Titel
Het fregatschip Johanna Maria
Jaar van eerste publicatie
1930
Korte inhoud
Jacob is geboren in Amsterdam. Hun huis bestond uit slechts een kelder. Zijn vader was een alcoholist en iedereen in het gezin werd geregeld hard geslagen. Hij had twee zussen, waarvan er een op jonge leeftijd overleed. Om alle problemen thuis te ontvluchten ging hij vaak naar de haven. Daar leerde hij als jongen zeilen repareren en liefde koesteren voor de zeevaart. Zijn droom was om op een echt groot schip te varen en die kans kreeg hij. De splinternieuwe Johanna Maria lag daar in de haven en nadat de kapitein zag dat hij heel handig was (wat het zeilmakersva betreft), nam hij hem aan. De kapitein, Wilkens, had niet veel geluk in het leven. Het was een goed man, maar zijn kinderen overleden een voor een. Telkens nadat hij een zwaarmoedige reis had gehad (volgens hem bovendien veel te langzaam), was hij weer een kind kwijt. Ook had hij problemen gekregen met Brouwer. Hij zag in de ogen van Brouwer de liefde voor het schip en dat kon Wilkens niet hebben. Toen Brouwer in geval van nood een keer aan het roer stond deinde het schip niet, maar het vloog als het ware over de zee. Wanneer Wilkens zich weer bezoop vanwege zijn persoonlijke problemen, zag Brouwer de kans 's nachts aan het roer te staan. Het schip voer in plaats van met elf knopen, met gemak veertien knopen. Wilkens was natuurlijk niet gek en hij kreeg dit ook door. Na terug te komen van de op een na laatste reis, werd zijn vrouw naar een gesticht gebracht waar zei later overleed. Wilkens was nu al zijn kinderen ĆØn zijn vrouw kwijt. Voordat hij overboord sprong, maakte hij het nog goed met Brouwer.
Nadat Wilkens weg was, verwisselde het schip vaak van eigenaar. De eerste keer had het schip grote schade door een aanvaring. Het is toen verkocht aan een stel Noren na zeventien jaar met de Nederlandse vlag gevaren te hebben. Brouwer kwam op het idee dat hij natuurlijk ook het schip kon kopen. Dit werd voor de rest van zijn leven een obsessie. Brouwer bleef als enige van de oude bemanning op dit schip varen. Hij leerde zo een beetje de taal kennen, hoewel ze elkaar toch wel begrepen. Na een tweede aanvaring, werd het schip weer overgedragen, alleen nu aan de Russen. Brouwer bleef opnieuw op dit schip varen. Hij moest alleen, tot zijn grote spijt voor het schip, toezien op de ruwe behandeling van de Johanna Maria. De kapitein was ook geen vriendelijke. Dit is hem duur komen te staan, want wanneer de kapitein een maat onterecht had geslagen, had Brouwer wraak genomen. Hij is een half jaar in de cel komen te zitten met als gevolg dat hij het schip uit het oog is verloren.
In de tussentijd van het varen, is de obsessie niet minder sterk geworden. Hij smokkelde verschillende dingen van plek naar plek en verdiende zo veel geld. Hij schaamde zich niet zo erg, want hij wilde het schip niet hebben vanwege hebzucht.
Nadat hij uit de gevangenis kwam ging hij op zoek naar zijn boot. Die bleek later in Zuid-Amerika te zijn. Het was daar echter, na een 'per ongeluk' begane bomaanslag weer doorverkocht aan een stel avonturiers. Hij kwam uiteindelijk natuurlijk weer op het schip terecht. Tegenwoordig werkte hij niet meer als zeilmaker, maar als stuurman. Bovendien knapte hij het schip vaak op als hij een gebrek zag. Hij had de komende tijd vooral veel tegenspoed. Hij is een keer bedrogen door een kapitein. Deze had veel gesmokkeld en hij was gesnapt. Brouwer had een deal met hem gesloten dat hij de boete voor de helft zou betalen als hij de helft van de winst kreeg. Na het geld ontvangen te hebben, dropte de kapitein hem op een klein eilandje. Daar werkte hij met een paar inboorlingen. Hij verdiende daar geld door 'parelvangst'. Hij kwam uiteindelijk weer terug op de Johanna Maria. Hij kocht het schip van de kapitein, een oude bekende. Deze gemene man bracht het schip in moeilijkheden en in de woede van Brouwer had hij hem over boord gegooid. Het roer was stukgegaan en op het nippertje haalden ze de volgende bestemming. Verder liep de reis, na grondig onderhoud door uiteraard Brouwer zelf, vrij voorspoedig. Ze komen in Amsterdam terug. Het schip heeft daar een hele tijd voor anker gelegen. Brouwer probeerde de boeg nog wat te onderhouden, maar hij viel. In het ziekenhuis wilde hij niet eten en na korte tijd overleed hij.
