomotief brengt hen naar Tröblitz. Moeder wordt met een kar naar het ziekenhuis vervoerd en hij komt samen met Trude en iemand die Eva heet op de zolder van een groot wit huis terecht. Er staat een bed waar ze met zijn drieën in slapen.
In Aardappels bezoekt hij een paar dagen later samen met Trude zijn moeder in het ziekenhuis. Het is de laatste keer dat hij zijn moeder ziet. Ze is veranderd, hij herkent haar aan haar rode haar, niet aan haar handelingen. Ze gooit met de aardappels die Trude voor haar heeft meegebracht. Pas als ze een injectie heeft gehad en ze weer naar hem glimlacht is ze weer zijn moeder. Ze gaan weg als ze in slaap valt. Weer een paar dagen later vertelt Trude hem dat ze niet meer naar zijn moeder kunnen omdat de weg afgesloten is. Hij gelooft haar niet, maar moet wachten tot later, dan zal ze hem alles uitleggen.
Slachting geeft het bloederige tafereel weer dat ze zien als ze thuiskomen na het gesprek over de afgesloten weg. Eva vindt hem terwijl hij, alleen, staat toe te kijken hoe de volwassenen een varken opjagen en slachten. Ze neemt hem mee naar de andere kant van het huis en probeert een gesprek met hem aan te knopen over de dood van zijn moeder. Jona begrijpt haar niet. Eva dwingt Trude hem de waarheid te zeggen. Als tot hem doordringt dat zijn moeder dood is schreeuwt hij en trapt hij naar alles wat er in de kamer is. Hij heeft koorts en wordt in bed gelegd.
Ziekte beschrijft hoe hij na dagen weer wakker wordt. De koorts is minder maar in zijn herinnering is leegte. Hij weet alleen dat hij gedroomd heeft over sneeuw en vuur.
V
Het laatste deel van Kinderjaren bestaat uit 2 hoofdstukken: Mokum en Tante Lisa, en een opdracht met datering. Het eerste hoofdstuk beschrijft de aankomst in Amsterdam. Op een vrachtwagen rijden ze de hoofdstad binnen. Trude is er nog steeds en zorgt voor hem. Na aankomst wordt hij gewassen en krijgt andere kleren. Er wordt uitbundig feest gevierd.
In Tante Lisa moet hij, tegen zijn zin, afscheid nemen van Trude. Ze laat de jongen achter bij meneer Paul G. en zijn vrouw, tante Lisa. Als Trude nog een keer langs komt blijkt hij zich redelijk aan te passen, maar tante Lisa maakt zich zorgen om zijn eetlust. Trude schuift het probleem \'kind\' van zich af door te zeggen dat ze er niets aan kan doen en dat ze weg moet. Die avond wordt het Jona duidelijk dat hij bijna acht is en geen klein kind meer. Hij moet al zijn braaksel zelf opruimen.
3. Gestructureerd ervaringsverslag
a. Waar gaat het verhaal over?,/i>
Het verhaal gaat over de belevenissen van een joods jongetje in de tweede wereldoorlog.
De schrijver Jona Oberski kende ik nog niet voordat ik dit boek las.
b. Personages
De hoofdpersoon is een jongetje dat aan het begin van het boek ongeveer drie jaar oud is, en aan het eind acht. Hij maakt allerlei nare dingen mee in concentratiekampen etc.
c. Tijd
Het verhaal speelt zich af tijdens, vlak voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog.
d. Plaats
Het verhaal speelt zich af in verschillende concentratiekampen zoals Bergen-Belsen en Westerbork, en in de trein naar Palestina (het beloofde land).
e. Vertelstandpunt
Het verhaal wordt verteld vanuit een ikpersoon, namelijk een jongetje dat aan het begin van het boek drie jaar is en aan het einde acht. Alles wordt verteld zoals hij het ziet, en hij beschrijft hoe hij het ziet. Soms heb je als lezer wel door wat iets dat hij ziet is, maar de hoofdpersoon zelf weet dat niet, het is immers nog maar een kind. Ik vond het heel bijzonder om dit boek te lezen omdat het op een zeer afwijkende manier geschreven is van wat ik gewend ben te lezen.
f. Wat wil het verhaal de lezer zeggen?
