Gijsbreght? En (9); welke parallellen zijn er te trekken tussen deze tragedie en Vondels Gijsbreght? Het tweede boek van Aeneïs van Vergilius Maro (70-19 v. Chr.). Aeneïs bestaat uit twaalf boeken; het tweede bevat Aeneas\' verhaal aan koningin Dido over de inname van Troje en zijn vlucht. Aanleiding tot de belegering van Troje door de Grieken was het feit, dat Paris, de koning van Troje, Helena, de vrouw van koning Menelaos van Sparta, geschaakt had. Na een belegering van tien jaar werd de stad ingenomen door een list van Odysseus: een reusachtig houten paard, vol soldaten. In het \'Voorspel\' noemt Vondel een aantal parallelen tussen de geschiedenis van Troje en Gysbreght van Aemstel: Xanthus - Amstel, Priamus - Gozewijn, Helena - Machteld van Velzen, Sinoon - Vosmeer, Aeneas - Gysbreght, Creusa - Badeloch, paard van Troje - \'zeepaard\'. Ook in het woordgebruik zijn er vele parallelen met het tweede boek van Aeneïs (Vondel was bezig dit werk uit het Latijn te vertalen); Ook heeft Vondel gebruik gemaakt van andere bronnen: * D\' oude Chronycke ende Historien van Hollandt, van Zeeland ende van Utrecht (1620) van W. van Gouthoeven. In dit werk wordt onder andere de verovering van Amsterdam door de Kennemers en de Friezen in 1304 beschreven; * Geeraerdt van Velzen (1613) van P.C. Hooft. In dit stuk spelen Gysbreght van Aemstel en Machteld van Velzen ook een belangrijke rol. De dialogen tussen Gysbregth en Badeloch vertonen veel overeenkomsten met die tussen Geeraerdt en Machteld. Bovendien wordt in beide werken een voorspelling uitgesproken: bij Hooft door de stroomgod De Vecht, bij Vondel door de engel Rafaël; * De bijbel (het kerstgebeuren). Gysbreght van Aemstel vertoont ook invloeden van de Latijnse treurspeldichter Seneca (4 v. Chr. - 65 n..Chr.): lange monologen, het optreden van een bode, geestverschijningen en de voorspelling door een hogere macht. 10. In hoeverre hebben de klassieke regels van de tragedie gestalte gekregen in het 17e eeuwse werk? Licht dit toe Kenmerken van het klassieke drama zijn onder meer de indeling in vijf bedrijven, de reien tussen de bedrijven, het optreden van het hooggeplaatste personages, de eenheid van tijd, plaats en handeling, het optreden van een bode (deux ex machine) en het verwerken van klassieke stof. De klassieke regels zijn dus ver doorgevoerd in dit werk. 11. In hoeverre is er sprake van aemulatio? Vondel zelf was ervan overtuigd dat de klassieke schrijvers niet te overtreffen waren wat betreft de vorm van de tragedie, maar wel wat betreft de inhoud: voor hem stond vast, dat bijbelse stof op een hoger plan stond dan historische of mythologische. In dat geval is er zeker sprake van aemulatio (het overtreffen), want het bijbelse karakter van het stuk speelt een zeer grote rol.
