Titel van de roman: Kees de jongen
Schrijver: Theo Thijssen
Jaar van eerste uitgave: 1923
aantal pagina’s: 352
Beantwoord elke vraag in het bijbehorende kader
1. Verwachting en eerste reactie
Ik had nog een boek nodig voor mijn leesdossier en kwam toen via aanraden van andere op dit boek uit. Ik ging ervan uit dat Kees de jongen een leuk boek zou zijn maar het verhaal is mij een beetje tegengevallen. |
2. Beknopte samenvatting en analyse
Toen Kees nog een kleine jongen was, heeft hij, zoals hij zelf zegt, verscheidene ‘stomme streken’ uitgehaald. Maar dat is nu verleden tijd. Overdag en ‘s avonds zit hij op school, en als hij wel eens een boodschap moet doen voor de meester, verbeeldt hij zich dat alle mensen naar hem opkijken. Van een vriendje dat op gymnastiek zit, heeft hij een speciale manier van lopen geleerd, waarmee je veel sneller vooruit kunt komen, bijvoorbeeld naar het zwembad. Daarom heet die looppas de zwembadpas.
Kees verdeeld regelmatig zijn tijd tussen allerlei karweitjes, zoals het oppassen op zijn jongere zusje Truus en zijn broertje Tom, en het spelen met zijn eigen vrienden. Rosa Overbeek is al een hele tijd niet meer op school geweest. Misschien is ze wel ziek. Kees fantaseert dat hij erop uit gestuurd zal worden met een briefje namens de hele klas. Met de winkel gaat het steeds slechter: er is te weinig klandizie. Er wordt, om aan wat extra inkomsten te komen, een juffrouw op kamers genomen. De winkel wordt van de hand gedaan, het gezin verhuist naar een nog kleinere woning, moeder moet er een agentschap in thee bijnemen, terwijl ze ‘s avonds naaiwerk verricht, wat op den duur haar humeur ook niet ten goede komt. Met Sinterklaas kunnen er geen andere cadeautjes af dan wat tweedehands spullen die toch al gekocht waren. Langzaamaan doet de armoede zich overal voelen. Wanneer Kees beseft dat hij nu echt van school af gaat, overvalt hem toch een gevoel van weemoed en eenzaamheid. Hij stort zijn hart uit bij Rosa, die hem zoent en haar arm om hem heen slaat. Als ze uit het zicht is verdwenen, loopt hij versuft naar huis. Maar onder het lopen hoort hij blijde, schallende muziek klinken, en voelt hij zich een overwinnaar, een jongen, ‘die alles zou kunnen, nu hij eenmaal begonnen was’. |
3. De analyse.
Naam roman: Kees de jongen schrijver: Theo Thijssen |
|
Tijd Wanneer Hoe lang Chronologie Flash back Flash Forward Fabel / Sujet Tijdsprong Tijdverdichting Tijdvertraging Ab ovo / in medias res Vertelde tijd / verteltijd |
Het is in de tijd van vroeger, ook wel de historische tijd geschreven, en speelt zich af rond het einde van de vorige eeuw. De schrijver heeft het verhaal chronologisch geschreven, in het boek volg je het leven van Kees. En net zoals in het eigen leven zijn er soms vertraging en versnellingen, deze komen ook in het boek voor. De tijd staat bijvoorbeeld stil als het gaat over de hobby's van Kees. Verder de momenten uit de jeugd van Kees worden vertraagd verteld, omdat de achterliggende boodschap meestal pas later verteld wordt. Tussen deze momenten in de jeugd zit een lange tijd, van enkele weken tot een paar maanden. |
Ruimte/plaats Waar Sfeer Spanning Bevestigend Tegengesteld Symbolische ruimte Thematische ruimte |
Kees woont in de Jordaan toen het nog een arbeidsbuurt was. Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, vooral bij Kees thuis of op school. |
Personages Karakter round flat karikatuur type hoofdpersoon (bijfiguren) Identificatie (speaking names) |
