1. Primaire gegevens
Auteur: Jacques Hamelink
Titel: Het opgehouden onweer
Uit bundel: Gehandhaafde verhalen
Verschenen in: 1979
Leestijd: 15 minuten
Uitgelezen op: 1 oktober 2001
2. Inhoud
Een groepje jongens verveelt zich tegen het eind van de zomervakantie en gaat onder aanvoering van Marc Kanoffel spelen in het streng verboden moeras in de buurt van hun dorp.
Onder hen is een ietwat vreemde en eenzelvige René Dooms die zich zelden bij de anderen aansluit, maar nu meegaat omdat het moeras voor hem een bekend en geliefd terrein is.
Wanneer de jongens het moeras ingaan betrekt de lucht en wordt het windstil. René verstopt zich en de anderen moeten hem zoeken. Wanneer ze diep in het moerasgebied zijn, ziet de ikpersoon René aan de overkant van een water zitten. Uit het water komen gasbellen, René houdt een lucifer bij het water waarna een grote explosie volgt.
Wanneer de ikpersoon weer bij positieven komt, ziet hij dat René’s uiterlijk is veranderd; hij lijkt op een mechanisch bewegende “levende pop” met “Een veel te groot hoofd”.
De gestalte loopt naar het water en valt op armen en knieën in het water, waarna hij onder de zwarte waterspiegel verdwijnt.
De ikpersoon begint te gillen; tegelijkertijd wordt de lucht weer helder.
De andere jongens zijn na het horen van de ontploffing komen aanhollen en halen het lichaam uit het water: “Op het witte zand ligt een vreemd, grijzig - licht, kleurloos iets, gestroomlijnd van vorm als een vis, waarvan de kop zacht heen en weer beweegt aan een tot duimdikte verschrompelde hals”.
De jongens laten het wezen liggen in de wetenschap dat niemand hen zou geloven.
In de tijd dat de ikpersoon dit verhaal veel later opschrijft, wordt in de nabijheid van zijn huis een kanaal gegraven. In de grond vindt hij fossiele resten van planten en dieren waar hij urenlang naar kijkt. Hij vraagt zich af wat hij hier eigenlijk zoekt: “Een verder nergens bestaande stilte, een plantaardig ademen, dat mij angst inboezemt en onweerstaanbaar aantrekt?” Misschien is wat hij zoekt een de kiem van zowel de metamorfose van René als wat in alle huidziekten schuilt. Wanneer hij weer naar huis gaat en verder schrijft aan zijn herinneringen, barst een onweer los, alsof nu “Die lang vervlogen middag voorgoed opgeheven en een oorspronkelijk evenwicht hersteld gaat worden”.
3. Verdieping
Tijd & Ruimte De tijd speelt zich af in de jaren '60. Het verhaal is niet-chronologisch. Het speelt zich af in de zomervakantie van de jongens en later kijkt de ik-figuur daar op terug.
Ruimte
Het verhaal speelt zich af in het dorp en in het moeras en bij de ik-figuur thuis waar in de nabijheid van zijn huis een kanaal wordt gegraven. De ruimte wordt uitvoerig beschreven, zoals de gevaarlijkheid en de donkere dingen van het moeras.
Thema & Motieven
Het thema is: de raadselen van de natuur. Hamelink wil laten zien, dat het niets in de natuur is wat het lijkt, zoals de gedaanteverwisseling van Rene. Motieven: *Natuur *Moeras *Gevaarlijk spel *Vrienden
Personages Ik-figuur: een meeloper, hij is vrienden met Marc en gaat mee om erbij te horen.
Marc: leider van de vriendengroep, vastberaden en de baas. Iedereen doet wat hij zegt.
Rene: gaat enkel mee, omdat hij alles over het moeras weet. Het is een rustige jongen met een bijzondere interesse voor de natuur. Het is een vreemde jongen, die zich meestal afzondert van de rest. Verder is er weinig over de personages gezegd.
Titelverklaring (ondertitel/motto) Opgehouden Onweer”, de titel slaat op het weer dat plotseling omslaat wanneer René omkomt bij een explosie. Geen motto of ondertitel
Vertelwijze: personale verteller (ik-figuur)
Relatie tussen tekst en auteur
Jacobus Marinus Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in het gehucht driewegen vlakbij Terneuzen. Hij groeide op in een protestants-christelijk milieu. Zijn vader was voorman aan een steenfabriek. Na de middelbare school studeerde hij M.O.-Nederlands aan de Katholieke Leergangen te Tilburg.
In 1963 verhuisde hij van Terneuzen naar Amsterdam, hij beëindigde zijn loopbaan in het onderwijs en leefde daarna van zijn inkomsten als schrijver.
In 1960 was zijn eerste gedicht “Fossiel” in het Nieuw Vlaams Tijdschrift gepubliceerd. In 1964 debuteerde hij met de verhalenbundel “Het plantaardig bewind”. Later dat jaar verscheen ook zijn eerste gedichtenbundel. In 1968 verhuisde Hamelink naar Avereest waar hij de roman “Ranonkel” voltooide. In 1971 verhuisde hij weer naar Amsterdam.
Hamelink publiceerde in verschillende tijdschriften. In “Roeping”, “Raam”, “Podium”, “Merlyn” en later ook in “Raster”, “De Gids”, “Tirade” en “De Revison”.
Voor “Het plantaardig bewind” ontving hij de Vijverbergprijs en later in 1965 ontving hij de Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Voor de essaybundel “In een lege kamer een garendraadje” werd hij onderscheiden met de Busken Heutprijs. Hamelink schijnt nogal geinteresseerd te zijn in de wonderen van de natuur. Dat is zijn relatie tot het verhaal.
4. Recensie
Van korte verhalen zijn geen recensies te vinden
5. Persoonlijke beoordeling
Gebeurtenissen: De gebeurtenissen zijn erg vaag en onnatuurlijk. Het is een onduidelijk en slecht verhaal waar weinig verrassends inzit. De omgeving wordt veel te indringend beschreven. De gebeurtenissen slaan nergens op. Hij had nog een beter een verhaal over leven op Mars ofzo kunnen schrijven, want deze gebeurtenissen in het boek zijn saai, onrealistisch en slaan gewoonweg nergens op.
Onderwerp: Het onderwerp over het spel van de jongens in het moeras dat vreselijk eindigt is een slecht onderwerp. Hamelink had zich de moeite kunnen besparen om dit superslechte verhaal te schrijven.
Personen: De ik-figuur had beter vanuit Marc beschreven kunnen worden, want de ik-figuur heeft weinig met verhaal.
Opbouw: De opbouw was slecht. Aangezien het in het begin langdradig is heb je geen zin om verder te lezen tot de uiteindelijke gebeurtenissen.
Taalgebruik: te ouderwets en te langdradige zinnen.
6. Literaire vormen Hoofdgenre: Epiek
Subgenre: Psychologische roman
REACTIES
1 seconde geleden