1. Bibliografische gegevens
Auteur: F. Bordewijk
Titel: KARAKTER
Plaats van uitgave: Amsterdam
Eerste uitgave: 1938
Druk: 32e
Jaar van uitgave: 1997
Uitgeverij: Wolters-Noordhoff, uitgegeven met een licentie van Nijgh & van Ditmar, Amsterdam
Motto: A sadder and a wiser man
He rose the morrow morn
S.T. Coleridge
Opdracht: Aan mijn kinderen Nina en Robert
2. Samenvatting.
De hoofdpersoon, Jacob Willem Katadreuffe, wordt geboren in Rotterdam, rond Kerst-mis, aan het begin van de twintigste eeuw. Zijn moeder, Joba, was vroeger dienstbode bij de gevreesde deurwaarder Dreverhaven, die haar overweldigde. Na de verlossing met de keizersnede is ze zeer verzwakt. Joba weigert vervolgens zowel Dreverhavens huwelijksaanzoek als zijn maandelijkse financiële ondersteuning; zoals ze ook het aan-zoek van schipper Hein afwijst. De eerste armoedige jaren in het leven van Katadreuffe verstrijken. Na de lagere school heeft hij allerlei baantjes, dan is hij een tijdje werkloos en leest hij te hooi en te gras in degelijke lectuur. Joba voorziet in het levensonderhoud met opvallend en modern handwerk dat bij de kopers in de smaak valt. Als commen-saal heeft ze de machinebankwerker Jan Maan in huis genomen; een communist die met zijn ouders ruzie heeft over een meisje. Hij zal een trouwe vriend van Katadreuffe worden (hoofdstuk één tot en met zes) Met een voorschot van een woekerbankje koopt Katadreuffe een sigarenzaakje in Den Haag. Het wordt niets en de Rotterdamse woekerbank vraagt zijn faillissement aan. In verband hiermee heeft Katadreuffe op het advocatenkantoor van Stroomkoning een gesprek met zijn curator De Gankelaar. Tijdens het wachten beseft Katadreuffe dat hij niets weet en besluit hij in dit kantoor aan zijn carrière te gaan werken. Het lukt hem om De Gankelaar zover te krijgen hem een baantje te bezorgen. Hij ziet zijn vader op het kantoor. Katadreuffe krijgt een kamer bij Stroomkonings conciërge Graanoogst, bo-ven het kantoor, en voelt zich daar depressief. Maar in zijn werk overtreft hij De Gankelaars verwachtingen. Hij leert het kantoor kennen en bureauchef Rentenstein vertelt hem een huzarenstukje van Dreverhaven en Stroomkoning: de beslaglegging op een Italiaanse boot (hoofdstuk zeven tot en met twaalf) Dreverhaven is iemand die langs de rand van de wet manoeuvreert. Op een vernuftige manier laat hij zijn twee lampenwinkeltjes met elkaar concurreren. In de loop der jaren wordt de deurwaarder steeds meedogenlozer en hij lokt gewelddadigheden jegens zichzelf uit. Zijn zoon overhandigt hij zelfs een mes, als deze tekeergaat vanwege het tweede faillissement dat Dreverhaven heeft aangevraagd. Dat faillissement wordt door Stroomkoning mild opgenomen (hoofdstuk dertien tot en met vijftien) Op Lieske, Graanoogst dienstbode en op de typiste Sibculo, die beiden verliefd op Katadreuffe zijn geworden, reageert Katadreuffe geïrriteerd; slechts Stoomkonings se-cretaresse Te George interesseert hem. De juristen op het kantoor worden beschreven (hoofdstuk zestien en zeventien) Er is een opstand in Rotterdam en in het centrum van de troebelen zet Dreverhaven, geholpen door zijn vervaarlijke assistenten, met plezier een gezin uit huis. Katadreuffe heeft aanvankelijk een wisselende houding tegenover de politiek, maar hij vervreemdt langzaam van het volk. Als hij Stroomkoning in een chique restaurant moet opzoeken, herhaalt zich het visioen van de vijf zonnen bij zijn eerste betreden van het kantoor: nu is hijzelf de zesde. In ieder geval volgt hij Rentenstein op als chef wanneer die wegens fraude wordt ontslagen (hoofdstuk achttien tot en met twintig) Vlak voor Katadreuffe zijn staatsexamen behaalt, eist Dreverhaven dat hij de schuld aan hem voldoet. Een derde faillissement gaat niet door, wel raakt Katadreuffe over-vermoeid. Bij het vieren van het examen houdt hij een toespraak voor zijn collega’s over het ontdekken van je gaven en het vooruitkomen. Als Te George afscheid van hem neemt is dit geladen met het besef dat Katadreuffe voor zijn carrière kiest. Het wordt het belangrijkste moment van zijn leven. Te George neemt ontslag en de echtge-note van Stroomkoning signaleert het verband met Katadreuffe. Spoedig volgen verde-re mutaties: Piaat sterft en De Gankelaar vertrekt naar Indië. Katadreuffe haalt in één jaar zijn kandidaats