c. het jaar van uitgave: 1994
d. het jaar van de eerste druk: 1993
e. de uitgever en de plaats van uitgave: Leopold/ Amsterdam
2. Biografie auteur
Lydia Rood wordt op donderdag 23 mei 1957 geboren in Velp. Daar groeit ze op samen met haar vier broers en haar zusje. Haar ouders zijn katholiek. Als oudste van het stel wordt van haar verwacht dat ze zich als voorbeeldig meisje gedraagt, lief en rustig, wat haar niet altijd zo best af gaat. Lydia is druk, eigenwijs en avontuurlijk en voelt zich best thuis
tussen jongens. Bomen klimmen achter in de tuin, vuurtjes stoken in het bos (die tot haar ergernis steeds worden uitgetrapt door overijverige padvinders) en voetballen met haar broers zijn activiteiten die aan haar besteed zijn. Toch kan ze zich ook uren vermaken met het bouwen van kartonnen poppenhuizen, die ze heel creatief van inrichting voorziet. Maar
getut is niets voor haar en beperkingen van haar vrijheid beantwoordt ze met driftbuien.
Eigenlijk wil ze altijd al schrijfster worden, dan kan ze alles laten gebeuren zoals zij het wil. Ze schrijft rond haar vijfde jaar haar eerste gedicht :
GEDGT
DWINT RUIST
DOOR DBOOMEN
DSNEEUW
Behalve schrijfster wil ze ook wel ontdekkingsreiziger worden, of stewardess, of ... non in Afrika! In elk geval, de wijde wereld in. Ze gaat naar de Montessori lagere school en vervolgens naar het Rhedens Lyceum, waar ze
het gymnasium doet en samen met vriendinnen tijdens sommige schoolfeesten de boel op stelten zet.
Ze gaat met een vriendin dingen doen zoals, door van maillots de voeten af te knippen en ze dan zonder rok te dragen met alleen een trui, wat in die tijd de nodige opschudding veroorzaakte. Lydia gaat niet ongezien voorbij. Daarom zegt ze ook te schrijven, om gezien te worden, dan voelt ze dat ze leeft. Als kind schrijft ze hele dagboeken vol en verhalen voor haar broers en zusje, die ze hun voorleest, ook al vallen ze daar soms bij in slaap. Gelukkig geeft ze niet snel op. Haar vader, zelf leraar Nederlands, geeft haar opstellen te schrijven, die hij beoordeelt met een cijfer. Omdat ze goed schrijft ziet Lydia hierin een manier om de aandacht en liefde van haar ouders voor zich te winnen. De voorstelling van de liefde die ze van haar moeder verwacht, komt niet overeen met hoe ze die in de realiteit ervaart en dat stelt haar teleur. Zo schrijft zo Lydia jarenlang voor haar moeder, telkens weer in afwachting van haar bevestiging en goedkeuring, tot ze eindelijk beseft dat het er eigenlijk niet toe doet, zolang zij er zelf maar gelukkig mee is. In de roman Offerande (1995) schrijft ze over deze strijd om bemind te worden door haar ouders.
Uiteraard houdt ze als kind al veel van lezen en verslindt ze heel wat sprookjesboeken en vele kinderboeken van o.a. Tonke Dragt, haar grote voorbeeld en Astrid Lidgren. Pippi Langkous is een tijdje haar heldin. Haar eigenzinnigheid, hang
naar vrijheid, ongekunstelde oprechtheid en haar avontuurlijke inslag heeft ze nog steeds gemeen met haar jeugdheldin. Altijd opkomend voor het recht van de minder bedeelden in de samenleving steekt ze haar mening nooit onder stoelen of banken. Tegen onrecht kan ze eenvoudig niet en daar zal ze tegenin gaan, zonder zich te laten weerhouden door eventuele risico's.
Zo demonstreerde ze in 1995 op Tahiti tegen de kernproeven van Frankrijk in Mururoa, door letterlijk met haar billen bloot te gaan staan voor de gehele pers. Vervolgens werd ze met haar mededemonstrant gearresteerd en zat ze daar 22 uur vast.
Nog meer kwam ze op voor de zogenaamde 'witte illegalen', door zich bij hen te voegen en zelf ook in hongerstaking te gaan. Ook als het publieke oog niet meekijkt, komt ze voor andere op.
Op het Rhedens Lyceum zit ook haar jeugdliefde. Hun relatie begint in 1975 en zal twintig jaar duren. De laatste drie jaren daarvan zijn ze getrouwd. Na het behalen van haar VWO diploma in 1975 gaat ze Spaans studeren aan de Universiteit van Amsterdam en journalistiek in Utrecht. Het is haar broer Niels, met wie ze sinds haar jeugd al veel over boeken spreekt, die haar stimuleert om haar eerste boek uit te geven. Het is een verhaal dat ze voor de lol heeft geschreven op zo maar een een achternamiddag. Het eindresultaat is een kinderboek en heet: Een geheim pad naar gisteren. Het wordt gepubliceerd in 1982.
