Samenvatting:
Proloog: een stier met een grappige, natte bek
Boudewijn vertelt in een flashback over zijn vaderzoon relatie. Het verhaal begint met een flashback dat Boudewijn op jonge leeftijd met zijn vader een museum bezocht. Hier zien ze een enorm schilderij met de kop van een stier, waarnaar de titel van de proloog verwijst.
De wereld voorbij Plundersweilern
Nog steeds speelt het verhaal zich in Boudewijns jeugd af. Zijn relatie met zijn moeder is ijskoud, zij wilde hem nooit krijgen en Boudewijn zegt dat hij haar haat. Zijn moeder ‘probeerde’ altijd vrolijkheid te brengen in het gezin, dat verder nog bestond uit de twee broers van Boudewijn. Dit lukte haar echter nooit. De mislukking straalde uit haar ogen.
2.
Het verhaal wordt verplaatst naar enkele jaren voor de dag van vandaag. Boudewijn bezoekt Duitsland, met zijn vader steeds bij zich in gedachten. Hij vertelt dat hij al een tijd in behandeling is bij de psychiater, maar dat dit weinig tot niets helpt. Hij mist zijn vader. Uit brieven van zijn vader aan zijn moeder die hij gevonden heeft, haalt hij een adres in Rudolstadt. Hier heeft componist Eberwein gewoond. Dan begint Boudewijn uit te leggen over Eberwein. Hij denkt terug aan de tijden van vroeger dat zijn vader Traugott Maximilian Eberwein op de piano speelde. Met name ‘das Jahrmarktsfest zu Plundersweilern’ zou voor Boudewijn zeer belangrijk zijn. Dit was namelijk het favoriete stuk van zijn vader.
3.
Hij vertelt over zijn bezoekjes, één keer per week, samen met zijn vader aan de bibliotheek. Hoe hij Eberwein op had gezocht op een zondagmiddag. In zijn kinderjaren probeerde hij de juiste opmerkingen te maken voor zijn vader. Hier kreeg hij vaak veel waardering voor. Echter één fout woord van de kleine Boudewijn kon zijn vader zo driftig maken dat het servies door het huis vloog. De extreme agressieaanvallen van zijn vader werden Boudewijn door zijn moeder niet in dank afgenomen.
4.
Hij praat met de psychiater over zijn moeder. Ze schieten er niks mee op. “Mijn moeder sloeg alles dood. Er was nooit vreugde in haar, want de wereld was haar tot last. “ Dit is een typerende beschrijving van zijn moeder.
5.
Boudewijn vertelt over een relatie die hij een tijd lang gehad heeft met een meid genaamd ‘Claudine’. Ze hield van hem. Ze was eigenlijk het tegenovergestelde van Boudewijn in karakter: altijd vrolijk, zag overal het optimistische van in en ze was zo avontuurlijk als maar kan.
6.
Hij vertelt nog steeds allerlei verhalen over de levendige Claudine. “Tijdens de jaren dat Claudine en ik samen waren, begon ik mij steeds meer terug te trekken. Ik leefde steeds intenser in het fotoalbum van mijn eigen jeugd, maar er waren geen afbeeldingen voor handen. Die moest ik zelf zien te verzinnen.”
7.
Tijdens een vakantie op een exotisch eiland samen met Claudine wordt het soort relatie duidelijk. Claudine wil de zee in, het strand verkennen, leuke dingen doen etc. Echter in de tussentijd blijkt Boudewijn in het huisje te zitten en de geschreven versie van het van Goethe voor Eberwein gecomponeerde stuk ‘das Jahrmarktsfest zu Plundersweilern’ te lezen. Dit is typerend voor de karakters van beiden.
Claudine begint ook over kinderen, Boudewijn heeft hier geen zin in. Hij is nog te veel met zijn vader bezig. Wellicht dat ook nog meespeelt dat hij zijn zoontje Micky heeft verloren.
8.
Terug naar het verleden. Hij vertelt weer over zijn vader en over de relatie met zijn broers. Hij was de lieveling van zijn vader en dat werd hem niet in dank afgenomen door zijn broers. Als hij iets goed kon onthouden of een slimme opmerking maakte werd hij meteen beloond door zijn vader.
9.
Hij vertelt dat hij in Australië gewoond heeft. Na de dood van Micky was hij geëmigreerd. Dit was geen succes. “Ik schreef niemand. Ik telefoneerde niet. Ik zat, dronk cola en wist dat ik iets moest gaan doen. Ik keek om mij heen in de bar.”
10.
De relatie tussen Boudewijn en Claudine is over. De obsessie van Boudewijn voor zijn vader heeft nu ook een einde gemaakt aan Claudine’s geduld. Het gemis van Micky en de dood van zijn vader kan Boudewijn gewoonweg niet verwerken. De liefde tussen Claudine en Boudewijn is over. Ze nemen afscheid.
11.
Hij zit bij de psychiater maar schiet weer niks op. Hij vertelt hoe zijn moeder vroeger als het ware verkracht werd door zijn vader, om maar aan te geven dat er van echte liefde nooit sprake is geweest bij hen thuis.