rechten (hoofdstuk eenentwintig tot en met vierentwintig) Met de gezondheid van Joba gaat het achteruit en ze weigert wederom een aanzoek van Dreverhaven. Bij deze gelegenheid vertelt deze haar dat hij hun zoon voor zijn ne-gentiende zal ‘wurgen’, maar dat het restje hem groot zal maken. Zelf raakt de deur-waarder in de problemen. In een gril zet hij alle huurders van zijn kantoor op straat (hoofdstuk vierentwintig) Katadreuffe vindt de films van Eisenstein subliem. Hij begint Stroomkoning te waarde-ren op wiens jubileum advocate Kalvelage een flitsende speech houdt. Stroomkonings kinderen hebben iets decadents. Later op de avond gaat men uit in Den Haag, waarbij Katadreuffe zich ongemakkelijk voelt. Als hij vlak voor zijn doctoraal Te George per toeval ontmoet, zegt hij haar nooit met een ander te zullen trouwen. Zijn moeder, die vlakbij zat, noemt hem een ezel. Nadat hij is afgestudeerd vraagt Katadreuffe Rentenstein als zijn opvolger terug. De deken bevindt Schuwagts bezwaren tegen Katadreuffes toelating tot de balie ongeldig. De jonge advocaat wil een heer worden, een ‘all-round man’. Bij een afrekeningbezoek aan Dreverhaven weigert hij diens hand, zijn vader meent echter dat hij juist heeft meegewerkt. Ontroerd raakt Katadreuffe bij Joba’s overbodige testament (hoofdstuk vijfentwintig tot en met achtentwintig)
Uit: Analyse en samenvatting van literaire werken: F. Bordewijk, Karakter, Memoreeks.
3. Personages.
Jacob Willem Katadreuffe: Jacob Willem is de zoon van Jacoba en Dreverhaven. Hij is de hoofdpersoon in het verhaal en wordt ‘Katadreuffe’ genoemd. Hij lijkt qua uiterlijk op zijn moeder. p.8: “Kijk eens Joba, wat een ogen die kerel in zijn kop heeft.” p.12: “Hij had haar ogen, ze konden net zo bliksemen, hij had een driftige aard.” p.15:”Hij had een mooi gebit, maar niet zo stevig als het hare geweest was vóór zijn geboorte. De tanden waren niet zo vierkant, te zuiver wit om blank te kunnen heten, van een zuiver krijtwit.” . Katadreuffe groeit uit tot een goed uitziende jongeman, wat in zijn voordeel werkt. p.36,37:”Hij wist ongetwijfeld dat hij een knap gezicht had, dat hij daarvan niets liet merken redde hem, volkomen. Hij was goed gekleed – hij stak in zijn beste pak – maar eenvoudig, geen enkel detail van zijn kleding vroeg zijn aandacht….Maar het ontbrak het schone oog tevens aan warmte.” Hij groeit op bij zijn moeder en leeft in een arme buurt. Hij heeft het hier erg moeilijk, en wordt niet geaccepteerd. Wanneer Katadreuffe een jongen in zijn buik schopt besluit zijn moeder te verhuizen, om zo geen problemen te krijgen. p.15: “Het had de stroeve en opvliegende aard van de moeder, maar als kind was het minder bij machte zich te beheersen.” Katadreuffe is gefascineerd van het recht, en wil hier ook veel van leren. Hij doet er alles aan veel kennis te vergaren. Van zijn zakgeld had hij een hele reeks tweedehands boeken gekocht. Wanneer hij eenmaal studie rechten doet is hij gebrand om de beste te zijn. Al zijn tijd bracht hij door tussen de boeken, een echt sociaal leven had hij niet. p.80:”Soms viel hij er in slaap, maar altijd slechts half, hij had de slaap der roofdieren, hij verloor nooit het contact met zijn omgeving.” Verder wil hij andere mensen graag helpen dingen te leren, geen nietsnut te zijn in de samenleving, iets te bereiken, zoals hij zelf ook wil. Hij heeft veel kritiek op mensen die niets bereiken, geen belang hebben voor de samenleving en dom zijn. p.154:”…hij was altijd bezeten van de idee anderen vooruit te brengen, hoger op, zoals hij zelf wou.” Zijn wil om alles zelf te doen is heel sterk. Hij weigert hulp van anderen, van zijn collega’s en zelfs van zijn moeder. p.165:”Neen, zei Katadreuffe en hij keerde zich, nog altijd wit, naar Carlion, neen meneer Carlion, dat wil ik niet. Ik ben het schuldig, absoluut.” In de loop van het verhaal krijgt hij wel wat meer gevoel, hij wordt wat menselijker en krijgt wat meer gevoel, wat meer karakter. p.181:“Want in deze tijd kreeg zijn karakter er enkele trekken bij, van lieverlede werd hij wat menselijker, toch zou hij altijd de man van één doel, van een onverzettelijker wil blijven. Maar wat hem vroeger in sommigen van het personeel gehinderd had zag hij nu toch anders. Hij voelde wel eens deernis, hij was ook wel eens verborgen enthousiast.”
