Kaas
Elsschot, Willem. Kaas, 1933 (1e druk); Amsterdam: Querido’s Uitgeverij, 1991 (26e druk).
Inhoud (samenvatting) Frans Laarmans is een eenvoudige kantoorklerk bij de General Marine and Shipbuilding Company in Antwerpen. Hij zou misschien wel eens wat hogerop willen. Deze hoop lijkt werkelijkheid te worden wanneer hij via de begrafenis van zijn moeder in contact komt met de heer Van Schoonebeke. Deze man is zeer rijk en invloedrijk en nodigt Frans uit om eens bij zijn vriendenbijeenkomsten te komen. Daar vertellen mensen dan op een opschepperige manier over mooie restaurantjes in de Elzas, en hoe goed de beurskoersen er wel niet bij staan. Frans kan hier natuurlijk niet over meepraten, en dat stoort Van Schoonebeke. Niet dat hij het echt erg vindt, maar toch besluit hij om contact op te nemen met zijn vriend Hornstra, die kaashandelaar is.
Enige dagen later, nadat Frans op bezoek is geweest bij Hornstra, krijgt hij bericht dat hij officieel benoemd is tot vertegenwoordiger van België en het Groothertogdom Luxemburg. Frans is dolblij, eindelijk ziet hij kans hem en zijn gezin een betere toekomst te geven. Op advies van zijn vrouw houdt hij zijn baan op de werf aan met onbetaald ziekteverlof. Frans begint razend enthousiast, maar met de verkeerde dingen. Hij besteedt veel te veel tijd aan onbelangrijke zaken zoals briefpapier, de inrichting van zijn kantoor en een goede schrijfmachine. Het enige belangrijke waar hij wel aandacht aan schenkt, het maken van een netwerk van agenten door heel België heen, mislukt. Ook al blijft Frans het proberen, contact krijgen met de agenten lijkt onmogelijk. Ondanks deze eerste tegenslag blijft hij goede moed houden. Maar hij blijft veel en veel te lang treuzelen met het echt verkopen van kaas, waardoor de deadline waarop de kaas verkocht moet zijn, steeds dichterbij komt.
Ook al wilde Frans het zich niet realiseren, na een tijdje kwam hij er toch achter dat hij eigenlijk nog veel te weinig tijd had om zijn twintig ton kaas te verkopen. Hij wordt wanhopig en gaat daarom zelf proberen de kaasbergen te verkopen, wat natuurlijk niet lukt. De dag dat Hornstra zelf poolshoogte komt nemen, wordt Frans opeens bang. Hij durft Hornstra niet recht in de ogen te kijken. Daarom doet hij niet open, maar stuurt hij Hornstra een brief dat hij België en het Groothertogdom Luxemburg om gezondheidsredenen niet meer kan vertegenwoordigen. De kaasdroom is aan diggelen, maar Frans beseft des te meer hoe goed zijn normale leventje wel niet was.
Titelverklaring Het boek heet natuurlijk ‘Kaas’, want het gaat bijna alleen maar over de kaas in het leven van Frans Laarmans. Dit wordt benadrukt door het feit dat aan het begin van het boekje een pagina met ‘Elementen’ staat, waarin maar liefst 26 woorden staan die met ‘kaas’ beginnen, zoals ‘Kaasmijn’ en ‘Kaaswond’.
Motto Het boek heeft geen motto.
Thema Het boek gaat over een gewoon, alledaags leven dat in een soort tragiek terechtkomt. Frans Laarmans denkt dat hij rijk kan worden met de kaashandel, maar het blijkt dat hij helemaal niet geschikt is voor de zakenwereld. Dit is ongeveer hetzelfde thema als in andere romans van Elsschot, die ook over een ontgoocheling in een simpel leventje gaan. Je kunt er ook iets meer achter zoeken, want Ida, de dochter van Willem Elsschot (zowel in het echt als in het boek), zegt dat ‘Kaas’ eigenlijk over de literatuur gaat en dat de kaas daarin symbool staat voor Elsschots boeken.
Motieven Een belangrijk motief in ‘Kaas’ is de onvrede van de hoofdpersoon met zijn plaats in de maatschappij. Frans Laarmans wordt namelijk erg ongelukkig als hij hogerop wil, en hij vervolgens merkt dat hij totaal ongeschikt is voor de kaasverkoop. Aan het eind komt hij hier wel weer overheen.
In het begin van het boek is de relatie van Frans met zijn moeder zeer belangrijk. Hij twijfelt namelijk enkele hoofdstukken lang over zijn gedrag tegen zijn moeder. Uiteindelijk besluit hij toch dat hij wel goed voor haar is geweest. Later in het boek, als zijn moeder al enkele maanden overleden is, komt Frans nog enkele malen op haar terug. Dan zegt hij bijvoorbeeld over het feit dat zijn nieuwe kantoor eindelijk klaar is: “Moeder had mij eens hier moeten zien zitten.”.
Een ander motief is het zakenleven op zich. In het boek gaat Elsschot namelijk redelijk diep in op enkele handelsaspecten, zoals hardheid en het onderhandelen. Frans komt er ook uiteindelijk achter dat de zakenwereld niets voor hem is.
