Samenvatting
Fidessa is een nimf. Samen met haar zussen danst ze elke avond in het maanlicht en ze spelen en dansen op de muziek van de harp. Door dit geluid wordt de Eenhoorn gelokt, en Fidessa probeert hem te temmen. De Eenhoorn is echter helemaal in paniek en rent het bos door, tot aan de weide. Fidessa is te bang voor het bos om los te laten en op de heide valt ze flauw. Als ze wakker wordt ziet ze een stad, en ze ziet allemaal gepantserde mensen uit de poort komen. Als de gepantserde mensen Fidessa zien, helemaal naakt en puur, is ze voor hen zondig. Ze rennen op haar af maar Sans-Joye redt haar. Hij neemt haar mee de stad in naar zijn burcht. Daar wordt Fidessa verliefd op zijn ogen, want dat is het enige dat ze van hem kan zien. Een nimf in de stad is zondig dus Sans-Joye brengt haar de volgende dag weer terug, door het bos naar de weide waar ze ’s avonds altijd danste. Nimfen horen geen ziel te voelen, niet verliefd te kunnen worden. Maar bij Fidessa is dit wel het geval, ze is te verliefd om daar te blijven en springt weer op Sans-Joye’s paard. Terug in de stad worden ze beiden uitgejoeld, Fidessa omdat ze zondig is en Sans-Joye omdat hij haar meeneemt. Als Sans-Joye slaapt gaat Fidessa naar buiten, zweeft omhoog tot aan de smederij. Daar smeden cyclopen pantsers en wapens voor de mensen, en Fidessa vraagt of zij ook een pantser voor haar willen maken. De baas wil dat niet, hij vraagt haar waarom. Op haar antwoord reageert hij waarom ze verliefd is op iets van zilver, van staal, en niet op iets levends, zoals hem. Na veel moeite weet Fidessa hem te overtuigen en na een week heeft ze een pantser. Als ze terug gaat naar de stad, na een zware tocht door de bergen omdat haar pantser zo zwaar is, herkent niemand haar. ’s Nachts wordt ze verleid door een oude man om iets op te drinken, zodat ze voor een paar uur zonder dat zware pantser kan leven. Maar vanwege Sans-Joye weigert ze, en ze vlucht weg van de boze man, met de hulp van de Eenhoorn. Als ze overdag weer terugkeert naar de burcht vertelt Sans-Joye’s schildknaap dat hij in de gevangenis zit vanwege haar. Als ze de stad weer inloopt, intens bedroefd, ziet ze dat ze achtervolgd wordt. Ze wordt als spion aangezien vanwege haar mooie pantser en ze wordt ook in de gevangenis gegooid, maar ze gaat gewillig mee omdat ze weet dat Sans-Joye daar ook zit. Als ze naast Sans-Joye zit herkent hij haar niet, hij blijft herhalen dat Fidessa naakt is. Maar Fidessa zegt hem dat ze een pantser heeft laten maken en hij gelooft haar. Voor onbekende tijd zitten ze samen bedroefd, maar toch gelukkig in de gevangenis. Fidessa’s zusters zijn een keer langsgekomen, ’s nachts, om haar over te halen terug te gaan naar de weide. Fidessa weigert, ze wil bij Sans-Joye blijven. Als de oorlog uitbreekt mogen alle gevangenen meevechten, en Sans-Joye sterft als de strijd gewonnen is. Fidessa aanvaardt het, en zij pleegt zelfmoord. Als ze alle twee dood zijn zien ze elkaar weer, en ze wandelen over een pad van wolken naar de hemel. Onderweg komen ze de Eenhoorn weer tegen, die nu accepteert dat ze hem getemd heeft. Als Sans-Joye op zijn plek in de hemel is wordt Fidessa door de Eenhoorn naar een andere, hogere plek gebracht. Fidessa wil voor altijd bij Sans-Joye blijven, en ze loopt terug. De Eenhoorn loopt achter haar aan en het boek eindigt met hun drie onder een boom.
Historische achtergrond van Louis Couperus
Op 10 juni 1863 wordt Louis Marie Anne Couperus geboren in Den Haag. Hij is de jongste van elf kinderen van John Ricus Couperus en Catharina Geertruida Reynst. Hij gaat naar de basisschool, en in 1881 blijft hij voor de tweede keer in het derde jaar van de Hogere Burgerschool Blijenburg zitten. Onder de leiding van Dr. Jan ten Brink en Dr. A.W. Stellwagen gaat hij voor de akte M.O. Nederlands studeren. In 1883 debuteert hij met zijn Erinnering in het blad Nederland. In 1884 verschijnt zijn eerste verzenbundel Een lent van vaerzen. In 1886 slaagt hij voor zijn akte M. O. Nederlands. In 1887 verschijnt Eline Vere. In 1891 trouwt hij met zijn nicht Elisabeth Wilhelmina Johanna Baud. In 1892, als hij naar Brussel gaat, begint zijn zwerven. In 1893 overlijdt zijn moeder. Hij is een jaar redacteur van De Gids. Couperus hervat zijn zwerven. In 1902 overlijdt zijn vader. In de tussentijd heeft hij 21 stukken geschreven. Daarna schrijft hij nog vele boeken, verzen en stukken in tijdschriften en kranten. In 1918 wordt zijn boek Eline Vere opgevoerd in het theater. Hij is ondertussen in Italië, België, Frankrijk, Engeland en meer landen geweest, reizen naar Algiers, Sumatra, Bali, Japan en verder volgen. In Japan wordt hij zo ernstig ziek dat hij terugkeert naar Nederland. In 1923 wordt hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Een maand later overlijdt hij aan longvliesontsteking en bloedvergiftiging, op 60-jarige leeftijd. Zijn crematie vindt plaats op Westerveld. Later is zijn as overgebracht op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag. Hij heeft in zijn leven meer dan vijftig stukken geschreven.
