Titel: Familieziek
Ondertitel: n.v.t.
Auteur: Adriaan van Dis
Uitgeverij: Wolters-Noordhoff
Plaats van uitgave: Groningen
Jaar van eerste druk: 2002
Gelezen druk: Lijsters-uitgave, Grote Lijsters 2007, eerste druk
Aantal bladzijden: 185 bladzijden
Verwachtingen en eerste reactie
Deze opdrachten maak je gedeeltelijk voordat je het boek gaat lezen, gedeeltelijk direct na het lezen van het boek.
1. Waarom heb je dit boek gekozen? Heeft iemand het je aangeraden? Zo niet, hoe ben je
dan tot je keuze gekomen?
Het is me niet aangeraden, ik heb het gewoon zo uit de kast gepakt.
2. Omschrijf de buitenkant van het boek: kaft, omslagafbeelding, achterflap. Voeg een
kopie van de kaft en achterflap toe aan het einde van je verslag (bijlage 1).
Op de voorkant is een mens te zien met een rood touwtje met een papiertje eraan om de nek. De persoon draagt een groen blouseje met een streepjes, daarnaast staat de naam van de auteur en de titel van het boek erop.
De achterkant is groen met een kleine versie van de afbeelding van de voorkant, de naam van de auteur en de titel staan er weer op. Daarnaast staat er een omschrijving van het boek op. Ook staat er dat de omslag gemaakt is naar idee en ontwerp van Merle Bergers (16 jaar).
3. Wat verwacht je van het boek? Misschien heb je wel eens iets van deze auteur gelezen
of over hem / haar gehoord.
Ik verwacht eigenlijk niks, ik heb nog nooit van deze auteur gehoord.
4. Nu je het boek uit hebt, wat is je eerste reactie?
Ik vind het wel een goed boek maar vind het jammer dat het allemaal losse fragmenten zijn. Aan de andere kant werkt dat ook wel weer goed omdat een familie vaak meer losse dingen meemaakt.
5. Wat vind je van het boek in verhouding tot andere boeken? Of wellicht in verhouding
tot de film?
Een beetje tegenvallend, het zijn veel losse stukken en losse verhalen. Ik mis een beetje een algemeen samenhangend gedeelte.
6. Kun je het boek vergelijken met andere boeken die je gelezen hebt of films die je
gezien hebt?
Nee, het is niet een onderwerp waar ik iets anders over heb gelezen of gezien.
7. Heeft het boek je aan het denken gezet en indruk gemaakt? (Waarover, waardoor,
waarom). Geef voorbeelden en verwerk in je leesverslag citaten.
Ja, het heeft me wel een het denken gezet. Het gezin wordt zo gek gemaakt door meneer Java, als hij in het gesticht zit leven zijn vrouw en haar kinderen hellemaal op.
8. Geef in een grafiek weer hoe je het boek ervaren hebt? Was het in het begin nog lastig
of viel juist het einde tegen? Geef een overtuigende motivatie voor je grafiek.
Ik vond het boek spannend beginnen met de moeder die met haar dochters wil vertrekken, daarna vind ik het wel meteen minder worden. Er zitten zeker wel wat leukere en interessantere stukken in maar ook echt stukken die ik heel wat minder vond. Als Java naar het gesticht gaat krijgt is het wel leuker maar daarna vind ik het ook weer wat minder.
Beknopte samenvatting en analyse (zie ook bijlage 3 voor uitleg over de begrippen en
Eldorado H3 afdeling 1: Verhaaltechniek)
1. Vat de inhoud van het boek samen: noteer in een lopend verhaal wat de belangrijkste
gebeurtenissen in het verhaal zijn. Vertel ook de afloop. Gebruik maximaal één A4:
het is dus belangrijk dat je de grote lijn opschrijft en (overbodige) details achterwege
laat.
Het boek speelt zich af in de jaren vijftig, er is een gezin uit Indië naar Nederland gevlucht, ze wonen nu aan de kust. Het gezin bestaat uit: Meneer Java, een moeder, drie dochters en een zoon. De zoon is het kind van meneer Java en de moeder, de dochters zijn van de moeder met haar man die ze in de Tweede Wereldoorlog is verloren. De moeder en de dochters zaten in de oorlog samen in een kamp in Indië, na de bevrijding leerden ze meneer Java kennen en gingen samen naar Nederland. De jongen is in Nederland geboren, nergens wordt bij zijn naam genoemd.
Meneer Java heeft een oorlogstrauma. Het boek begint met dat de moeder haar koffers wil pakken om te vertrekken. Ze pakt ook haar geheime spaarboekje waar Java niks van mag weten. Java houdt erg van luxe, hij zou het zo uitgeven. Java werkt niet, hij zit heel de dag thuis, hij verzorgt wel de paarden van de reddingsbrigade, hij houdt er van paarden. Ook geeft hij zijn zoon thuis les. Hij wil namelijk dat zijn zoon een klas kan overslaan, hij is namelijk ongunstig jarig en is daarom bijna een jaar ouder dan de kinderen uit zijn klas. Ook wil hij de jongen voorbereiden op de toekomst, hij wil hem levenslessen en kopkracht bijbrengen. Java denkt namelijk dat de koude oorlog in een Derde wereldoorlog zal uitmonden. De jongen is alleen minder sterk dan Java had gehoopt. Hij is allergisch, bang en dyslectisch. De dochters pesten hem daarmee en sluiten hem buiten.
Als meneer Java de jongen thuis lesgeeft dan verliest hij vaak zijn geduld. Hij slaat hem vaak. Een krantenbericht kan hem al van slag maken. Vaak gooit hij dan ook met dingen. Hij probeert wel om voor de buitenwereld perfect te lijken, zo gaat hij een fles wijn brengen naar de kapitein die een bom op het stand onschadelijk gaat maken.
Meneer Java krijgt om zijn woedeaanvallen een beetje te onderdrukken kalmeringsmiddelen, maar na verloop van tijd werken die niet goed meer. Hij gaat daarom naar een gesticht, daar probeert hij volledig doorgedraaid een atoombom te maken. De moeder en haar meisjes leven hellemaal op als hij weg is. De jongen mist zijn vader alleen wel en raakt daarom losgeslagen. De moeder stuurt hem naar haar familie in Brabant, ook daar wordt het niks met hem. Door zijn angsten beland hij uiteindelijk ook bij de dokter.
2. Wat is het thema van het boek? Geef het thema is één zin weer zonder de inhoud na te
vertellen. Welke boodschap/les wil de auteur je meegeven?
Door de fragmenten zitten er meerdere thema’s in maar veelvoorkomende thema’s zijn: het voormalig Nederlands-Indie, de Tweede Wereldoorlog en de jaren na de oorlog in Nederland.