Vertelperspectief In het boek ‘Kaas’ is sprake van een soort ‘Ik-perspectief’. Als je goed gaat kijken zie je dat het boek eigenlijk een verzameling brieven is. Dat merk je bijvoorbeeld aan het feit dat er niet staat: “Ik loop de trap op.”, maar dat er: “Ik liep de trap op.” staat. Een belangrijk bewijs dat bevestigt dat het brieven zijn, is het begin: “Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen …” en het slot: “Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw. Antwerpen 1933”. Je kunt de hoofdstukken van het boek dus zien als brieven waarin de ‘Ik-verteller’ in een brief aan iemand anders verteld wat er is gebeurd. Wie die persoon dan is waar Frans Laarmans zijn brieven aan schrijft is niet duidelijk, en er staan ook geen aanwijzingen voor in. Ook heb je tijdens het lezen zelf helemaal niet door dat het brieven zijn.
Tijd en Ruimte Zoals het slot ook aangeeft, speelt het verhaal in 1933. Je had dit ook ongeveer kunnen raden door het bestaan van niet zulke geavanceerde schrijfmachines, de manier waarop gecommuniceerd wordt (zowel de spreektaal als het postsysteem), en de wijze waarop men met elkaar omgaat. Opvallend is ook de overeenkomst tussen het jaar van de eerste druk en het jaar waarin het verhaal speelt, 1933. Het boek is dus geschreven in dezelfde tijd als waarin het verhaal speelt.
‘Kaas’ speelt zich grotendeels af in België. Frans gaat alleen voor een bezoek aan Hornstra een dag naar Amsterdam. Frans Laarmans zelf woont in Antwerpen. Hier speelt ook het kantoor- en havengebeuren zich af. Frans gaat wel een dag naar Brussel om zijn handelsagenten op te zoeken, en hij gaat een dag naar Brasschaet voor een soort handelstraining van de heer Boorman.
Personages - Frans Laarmans. Hij vindt de ‘kaaskans’ die hij krijgt zo leuk, dat hij overmoedig wordt. In alle drukte van het regelen van zijn kantoorbenodigdheden, vergeet hij de verkoop van de kaas helemaal. Zijn beslissing om agenten aan te stellen, en dan vooral de manier waarop, was behoorlijk naïef. Ook zijn gehele gedrag kan je omschrijven als naïef. Mensen die hem hierop wijzen en verbeteren, vervloekt hij naar buiten toe, maar van binnen wordt hij gecharmeerd door deze pogingen. Dit staat bijvoorbeeld op bladzijde 33, nadat Frans zijn vrouw van zijn plannen heeft verteld: “ ‘Maar begin dan toch met dat agentschap aan te vragen,’ meende mijn vrouw. ‘En dan kan je altijd nog zien wat je te doen staat. Je lijkt wel bezeten.’ Dat laatste was erg oneerbiedig tegenover een man van zaken, maar de raad was goed.“.
- Fine Laarmans. Zij is de vrouw van Frans. Zij was dus een van de personen die de naïviteit van Frans probeerde te verbeteren. Zij was erg begaan met de zaken van Frans, zoals ook bleek uit het moment toen Hornstra voor de deur stond en zij in tranen uitbarstte.
- Jan en Ida, de kinderen van Laarmans. Zij raakten, onder invloed van hun vader, erg enthousiast over de ‘kaaswereld’. Zij hielden zelfs onderling een wedstrijdje wie de meeste kaas voor zijn vader had verkocht.
- Mijnheer Van Schoonebeke. De man waarmee Frans via de begrafenis van zijn moeder in contact kwam. Hij ging altijd om met mensen uit hogere kringen, maar toch ook met Frans toen hij nog klerk was. Van Schoonebeke deed bij zijn vriendenbijeenkomsten altijd alsof Frans iets hogers was dan dat hij in werkelijkheid was. Je kunt ook zeggen dat Van Schoonebeke een beetje schijnheilig was, omdat hij Frans altijd een knipoog gaf als hij over hem stond op te scheppen.
Spanningsopbouw In het boek wordt gebruik gemaakt van flash-forwards om spanning op te bouwen. Zo staat er in het begin: “Er staan grote dingen te gebeuren, en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonebeke.”. Verder wordt er niet zoveel gebruik gemaakt van spanningsopbouw. Er is in het boek heus wel sprake van enige spanning, maar dat overkomt je gewoon als lezer. Dit komt onder andere door het vertelperspectief, want in deze brieven wordt meestal gewoon achter elkaar verteld wat er gebeurd is.
Biografische gegevens van de schrijver Willem Elsschot heet eigenlijk Alfons de Ridder. Hij werd in 1882 geboren in Antwerpen.
Dit is zijn bibliografie: * Villa des roses (1913) * Een ontgoocheling (1921) * De verlossing (1921) * Lijmen (1924) * Kaas (1933) * Tsjip (1934) * Verzen van vroeger (1934, gedichten) * Pensioen (1937) * Het been (1938) * De leeuwentemmer (1940) * Het tankschip (1942) * Het dwaallicht (1946) * Verzameld werd (1957) * Vierspan (1962) * De wijze gaat liefst onopgemerkt voorbij: citaten en ongebundelde teksten (1975) * Zwijgen kan niet verbeterd worden: ongebundelde teksten (1979)
REACTIES
1 seconde geleden