Gysbreght van Aemstel bevindt zich met soldaten en burgers buiten de Haarlemmerpoort om zich ervan te overtuigen dat het leger van de Kennemers en Waterlanders na een jaar werkelijk het beleg van Amsterdam heeft opgegeven. In een lange monoloog licht hij het publiek in over de situatie: hij is weliswaar (met Geeraert van Velzen en Herman van Woerden) betrokken geweest bij de samenzwering tegen en de moord op graaf Floris V., maar hij was de enige die de graafvoor een wettige rechtbank had willen laten verschijnen. Nu wordt juist Gysbreght getroffen door de wraak van Floris\' aanhangers, terwijl de graaf zelf de schuldige van alles was: hij had zich vergrepen aan Machteld van Velzen (de nicht van Gysbreght) en daarna de adel getiranniseerd. Vooral het afgunstige Haarlem probeerde voordeel uit de wraakzucht te halen. Het Karthuizerklooster, dat net buiten de stadspoort ligt, heeft als hoofdkwartier van de vijand gediend. Abt Willebrord komt vertellen dat de vijandelijke aanvoerders, Willem van Egmont en Diederick van Haerlem, hevige ruzie hadden gekregen en dat hij hen er toen van had kunnen overtuigen dat ze het beleg van Amsterdam maar beter konden opbreken. Arent van Aemstel, de broer van Gysbreght, heeft met zijn soldaten de vluchtende vijand nagejaagd en een gevangene, krijgsoverste Vosmeer meegebracht. Deze vertelt, dat hij een mooi plan had bedacht: in de kerstnacht zouden ze de gracht met rijshout moeten dempen en een bres in de muur slaan, zodat een groep dappere soldaten de stad binnen kon sluipen. Als bewijs dient het achtergelaten \'zeepaard\', een met rijshout geladen schip. Er was echter ruzie onder de aanvoerders ontstaan over Vosmeers plan; hij was gevangen genomen, maar gelukkig door een vriend bevrijd, zodat hij kon vluchten. Arents soldaten hadden hem toen in het moeras ontdekt en gevangen genomen. Gysbreght gelooft het verhaal, schenkt Vosmeer de vrijheid en geeft hem opdracht het \'zeepaard\' binnen de stad te brengen. De Rey van Amsterdamsche Maeghden (meisjes) bezingt de gemakkelijk behaalde overwinning. Nu kan Gods geboortefeest gevierd worden. Tweede bedrijf
In de buurt van het Karthuizerklooster lichten Willem van Egmont en Diederick van Haerlem \'s avonds hun hoplieden in over Vosmeers plan. Tot het moment van de grote aanval zullen ze onderdak zoeken in het klooster. Willebrord wil hen eerst niet toelaten, maar zwicht als Diederick dreigt het klooster in brand te steken. Intussen heeft Willem van Egmont bij de gracht een ontmoeting met Vosmeer, die vertelt dat het schip (dat vol soldaten zit!) de stad is binnengehaald en het rijshout gelost, zonder dat iemand argwaan heeft gekregen. De burgers van Amsterdam zijn naar de kerk gegaan; Vosmeer zal terugzwemmen naar de overkant en het schip in brand steken zodra de soldaten de Haarlemmerpoort geopend hebben. Het brandende schip zal het sein zijn voor Van Egmonts troepen om naar Amsterdam op te rukken. De Rey van Edelingen zingt de kerstzang, eindigend in een gebed. Derde bedrijf
Gysbreghts vrouw Badeloch, die even insluimerde terwijl ze zich aan het kleden was voor de nachtmis, heeft een angstige droom gehad, waarin haar overleden nicht Machteld van Velzen verscheen. Machteld bezwoer Badeloch met haar dierbaren de stad langs de zeekant te verlaten, omdat die brandend ten onder zou gaan. Gysbreght hecht geen betekenis aan de droom, maar dan stormt de huisgeestelijke, deken Peter, binnenom te melden dat Vosmeer de stad in handen van de vijanden heeft gespeeld. Gysbreght haast zich naar de Schreierstoren om de toestand te overzien. Als hij terugkomt, staan Arent en de bondgenoten klaar om hem te volgen in de strijd. De Rey van Klaerissen zingt een klaagzang over de kindermoord in Bethlehem (\'O, Kerstnacht, schoner dan de dagen …\'). Vierde bedrijf
Klaeris van Velzen, dochter van Machteld, is moeder-overste van het Klaerissenklooster. In dit klooster, heeft Gozewijn, ex-bisschop van Utrecht en oom van Gysbreght, een toevlucht gevonden. Hij raadt Klaeris en de nonnen dringend aan te vluchten; hijzelf wil in bisschoppelijk gewaad de vijand afwachten. Klaeris weigert echter te vluchten. Op het moment dat Gozewijn samen met de nonnen de lofzang van Simeon zingt, treedt Gysbreght binnen. Hij wil hen in veiligheid brengen, maar ze zijn bereid te sterven. De vijand staat al voor de poort en Gysbreght vertrekt snel om die te bestrijden. Inmiddels verkeert Badeloch in de burcht in grote angst. Gysbreght heeft zijn broer Arent gestuurd om de bewoners van het kasteel te beschermen, Arent beschrijft uitvoerig de plundering van de Nieuwe Kerk, waarbij veel mensen zijn omgekomen, onder andere Kristijn van Aemstel; Gysbreght werd gedwongen zich van de Dam terug te trekken. De Rey van Burghzaten verheerlijkt de huwelijkstrouw (\'Waer werd oprechter trouw / Dan tusschen man en vrouw / Ter weereld oit gevonden?\'), waarna Gysbreght verschijnt. Vijfde bedrijf