3. Is het thema van het boek actueel? Waarom (niet)?
Nee, Nederlands-Indië is alweer een tijd Indonesië en de Tweede Wereldoorlog is ook lang afgelopen.
4. Noem ten minste drie motieven bij het thema. Verklaar de motieven in relatie tot het
thema. Een motief is een voor de mens belangrijke situatie of gebeurtenis die in een
verhaal voorkomt of iets wat herhaaldelijk terugkeert in een boek (bv. jaloezie, seks,
frustratie).
• De bom, meneer Java heeft het constant over de bom en over een aankomende oorlog, de bom staat eigenlijk ook voor angst.
• Het fotoalbum, meneer Java leert de jongen alle levenslessen met behulp van zijn fotoboek.
• Kopkracht, meneer Java probeert de jongen kopkracht bij te brengen, zo kan hij overleven. Dit komt erg veel voor in het boek.
5. Beschrijf de opbouw van het verhaal. Hoe begint het boek en hoe eindigt het?
Het verhaal begint met de moeder die haar spullen pakt om bij meneer Java te vertrekken. Het eindigt als Java in bad zit terwijl hij aan de moeder belooft wat makkelijker te zullen worden.
6. Heeft de tekst opvallende vormkenmerken? (Brieven, dagboek, bijzonder lettertype
e.d.)
Het zijn korte verhalen, een soort fragmenten.
7. Verklaar de titel en de eventuele ondertitel. Is de titel goed gekozen en waarom?
De titel heeft eigenlijk twee betekenissen, ‘’familieziek’’ betekent dat je overdreven gehecht bent aan je familie. Java is heel erg gehecht aan zijn zoon en hij ook aan hem. Maar aan de andere kant zou je dit uit kunnen leggen als een familie die ziek is.
8. Kun je uit de titel opmaken waar het boek over gaat? Wat is de relatie met de
thematiek? Zie je verband tussen de titel / ondertitel, opdracht en het thema?
Ja, het gaat over een familie die niet goed met elkaar omgaat, ze zijn als het ware ‘’ziek’’.
9. Kun je uitleggen in hoeverre het motto bij het verhaal past?
Java is geobsedeerd door de oorlog en de atoombommen, het past dus vrij goed bij het verhaal.
10. Kun je iets vertellen over het genre? (Autobiografie, misdaadroman, historische
roman, novelle, psychologische roman)
Het is een psychologische roman.
11. Heeft het verhaal een motto? Citeer het motto en verklaar waarom de auteur voor dit
motto gekozen heeft.
Pour fabriquer une bombe ‘A’
Mes enfants croyez-moi
C’est vraiment de la tarte
La question du détonateur
S’résout en un quart d’heur’
C’est de cell’s qu’on écarte
En c’qui concerne la bombe ‘H’
C’est pas beaucoup plus vach’
Mais un’ chos’ me tourmente
C’est qu’cell’s de ma fabrication
N’ont qu’un rayon d’action
De trois mètres cinquante
Y’a quéqu’chos’ qui chloch’ là-d’dans
J’y retourne immédiat’ment
Boris Vian, ‘La java des bombes atomiques’
Het is een liedje dat gaat over de A-bommen en H-bommen. Java is hellemaal geobsedeerd door de bommen, hij luistert iedere dag naar de radio en leest de krant om er van alles over te weten te komen. Als Java in het gesticht zit dan probeert hij zelf een atoombom te maken, hij zingt dan ook dit liedje.
12. Welke personages spreken je aan?
De jongen spreekt me heel erg aan, ik vind hem echt zielig. Hij is hellemaal alleen en is niet hellemaal wat zijn vader van hem had gehoopt.
13. Is er sprake van karakterontwikkeling? Hebben bepaalde emoties je aan het denken
gezet?
Ja, vooral de jongen en meneer Java ontwikkelen zich. Op het einde zijn ze een heel ander persoon als aan het begin.
14. Wie is aan het woord? Hoe zie je dat terug in de tekst? Wat vind je van het gekozen
perspectief en waarom? Is er een perspectief dat jij beter had gevonden?
De hij / zij verteller is aan het woord, dit vind ik wel passend. Een ik perspectief van de jongen had ook wel goed gekund vind ik.
15. Let op het tijdsverloop. Vertelt de schrijver het verhaal in de juiste tijdvolgorde
(chronologische tijdvolgorde)? Komen er tijdsprongen in voor?
Het verhaal speelt zich chronologisch af.
16. Het verhaal kan ook niet-chronologisch verteld worden? Zijn er flashbacks of
flashforwards?
Nee.
17. Wanneer spelen de gebeurtenissen zich af en wat is de totale tijd waarover in een
verhaal verteld wordt, inclusief de tijdsprongen?
Dat is me niet helemaal duidelijk, het kan een paar maanden zijn maar ook een paar jaar.
18. Is er sprake van tijdrekking (vertraging) als op een bepaalde plaats in het verhaal de
verteltijd relatief erg lang is. Is er sprake van tijdverdichting (versnelling) als op een
bepaalde plaats in het verhaal de verteltijd relatief erg kort is.
Nee, daar is geen sprake van.
19. Hoe begint het verhaal (ab ovo, in medias res, post rem) en hoe eindigt het (gesloten
of open einde, eventueel cyclische structuur als begin en einde verhaal opvallende
overeenkomsten vertonen)?
Het verhaal begint in medias res.
20. Hoe wordt de spanning opgebouwd? Is er een plot? Is het verhaal fragmentarisch of
aaneengesloten verteld? Is er sprake van verschillende verhaallijnen?
Het verhaal wordt fragmentarisch verteld met verschillende gebeurtenissen.
21. Geef de opbouw van de spanning in het boek in een grafiek weer. Motiveer waar de
hoogte- en dieptepunten in de spanning liggen.
Ik vind het verhaal aan het begin spannend, daarna niet meer. Er wordt langzaam toegewerkt naar dat meneer Java in het gesticht wordt opgenomen. Dat is toch wel even het toppunt van de spanning, daarna blijft het ongeveer op dat spanningsniveau.
De auteur
1. Is er verband tussen het persoonlijk leven van de schrijver en de thematiek van het
werk?
Ja, de vader van Adriaan van Dis had ook een oorlogstrauma. Ook was zijn moeder Nederlands en kwam zijn vader uit Indië, hij vond het moeilijk om hier een plaatje in Nederland te vinden.
2. Is deze tekst kenmerkend voor deze schrijver?
Ja, Adriaan van Dis schrijft vaak romans over andere culturen, met name over Indië. Hierover schreef hij ook de boeken Nathan Sid en Indische Duinen.
3. Spelen historische feiten en/of maatschappelijke achtergronden een rol?
Ja, de Tweede Wereldoorlog, het naoorlogse herstel, de zelfstandigheid van Indonesië, kernproeven, de Koude Oorlog en de watersnoodramp spelen en achtergrondrol.
