Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Fidessa door Louis Couperus

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
Boekcover Fidessa
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 2921 woorden
  • 14 februari 2012
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
25 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Louis Couperus
Genre
Novelle
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1899
Pagina's
114
Punten
1 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Fantasie & Werkelijkheid,
Heden & Verleden

Boekcover Fidessa
Shadow
Fidessa door Louis Couperus
Shadow
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Gegevens van het boek

Auteur: Louis Couperus (1863 – 1923)
Titel: Fidessa
Voor het eerst gepubliceerd in: 1899
Omslagontwerp: Cees van Dorland
Uitgever: L.J. Veen’s Uitgeversmij NV, Amsterdam, 1966, 5e druk, Amstel Literaire Vierkanten ALV 4
Aantal pagina’s: 114
Genre: novelle

Samenvatting van het boek
Het is nacht en de maan schijnt. Op een open weide aan de rand van het bos dartelen enkele nimfen rond. Zij zijn de dochters van de god van de zee. Op de weide dansen en zingen ze. Ze gebruiken daarbij een grote zilveren luchtharp van manestralen die tot in de hemel reikt. Door langs deze stralen te zweven gaan de snaren trillen en brengen ze een etherisch geluid voort. De nimfen zijn bekend met de weide en de zee, maar wagen zich niet in het donkere bos. Ze zijn daar bang voor, omdat er saters in het bos wonen die hen kwaad zouden kunnen doen.

In het bos ligt een witte eenhoorn te slapen. Hij wordt wakker door het geluid van de nimfen. Hij wordt nieuwsgierig en gaat naar de rand van het bos. Hij ziet de nimfen op de weide dansen en zingen. Hij wil met hen meedoen en gaat voorzichtig de weide op. Als de nimfen hem zien, willen ze hem temmen. Een van de nimfen, Fidessa geheten, springt op de rug van de eenhoorn. De eenhoorn schrikt daarvan en neemt de benen. Hij rent het bos weer in. De overige nimfen vliegen door de lucht met hem mee om Fidessa bij te staan die niet meer van de rug van de eenhoorn af durft te gaan. Op een gegeven moment laten de nimfen de eenhoorn gaan, omdat ze bang zijn in het bos. De eenhoorn draaft intussen met Fidessa op zijn rug dieper en dieper het bos in.

Fidessa wordt steeds banger. Het bos is ook zo donker! Ze durft de eenhoorn dan ook niet los te laten. Fidessa denkt aan haar vader en aan haar broers en zusjes. Ze zal hen wel nooit meer terugzien, denkt ze. Fidessa denkt, dat ze zal gaan sterven. Ze zal dan als een zeepbel opgaan in de lucht. Maar dan rent de eenhoorn opeens het bos uit en komt hij op een open vlakte terecht die bedekt is met gras en heideplanten. Omdat Fidessa bang is, dat de eenhoorn het bos weer in zal rennen, laat ze hem los en zweeft ze naar boven. Maar omdat ze verzwakt is, daalt ze neer in het gras en valt vervolgens flauw. De eenhoorn draaft daarna het bos weer in.

Na een aantal uren slaap wordt Fidessa wakker. In de verte ziet ze een stad. Er lopen mensen rond. Omdat ze het bos achter haar niet in durft te gaan, besluit ze naar de stad te gaan. Er vindt een riddertoernooi plaats. Op een gegeven moment krijgen de ridders Fidessa in de gaten en ze rijden naar haar toe. Omdat Fidessa een halo van parelglans om zich heen heeft, zien de ridders en soldaten haar als een bedreiging. Sommigen denken, dat ze een heks is. Ze trekken hun zwaarden en richten hun speren. Maar dan brult een van de ridders, Sans-Joye geheten, het bevel, dat men Fidessa met rust moet laten. Hij ontfermt zich over haar. Hij vraagt waarom ze geheel naakt is. Iedereen in de stad draagt namelijk een wapenrusting en is gepantserd, zowel mannen als vrouwen. Fidessa antwoordt, dat ze een nimf is en dat alle nimfen altijd naakt zijn. Fidessa vertelt Sans-Joye verder hoe ze hier terechtgekomen is.