Met zijn moeder heeft hij een stroeve verhouding. Zij zijn elkaars tegenpolen en dus irriteren ze zich aan elkaar. P.134:“Haar berisping ergerde hem, zo deed ze altijd. Ze zweeg wanneer hij graag een woord hoorde, en, wilde hij eens zwijgen, dan viel ze er tussen met een hatelijkheid. Altijd, altijd irriteerde ze hem.” P.34:”De laatste jaren echter negeerde hij het pijnlijke in hun verhouding zoveel mogelijk, de steken onder water waarin ze aan tafel zo vaak een kleinzielig genoegen zochten negeerde hij, hij begon doodgewoon over iets anders.” Toch bestaat er een wederzijds respect tussen de twee. Aan het eind van het verhaal ziet hij helder hoe zij hem eigenlijk altijd geholpen heeft, ook al konden ze vaak niet goed met elkaar overweg. p.248:”Maar de vrouw die hij thand stond te verliezen na Lorna te George, die zó van hetzelfde bloed was als hij, dat zij elkaar niet verdroegen.” Moeder Joba heeft zijn zoon altijd geholpen en verzorgd. Later wanneer zij minder verdient, en hij meer, geeft hij haar zakgeld. Zo helpen zij elkaar.
Met zijn vader heeft Katadreuffe een hele slechte verhouding. Zijn vader probeert hem de hele tijd te dwarsbomen. Hij heeft er alles voor over om van zijn vader te ‘winnen’. Hij heeft vanaf zijn geboorte geen contact gehad met zijn vader. Toch kijkt hij ook op een bepaalde manier op tegen zijn vader. Tegen zijn charisma, gezag en koele houding. Aan de ene kant verafschuwt hij hem, aan de andere kant bewondert hij hem. P.62:”Na het verhaal van het beslag voelde hij zich trots op zijn vader, hij liet daarvan niets merken, hij verborg zijn gevoelens goed, maar hij voelde zich trots en hij dahct dan van zulk een man ook zoiets te verwachten was. Echter, boven op zijn kamer kwam een kleinzielige afgunst dat die man reeds zo had geschitterd…” Het doel van Katadreuffe is om te winnen van zijn vader, hem te slim af te zijn en zich niet laat kisten door zijn plannetjes hem te laten falen. P.196:”Toch bleef hij waakzaam, soms als hij maar aan zijn vader dacht spanden zich zijn zenuwen in verzet, in opstand, want hij zou de meerdere blijven.”
Katadreuffe is een round character. Hij maakt een heel duidelijke ontwikkeling door in het verhaal. Hij vormt een echt karakter. Er worden veel karaktereigenschappen van hem verteld en je leert hem echt kennen, zijn gedachtes zijn passies, en je ziet door welke dingen zijn visie verandert.