Personen
Jacob Brouwer is de enige hoofdpersoon. Er is sprake van een round character.
Jacob Brouwer zijn hele leven is beschreven in dit boek. Hij werd rond de zestig jaar oud. Vijftig jaar van zijn leven heeft hij in de zeevaart gezeten. Jacob had een obsessie voor de Johanna Maria. Hij wilde het een keer kunnen zeggen: "Ik ben de eigenaar van de Johanna Maria". Dit is pas in het eind van zijn leven gelukt. Verder is dit ook zijn enige liefde geweest. Je zou zijn zeilkunst bijna paranormaal kunnen noemen. Hij beschouwde het schip (wat liefde betreft) als zowel zijn ouders, vrouw en kinderen. Jacob is een man van weinig woorden, maar hij verstaat zijn vak als geen ander. Hij is altijd rechtvaardig gebleven en aardig tegen de genen die dat verdienden.
Tijd
Het verhaal verloopt chronologisch. Er is af en toe wel sprake van een tijdsverdichting, maar het is niet nodig daar verder op in te gaan.
Het verhaal begon op ongeveer 1860 en het eindigde rond 1920.
Ruimte
Er is natuurlijk sprake van een belangenruimte. Ook het weer speelt hierin een belangrijke rol. Als het stormt, is dat van belang voor het verhaal omdat het zich meestal op zee afspeelt. Het schip 'Johanna Maria' vormt het grootste gedeelte van de ruimte.
Perspectief
Het verhaal is vanuit het personale perspectief geschreven.
Thema
Het thema is: "Een obsessie voor iets hebben en als die eenmaal is nagestreefd heb je er bijna niets meer aan.".
Ik heb voor dit thema gekozen omdat het bepalend is voor het verhaal. De hele tijd is brouwer verliefd op het schip. Hij verdient geld, loopt risico, terwijl hij weet dat hij er aan het eind van zijn leven pas gelegenheid komt zijn droom te verwezenlijken. Als hij dan op zijn zestigste het schip heeft gekocht, heeft hij er maar een reis mee gemaakt. Zonde dus.
Motieven
Het algemene motief is de obsessie voor het hebben van het schip. Nog een algemeen motief is de steeds terugkomende mensen van de 'Wilkens' -tijd.
Een verhaalmotief is het schip of het geld dat hij de hele tijd nodig heeft.
Titelverklaring
De titel 'het Fregatschip Johanna Maria' is natuurlijk duidelijk. Hij slaat op de gedachte van brouwer, die alleen de Johanna Maria wil bevaren. De rest van de schepen doen hem niets.
Structuur
Het verhaal is opgebouwd in hoofdstukken. Ieder hoofdstuk begint met een nieuw stukje uit Brouwers leven.
Stijl
De schrijver schrijft mooie, niet te lange zinnen, die zeer goed te volgen zijn. Bijvoeglijke naamwoorden zitten er in, maar niet te veel. De enige drempel waar ik over kon struikelen waren de scheepstermen, zoals: praaien, lenzen, marlijn, etcetera.
Genre
Het genre is: neo-roman.
Stroming
De stroming is het impressionisme.
Auteur
In zijn jeugd zwierf hij graag door de havenbuurten en maakte hij uitgebreide roeitochten. Hij hield van de schitterend opgetuigde zeilschepen, die in die tijd steeds meer door stoomboten vervangen werden, en hij genoot van het krijsen van de meeuwen, de geur van het pek op de schepen en het klapperen van de zeilen. Hij werd later nooit schipper, maar hij schreef wel twee van de mooiste boeken die er ooit over het avontuur van het varen verschenen zijn: 'Het fregatschip Johanna Maria' en 'De waterman'.