4. Kun je iets vertellen over het wereldbeeld van de schrijver (n.a.v. secundaire
literatuur)
Adriaan van Dis is een man waarvan zijn jeugd best wel voor een stuk overeenkomt met die van de jongen uit het boek. Hij is breed cultureel opgevoed met een Islamitische vader en een Nederlandse moeder. Hij heeft een bewondering voor Afrika.
Eindoordeel
1. Gebeurtenissen: zijn de gebeurtenissen en de opvolging van de gebeurtenissen in het
verhaal geloofwaardig? Leg uit. Gebruik voorbeelden.
Ja, als iemand een oorlogstrauma heeft zoals meneer Java zie diegene goed zulke dingen doen als meneer Java. Ook vind ik het geloofwaardig dat zijn zoon hellemaal ontspoort.
2. Personages: wat vond je van de personages uit het verhaal? Kwamen ze
geloofwaardig op je over? Herkende je gedrag of gedachten van de personages?
De personages vond ik wel oké, Java en de jongen zijn wel de meest uitgewerkte personages en maken daarom ook de meeste indruk op mij. Vooral deze twee kwamen geloofwaardig op mij over.
3. Opbouw: wat vond je van de opbouw van het verhaal? Kun je je vinden in het einde
dat de auteur gekozen heeft? Waarom (niet)? Vond je het verhaal spannend? Had je
liever bepaalde stukken overgeslagen?
Het verhaal vond ik niet spannend, ik vond het vaak een beetje onsamenhangend terwijl het dat op sommige stukken wel is. Ik had graag wat meer gezien over Java in het gesticht en zulke dingen.
4. Taalgebruik: was het een lastig boek om te lezen? Wat vond je een mooie passage?
Waren er veel dialogen?
Ik vond het geen moeilijk boek om te lezen, een grappig stuk vind ik dat tante Mijntje langskomt, iedereen doet ineens gezellig en netjes voor de erfenis. Er zijn best veel dialogen.
5. Heeft het boek je ergens over aan het denken gezet over een bepaald
probleem / onderwerp? Waarom?
Ja, over dat sommige gezinnen echt kunnen leiden door iemand met een bepaalde tik of trauma.
6. Aan wie zou je het boek aanraden en waarom?
Eigenlijk aan niemand, ik vind het niet een heel geweldig boek.
Verwerkingsopdracht.
Zie bijlage 4 voor de verwerkingsopdrachten.
Zoek een aantal gedichten (3-5) die qua thematiek bij het door jou gekozen werk passen.
Kopieer deze gedichten en voeg ze toe aan het leesverslag. Motiveer je keuze uitvoerig.
(minimaal 1 A4)
Gedichten:
MIJN MOEDER IS MIJN NAAM VERGETEN
Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Schrijver: Neeltje Maria Min
DE JONGEN WACHTTE OP DE DINGEN DIE KOMEN ZOUDEN.
De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.
Zijn vader zette de kachel op tafel, zijn moeder
bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten.
Het wachten op het water. Het kwam als een groot grijs
monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein
over het braakland naar het huis waar hij woonde.
Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten
het monster steeg hoger en hoger, kwam de trap op.
Hij was bang. Zijn vader mat hoe hoog het kwam.
uit: 'Toen de dijken braken', 2006
BERICHT AAN DE GENERAAL
Drie jaar, meneer de generaal
luister goed - geen drie dagen of maanden
nee, generaal, drie jaar is het nu
dat ik wacht, met mijn verscheurde hart
in mijn leeggeroofde huis
met mijn schuw geworden kinderen
- wacht, drie jaar, op mijn man.
Heeft u, generaal van daarginds,
hem gezien door uw dodelijk vizier?
Hij was het lied op mijn erf
het brood op mijn tafel
de vader van mijn kleinen
hij was de was op mijn huid
de warmte in mijn bed
de vogel in mijn borst.
Op een dag trok hij uit naar de bergen
om zijn land te verdedigen tegen de horden
om zijn kinderen te redden van de vernedering.
Maar toen, generaal van daarginds
met uw harde kaken en uw blik van ijs
schoot uw leger zonder eer
duizend goede kerels neer
om de redding van uw trots
Drie jaar hangt de dood in mijn huis
wacht ik op een stap die niet komt
kruipen ratten door mijn bed.
Waar is de vrouw die ik was?
Haat en wraak zal ik baren
schreeuwende leegte
as.
DROEVE TIJDEN
’t Zijn droeve tijden als de oorlog woedt,
Als mensen men slacht lijk dieren,
Als mensenbloed bij beken vloeit.
Als vrede en liefde liggen geboeid
Als haat
En kwaad,
Als nood
En dood
Grijnzen en vloeken en tieren.
'Waar is nu toch mijn arme man?
‘k Verga van angst! ik sterf ervan!
Ach! wat verschil bij ’t voor’ge jaar!
We zaten hier zo blij te gâar
Bij ’t wiegsken van ons jongste kind.
En nu zover door sneeuw en wind
En vorst…en dan!…Och God! och God!
Heb meelij met mijn bitter lot!'
'Ju!' roept het jongetje, 'paardeken ju!
he! moeder, waar is vader nu?
Als vader komt, dan krijg ik een paard,
Een levende paard en een blinkende zwaard,
Een helm met pluim en een grote banier;
Dan gaan we rijden verre van hier;
Dan maken wij oorlog en nog, en meer…;
Zeg, moeder, wanneer komt vader weer?'
'Hoor' zegt het dochterken, 'moederlief,
‘k Heb vader geschreven ene schone brief :
En dat wij bidden op beide kniên
Voor hem… en hem zo gaarne zien;
En dat gij toch zo droeve zijt;
En dat ik ook dan dikwijls krijt;
En dat ons broerken vlijtig leert;
En…of hij toch niet wederkeert!'
De moeder aanhoort ’t eenvoudige schrift,
En keert zich om met koortsige drift,
En grijpt uit de wieg ’t onnozele wicht,
En houdt het naar de hemel gericht;
En roept en snikt : o Heer! o Heer!
Geef ons de gade en de Vader weer!