Jacoba ( Joba ): Joba is de moeder van Katadreuffe. Zij was in dienst bij Dreverhaven en ging hier weg toen zij seks met hem had gehad en zwanger was geraakt. Joba was een stevige vrouw met bruine, opvallende ogen en een fris gezicht. P.7:”Het frisse gezicht met de harde tanden en sprekende ogen nam de zusters die toch zoveel gewend waren geheel in. En dit ondanks haar ernst, haar zwijgen, de stroefheid van haar taal.” In de loop van het verhaal wordt ze ouder, maar ook ziek. Haar uiterlijk verandert hierdoor. P.74:”Ook hoestte ze veel. Haar tint was niet bleek, maar vaalgeel, ze glom bij de jukbeenderen als gepolijst door de tijd.” Ze is een vrouw van weinig woorden, zei nooit veel. Dreverhaven wil zodra hij hoort dat ze zwanger is met haar trouwen. Zij weigert dit, ze wil het kind zelf opvoeden. P.7:”Het doet er niet toe, het kind krijgt nooit een vader.” Zij liet zich niet imponeren door Dreverhaven en stuurde al zijn brieven retour. Ze was een norse vrouw die haar zoon op het eerste gezicht weinig hielp, maar dit wat niet helemaal waar. Ze vond dat hij zelf zijn eigen weg moest vinden en zichzelf op moest klimmen in de maatschappij, Maar ze hielp hem wel, zeker als kind. P.11:”Voor haar zoon zorgde zij goed, zij was een weinig sprekende, straffe, onbuigzame, harde moeder, maar zij was goed.” Door haar introverte karakter zadelt zij anderen niet op met haar problemen, ze wil geen medelijden. P.74: “Hij wist niet dat haar verdiensten waren geslonken, ze zou het hem om de dooie dood niet zeggen, nooit.”
Zij heeft geen contact meer met Dreverhaven nadat zij samen een kind hebben gekregen. Hij wilde haar trouwen, zij weigerde dit. Hun karakters lijken wel op elkaar, ze zijn allebei stug en lijken weinig gevoel te hebben. p.22:“Maar ze wisten het niet van elkaar. Dreverhaven en de vrouw waren, ieder op zijn eigen wijze, van die stugge naturen die hun belangstelling verbergen, altijd verbergen. Bij de vrouw zat meer gevoel, daarvoor was zij vrouw, maar haar vorm was even hard.” Ook al hebben ze geen goede relatie met elkaar, toch hebben ze nog een bepaald gevoel voor elkaar. Wanneer Dreverhaven jaren later terug komt om haar ten huwelijk te vragen, zij weigert.P.201:”Hier zat de man die haar ten huwelijk mocht vragen, de enige. En hij vroeg haar op zijn manier, dat wil zeggen de enige.”
Joba is ook een round character. Je komt veel te weten over haar karakter en over haar gevoelens etc. In de loop van het verhaal verandert er veel in haar leven, haar zoon gaat het huis uit en ze wordt bevriend met Jan Maan, die bij hen in huis woont. Later wordt ze ziek, maar haar karakter verandert niet heel erg in het verhaal, ze blijft de stugge, hardwerkende wijze vrouw.
Dreverhaven: Dreverhaven is de vader van Jacob Willem Katadreuffe. Het is een harde man, met weinig gevoel. p.5:”Hij was niet een man om te bezwijken, hij was een kerel van graniet, met een hart slechts in letterlijke zin.” Hij wil met Joba trouwen, en wil zijn taak als vader vervullen maar Joba laat dit niet toe. Wanneer hij zijn zoon ontmoet lijkt hij gevoelloos. Al zijn plannen om Katadreuffe te dwarsbomen blijkt later zijn manier te zijn om hem te helpen, hem te sterken en klaar te maken voor de zakenwereld. P.201:”Ik zal hem wurgen, ik wurg hem voor negen tienden, en dat éne tiende dat ik hem laat, dat kleine beetje asem zal hem groot maken.” Dreverhaven is een vreemde man, hij had iets mysterieus over zich heen, de donkere jas en donkere hoed past precies bij het beeld dat je van hem krijgt, wanneer je je zijn personage voorstelt. P.76:”Hij hield waar het maar enigszins kon zijn hoed op en zijn overjas aan, want hij had de ziel van de vrek die meent dat hij door zich te ontkleden zichzelf besteelt.” Dreverhaven is deurwaarder en heeft echt een passie voor zijn werk. Hij geniet ervan mensen het huis uit te zetten en beslag te nemen op al hun bezittingen. P.122:”Die avond zat Dreverhaven de schoonste ontruiming van zijn leven te overdenken. Hij dacht aan dat lachende kleine kind dat maar liefst Kolengrijper in de knie van zijn broek had gepakt….het was de moeite waard geweest, niet om het geld, om de dúrf.” Dreverhaven is een round character, er worden veel karaktertrekken van hem in dit boek beschreven. Je vormt een goed beeld van hem aan de hand van de uitgebreide beschrijvingen. Zijn karakter verandert niet zichtbaar in dit verhaal, al worden zijn bedoelingen in de loop van het verhaal wel helemaal duidelijk, namelijk dat hij op zijn eigen vreemde manier zijn zoon wil helpen. Ook zie je door het verhaal heen dat hij niet helemaal gevoelloos is. Dit omdat hij bijvoorbeeld Joba nog een keer ten huwelijk vraagt, terwijl ze al honderd maal ‘nee’ heeft gezegd.