Sans-Joye vraagt Fidessa naar haar ouders en of deze niet bedroefd zullen zijn. Fidessa legt hem uit, dat nimfen niet zo veel emoties hebben. Ze lachen en zingen. Heel veel meer doen ze niet. Liefhebben is een emotie die nimfen niet kennen. Ook geluk is voor een nimf een onbekend fenomeen. Sans-Joye concludeert, dat mensen en nimfen elkaar nooit zullen begrijpen. Daarom wil hij terug gaan naar de stad. Hij raadt Fidessa aan uit de buurt van de mensen te blijven. Fidessa durft niet alleen door het bos terug te gaan en vraagt Sans-Joye dus om met hem mee te mogen. Sans-Joye neemt Fidessa mee naar zijn kasteel in de stad.

In de stad trekt Fidessa veel bekijks. Iedereen is immers geharnast en Fidessa niet. In het kasteel van Sans-Joye kan Fidessa uitrusten. Sans-Joye belooft Fidessa om haar de volgende morgen door het bos terug te brengen naar de nimfenweide. In een nis valt Sans-Joye vervolgens in zijn zilveren harnas in slaap. Fidessa wordt bang in het kasteel als de avond en nacht vallen. Ze meent de eenhoorn in de vorm van een spook te zien. Als ze Sans-Joye wakker maakt, is het spook verdwenen. Fidessa valt vervolgens tegen het harnas van Sans-Joye in slaap.

De volgende dag brengt Sans-Joye Fidessa op zijn paard terug naar de nimfenweide. Het bos is donker en angstwekkend. Fidessa vertelt Sans-Joye, dat de woudreuzen vroeger strijders waren, maar dat het bos vervloekt werd. Daarom is het er zo donker en eng. Op de nimfenweide wil Sans-Joye afscheid van Fidessa nemen. Zijn leven bestaat immers uit strijd en is een totaal andere dan dat van Fidessa. Fidessa begint echter te huilen. Ze wil, dat Sans-Joye bij haar blijft op de weide. Sans-Joye weigert. Fidessa wil dan met hem mee teruggaan naar de stad. Sans-Joye geeft aan, dat dat ook niet kan. Ze moet dan een harnas gaan dragen, want naaktheid is een zonde in de stad. En iedereen draagt al vanaf zijn jeugd een harnas, dat met de jaren meegroeit. Fidessa geeft aan, dat ze een harnas voor zichzelf zal laten maken. Ze is een nimf en beschikt dus over bijzondere krachten die haar dat mogelijk maken.

Sans-Joye rijdt met Fidessa terug naar de stad. In het kasteel van Sans-Joye neemt Fidessa afscheid van hem. Ze gaat zich een harnas laten aanmeten. Ze zweeft vervolgens de stad uit. Op haar tocht komt Fidessa tot de ontdekking, dat ze verliefd geworden is op Sans-Joye. Dat is een emotie die ze eerder nog niet gevoeld heeft. Vanwege haar liefde voor Sans-Joye is Fidessa bereid voortaan in een harnas door het leven te gaan. Na een lange reis komt Fidessa in een bergachtig landschap. Ze zweeft de hoogste berg op en komt dan in een smidse terecht waar reusachtige cyclopen aan het smeden zijn. De hoofdsmid ziet Fidessa staan en vraagt wat ze komt doen. Ze legt hem uit, dat ze een harnas wil hebben en dat hij dat voor haar moet smeden.

De hoofdsmid probeert Fidessa van dit plan te weerhouden. Ze zal er naar zijn mening ongelukkig van worden. Nimfen zijn heel andere wezens dan mensen en ze zal zich niet meer vrij en licht kunnen bewegen. Fidessa kan beter hem liefhebben, want hij is een halfgod en de vorst van het vuur. Hij is machtig en kan prachtige dingen smeden. Fidessa houdt echter vol en wil ompantserd worden. De hoofdsmid geeft uiteindelijk toe en zal in zeven dagen een harnas voor haar smeden. Al die tijd moet ze bij hem op de berg in een grot blijven. De grot heeft gouden wanden en lijkt op een gouden spiegelzaal.