Terwijl de moeder aan ’t bidden was,
Terwijl het meisje haar briefken las,
Terwijl het jongentje reed en liep,
Terwijl het wicht in zijn wiegsken sliep,
Daar verre, in ’t vreemde verwoeste land,
Verlaten, langs een eenzame kant,
Met doorboorde borst
En hijgend van dorst
En de nagels geprent in ’t bevrozene veld,
Daar lag de vader, de dappere held,
Te sterven.
uit 'Uit het Hart' van G.Th. Antheunis (1840-1907) naar aanleiding van de Frans - Duitse oorlog (1870-1871)
Motivatie voor de gedichten:
Het eerste gedicht dat ik heb uitgekozen heeft de naam Mijn moeder is mijn naam vergeten. Het gaat over iemand waarvan de moeder eigenlijk niet van haar kind houdt en daarom niet tegen die persoon spreekt, ze is als het ware zijn naam vergeten. De persoon wil heel graag dat de moeder tegen hem spreekt zodat hij weet dat hij bestaat. Dit vind ik goed bij de jongen uit het verhaal passen, de moeder is er eigenlijk alleen voor haar drie dochters, hij zit vaak aan de getraumatiseerde meneer Java vast. De moeder kijkt als het ware neer op de jongen want ze heeft liever haar dochters. Dit moet voor de jongen erg moeilijk zijn geweest en ik denk dat dit ook een van de redenen is waarom hij dan ook later in het boek ontspoord. Daarnaast vind ik het ook wel passen omdat de jongen in het boek niet bij zijn naam wordt genoemd, altijd als ‘’de jongen’’, of ‘’dat joch’’. Als de jongen bij de genezer een naam op moet geven noemt hij zichzelf Eben Hezer. Hij spreekt zijn eigen naam dus ook niet uit.
Het tweede gedicht dat ik bij het boek vind passen qua thematiek is het gedicht De jongen wachtte op de dingen die komen zouden. Het gaat aan de ene kant over een familie en de andere kant over de watersnoodramp. Ergens in het midden van het boek vindt de watersnoodramp plaats, niet bij het gezin zelf maar bij hun familie in West-Brabant. De jongen moet dan zijn nieuwe jecker afgeven omdat zij die harder nodig hebben. De jongen pakt die aan het einde van het boek terug als hij bij diezelfde mensen gaat logeren. Aan de andere kant gaat het over een familie die probeert om nog wat dingen te redden. Datzelfde gebeurd eigenlijk als meneer Java naar het gesticht gaat en aan de kalmeringspillen. Eigenlijk moet hij gered worden want anders wordt het niks met hem. Aan de andere kant moet ook het gezin gered worden want ze houden het zo niet uit.
Het een na laatste gedicht dat ik gekozen heb is het gedicht bericht Aan de generaal. Het thema van dit gedicht is oorlog en dat van het boek ook. Dit gedicht gaat over een vrouw die haar man in de oorlog is verloren, de moeder in het verhaal is haar eerste man (waarvan ze meer hield als van meneer Java) ook in de oorlog verloren. Java heeft in het boek een oorlogstrauma maar de moeder zeker ook, ze wil het er wel liever niet over hebben maar ze leidt er ook nog onder. Ook gaat het over haar schuw geworden kinderen, in het boek zitten deze ook maar meer omdat ze schuw geworden zijn van de trauma’s van hun ouders.
Het laatste gedicht dat ik uitgekozen heb is Droeve tijden, nog een gedicht met het thema oorlog. Het is geschreven op de Frans-Duitse oorlog, over een familie die heel wanhopig is dat hun vader ooit nog terug komt. Toen de moeder met haar dochters in een kamp zat kan ik me goed voorstellen dat ze zich ook zo hebben gevoeld, wanhopig dat ze hun vader ooit nog eens zouden kunnen zien. Daarnaast gaat het in het gedicht over de jongen die hoopt zijn vader ooit weer te zien zodat hij een paard krijgt en met zijn vader kan gaan paardrijden. Meneer Java houdt de paarden van de reddingsbrigade bij en rijdt ze los, hij is hellemaal gek van paarden. De dochters noemen hem daarom ook vaak de paardenman. Het stuk over dat de dochter een brief schrijft is ook in het verhaal in te passen, de dochters schrijven meneer Java brieven als hij in het gesticht zit. De brieven worden alleen niet opgestuurd.
Leeskringdiscussie
In vwo 6 ga je in een groep van maximaal 6 personen discussiëren over een literair
werk. Uitgangpunt voor de discussie zijn stellingen die elke deelnemer moet
formuleren. Als voorbereiding op deze leeskringdiscussie formuleer je bij elk boek dat
je leest voor je leesdossier drie stellingen (zie bijlage 6: ‘De leeskringdiscussie’ voor
voorbeelden van goede stellingen).
• Dit boek is erg kenmerkend voor deze schrijver.
• Dit boek geeft een erg goed en realistisch beeld over de naoorlogse periode in Nederland.
• In dit boek spelen de historische achtergronden een hele belangrijke rol.
Secundaire literatuur, bijlagen en bronvermelding
Onderdeel H van je leesverslag bestaat uit twee onderdelen:
Secundaire literatuur:
Om je boek beter te begrijpen en ook andere visies op de
interpretatie van het boek te krijgen, is het goed om je te verdiepen in secundaire
literatuur: literatuur over het boek dat je gelezen hebt, zoals recensies, artikelen uit
literaire handboeken en lexicons, etc. Zoek tenminste drie onderdelen secundaire
literatuur (met een minimum van acht pagina’s) (zie ook bijlage 6: ‘De
leeskringdiscussie’ voor voorbeelden van bronnen voor secundaire literatuur) en
vermeld op een correctie manier de bron (zie ook bijlage 9: Een bronvermelding
maken).
Bijlagen en bronvermelding:
De laatste pagina‘s van het leesverslag bestaan uit de
bijlagen (bij sommige opdrachten moeten je extra materiaal toevoegen) en een
overzicht van de gebruikte bronnen. Geef een korte inhoudsopgave van je bijlagen en
controleer of je alle benodigde documenten inderdaad hebt opgenomen.
Verder is het belangrijk dat je bronvermelding volgens de regels is samengesteld en
dat je alle bronnen die je geraadpleegd hebt – voor het standaardverslag en voor de
verwerkingsopdrachten – vermeldt. Het is niet verkeerd om bronnen te gebruiken,
maar je moet ze wel vermelden, anders maak je je schuldig aan plagiaat (diefstal). Zie
hiervoor bijlage 9: ‘Een bronvermelding maken’.
Recensie
Toch nog verzoend met `meneer Java'
Een vertrouwd verhaal van Adriaan van Dis
Vrijdag 13 september 2002 door Arnold Heumakers
De titel van Adriaan van Dis' nieuwe roman Familieziek lijkt bijna een excuus. Alweer een boek over dat merkwaardige gezin in de Hollandse duinen, van wie iedereen – op de in Nederland geboren zoon na – nog met één voet in Indië leeft. Nu is het geen schande als je gek op je familie bent. Maar wie Van Dis' eerdere boeken heeft gelezen, weet dat de zaken niet zo simpel liggen. Bij hem heeft de familie zelf nog het meest van een ziekte, een chronische ziekte, moeten we nu vaststellen, waarvan de schrijver maar niet wil genezen, in weerwil van de literaire kuren die hij zichzelf heeft opgelegd.
Adriaan van Dis: Familieziek. Augustus, 208 blz. €18,50 (geb.)