4. Tijd.
De historische tijd is 1904 tot 1932. p.15:”In de lente van het jaar achttien, toen hij in de hoogste klasse zat…” Hier is Katadreuffe dus14 jaar.
De verteltijd is 248 pagina’s, verdeeld in 28 hoofdstukken.
De vertelde tijd bedraagt 28 jaar: Dit geteld vanaf het moment dat Katadreuffe geboren wordt tot wanneer hij na zijn beëdiging voor de laatste keer zijn vader opzoekt. p.7:“In het zwartst van de tijd, omtrent Kerstmis, werd op de Rotterdamse kraamzaal het kind Jacob Willem Katadreuffe met de sectio caesarea ter wereld geholpen.”
p.13: “De eerste jaren werden gaandeweg zwaarder, zij moest eens verhuizen naar een hofje waar ze onder het armste der bevolking kwam te zitten. De krotten waren ’s zomers niet zuiver, dat was nog haar ergste plaag. Daarna brak de wereldoorlog uit, kwamen prijsstijgingen en voedselgebrek. De jaren zeventien en achttien waren voor haar zeer zwart.” Hieruit blijkt dat Katadreuffe tijdens de Eerste Wereldoorlog (in 1917 en 1918), nog een kind was.
Het verhaal is niet-chronologisch. Er worden een paar retro- en prospecties gemaakt. p.24: “Later, toen hij van de wereld meer wist, verwonderde hij zich over die vlotheid, nog later, toen hij er achter kwam wie de eigenaar van de bank was, weer niet.” Ook is er een grote flash-back te vinden. Op pagina 82-88 wordt verteld hoe Katadreuffe zijn vader op gaat zoeken. Op pagina 81 staat: “En? Vroeg hij. Het eerste woord tussen vader en zoon.” Er wordt dus teruggekeken. P.88:”De harige handen rustig gevouwen op de buik, de man kon slapen. Hij kon ook verzonken zijn in gebed, of in een duivelse godslastering. De ogen gingen open, de blik priemde. ‘En?’ vroeg de stem.”
Het verhaal wordt ab ovo verteld. Het begint met de geboorte van Katadreuffe, het prille begin dus.
5. Ruimte.
In dit boek worden redelijk veel ruimtelijke aspecten beschreven. Allereerst wordt de kamer van Katadreuffe uitgebreid beschreven. De kamer is niet zo mooi, het symboliseert zijn plek in de samenleving, helemaal onderaan. ( zo zag hij het althans, hij vond dat hij pas echt begon als hij zijn diploma had ). Hij accepteert de kamer, ook al is het niet ideaal. p. 45:” “De kamer die hij betrok was een buitengewoon somber inpandig vertrek heel hoog in het huis. Hij was reeds enigermate, maar armoedig gemeubeld, niet veel meer dan gestoffeerd. Hij sliep in een ouderwetse bedstee. De kamer was groot, maar had slechts één raam, en nam reeds daardoor weinig licht op. Het raam lag bovendien aan een lichtkoker, niet de grote lichtkoker boven het lantarendak van de okergele kamer, maar een kleine, smalle, een geul tussen het raam en de zijmuur van het naastliggend bankgebouw.” “Heel naar vond hij de bestede. Hij had nog nooit in zo’n hok geslapen, altijd toch met betrekkelijke ruimte om zich heen, in een normaal bed. De bedstede werd gesloten met twee deuren waarin gaatjes.”p.54:“Katadreuffe leed die eerste avond in het stil geworden huis onder een depressie. Hij had de wanden met een paar platen zo goed mogelijk opgevrolijkt, maar de kamer bleef ongezellig, stug en muf in het bescheiden licht van de elektrische lamp boven de tafel. Hij was onder de lamp aan tafel gaan zitten, met zijn rug opzettelijk naar de bedstee, maar de aanwezigheid van het donkere gat, juist ongezien, deed hem onbehaaglijk aan.” Dit is een fysische ruimte, want het is een zichtbare plaats, al hangt deze plek samen met zijn gemoedstoestand, dus is het ook een klein beetje de psychische ruimte.