Het verhaal laat de lezer de Tweede Wereldoorlog beleven vanuit een jongetje tussen de drie en acht jaar. Het maakt de lezer duidelijk hoe zo’n jongetje de gebeurtenissen tijdens die oorlog beleeft.
g. Zou je het verhaal nog eens lezen?
Ik denk dat ik het verhaal best nog een keer zal lezen, omdat je dan, denk ik, bij nog meer dingen doorhebt wat voor gebeurtenissen er beschreven worden. Ik vind het echt een bijzonder boek. Misschien is het interessant om het nog eens te lezen als je wat meer over de Tweede Wereldoorlog weet.
4. Achtergrondinformatie
De schrijver van Kinderjaren is Jona Oberski.
Jona Oberski werd op 20 maart 1938 geboren in Amsterdam. Hij was enig kind. Zijn ouders waren van Duits-Joodse afkomst. In de jaren dertig zijn ze vanuit Hitler -Duitsland naar Nederland gevlucht. Met zijn ouders kwam hij kwam hij in de Tweede Wereldoorlog, via Westerbork, in het concentratiekamp Bergen-Belsen terecht, waar beide ouders overleden. Na de oorlog keerde Oberski terug naar Amsterdam, waar hij opgroeide in een pleeggezin. Nadat hij in 1956 zijn gymnasiumdiploma behaalde ging hij wis- en natuurkunde studeren aan de Uni-versiteit van Amsterdam en specialiseerde zich als kernfysicus.
In de jaren zeventig volgt Oberski, inmiddels getrouwd en vader van drie kinderen, een cursus gedichten schrijven bij Judith Herberg. Zo komt hij op het idee om zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog op te schrijven. In nauwelijks 6 weken schrijft hij de novelle “Kinderjaren”. Hij doet er nogal vaag over of het boek autobiografisch is, wel heeft hij gezegd dat de verhouding feit-fictie ongeveer fifty-fifty is. Hij doet zo onduidelijk, omdat hij niet wil dat mensen zullen zeggen dat zijn jeugdjaren niet zo erg waren, omdat het toch allemaal is goed gekomen. Er staat op de één na laatste bladzijde wel dat hij dit boek opdraagt aan zijn pleegouders die volgens hemzelf \"heel wat met me hadden uit te staan.\"
Naast “Kinderjaren” heeft Oberski maar twee andere boek geschreven, in 1995 kwam de novelle “De ongenode gast” uit en in 1997 de roman “De eigenaar van niemandsland”. Verder heeft Oberski wel een proefschrift en twee wetenschappelijke werken geschreven maar geen romans of novelles.
5. Verwerkingsverslag
Bedenk drie andere titels voor het boek en maak duidelijk waarom die minstens even goed zijn als de oorspronkelijke.
De drie titels die ik heb verzonnen zijn:
1. Het kind dat ik niet was
Ik vind dit een goede titel omdat de hoofdpersoon in het boek niet de kans krijgt op een jeugd die kinderen nu, zoals ikzelf, (gehad) hebben. Dit komt doordat hij op jonge leeftijd in een oorlogssituatie terecht komt, in concentratiekampen, en heel jong zijn beide ouders verliest. Hij kon eigenlijk geen kind zijn.
2. Het lied van de hoop
Het is het lied dat ze zingen in de trein als ze op transport gaan. Het geeft aan dat mensen in moeilijke situaties toch troost vinden in het hopen op betere tijden. Ook Jona’s moeder deed dat.
Wat ik mooi vind aan deze titel is dat het zowel letterlijk als figuurlijk uitgelegd kan worden. Figuurlijk zou je namelijk kunnen zeggen dat “het lied” staat voor alle hoop die men had om uit deze nare situatie te komen.
3. Oorlogsjaren
Meer jaren dan het kind -zijn was de oorlog belangrijk voor de beleving van Jona’s kinderjaren. Daar zou dus bij de titel ook de nadruk op kunnen liggen.
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
Hoi Lotte, wat een gafe uittreksel!!!!!!!!!!!!!
22 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
lotte bedankt voor je verslag, dit had ik precies nodig en het scheelt me mooi wat werk.
Dus hardstikke bedankt
Rick
21 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
heey schat, egt een mooi verslag
21 jaar geleden
Antwoorden