Na zeven dagen is het harnas klaar. Het is van verguld zilver en schitterend bewerkt. De hoofdsmid waarschuwt Fidessa, dat, als het harnas eenmaal om haar lichaam gesloten is, het niet meer losgemaakt kan worden. Alleen de dood kan haar dan van het harnas bevrijden. Het harnas is ondoordringbaar, maar heeft een zwakke plek. Als de punt van een dolk of zwaard precies op de op het harnas gegraveerde hoorn van de eenhoorn geplaatst wordt, zal de dolk of het zwaard door het pantser heen kunnen dringen en Fidessa kunnen doden. Fidessa laat zich ompantseren en moet dan te voet de berg weer af, want ze is nu te zwaar om te kunnen zweven.

Fidessa loopt terug naar de stad van Sans-Joye, maar de tocht is zwaar. Onderweg rust ze ergens uit in het gras. Daar wordt ze gevonden door een andere ridder die haar water geeft en op zijn paard laat rijden. Ze rusten uit in een burcht die ze onderweg tegenkomen. In de nacht wordt Fidessa wakker en ziet ze een lichtschijnsel. Het lichtschijnsel verbreedt zich tot een groot gewelf, waarin licht en muziek aanwezig is. Fidessa ziet rustbedden staan, waarop naakte mannen en vrouwen liggen. Aan het einde van de zaal ziet Fidessa een troon, waarop een naakte vorstin in de armen van een naakte jongeling ligt. Die jongeling is de ridder die haar vond. Een grijsaard probeert Fidessa vervolgens te verleiden tot het drinken van een drank die haar pantser zal doen afvallen. Hoewel Fidessa dat graag wil, beseft ze opeens, dat ze Sans-Joye liefheeft en dat ze daarom haar pantser moet aanhouden. Ze slaat de beker met drank weg en dan verandert alles opeens in vuur en rook.

De aanwezige mannen en vrouwen veranderen in vaalblauwe lijken. Fidessa beseft in de hel terechtgekomen te zijn en vlucht. Buiten de burcht staat een wit paard en ze springt op zijn rug, waarna het dier - dat niemand anders de witte eenhoorn is - er snel vandoor gaat. Fidessa beseft, dat het dier de eenhoorn is die haar van de nimfenweide naar de stad van Sans-Joye gebracht heeft. Ze wordt weer bang, maar vermant zich dan. De eenhoorn draaft als een razende door bos en veld en komt uiteindelijk op de nimfenweide. Daar springt hij door de luchtharp heen. Fidessa tokkelt tegelijkertijd een melodie waaraan haar zusters haar herkennen. Maar dan is de eenhoorn met Fidessa al weer weg - het bos in - en blijven Fidessa’s zusters alleen achter.

Fidessa wordt wakker op de heide voor de stad. De eenhoorn heeft haar daar kennelijk achtergelaten. Vol vreugde om het komende weerzien met Sans-Joye loopt Fidessa de stad in. Omdat ze gepantserd is, valt ze niet direct op. Bij het kasteel van Sans-Joye aangekomen hoort ze echter van diens schildknaap, dat Sans-Joye in de gevangenis zit. Hij heeft namelijk de regels overtreden door zich met een naakte nimf af te geven. Dat is in de stad verboden. Verbijsterd en verdrietig begint Fidessa door de stad te lopen. Door haar fraai verguld-zilveren harnas begint ze dan op te vallen. Diverse mensen beginnen haar te volgen. Uiteindelijk wordt ze door een grote menigte omsloten die haar vraagt wie ze eigenlijk is. De mensen denken, dat ze een spion is. Als Fidessa haar vizier oplicht en zich bekend maakt, kent niemand haar en wordt ze als een spion in de kerkers van de gevangenisburcht geworpen. Toevallig wordt ze aan dezelfde pilaar vastgeklonken als Sans-Joye.