Hoe past Fidessa in de stijl van Couperus en de 19e eeuw?
De negentiende eeuw is kenmerkend voor het dandyisme en het naturalisme. Het naturalisme kon ik niet terugvinden in Fidessa, het dandyisme ook niet echt. Tenzij je de vrolijkheid en onbezorgdheid van de nimfen in Fidessa dandyisme kunt noemen. Couperus echter had meer schrijfstijlen. Hij schreef, met veel fantasie, psychologische, mythologische en historische romans, verhalen, sprookjes en gedichten. Fidessa is een mythologische roman, nimfen bestaan natuurlijk niet echt. Zo past Fidessa erg in zijn grote verzameling van boeken.
Couperus hield zijn stukken niet bij één stijl, maar hij behandelde wel vaak de onderwerpen het noodlot, het tragische voorgevoel en het verval. Fidessa is een boek over het noodlot, nimfen horen geen ziel te voelen, horen niet verliefd te worden en leed te voelen. Fidessa voelt dat echter wel, en zij ziet het als het noodlot dat ze Sans-Joye heeft ontmoet:
“Maar zonder de schrik van het inktwoud, en zonder de sneeuwblanke Eenhoorn, hadde zij in haar nimfeleven Sans-Joye nooit ontmoet! Was de Eenhoorn haar dan niet een noodlot geweest van de tederste, onmisbare innigheid?”
maar ook:
“Allerliefst noodlot, murmelde zij. Allerliefst noodlot! Lief, aanbiddelijk noodlot! Hoogste van goden, ontfermende almacht, gezegend, gezegend…
“Op het felst raade de krijg, laaide de brand, donderende puinhopen stortten in: een noodlot scheen bloedrood over de stad neer te dalen als een zengende nevel van ondergang.”
Couperus beschrijft vaak gedachten en gesprekken van zijn personages over het noodlot. Dit is ook in Fidessa, dit kun je zien in de bovenstaande citaten.
Fidessa gelooft ook dat alles voorbestemd is, dat het zo hoorde te zijn. Het noodlot. Ze accepteert het, dus ook de dood van Sans-Joye:
“-Groot mijn daad en roemrijk mijn dood… Zeg, Fidessa, is het zo?
Zij glimlachte.
-Het was, als het zijn moest, en het was dus wel goed, Sans-Joye…”
Couperus heeft twee soorten van noodlot, het interne, zoals bij Eline Vere het geval is, ze is door aanleg wie ze is en ze kan daar niets aan veranderen. Hij gebruikt ook het externe, dat is een mysterieuze, onbekende, soms ook bovenwereldlijke macht, waartegen niets te doen is. Bij Fidessa is die macht waarschijnlijk de liefde, daar kan ze niets aan doen, het overvalt haar. Nimfen worden gewoonlijk niet verliefd, hebben geen ziel, voelen geen leed, maar Fidessa overvalt dat wel:
“En opeens voelde zij, die nooit had gevoeld, dat zij een ziel had, dat zij ziel was. Dat zij leed had gehad en liefhad en dat zij een keuze deed, een keuze, die in het stof haar natuur neer zou drukken door het gewicht van een pletterende menselijkheid.”
Couperus schrijft met een pessimistische levensvisie, maar dat is me in Fidessa niet erg opgevallen. Wel is het duidelijk dat er een duidelijke lijn bestaat tussen nimfen en gepantserde mensen, dit is niet leuk voor Fidessa en Sans-Joye. Hier is die pessimistische levensvisie wel te zien, het leven staat tegen.
Hij schrijft ook over levensvragen, de lezer kan hierover lezen en zich erover pijnigen: Wat is waarheid? Deze vraag komt letterlijk voor in Fidessa.
De mens is nietig in de wereld, volgens Couperus, zo ook in Fidessa te lezen:
“-Ik kan niet sprak Sans-Joye toornig. En al kon ik, ik wil niet. Laat branden de stad, laat ondergaan heel de wereld! Wat is een wereld van ijzer en zilver en rotssteen en graniet! Schijnbaar onverdelgbaar, maar toch wrak, broos en voos in al haar voegen…”
Maar toch is er een ‘vluchtweg’, accepteer je nietigheid en de zinloosheid van het bestaan en richt je op het nu. Fidessa richt zich ook niet meer op de toekomst als ze samen met Sans-Joye in de strijd vecht, ze is blij met wat ze nu heeft, blij met Sans-Joye, blij met wat ze voelt.
Bronnen: ons literatuurboek en www.louiscouperus.nl.
REACTIES
1 seconde geleden