Wanneer Katadreuffe klein is hebben ze het niet zo breed. Tijdens de oorlog leefden ze onder erbarmelijke omstandigheden. p.11:”…zij moest eens verhuizen naar een hofje waar ze onder het armste der bevolking kwam te zitten. De krotten waren ’s zomers niet zuiver, dat was nog haar ergste plaag.” Dit is de fysische ruimte.
p.25:”Een hoog gebouw, smal, een oud herenhuis geweest, hij zag het dadelijk. Vitrage voor alle ramen, je kon van het innerlijk leven niets ontdekken. Maar de deur wijd open. Daarachter een kleine trap omhoog naar de eerste verdieping, laag gelegen en met hoge vensters.” Dit is een fysische ruimte, het kantoor wordt beschreven. Katadreuffe was erg onder de indruk hiervan. Het feit dat de deur wijd open staat zou kunnen wijzen op het feit dat hij als het ware welkom is daar.
p.141:”Hij keek de zaal rond, hij was donker gemeubeld en gestoffeerd, rijk, niet overdadig, warm, niet weelderig….En hij zag vooral in het midden de vergadertafel met het groene laken, de stoelen er thans net omheen, voor Stroomkoning aan het hoofdeind een stoel als voor de anderen, maar naast hem een klein donkerbruin tafeltje.” Hier wordt de vergaderzaal beschreven. Katadreuffe woonde er, maar had de echte vergaderzaal nooit gezien. Uit beleefdheid had hij het nooit durven vragen. Het donkerbruine tafeltje naast Stroomkoning is voor Katadreuffe bestemd, het maakt hem net iets anders dan de rest. Dit is fysische ruimte
p.153:”De verschoten roge crapaud was altijd een doorn in zijn oog geweest. Hij nam het nieuwste: witte gordijnen, stalen stoelen, een zeer krachtige hanglamp in het midden aan witte koorden, een ronde schijf van dik doorschijnend melkglas, die het felle licht van de peren daarboven verstrooide.” Hier krijgt Katadreuffe een andere functie en krijgt hij de mogelijkheid de kamer te veranderen. Je ziet dat hij heel geraffineerd de meubels etc uitkiest, hier zie je wat van zijn karakter terugkomen, de perfectionist, die alles precies netjes wil hebben. Dit is fysische ruimte.
p.167:”Die avond zat hij op zijn kamer. Hij kon voor het eerst niet tot werken komen. Hij voelde dat de controle over zijn zenuwen hem dreigde te begeven, maar hij was één ogenblik ook zo ontzettend geschrokken. Hij zag het opeens voor zich, een afgrond, hij was niet duizelig van aard, maar hij voelde zich rondtollen als hij daaraan dacht.” Dit is psychische ruimte. Hier is hij overwerkt en zenuwachtig voor zijn examen. Hier zie je goed hoe zijn gemoedstoestand is, en wordt ook voor het eerst duidelijk dat hij niet alles aankan, hij is niet onuitputtelijk, hij is ook maar een mens.
p.168:”Zij stonden op een kleine spookachtige plek van de nuchtere stad, onder de zeldzame spookachtige plekken de kleinste en spookachtigste. De macht van deze omgeving beklemde Katadreuffe in zijn overgevoeligheid, de viersprong werd medeplichtig.” Bij deze psychische ruimte voel je wat Katadreuffe voelt door middel van de beschrijving van de ruimte. Het is mysterieus en gevaarlijk. Hier ontmoeten Katadreuffe en Dreverhaven elkaar in een steegje, en Dreverhaven biedt hem de dolk aan, om een einde te maken aan zijn leven. Hij zei dat hij zijn vruchten moest plukken van zijn overwinning, maar Katadreuffe deed niks, zijn woede jegens hem verdween.
p.119:‘’s Avonds werd er geschoten, juffrouw Katadreuffe hoorde het knallen in de verte wanneer het heel stil was om haar heen.” Op deze pagina wordt verteld dat er een onverklaarbare oproer voor Rotterdam uitbrak. Dit wordt op een zintuiglijke manier geschetst.