Heeft Van Dis niets anders om over te schrijven? In zijn vorige roman Dubbelliefde, het openhartige en zelfs schaamteloze relaas van zijn seksuele odyssee tussen hetero's en homo's in de jaren zestig, bewees hij dat hij ook zonder terugkeer naar de vroegste kinderjaren een interessante roman kan schrijven. In Dubbelliefde kregen we iets te zien van de gevolgen van een gekwelde jeugd voor het latere leven. Maar met Familieziek zijn we weer terug bij af. Alles wat al bekend was van Nathan Sid en Indische duinen passeert opnieuw de revue, ditmaal niet als een aaneengesloten relaas, maar `in taferelen'. Dat wil zeggen: in losse schetsen, wat Van Dis alle gelegenheid geeft een aantal overgeslagen anekdoten alsnog te vertellen. Het verhaal dat de diverse taferelen samenhang moet verlenen, hoeft niet meer omstandig uit de doeken te worden gedaan, omdat iedereen dat toch al kent.
Waarom keert de schrijver opnieuw terug naar een onderwerp dat hij, met name in zijn beste roman Indische duinen, al zo uitputtend heeft behandeld? De `ziekte' uit de titel mag een handig excuus zijn, als verklaring lijkt zij mij onvoldoende. De lezer heeft aan de gezondheidstoestand van de schrijver geen boodschap, tenzij deze daar literair iets belangwekkends mee heeft gedaan. Van de meeste taferelen die worden opgeroepen, kan dat op het eerste gezicht nauwelijks worden gezegd. Herinneringen aan de watersnoodramp, de angst voor de atoombom, het begin van de Koude Oorlog, Soekarno's anti-Nederlandse politiek, de Suez-crisis en de inval in Hongarije – in Familieziek speelt het allemaal een rol op de achtergrond. Zeer herkenbaar voor wie in dezelfde tijd kind is geweest en ongetwijfeld leerzaam voor de latere generaties, maar op zichzelf toch nauwelijks de moeite van de aandacht waard. Daarvoor heeft Van Dis er te weinig mee gedaan.
Gekte
Alle historische gegevens, evenals de overige anekdotes (een Engelse blindganger op de boulevard, een gestrand schip met Griekse bemanning, een haas vol kogeltjes tijdens het kerstdiner), dienen slechts als reliëf voor de drift, het verdriet en de toenemende gekte van zijn vader, die in deze taferelen doorgaans wordt aangeduid als `meneer Java' en een enkele keer ook (net als in sommige jeugdherinneringen in Dubbelliefde) als `Paardman', vanwege zijn bijzondere band met het paard. De raison van deze herhalingsoefening lijkt dan ook dáár te moeten worden gezocht: bij de andere benadering van de vaderfiguur. In Nathan Sid en vooral in Indische duinen domineerde de afkeer, om niet te zeggen de haat; nu lijkt de nadruk te liggen op de affectie en aanhankelijkheid die de zoon, kennelijk zijns ondanks, jegens zijn vader heeft gekoesterd.
Erg verrassend is deze verschuiving overigens niet, want ook uit de vorige boeken sprak al de nodige ambivalentie. Haat en liefde zijn in ouder-kindverhoudingen bijna altijd twee zijden van dezelfde medaille. In Indische duinen kwam de ambivalentie onder meer aan het licht via de perspectiefwisselingen en de dialogen, die naast de zoon ook de moeder en de halfzusters aan het woord lieten. De daaruit voortvloeiende complexiteit, die van dit boek zo'n geslaagde roman maakte, ontbreekt ditmaal. Op een enkele uitzondering na (een `monoloog' van de moeder, een brief van een van de halfzusters, een idioot brief-gedicht over zijn radio van Meneer Java) staan de gewaarwordingen van de zoon in het middelpunt.
Daar staat tegenover dat Van Dis nu, net als in Nathan Sid, een meer objectiverende stijl hanteert. De vreemde naam voor de vader wijst daar al op, evenals de aanduiding van de drie halfzusters als `eerstezuster', `tweedezuster' en `derdezuster'. Ook de zoon wordt nooit bij zijn naam genoemd, maar heet afwisselend `de zoon' en `de jongen' of hij wordt naar zijn functie (bijvoorbeeld `de poetser') vernoemd. Alleen de moeder blijft `moeder'. Het resultaat is een vervreemdingseffect, dat je ook aantreft in Jules Renards beroemde roman in taferelen over diens – gruwelijke – jeugd Poil de Carotte uit 1894. Het verhaal krijgt er iets quasi-exemplarisch door, maar in werkelijkheid dienen deze formele benamingen om het bizarre van de gebeurtenissen een schijn van vanzelfsprekendheid te geven, waardoor het gruwelijke eigenlijk alleen maar gruwelijker wordt.
Zo gruwelijk als bij Renard gaat het bij Van Dis niet toe. Zijn roman maakt eerder een tragische indruk. Je ziet de vader, niet in staat te wennen aan de drastisch veranderde omstandigheden na het verlies van Nederlands-Indië, per tafereel gekker worden. De juskommen die hij in drift tegen de muur kapot smijt, wekken eerst nog schrik en ontzetting, maar gaan allengs behoren tot de dagelijkse rituelen. En wanneer meneer Java tenslotte tijdelijk in een inrichting wordt opgenomen, krijgen de jusvlekken op de muur welhaast het karakter van dierbare relikwieën.
`Kopkracht'
Vooral de zoon heeft het er moeilijk mee. Met hem had zijn vader grootse plannen, hij heeft hem onder zijn hoede genomen en aan een zeer eigenzinnig thuisonderwijs (`de beste school is de levensschool') blootgesteld, dat helaas meer bleek te zijn toegesneden op de Indische koloniale werkelijkheid en de voorbije oorlog dan op het zich herstellende Nederland. Ook de noodzaak van `kopkracht', die meneer Java hem altijd had voorgehouden, wordt onderuit gehaald zodra blijkt dat de vader er zelf – in de inrichting – niet in voldoende mate over beschikt.
Het paradoxale is alleen dat juist deze geleidelijke afbraak van vaders prestige de affectie van de zoon bevordert. Wanneer meneer Java in de inrichting verdwijnt, heet de zoon niet voor niets `onhandelbaar' te zijn geworden; hij wordt uit logeren gestuurd bij de boerenfamilie van zijn moeder, waar men tot zijn grote woede tijdens gesprekken aan tafel korte metten maakt met de Indische nostalgie en rancune van zijn papa.
Het onderstreept nog eens hun band, die steeds meer de trekken krijgt van een door de buitenwereld niet begrepen en nauwelijks erkend verbond. Voor Van Dis zal dit de belangrijkste winst zijn geweest die het schrijven van dit boek hem heeft opgeleverd: een definitieve verzoening met zijn vader, wiens tragiek hij nu met compassie onder ogen kan zien. Of dit voor de lezer even profijtelijk is, blijft de vraag. Om het medicijn ten volle te kunnen waarderen, zou je aan dezelfde kwaal moeten lijden. En hoe populair Van Dis' boeken ook zijn gebleken, voor een epidemie hoeft vooralsnog niet gevreesd te worden.