Sans-Joye herkent haar in eerste instantie niet, omdat ze een harnas draagt. Later herkent hij haar wel en is hij blij, maar hij beklaagt vervolgens hun beider lot. Ze houden van elkaar, maar zitten nu allebei in een donkere en vochtige kerker. Ondanks dat is Fidessa toch gelukkig, omdat ze nu met Sans-Joye verenigd is. In de nacht ziet Fidessa buiten op een paar wolken haar zusters zitten. Ze beklagen Fidessa en vragen haar zich toch weer met hen te willen verenigen. Zonder Fidessa is het niet meer zo leuk op de nimfenweide. Fidessa’s zusters willen de heksen uit het donkere bos vragen of ze een toverdrank voor Fidessa willen brouwen. Door dit zogenaamde heulsap te drinken, zal Fidessa dan van haar pantser bevrijd en weer een gewone nimf kunnen worden. Fidessa weigert echter; ze wil bij Sans-Joye blijven.

De dagen in de kerker gaan voorbij. Sans-Joye denkt, dat hij zal sterven. Er is immers geen enkel perspectief voor hem en Fidessa. Sans-Joye vindt zijn leven doelloos geweest. Dan horen hij en Fidessa buiten een hoop lawaai. Het blijkt, dat er een oorlog aan de gang is. De vijand trekt moordend en plunderend rond. De mensen beginnen om Sans-Joye te roepen. Hij moet hen redden. Hij is immers de dapperste ridder van de stad. De kerker wordt ontsloten en men vraagt Sans-Joye of hij de stad wil redden. De koning heeft hem gratie verleend. Sans-Joye wil eerst niet. Hij is verbitterd. Fidessa echter weet hem te overtuigen van het tegendeel en Sans-Joye geeft dan toe. Hij gaat de kerker uit en stort zich op de vijand. Fidessa volgt hem als zijn schildknaap.

Sans-Joye vecht dapper en weet de vijand met zijn manschappen te verslaan en de stad uit te jagen. Op de heide voor de stad komt Sans-Joye echter tot de ontdekking, dat hij in de gevechten dodelijk gewond is geraakt. Hij zakt neer en zegt tegen Fidessa, dat hij nu sterven gaat in waarheid. Hij heeft daar vrede mee. Ook Fidessa heeft er vrede mee, maar geeft aan, dat ze Sans-Joye in de dood zal volgen. Sans-Joye sterft en Fidessa zet vervolgens haar dolk op de hoorn van de eenhoorn op haar harnas, de zwakke plek van het pantser. Zo sterft ook Fidessa. Ze voelt zich dan opeens verlicht, verlucht en verlost. In een transcendente staat ziet Fidessa hoe de mensen het lijk van Sans-Joye en dat van haar naar de stad dragen. Ze vindt vervolgens ook het transcendente lichaam van Sans-Joye terug en samen lopen ze, vergeestelijkt, over een pad van wolken naar het paradijs. De eenhoorn vergezelt hen op deze weg; hij komt uit het lichtwoud gesprongen. Hij is nu tam en aanhankelijk geworden. Sans-Joye en Fidessa worden zo voor eeuwig met elkaar verenigd.

Beoordeling van het boek

Wat gelijk opvalt bij het lezen van deze novelle van Couperus is het barokke en overdadige taalgebruik. Zo begint Couperus al met anderhalve pagina uitvoerige beschrijving van het bos en de nimfenweide. Hij doet dat overigens op uitermate poëtische wijze, maar gebruikt daarbij wel veel archaïsche woorden, die tegenwoordig volledig in onbruik geraakt zijn. Zo heeft hij het bijvoorbeeld over een “opake duisternis”. Opaak betekent ondoorzichtig. Ik kende het woord niet en moest het dus opzoeken. Ook werkwoorden als “uitkrinkelen” en “verschemeren” worden nauwelijks nog gebruikt. Al met al maakt dat het lezen van Couperus niet altijd gemakkelijk. Je moet er dan ook echt voor gaan zitten en je leestempo hierop aanpassen. Af en toe zul je de betekenis van een bepaald woord ook moeten opzoeken.