7. Motieven.
Het eerste motief is het verhaalmotief ‘de liefde die de vader voor de zoon voelt’. Ondanks dat Katadreuffe de naam van zijn moeder draagt, en Dreverhaven hem nooit heeft kunnen zien opgroeien, voelt hij toch liefde voor hem. Dreverhaven wil Jacob Willem hogerop helpen door hem het zo moeilijk te maken als hij kan. Hij hoopt dat zijn zoon hier heel veel van leert en in het vervolg weet te anticiperen. Dit doel van Dreverhaven blijkt pas later in het verhaal, wanneer Dreverhaven opnieuw naar mevrouw Katadreuffe gaat met een huwelijksaanzoek. P.201:”..ik wurg hem voor negen tienden, en dat éne tiende dat ik hem laat, dat kleine beetje asem zal hem groot maken, hij zal groot worden,hij zal, bij god, groot worden!” Tegen Katadreuffe zegt hij het ook nog een keer, maar die neemt hem in het begin niet helemaal serieus. Wanneer Katadreuffe voor het laatst naar zijn vader toegaat, en hij zegt waarom hij hem altijd moest tegenwerken, hij hem klein wilde krijgen antwoordde hij dat hij hem heeft meegewerkt. P.244:”Zijn monde opende zich als om een gebrul uit te stoten…evenwel..: Of méegewerkt, zei hij langzaam, en duidelijk, en schor, maar zacht…”
Het tweede motief is het verhaalmotief ‘ambitie’. Katadreuffe heeft namelijk de ambitie om advocaat te worden en iets voor te stellen in de maatschappij, maar vooral wil hij winnen van zijn vader. Hij werkt zo hard dat zijn vader hem niet onder de tafel kan krijgen. p.124:“ ‘Ja, ik wil u trotseren. Als u mij doortijd in de gelegenheid stelt dan wil ik het tegen u opnemen.’ Dreverhaven sloot zijn ogen opnieuw. Dat was ras, die jongen toonde karakter.” Zijn ambities zorgen ervoor dat hij doet wat hij leuk vindt, en het ook aankan. Dreverhaven heeft weer zijn eigen ambities, zijn passie is zijn werk als deurwaarder. P.123: “Want niet al die voorafgaande exploten, maar executie was zijn lust en leven, het beslag leggen, de publieke verkoop, de ontruiming, het opensteken van sloten, het vermeesteren van inhuizige versperringen, het bij hun kraag vatten van de schuldenaars om ze op te brengen naar het huis van bewaring ter gijzeling, dat alles in naam der Wet, in naam des Konings, in naam van de Hoogste God, het Geld.” p.25: “toen stond er in Katadreuffe iets op. Het ware was niet een klein winkeliertje willen worden, het was dit. Al wat hij wist, en hij wist uit het Lexicon heel wat, veel meer dan andere jonge mannen van zijn stand en ouderdom, was niets, want het leidde niet tot dit. Hij vroeg zich zich niet af wat hij daarmede precies bedoelde, en hij bedoelde het ook niet precies. Heel precies wist hij toch twee dingen: laag beginnen, weg van zijn moeder. Deze twee dingen behoorden volstrekt bij elkaar. Hij zou ook thuis wel laag kunnen beginnen, maar hij voelde dat hij er niet vermocht op te klimmen. Hij wás laag begonnen, en altijd weer opnieuw. Eén en twintig jaar van mislukking, maar het gaf niet.”
Het laatste motief is geld. Dit is min of meer ook een verhaalmotief. Geld speelt een belangrijke rol in dit boek. Geld laat in het verhaal ook karaktereigenschappen en relaties van personen met elkaar zien. Joba accepteert geen geld van Dreverhaven, zij wil onafhankelijk zijn en haar zoon alleen opvoeden. Door het gebrek aan geld van Katadreuffe komt hij in contact met zijn vader, die hem twee maal failliet laat gaan. Doordat Katadreuffe weinig geld had in het begin, leert hij ermee om te gaan en zorgvuldig zijn schulden af te betalen. Daarnaast heeft Dreverhaven een verslaving voor geld. P.122: “Hij dronk de laatste tijd weer veel, dat had hij in buien, zoals het gaan naar vrouwen. Hij kon het even goed volhouden als nalaten, hij had maar een verslaafdheid, het geld.” Ook zet Katadreuffe zijn trots op zij en vraagt een lening aan zijn vader. Hij stelt het belang van zijn studie boven zijn ego dat gekrenkt wordt wanneer hij naar zijn vader om geld gaan vragen. P.124:“Vader, ik kom een lening bij u sluiten.’ ‘Waarvoor, Jacob Willem?’‘Ik kan mijn staatsexamen niet halen zonder privaatlessen.” Ook zie je dat Katadreuffe en zijn moeder elkaar financieel helpen in moeilijke tijden. Hier is het geld dus een middel om te laten zien dat ze om elkaar geven, ook al is hun contact niet optimaal.