Dat neemt niet weg dat het gewonnen inzicht Van Dis alle ruimte heeft verschaft om zijn taferelen stilistisch zo aantrekkelijk mogelijk vorm te geven. Maar misschien moet je ook zeggen: de vertrouwdheid van het verhaal is de concentratie op de stijl ten goede gekomen. Van Dis vertelt zijn anekdotes precies en beeldend, het juiste midden houdend tussen naïef en lucide, en met af en toe een geslaagd grapje. Wanneer moeder de schoenen van haar man met zadelvet heeft ingesmeerd, lezen we bijvoorbeeld dat het huis ervan `hinnikt'. En wanneer meneer Java zijn oren schoonpeutert, zit zijn zakdoek vol `orenverdriet'.
Navenant is de passage, waarin de vader de zoon schrijfles geeft en hem op de `schrijfbobbel' wijst, `een nobel eelt waar je hard voor zult moeten werken': `Meneer Java leent zijn middelvinger uit – zijn pupil mag voelen. Een schrijfvinger pur sang. Geel van de nicotine. De rook krult eruit op. Warm en gespierd is de vinger, jaren van opgetaste ervaringen zinderen onder het eelt. De schrijfbobbel klopt, zwelt, groeit... een vulkaan wordt hij, een Krakatau van kennis. Van schrik krast de jongen er een kruisje in, zoals hij gewend is met zijn galbulten te doen, om de jeuk weg te drukken'.
In dezelfde passage wordt hem het potlood in handen gedrukt onder de profetische woorden: `Dit wordt je wapen'. Gelet op het getoonde vakmanschap in Familieziek, is dat niets teveel gezegd. Maar je moet wel een zeer meevoelende fan zijn om voor het volgende boek niet hartstochtelijk naar een ander doelwit te verlangen.
Ze lopen langs de schuimrand van de zee, de maan tegemoet, naar het zuiden – het vooroorlogse zuiden. [...] Naast elkaar, zelfde been voor, voeten gelijk. Twee schaduwen volgen hen. `Twee hoge heren', fluistert meneer Java. Hij trapt ze weg. Eén schaduw trapt mee. Meneer Java zwaait, één schaduw zwaait. Meneer Java neemt zijn hoed af, twee hoeden groeten de maan. De schaduw van de jongen staat er stom naast. `Beleefde heren', zegt meneer Java, `maar hou ze in de gaten, ze bedriegen je waar je bij staat'. Dan drukt hij de jongen stevig tegen zich aan... en samen kijken ze om naar de schaduw, die nu als één man achter hen staat. `Zie je wel, zelfs je eigen schaduw kun je niet vertrouwen. Zo loopt hij met je op, zo laat hij je in de steek'.
Uit Adriaan van Dis: Familieziek
Ze lopen langs de schuimrand van de zee, de maan tegemoet, naar het zuiden – het vooroorlogse zuiden. [...] Naast elkaar, zelfde been voor, voeten gelijk. Twee schaduwen volgen hen. `Twee hoge heren', fluistert meneer Java. Hij trapt ze weg. Eén schaduw trapt mee. Meneer Java zwaait, één schaduw zwaait. Meneer Java neemt zijn hoed af, twee hoeden groeten de maan. De schaduw van de jongen staat er stom naast. `Beleefde heren', zegt meneer Java, `maar hou ze in de gaten, ze bedriegen je waar je bij staat'. Dan drukt hij de jongen stevig tegen zich aan... en samen kijken ze om naar de schaduw, die nu als één man achter hen staat. `Zie je wel, zelfs je eigen schaduw kun je niet vertrouwen. Zo loopt hij met je op, zo laat hij je in de steek'.Uit Adriaan van Dis: Familieziek in
• Kunst
• Kunst en Cultuur
• Literatuur
• Taal- en Letterkunde
Informatie over de auteur:
Dis, Adriaan van
Adriaan van Dis Foto Vincent Mentzel
Nederlands prozaschrijver, (Bergen, Noord-Holland 16-12-1946)
Ups en downs kenmerken het schrijverschap van Adriaan van Dis, geboren Mulder, die in de jaren 80 het invloedrijkste boekenprogramma van de Nederlandse televisie presenteerde. Met zijn debuutroman Nathan Sid (1984, tragikomische jeugdherinneringen over een uit Indië gerepatrieerd gezin) en het dromerig-poëtische Zilver (1988, de – seksuele – ontwikkeling van een jongetje zonder familie) oogstte hij kritische lof en enorme verkoopsuccessen. In 1992 leek zijn carrière voorbij toen bleek dat hij zinnen had overgenomen uit een reisboek over Zuid-Afrika, maar twee jaar later bewees hij zich literair met Indische duinen, een persoonlijk verhaal vol zwarte humor over de haat-liefdeverhouding van een zoon tot zijn vader en de rest van zijn familie. Van Dis’ hoofdpersonen zijn jongens die nergens bij horen, door hun afkomst of door hun seksuele ambivalentie, zoals de ‘jongeman’ in het autobiografische Dubbelliefde (1999). Voor de vernietigende kritieken die deze generatieroman over de jaren 60 en 70 kreeg, revancheerde Van Dis zich in 2002, toen hij met de bescheiden ‘roman in taferelen’ Familieziek nog één keer terugging naar zijn jeugd, en opnieuw bewees hoe gaaf en aangrijpend hij kan schrijven. Ook geprezen werd hij om zijn roman De wandelaar (2007), een geëngageerde roman over de achterkant van Parijs.
Recensie
Eindelijk eens begrip voor die vader
TOEF JAEGER
In de zomer discussieert de Leesclub (www.nrc.nl/leesclub) over boeken die ten onrechte werden verguisd, genegeerd of verkeerd begrepen. Zoals 'Familieziek' van Adriaan van Dis uit 2002.
Hoe vaak mag een schrijver zichzelf herhalen? Kan je Houellebecq bekritiseren omdat zijn laatste roman alwéér zo'n somber beeld geeft van 'de hedendaagse maatschappij'? Is het raar om over Nabokov te beweren dat hij 'steeds maar weer een onbetrouwbare verteller' hanteert? Had Proust echt zóveel romans nodig om de verloren tijd in te halen?
Het zijn voor sommige schrijvers ongepaste vragen. Een grootmeester wordt niet verweten dat hij zichzelf herhaalt, sterker nog: een grootmeester koketteert ermee. ,,Wie moet ik anders herhalen?'' verdedigde Gerard Reve zich ooit tegen de kritiek. En W.F. Hermans stelde vast: ,,Ik behoor tot die soort schrijvers die altijd hetzelfde boek schrijven.''