Een hortende Gijsbrecht
JUDITH EISELIN
Op 3 januari 1638 werd de nieuwe schouwburg van Amsterdam ingewijd met de première van Gijsbrecht van Aemstel van Joost van den Vondel. Vondel vertelde van de val van Amsterdam en zijn heer in 1304. Hij projecteerde de grootsheid van zijn eigen zeventiende eeuwse Amsterdam op de stad in de middeleeuwen. In zijn opdracht aan Hugo de Groot licht Vondel zijn keuze toe. Hij wou de stad en de burgerij behagen. En dan ligt het toch voor de hand dat \'onze eige zaecken ons meer ter harte gaen dan die van vreemden en uitheemschen\'? Meer dan drieëneenhalve eeuw later kiest dichter Edward van de Vendel er om hele andere redenen voor om juist de Gijsbrecht voor kinderen te bewerken. Zijn opdracht, aan niemand in het bijzonder gericht, luidt: \'Je pakt een boek./ Je bent op zoek/ naar een verhaal/ van vuur en avontuur en vriendschap,/ trouw, verraad en vechten/ en natuurlijk echte,/ echte liefde...\' Van de Vendel ziet in Vondels stuk de verbeelding van universele emoties. Hij heeft het toegespitst op wat het betekent held te zijn. Laat je je vrouw dan zitten om je op te offeren aan de strijd? Pak je je kinderen dan zonder scrupules hun vader af? Of kan het juist heldhaftig zijn het hoofd te buigen en je terug te trekken? De nieuwe Gijsbrecht is geen toneelstuk, maar bestaat uit het soort korte, onder elkaar afgedrukte prozazinnetjes dat de laatste tijd nogal in is in kinderboekenland. Proza dat doet alsof het poëzie is, zoiets. De precieze functie ervan is in dit geval onduidelijk. Het werkt eerder tegen, omdat je geneigd bent de tekst hortend en stotend te gaan lezen, met pauzes op rare plaatsen: \'en ja dat deed hij ook bij ene Machteld.\' Van de Vendels bewerking komt niet alleen wat het taalgebruik betreft wat moeilijk op gang. Het eerste bedrijf bevat veel namen en verwijzingen. Achter elkaar worden genoemd: de Kennemers, de Waterlanders, hun aanvoerders Egmond en Haarlem, Graaf Floris, de Friezen, de Vlamingen, Machteld, haar man en vader en natuurlijk Gijsbrecht. Voor een volwassene die goed onderlegt is in de vaderlandse geschiedenis of letterkunde is het wel te volgen, maar een kind dat daaromtrent in het duister tast, haakt waarschijnlijk af. Het is dan ook beter voorstelbaar dat deze Gijsbrecht in een klas gezamenlijk wordt gelezen, dan dat een individueel kind ernaar zal grijpen. Daarom is het eigenlijk jammer dat het niet langer een toneelstuk is, waarbij verschillende kinderen elk een rol kunnen lezen. Af en toe zijn zinnen bijna letterlijk te herkennen als afkomstig uit het origineel. Maar over het algemeen paste Van de Vendel taal en toon sterk aan. Waar Klaeris, moeder-overste van het clarissenklooster, bij Vondel tegen de verjaagde bisschop van Utrecht zegt: \'Och, vader Gozewijn! waer ziet ge my voor aen?/ Zoo ick u dus begaf, hoe zou dat my betaemen?/ Gy zijt mijn maeghschap toch, naer vleesch en geest te zaemen\', roept ze bij Van de Vendel kortweg: \'Wat denkt u wel?/ We zijn familie, ja?/ Ik ga niet weg/ als u hier blijft!\' Af en toe staat Van de Vendel zichzelf een melig grapje toe. \'Na maanden van beleg/ nog niet veel dunner\' denkt Gijsbrecht verbaasd als hij de dikke abt van het kartuizer klooster ziet. De verhaallijn van de vijf bedrijven bleef grotendeels in stand. Gaandeweg raakt de lezer meer betrokken bij wat er gebeurt. Aangrijpend is de liefde van Gijsbrechts gemalin Badeloch die maar zit te wachten en te smachten, snakkend naar nieuws van het front op de Dam. Als Van de Vendel \'het grootste en het roodste bloedvergieten\' tussen de pilaren in de Nieuwe Kerk verwoordt, wordt zijn Gijsbrecht zelfs even opwindend spannend. Maar het mooiste aan dit nieuwe oude boek zijn toch de tekeningen van Hanneke van der Hoeven. Met fiks geklodder met zwarte inkt slaagt ze erin Gijsbrecht vol vuur opnieuw zijn al zo vaak verloren strijd te laten voeren.
REACTIES
1 seconde geleden