8. Thema.
Niets is onbereikbaar in het leven, maar het vraagt wel zijn prijs.
Katadreuffe is in dit boek degene die dingen bereikt heeft, die door zijn omgeving niet voor mogelijk werden gehouden. Hij groeit uit van arme bastaard tot advocaat van stand.Katadreuffe heeft dit mede te danken aan zijn vader, al is het indirect. Zijn vader zorgde voor de strijdlust in hem, de ijzeren discipline en de wil beter te zijn dan zijn vader. Ook zijn moeder heeft hem hierbij geholpen, door hem streng op te voeden en hem onafhankelijk laat zijn. Hij heeft zijn droom waargemaakt, maar toch heeft het zijn prijs. Deze prijs is Lorna te George, de vrouw op wie hij verliefd was, maar die hij heeft laten schieten omdat hij zijn carrière voor alles liet gaan. Motto:A sadder and a wiser man, He rose the morrow morn. Als je dit vertaalt krijg je: een droevigere en een wijzere man, hij werd de volgende morgen wakker. Dit motto geeft evenals het thema aan dat Katadreuffe ondanks zijn overwinning toch ‘iets’ verloren heeft.
9. Titelverklaring.
Karakter is volgens mijn mening een goede titel. Het boek gaat over een jongen die door de jaren heen karakter gaat tonen, hij wordt sterker, werkt zichzelf omhoog en doet dingen waar hij trots op kan zijn. P.67:”Katadreuffe was zelf nog een karakter in wording, hij onderging een late groei naar de volwassenheid. Hij had enige opvallende hoedanigheden en gaven, maar een compleet karakter was hij nog bij lange na niet.” De concurrentie met zijn vader wijst ook op karakter, omdat de strijdlust die hierdoor naar voren komt ook karakter laat zien. Het karakter van Dreverhaven wordt na een tijdje ook duidelijk, en het is heel mooi om te zien hoe hij op een vreemde manier toch zijn zoon wil helpen, zich toch verbonden voelt met hem, en hij andersom. Aan het eind van het verhaal spreekt Katadreuffe met Lorna te George, de vrouw op wie hij verliefd is. Zij vertelt hem dat hij karakter heeft, en zijn moeder ook. P.232:”Maar het is gek, het klinkt misschien niet heel vriendelijk in uw oren, dat ik zo over mijn moeder spreek, maar ik mag het u toch wel zeggen, we horen niet samen, het ligt niet alleen aan mij, het ligt aan ons beiden, we irriteren elkaar…U hebt een karakter, meneer Katadreuffe, dat wist ik al. Wat u nu zegt bewijst dat ook uw moeder een karakter heeft.” Het hele boek draait dus om het vormen van karakter, waar zijn moeder en zijn vader Jacob Willem Katadreuffe bij helpen.
10. Secundaire literatuur.
- Samenvatting uit: Analyse en samenvatting van literaire werken: F. Bordewijk, Karakter, Memoreeks - Boek Karakter, ISBN 90-388-0296-x
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Echt een heel goed verslag!
13 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Toppiee!
13 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
Ontzettend bedankt voor dit boekverslag. Kwam er zelf niet doorheen maar hoop met behulp van deze samenvatting toch nog een voldoende te halen voor mijn toets.
13 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Hele goede samenvatting. één heel klein dingetje, in het boek staat dat dreverhaven hem voor negen tiende zal wurgen, niet voor zijn negentiende. In het begin van het boek is hij namelijk al 21
13 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
hele goeie samenvatting, maar ff serieus, wat was er bij jou aan de hand met die random streepjes ertussen, zoals bij: 'bo-ven' of 'verde-re'. is dit misschien het gevolg van een knip en plak werk?
12 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
Mooie samenvatting en analyse: vooral de citaten zijn een goede aanvulling. Ik heb hier erg veel aan gehad!
11 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
Goedzo
7 jaar geleden
Antwoorden