Maar Adriaan van Dis mag zich nog niet tot de categorie der grootmeesters rekenen, zo blijkt wel uit de ontvangst van zijn roman Familieziek uit 2002. Arnold Heumakers herkende in de titel 'bijna een excuus' voor de terugkeer naar het onderwerp dat Van Dis 'al zo uitputtend heeft behandeld'. Ook in het Reformatorisch Dagblad constateerde Tjerk de Reus dat het boek 'zoveel oud nieuws' bevatte. En in zijn enthousiaste recensie ('Adriaan van Dis op zijn best') schreef ook Arjan Peters in de Volkskrant dat 'veel elementen' uit eerdere boeken in de nieuwe roman terugkeren.
Om het verwijt van herhaling te pareren zou Adriaan van Dis kunnen volstaan met een verwijzing naar de openingszin van Anna Karenina: 'Alle gelukkige families lijken op elkaar, maar elke ongelukkige familie is ongelukkig op zijn eigen manier.' De familie als voer voor romans. Meer dan voldoende reden dus, voor Van Dis, om de merkwaardige familie die het onderwerp was in onder meer Nathan Sid en Indische Duinen, nog eens over het voetlicht te brengen in Familieziek. Hoewel Van Dis in een interview ooit zei dat families de mens kapotmaken, heeft hij er rijkelijk uit weten te putten. Maar is dat érg, heeft hij te vaak van deze bron gebruikgemaakt? Nee. Familieziek is namelijk het beste 'familie'-werk dat Van Dis heeft geschreven.
De belangrijkste verschillen met bijvoorbeeld zijn alom bejubelde romandebuut Indische duinen (de boeken die hij voordien schreef zijn te beschouwen als reisvertellingen of novellen) schuilen in de afstand die de verteller neemt tot de materie, en in de humor. In Familieziek gaat het om een opgroeiende naamloze jongen, die zijn weg moet zien te vinden tussen drie stiefzusters, zijn moeder en de vader: 'Meneer Java' of 'Paardman' genoemd. Oorlogstrauma's, angst voor de Derde Wereldoorlog, de driftbuien van Meneer Java, de duinen: het zijn allemaal elementen die in zijn eerdere werk terug te vinden zijn, maar die hier ondanks de schetsmatige opbouw - die overeenkomen met het aan flarden geschoten karakter van Meneer Java - een afgerond geheel vormen.
En ondanks de tragiek zijn er vele geestige momenten. Een daarvan is de scène met de Engelse captain, door de jongen 'kepten' genoemd, die naar het dorp is gekomen om een bom te ontmantelen. Meneer Java geeft een fles dure port af bij de conciërge - ondanks zijn duurdoenerij en het vooraf oefenen op Engelse beleefdheidsfrases - mag hij de Engelsman niet storen. De port wordt anoniem doorgegeven en door de 'kepten' slechts gebruikt om de handen te weken. Ook sommige tirades van Meneer Java zijn een lust om te lezen, bijvoorbeeld wanneer hij ontdekt dat hij uit het systeem is gegooid en daardoor geen geld krijgt terwijl hij in de 'onderstand' zit. Mevrouw Snethlage, een dorpsbewoonster, heeft 'verraden' dat Meneer Java elke dag koffie drinkt in een duur hotel (en dat van háár belastingcenten); zijn uitgavenpatroon is de reden dat hij geen gemeenschapsgeld meer krijgt. In zijn woede-uitbarsting geeft hij het volgende portret van de vrouw: 'die eeuwig voor alle ziektes collecterende mevrouw Snethlage, voorvechtster van al het goede, schrijfster van medemenselijke snotterstukjes in de dorpsbode, die hij uit pure goedheid nog gelezen heeft ook, ja, mevrouw Snethlage, met haar pony, die belediging voor paard en vrouw, ja, dat mens dat altijd zingend op de fiets zit en met haar bel belt: hier kom ik aan, zij die zo leuk laconiek doet, met haar mond vol meningen, ja, zij heeft hem dus aangegeven... Verraden.'
Familieziek geeft behalve een familiegeschiedenis ook een sfeerschets van de jaren vijftig. De angst voor de Derde Wereldoorlog en de houding van Nederlanders tegenover hen die terugkeerden uit Indonesië - deze onderwerpen worden op een hoger plan getild dankzij het observatievermogen van Van Dis, zoals in de scène waarin een televisie in huis wordt gehaald. Er wordt een filter voor gezet waardoor het een kleuren-tv moet worden - maar het scherm geeft eigenaardige kleuren weer: tanden zijn groen, piramides zijn paars.
Hoe weinig besef er was van de wereld buiten de dorpsgrenzen blijkt ook uit de bespotting van Meneer Java, door velen 'pindaman' genoemd. Zelfs binnen de familie wordt hij belachelijk gemaakt. Wanneer de jongen bij zijn ooms en tantes opmerkt dat zijn vader een inlander is, moet iedereen smakelijk lachen: 'Inderdaad, hij bakt ze bruin, die vader van jou... heeft hij al werk? Of voelt meneer zich nog steeds te goed? Pepertuinen ammehoela, alles verspeeld en vergokt.' De loyale woede-uitbarsting van de jongen die daarop volgt, geeft aan waarom Familieziek zo goed is: haat ten opzichte van de vader heeft plaatsgemaakt voor een poging tot begrip.
Één verkeerd woord en er vallen klappen
Één verkeerd woord en er vallen klappen
Al eerder, in zijn debuut 'Nathan Sid' en natuurlijk in 'Indische duinen', heeft Adriaan van Dis van zijn jeugdjaren, doorgebracht in Bergen, autobiografische fictie gemaakt. In beide gevallen was het familieleven de stof voor de verbeelding en meer in het bijzonder de rol die de vader daarin speelde. Hij keerde, met de moeder en haar drie dochters uit een eerdere verbintenis, na een traumatiserend verblijf in een Japans interneringskamp terug naar Nederland, waar de zoon werd geboren, zijn enige.
In zijn nieuwe roman 'Familieziek' neemt Van Dis diezelfde jeugdjaren weer als onderwerp, maar op een nieuwe en bepaald indruk makende manier. Het is alsof hij door meer afstand tot de gebeurtenissen te houden er juist dichter bij komt en er meer in doordringt. Daar komt nog bij dat de aantrekkelijke compositie van het geheel, namelijk 'in taferelen', in een stuk of zestig korte hoofdstukjes, een kaleidoscopisch beeld geeft dat associatief toch bijzonder samenhangend blijkt te zijn, maar waarin veel niet hoeft te worden uitgeschreven. De roman is gesteld in de tegenwoordige tijd, een lastige vertelwijze die Van Dis volkomen beheerst.