Het onderhavige verhaal lijkt nogal op het bekende sprookje van de kleine zeemeermin (“Den lille Havfrue”) van de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen (1805 – 1875), dat in 1836 verscheen. Ook dat sprookje begint met een beschrijving van de natuur (in dat geval van de zee). Er zijn nog meer overeenkomsten tussen het sprookje en Fidessa. Ook de zeemeermin wordt verliefd op een mens, heeft een aantal zusters en offert haar zeemeerminnenbestaan op uit liefde voor de prins. Waar Fidessa gebruik maakt van de god van het vuur om voor haar een harnas te smeden, gebruikt de zeemeermin een toverdrank van de heks. Dit laatste thema wordt overigens ook in het verhaal van Fidessa aangestipt, waar haar zusters bereid zijn deze toverdrank voor haar te gaan halen, zodat ze weer een nimf kan worden. Het kan haast niet anders, denk ik, of Couperus heeft zich door het sprookje van Andersen laten inspireren.

Dit verhaal zit vol symboliek. Alle mensen in het verhaal zijn geharnast. Ze dragen de last van het leven met zich mee, zou je kunnen zeggen. Ze kunnen het harnas niet uittrekken en gaan in zekere zin dus gebukt onder de gebruikelijke verplichtingen en conventies. Werkelijk vrij en ongebonden zijn ze niet. Dat is de nimf Fidessa wel. Zij dartelt er lustig op los en maakt zich niet te druk om het leven. Ze heeft in ieder geval geen last van conventies en verplichtingen. Dat is de tegenstelling tussen gebondenheid en ongebondenheid. Couperus versterkt deze m.i. nog door de geliefde ridder van Fidessa een naam te geven die letterlijk “zonder vreugde” betekent (“sans joie” in het Frans). Ik denk, dat Couperus hiermee zelf een voorkeur voor het vrije en ongebonden (kunstenaars)bestaan uitspreekt.

In het boek is nog een duidelijke tegenstelling aanwezig. Het begin van het boek beschrijft het donkere en sombere woud, waar saters en heksen wonen. Het is een negatief element. Het einde van het boek beschrijft precies het tegenovergestelde. Het beschrijft het lichtwoud en de gang naar het paradijs van Sans-Joye en Fidessa. Dat is een positief element. Het boek begint dus eigenlijk in mineur en eindigt in majeur. Ik vind dat prachtig gedaan door de schrijver. Je zou dit ook nog kunnen omschrijven als de hel aan het begin en de hemel aan het einde van het boek.

Ik heb nog even zitten puzzelen of dit boek nu een novelle is of een (kleine) roman. Je zou het trouwens ook nog als een sprookje kunnen betitelen, want er zitten duidelijke bovennatuurlijke en mythologische elementen in. Ik houd het er voorlopig maar op, dat dit een novelle is. Ik denk dat, omdat het boek niet alleen een beperkte omvang heeft, maar ook een eenvoudige structuur en - vooral! - slechts twee met name genoemde hoofdpersonen. De hele opzet van het boek is dus beperkt en dan kom je m.i. op het terrein van de novelle terecht.

Ik heb erg van dit verhaal genoten. Het wordt buitengewoon beeldend en poëtisch beschreven, zij het hier en daar wat overdadig. De liefde overwint uiteindelijk en verenigt beide hoofdpersonen voor eeuwig. Natuurlijk is de man/vrouw-verhouding wat aan de traditionele kant, maar het boek stamt dan ook uit de negentiende eeuw. Het enige nadeel is het vaak archaïsche taalgebruik van Couperus. Dat leest nogal lastig. Maar de prachtige sfeertekening maakt wat mij betreft alles weer goed.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.