Kees Bakels: Kees is een jongen van twaalf jaar oud, en aan het einde van het boek is hij dertien. Hij heeft een broertje en zusje en is de zoon van arme ouders, zijn vader is timmerman en zijn moeder runt een winkeltje. Alles bij elkaar hebben ze maar net genoeg geld om het gezin te kunnen onderhouden. Klasgenoten vinden hem op school een opschepper, maar Kees is eigenlijk een aardige en beleefde jongen. Hij heeft een rijke fantasie, en loopt daardoor vaak te dagdromen. In het begin van het verhaal speelt hij een passieve rol in de intrige, want hij fantaseert alleen maar, en laat alles om hem heen gewoon gebeuren. Langzamerhand wordt hij steeds actiever en begint hij inbreng te krijgen. Zijn doel is om een beroemd en vereerd persoon te worden. In het verhaal gebeurd er veel met Kees waardoor je hem langzamerhand steeds beter leert kennen. Hij is een round character doordat hij door het verhaal heen veel is veranderd. Rosa Overbeek: Rosa lijkt een beetje op Kees, ze is een stil en verlegen meisje maar wel aardig en grappig. Ze durft niet altijd te zeggen wat ze vindt, maar als ze iets zegt heeft een bepalende rol in het verhaal. Ze wordt veel beschreven in de fantasie van Kees, waardoor je veel over haar te weten komt. Maar of ze nu echt zo is of dat dit vooral fantasie van Kees is, is niet duidelijk. Jan Bakels: Jan Bakels is ongeveer 50 jaar en een arme arbeider. Jan is erg aardig en geeft veel om zijn oudste zoon. Hij is goedmoedig en geeft al snel toe als zijn kinderen ergens om zeuren. Hij heeft een passieve rol in het boek: Hij ondergaat alles: Hij word ziek, krijgt ruzies en gaat uiteindelijk dood. Hij is een flat character, hij ondervindt geen vooruitgang door het boek en heeft ook geen doelen voor ogen. Moeder Kees: Haar echte naam wordt niet genoemd in het boek, en ze wordt altijd 'moeder' genoemd. Ze wordt beschreven als een aardige moeder die alles doet om haar kinderen gelukkig te maken. Met haar ouders kan ze het minder goed vinden. Ze is een round character, je komt veel van haar persoonlijkheid te weten in het boek. |
Handeling Thematiek: Motieven Grondmotief/thema Klassiek Leidmotief titelverklaring |
Thema: Het leven van een gewone jongen Kees fantaseert een heleboel. Elke keer als hij een boodschap moet doen fantaseert hij hoe het zal aflopen. Hij fantaseert dan meestal dat hij als een held, of een slimme jongen wordt voorgesteld. Maar helaas loopt dit allemaal op een desillusie af. Kees stelt zich voor dat hij er als een edelman uitziet en de klasgenoten als boeren, en verder dat hij altijd kalm en rustig antwoord geeft op alle vragen. |
Perspectief +betrouwbaarheid +spanning +verteller: Ik-verteller vertellende ik belevende ik personaal: Hij/zij verteller Alwetend/auctoriaal |
Het verhaal wordt verteld in de derde persoon. De lezer kent alleen de gedachten en meningen van Kees, en deze hoor je niet van andere personen in het boek. De verteller vertelt in de proloog dat hij Kees zelf gekend heeft, dus misschien komt hij in het boek even voor, maar er wordt dan niet vanuit de ik-persoon geschreven, dus ik weet niet zeker of hij ook echt zelf voorkomt. Ik weet ook niet zeker of de schrijver zijn verhaal symbolisch of letterlijk bedoelt. Hij zegt namelijk Kees zelf gekend te hebben; Het kan zijn dat hij dat letterlijk bedoelt, maar het kan ook zijn dat hij vroeger Kees zelf was. De schrijver heeft dit perspectief van schrijven gebruikt om de lezer te kunnen laten zien hoe Kees denkt en om het contrast met de volwassenen en anderen aan te geven. Als hij vanuit zichzelf zou schrijven zou de lezer zelf ook meer vanuit Kees denken, maar ik denk dat het de bedoeling was dat de lezer zelf een eigen mening vormt over Kees en hoe hij denkt. Het resultaat vind ik erg goed: Het is net alsof je Kees goed kent, en weet wat hij beleefd maar je hebt niet het gevoel dat je Kees bent. |
Type boek: Soort: Motto: |
Roman "Tous les enfants ont des imaginations héroïques: ils se voient accomplissant des actions d'éclat qui leur valent la reconaissance et l'admiration publiques. |
4. Eindoordeel en evaluatie
Het boek kon mij niet goed interesseren, maar omdat het niet heel dik was kon ik er vrij snel doorheen komen zodat hij op tijd af was voor mijn verslag. Ik vond de hoofdpersoon erg zweverig en kon mij daar niet goed mee identificeren. |