Arthur van Schendel (1874-1946) werd in Batavia in het toenmalige Nederlands-Indiƫ geboren. Toen Arthur vijf jaar was, keerde de familie definitief naar Nederland terug. Kort daarna stierf zijn vader. De jonge Van Schendel bleek een kind dat er vaak op uit trok. Terugkijkend op zijnjeugd, noteerde hij: 'Geen verbod, geen honger hield mij thuis'. Tijdens zijn zwerftochten kon hij zich een droomwereld scheppen, waarin het leven avontuurlijker leek dan in het milieu waarin hij opgroeide.
Toen hij zestien jaar was, liet Van Schendel zich inschrijven aan de Amsterdamse toneelschool, maar al snel werd hem duidelijk dat hij alleen in het schrijven zijn fantasieƫn zou kunnen uitleven. In deze tijd schreef hij het verhaal 'Drogen' (1896), waarin een fantastische, middeleeuwse wereld wordt verbeeld. Al in dit eerste boek blijkt het romantische verlangen een centraal motief.
Nadat Van Schendel enigejaren in Engeland had gewoond, verscheen in 1904 het boek dat hem beroemd zou maken: 'Een zwerver verliefd'. De hoofdpersoon in deze roman is Tamalone, een zwerver, die in het laat-middeleeuwse Italiƫ rondtrekt. In deze figuur, in wiens naam misschien een toespeling op het Engelse ziniietje 'l am alone' gelezen kan worden, heeft Van Schendel de levenshouding uitgebeeld van iemand die op een mens van vlees en bloed verliefd is, maar die eigenlijk nog meer houdt van het beeld dat hij zich in zijn fantasie van de geliefde gevormd heeft, omdat dit beeld hem tenminste nooit kan teleurstellen.
Typerend voor 'Een zwerver verliefd' - evenals voor 'Een zwerver verdwaald' (1907), waarin de verdere avonturen van Tamalone de revue passeren - is de dichterlijke, soms wat ouderwets aandoende taal waarin de auteur de gebeurtenissen beschrijft.
In 1920 verhuisde Van Schendel in verband met de gezondheidstoestand van zijn vrouw naar Italiƫ. Daar schreef hij 'Angiolino en de lente' (1937), een poƫtische novelle, die in 1928 door het autobiografische boek 'Fratilamur' gevolgd werd. Een verrassende vernieuwing in Van Schendels schrijverschap zette daarna in met 'Het fregatschip johanna Maria' (1930), een meeslepend epos van de zeilvaart, waarin Amsterdam en de zee het decor vormen voor het leven van jacob Brouwer, die - na de vroege dood van zijn geliefde zusterjohanna geen grotere hartstocht kent dan de langzaam aftakelende driemasterjohanna Maria. Het boek is zoals ook vroegere romans van Van Schendel vervuld van een groots romantisch verlangen, maar tegelijkertijd is er een liefdevolle aandacht voor het alledaagse leven, iets wat bij Van Schendel nooit in die mate was voorgekomen en waardoor de overtuigingskracht van zijn werk versterkt werd.
In de jaren daarna verscheen een reeks boeiende romans 'De waterman' (1933), 'Een Hollandsch drama' (1935), en 'De grauwe vogels' (1937) -, die alle in Nederland spelen en waarin de hoofdpersonen worden voortgedreven door een mateloze drang tot zelfopoffering of door een benauwend schuldgevoel. Vooral in de laatste twee boeken is de stemming vaak beklemmend. Veel luchtiger is 'De wereld een dansfeest' (1938), spelend in een sfeer van theaters, dure boeketten en verliefde ontboezemingen, maar ook deze roman loopt tenslotte tragisch af.
Waardeoordeel
Ik vond het een erg leuk boek om te lezen. Ook las het erg gemakkelijk en ik vond het verhaal erg boeiend. Ik kan mij ook wel goed inleven in Jacob, hoewel ik veel dingen anders had gedaan. De kapitein had in die tijd veel macht. Hij kon je alles maken en dit had ik in veel gevallen als ik Brouwer was niet gepikt.
Kortom, een mooi verhaal geschreven in boeiende makkelijke zinnen.
REACTIES
1 seconde geleden
I.
I.
bedankt voor je verslag. Ik wil graag weten welk niveau je doet. Mail me
22 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
de stroming moet neo-romantiek zijn.
Je vergist je echt heel erg met impressionisme. Zoiets fouts heb ik nog nooit gelezen. Niet slecht bedoeld hoor, maar het is meer van: hoe kom je er ooit op. Bij deze is dat mijn vraag. Verder een redelijke samenvatting. Misschien een beetje magertjes, maar het is voldoende
13 jaar geleden
Antwoorden