De spelers in dit familiespel worden allemaal flink op afstand geplaatst: de vader heet steeds 'meneer Java' en soms 'Paardman', de halfzusters 'de meisjes' of 'middelzus' of iets dergelijks, de zoon heet 'de jongen', alleen de moeder wordt 'moeder' genoemd, waardoor de verteller laat blijken dat hij haar kind is. Aangezien de vader in deze roman overduidelijk het dominante personage is, heeft Van Dis met 'meneer Java' een nieuwe loot aan de 'meneertjes'-literatuur toegevoegd. De familie in één zin verenigd: ,,Meneer Java staat zwart voor het raam, de meisjes doen net alsof ze lezen, moeder zit met naald en draad onder de schemerlamp, de pyama van de jongen op haar schoot.'
De jaren vijftig, ze verrijzen op allerlei manieren uit dit boek. De vader, werkeloos, volgt de gebeurtenissen in de wereld op de voet en luistert elk uur naar de nieuwsberichten. Als hij de radio uitzet: ,,De lampen van de radio suizen nog na.' Geen draadomroep dus. Als er een schip gestrand is, zijn er acht Zeeuwse paarden in het zeedorp die als reddingswerkers dienst doen. Ze worden verzorgd door meneer Java oftewel Paardman en komen op een zeker moment alle acht in de golven om. De vader beschouwt zijn zoon als zijn pupil en leert hem al vroeg lezen en schrijven. Hoe melodieus de over het algemeen korte zinnetjes elkaar opvolgen:
, uren oefenen ze aan tafel. Knie tegen knie. Arm aan arm, hij met zijn Koh-i-noor, meneer Java met zijn vulpen. Voorschrijven, naschrijven. De pupil kopieert de meester. Steeds schuiner met steeds statiger halen. De pupil zuigt het op. Korte woorden. Lange woorden. Woorden waar hij alleen de klank van kent.'
Dit is een harmonische situatie, maar die kan door het minste of geringste verstoord worden en dan vallen er klappen. De vader is het slachtoffer van zijn kampverleden en leeft in de voortdurende verwachting van een Derde Wereldoorlog. Als hij, op afbetaling, een televisietoestel in huis haalt, krijgt hij een stroom oorlogsbeelden te zien, de Russen bij voorbeeld die Boedapest intrekken, en die bewegende beelden versterken zijn obsessie alleen maar. In dat verband staat ook de vondst van een Britse bom in de duinen, die 'gedetoneerd' (dixit meneer Java) moet worden. Als er op Kerstavond haas op tafel verschijnt, rolt er een kogeltje van zijn bord en de vader wil dat kogeltje tot elke prijs terugvinden. Het is het begin van een zeker geen hilarische, veeleer tragische scène, waarin met het tafelkleed de hele maaltijd over de vloer rolt, de vader een zenuwinzinking krijgt, moeder hem wil troosten, maar hij in razernij een stuk haas tegen de muur smijt.
Al in het begin van de roman was de maaltijd afgeschilderd als een potentieel gevaarlijk gebeuren: ,,de jongen weet maar al te goed hoe het aan tafel toe kan gaan: één verkeerd woord, gegiebel, of een servet dat per ongeluk op de grond valt en er knalt een juskom tegen de muur. Zomaar. Door een kleine trilling van meneer Java's hand.'
Het leven van de jongen in dit gezin, waar het gevaar aldoor op de loer ligt, vraagt als het ware om een gedroomd leven, waarin het veilig vertoeven is. Hij schept dan ook voor zichzelf een 'spiegelhuis': ,,gegarandeerd bomvrij. In het spiegelhuis gaat nooit iets fout. Wat breekt, valt er vanzelf weer heel. De verf glanst er als een splinternieuw potlood. Slaag verandert er in streling, striemen in zoenen.' Deze veilige behuizing verschaft hij zich natuurlijk in de geest, door eigen 'kopkracht' zoals de vader het zou noemen.
Het gaat in de loop van deze gefragmenteerd vertelde geschiedenis steeds slechter met de vader, die ten slotte opgenomen moet worden in een gesticht, waar hij na maanden wel weer uitkomt, maar als een oude man, een wrak. Het portret van meneer Java zoals 'Familieziek' (een niet toevallig dubbelzinnige titel) dat geeft, is gedistantieerd en daarom aangrijpend. Het krijgt weinig nadruk, maar op verschillende momenten blijkt dat de zoon zich aan zijn vader spiegelt, zich met hem verwant voelt. Bij boerenfamilie van moederskant gooit hij zelfs na een ruzie over Soekarno zijn glaasje advocaat tegen de grond en verlangt hij naar zijn ouderlijk huis in de duinen: ,,het is hier zo allemachtig plat, God, wat mist hij zijn bergen... meneer Java, zijn Krakatau aan zee.'
In de prachtige afronding die Van Dis aan zijn roman geeft is sprake van 'langzame ogen'. Dat verwijst naar de vader die een keer heeft opgemerkt dat hij in tegenstelling tot de anderen geen snelle, maar langzame ogen heeft, ogen dus die in korte tijd niet veel, maar weinig opnemen. Het voordeel, of het nadeel, het is maar hoe je het bekijkt, is dat langzame ogen het geziene goed opslaan in het geheugen. Die herinnering speelt meneer Java duchtig parten, dat is wel zeker, en ook de zoon hebben ze gestempeld tot iemand die naar de zenuwarts wordt gestuurd. ,,Ook hij heeft langzame ogen en vergeet niets.'
Het is maar goed dat deze langzame ogen ook een schrijver in de dop verraden, want ze zullen voor 'Familieziek' van pas zijn gekomen. Het is Van Dis' beste boek.
© Trouw 2009, op dit artikel rust copyright.
Bronvermelding:
- [z.a], ‘Familieziek’. Uitreksels, 18 oktober 2009,
- [z.a], ‘Adriaan van Dis’. Wikipedia, 18 oktober 2009.
- Marloes, ‘Boekverslag Adriaan van Dis Famieziek’. Scholieren, 18 oktober 2009.
- Arnold Heumakers, ‘Toch nog verzoend met ‘Meneer Java’’. NRC BOEKEN, 18 oktober 2009.
- < http://www.nrcboeken.nl/recensie/toch-nog-verzoend-met-meneer-java>
- [z.a], ‘Adriaan van Dis’. NRC BOEKEN, 18 oktober 2009.
- < http://www.nrcboeken.nl/schrijver/dis-adriaan-van>
- Toef Jeager, ‘Eindelijk eens begrip voor die vader’. NRC Handelsblad, 18 oktober 2009.
- < http://www.nrc.nl/krant/article1643660.ece/Eindelijk_eens_begrip_voor_die_vader>
- [z.a], ‘Één woord en er vallen klappen’. Trouw, 18 oktober 2009.
REACTIES
1 seconde geleden