5. Zoek een recensie van een erkend recensent.
Recensie:
In de zomer van 1943 werd er aan de deur gebeld. Ik deed open en zag een tuut staan. Tuut was het Utrechtse woord voor: politieagent. ,,Is je vader thuis?’’ Ik antwoordde: ,,Ik zal mijn moeder even roepen.’’ Ze verdween met de agent in de woonkamer en riep naar mij: ,,Ga je nog even langs Cornelis voor die appelen?’’ Appelen was het codewoord. Ik rende naar de buren Cornelis en Stempels en vroeg ze om uit te kijken of mijn vader langsliep en hem te waarschuwen voor die tuut. Toen ik terugkwam zat de agent in de huiskamer. Hij legde zijn revolver op het tafeltje en vroeg: ,,Is er misschien iets te lezen?’’ Ik gaf hem het boek ’Kees de jongen’ dat ik net voor de zoveelste keer herlezen had. ,,Is het goed?’’ vroeg hij. Ik slikte en zei: ,,U vindt het vast heel goed.’’ Om zes uur pakte agent Van Dam zijn wapen en zei: ,,Misschien kom ik terug, kun je onthouden dat ik op pagina 103 ben?’’ Daarna kon ik nooit de passage lezen over het nieuwe kledingstuk dat de vader van Kees op pagina 103 aan Kees belooft, zonder aan die schoft te denken die mijn vader kwam vermoorden. Ik was zo oud als Kees. Kees zijn vader sterft in het boek. De manier waarop Theo Thijssen (1879-1943) dat beschrijft doet niet onder voor de wijze waarop Tolstoj en Balzac doodsbedden schilderen. Hij had zelf op zijn elfde jaar meegemaakt hoe zijn vader, die schoenmaker was, zoals de opa van Jaapje, aan tbc doodging. Vele jaren later zag ik in Haarlem het toneelstuk dat Gerben Hellinga over Kees de jongen maakte, waarbij Kees was gesplitst in een Kees zoals je hem ziet, en een Kees zoals hij denkt. De scène waarin Kees zijn vader sterft zag je lang aankomen, en toch: tot mijn schrik stikte ik bijna van ontroering toen het gebeurde. ’Kees de jongen’ is geen treurig boek. Kees is een stoere, slimme, sympathieke jongen die aan één stuk door loopt te fantaseren. Ieder mens denkt onophoudelijk, maar nog nooit heb ik het in een boek zo precies en geloofwaardig kunnen nalezen. Dostojewski vertelt ook graag de gedachten van mensen, maar dat zijn altijd buitenaardse wezens. ’Kees de jongen’ is geen kinderboek. Wie kan lezen, die leest het. Nooit heb ik iemand ontmoet die het niet prachtig vond. Het was wel in de eerste veertig jaar na zijn verschijning een boek dat, om redenen die mij nooit duidelijk zijn geworden, buiten de officiële ’Nederlandse literatuur’ viel. Er zijn veel Nederlandse literatuurgeschiedenissen waarin ’Kees de jongen’ tot mijn ontsteltenis niet genoemd wordt. Des te erger voor die literatuurgeschiedenissen. Kees woont in de Jordaan. Zijn avonturen spelen zich vooral af in zijn eigen hoofd en geven ons een prachtig inzicht in het leven een eeuw geleden in arm Amsterdam. Hij lijkt op Wouter Pietersen in zijn rationaliteit en eerlijkheid, en hij lijkt op Jaapje van Looy in zijn resolute denken en in zijn prachtige liefde voor een meisje, nu niet Leentje maar Rosa. Zoals generaties van lezende mannen de vrouw waar ze verliefd op worden bij zichzelf Aphrodite, Laura, Fancy of Marilyn hebben genoemd, zo noem ik haar altijd Rosa. Het boek, dat in 1923 verscheen, lijkt in één adem opgeschreven. In werkelijkheid verscheen het in fragmenten in een door Thijssen in 1905 opgericht onderwijzersblad, waarbij de zetters hem vaak vertelden hoeveel regels er nog bij moesten. Theo Thijssen heeft meer mooie boeken geschreven, maar ’Kees de jongen’ zal blijven leven zolang de Nederlandse taal en jongens bestaan. |
Je reactie op de recensie:
Ik ben het eens met de recensie, het is een goed geschreven boek. Met een verhaal dat je makkelijk wegleest. |
6. Zoek informatie over de auteur.
Theo (Theodorus Johannes, kortweg 'Do') Thijssen werd op 16 juni 1879 Toen Theo Thijssen elf jaar was, overleed zijn vader en verhuisde zijn moeder met de kinderen naar de Brouwersgracht waar zij een kruidenierswinkel overnam. De jonge Theo Thijssen was op de lagere school Letter G (de scholen in Amsterdam werden destijds op basis van standing en de hoogte van het schoolgeld aangeduid met cijfers, letters of namen) een uitstekende leerling. Op advies van zijn onderwijzer stemde zijn moeder erin toe dat hij verder studeerde aan de Leerschool, een twee jaar durende voorbereiding op de kweekschool. In 1894 ging Thijssen, met een bescheiden studiebeurs, op kamer wonen in Haarlem waar hij de Rijkskweekschool voor Onderwijzers bezocht.
In 1933 nam Thijssen als onderwijsspecialist van de S.D.A.P. zitting in de Tweede Kamer. Daarnaast werd hij in 1935, met voorkeurstemmen, gekozen in de gemeenteraad van Amsterdam. Onverminderd bleef hij tot 1939 actief voor de Bond van Nederlandse Onderwijzers. Na de Duitse inval van mei 1940 kwam een eind aan zijn politieke werk en kreeg het schrijven weer voorrang. In februari 1941, na de Februaristaking, werd hij, samen met zijn zoons Theo en Henk, gearresteerd door de Duitsers. Thijssen werd vastgehouden tot 9 april en was sterk vermagerd toen hij werd vrijgelaten. In de jaren die volgden kreeg hij te maken met geldgebrek, omdat er vanaf september 1941 geen schadeloosstelling meer werd uitgekeerd aan kamerleden die ten gevolge van de bezetting hun parlementaire werk niet meer konden doen.
|
REACTIES
1 seconde geleden