Entr’acte:
Het koekblik en de hemel
Hij denkt terug aan een middag dat hij met zijn moeder in de tuin zat. Met behulp van een schildering op een koekblik illustreert hij hoe zijn moeder zich gedraagt: ze begint wat onzin uit te slaan erover, maar tot een fatsoenlijk gesprek komen lukt nooit.
Herfstavond aan zee
1.
Hij beschrijft hoe zijn vader Eberwein speelde op de oude piano bij hen thuis. En Wagner. Van die laatste heeft hij enkele jaren geleden het geboortehuis opgezocht. Het was een museum geworden en Boudewijn vond het prachtig.
2.
Hij bezoekt een theater waar Eberwein gespeeld wordt. Hier zinkt hij tijdens de voorstelling weer terug naar de tijd dat zijn vader op de piano aan het ‘rammen’ was.
Hij vertelt ook dat hij eigenlijk Eberwein had moeten heten, deze naam werd echter toentertijd op het gemeentehuis geweigerd. Zijn vader is uitgeflipt, maar zijn moeder heeft hem toen maar Boudewijn laten noemen.
3.
Over Claudine vertelt hij nog dat ze elkaar niet begrepen. Hij was gefascineerd door de dood, terwijl Claudine altijd vrolijk was en wilde zijn, en niets van de dood wilde begrijpen.
4.
Hij vertelt over de dansclub ‘Palladio’. Hoe hij in zijn jeugd homoseksuele gevoelens had in Palladio. Een keer heeft zijn vader er voor het halve dorp een toespraak gehouden, dit is echter helemaal uit de hand gelopen. “Toen ik mijn moeder voorstelde dat ik toch eens wilde vragen wat er was misgegaan, raadde ze dat af. Doe dat maar niet, hij heeft er vast geen fijne herinnering aan. Het was gewoon een ramp.”
Later gaat hij terug naar Palladio omdat de eigenaar de Bösendorfer-piano heeft gekocht die bij hen thuis stond. Echter er was brand geweest in het pand en de piano lag nog maar gedeeltelijk in het ineengestorte podium.
5.
Hier gaat Boudewijn actief op zoek naar zijn vaders verleden. Een vriend van hem uit de bibliotheek helpt hem met het zoeken in het archief naar fragmenten van das Jahrmarktsfest zu Plundersweilern. Als hij het uiteindelijk mag inzien, ziet hij dat er maar één persoon is die dit document zeer vaak heeft opgevraagd jaren geleden: Rainer Büch. Hij mag echter geen fotokopie maken, de documenten mogen niet meegenomen worden. Een aantal jaren later blijkt de archiefwet gewijzigd, en nu mag Boudewijn het pakje opvragen bij een balie. Henne, zijn vriend, schijnt helaas overleden te zijn. In het gemoderniseerde archief staat een jongen die hem de partituur van Eberwein opzoekt, echter de zo felbegeerde handtekening van Boudewijns vader is weg.
6.
Hij praat over zijn ouders, over Claudine en over Eberwein. Vooral veel flashbacks over Claudine zetten hem aan het denken.
7.
Dit is het eerste stuk in het boek waar Boudewijn begint te vertellen over zijn overleden zoontje Micky. Hij beschrijft hoe zijn relatie met Mieke, de moeder van Micky, langzaam kapot loopt. Hij beschrijft hoe Micky steeds vragen bleef stellen en nieuwsgierig was. Ik denk dat hij wel iets van zichzelf erin herkent.
8.
Met zijn vader is Boudewijn ooit naar de taptoe gaan kijken in Den Haag. Er werd een fragment van Eberwein gespeeld. Dit moment beschrijft hij uitvoerig.
9.
Boudewijns vader probeert hem uit te leggen wat heimwee is. “Het was het thuis dat mijn heimwee nooit heeft gehaald,” beschrijft Boudewijn zijn jeugd.
10.
Toen hij met Claudine op vakantie was, lag hij ’s avonds in bed naar haar te kijken alsof ze een jongen was. De dag erna vraagt Claudine hem of hij haar als jongen of als meisje lag te bekijken de avond ervoor. Boudewijn was sprakeloos, Claudine wist het antwoord al…
Epiloog:
De slaapkamer, het landschap als decor en de dijkdoorbraak
1.
De slaapkamer van zijn ouders wordt beschreven. Saai, ongezellig en met louter slechte herinneringen.
2.
Hij denkt na over het landschap. Hij vertelt een stukje over een voormalige vriend van hem (vriend in de vorm van relatie) genaamd Hardenberg. Hij is al jaren op zoek naar een geheim van zijn vader. Waarom dat hij steeds weer das Jahrmarktsfest zu Plundersweilern speelde. En opeens wordt het Boudewijn allemaal duidelijk. De woorden Orgelum, orgelei, dudeldumdei schijnen de oplossing te zijn: ze betekenen “zwerk, woede aan zee, het landschap als decor”. Wat hier nou DÉ oplossing aa is zou ik zelf echter niet weten…
Toegift
Lotte, Ottilie en de grote koe
Dit stukje gaat over twee kleine meisjes die Boudewijn heeft leren kennen. Met deze twee meisjes gaat hij naar het schilderij kijken waar hij ook in zijn jeugd met zijn vader heen is gaan kijken: de stier met de grappige, natte bek. Dit is de stier die ook op de voorkant van het boek te zien is.
REACTIES
1 seconde geleden