In 1984 studeert ze af voor journalistiek en wordt redacteur buitenland bij de Volkskrant, waardoor ze haar enorme nieuwsgierigheid naar het 'echte leven' enigszins kan bevredigen. In 1985 krijgt ze haar enige dochter, Roosmarijn, over wie ze verschillende kleuterboeken schrijft, zoals bijvoorbeeld Torren onder de bank in 1991. De verhaaltjes, waarin gewone dagelijkse gebeurtenissen afgewisseld worden met grappige kleuterfantasieën , worden vaak door Lydia aan haar voorgelezen voor ze in een boek komen. Als ze bij Roosmarijn in de smaak vallen, zijn ze goed. In 1985 wordt Lydia ook eindredacteur binnenland bij de Volkskrant en blijft daar werken tot 1991. Ondertussen verschijnen er van haar hand steeds meer boeken, waarin familie en vriendschap net als in haar leven vaak een belangrijke rol spelen. Ook haar avontuurlijke natuur is altijd duidelijk in haar boeken terug te vinden.
In 1987 verhuist ze met haar vriend en dochter naar Marken. Lekker rustig en bijna geen auto's. Volgens critici krijgen vanaf nu haar boeken meer diepgang en worden de personages levensechter. Het gaat meestal over mensen, die anders willen zijn, dan er van ze verwacht wordt, zoals ze dat zelf heeft ervaren in haar jeugd. In 1988 behaalt ze cum laude haar doctoraaldiploma Spaanse taal-en letterkunde. Lydia wordt langzaamaan steeds sterker en onafhankelijker. Haar kijk op haar relatie verandert daardoor ook en deze raakt in een crisis. Alle zeilen moeten bijgezet worden om de relatie te redden. Maar de relatie strandt na twintig jaar in 1995.
In 1990 verschijnen de eerste twee thrillers voor volwassenen, Banden en Eenling, die ze samen met haar broer Niels heeft geschreven. Er komen tot 1999 nog vijf andere thrillers voort uit dit co-auteurschap. In datzelfde jaar ontvangt ze ook een Vlag-en-Wimpel voor het jeugdboek Maanzaad.
In 1991 kiest Lydia definitief voor het schrijverschap, maar blijft daarnaast als freelance journalist nog interviews, columns, reportages en verhalen schrijven voor o.a. de Volkskrant, Marie-Claire, Playboy, Elle en Viva. Wat ze vroeger voor de krant deed, doet ze nu voor haar boeken. Ze neust overal rond om informatie te vergaren. Ze reist ook regelmatig voor haar boeken, om zich in te leven, om dingen mee te maken. Zoals laatst nog naar Ghana, voor haar nieuwe voetbalboek Nframa, zwarte ster. Haar dochter ging deze keer mee op reis, hoewel dat niet altijd kan natuurlijk. Lydia houdt zich niet alleen bij kleuter-, kinder- en jeugdboeken. Er zijn ook geluidscassettes, toneelstukken, filmbewerkingen en leesboekjes voor de basisschool van haar gepubliceerd. Bovendien schrijft ze romans en erotische verhalen voor volwassenen en zoals genoemd thrillers met haar broer Niels. Ze heeft zelfs een kookboek, Koken op haar naam. Het boek Job is het (auto)biografische verhaal over haar autistische broer Job, gepubliceerd in 1994 en hoog geprezen door de pers. Maureen, een Surinaamse in Nederland van 1998 is een geschreven portret. Voor Een mond vol dons krijgt ze in 1994 een Zilveren Griffel. Het liefst heeft ze voor haar kinderboeken een prijs van de kinderen zelf, want dan weet ze dat haar werk echt gewaardeerd wordt. Daarom was ze ook erg blij met de tip van de Kinderjury in datzelfde jaar voor haar kinderboek Het ware verhaal van Marietje Appelgat en haar vieze vrienden.
Omdat schrijven Lydia's grote liefde is en omdat ze altijd boordevol ideeën zit moet ze hard werken om het allemaal bij te houden. Als je haar op de computer hoort, ratelt het aan een stuk door, zonder nadenken lijkt 't wel. Ze ziet het gewoon voor zich gebeuren en schrijft het rechtsreeks op.
Op al haar boeken blijft ze altijd een beetje verliefd en eigenlijk schrijft ze ze voor zichzelf. Zelf vindt Lydia de kinderboeken Erin de Enige en Weg van de zon erg mooi. Grappig vindt ze het kleuterboek Ik kan ik kan wat jij niet kan.
Heel lief vindt ze Ridder gezocht, een voorleesboekje voor school.
Kinderen schijnen het meest te houden van het vieze meisje Marietje Appelgat. Over Het boek Job en Offerande is ze zelf erg tevreden. Lydia heeft ondertussen al meer dan veertig boeken op haar naam staan en er komen er ongetwijfeld nog vele bij, want als het niet hoeft, zal ze nooit stoppen met schrijven.
3. Verhaal
a. wanneer
Het speelt zich ongeveer in deze tijd af.
Het is niet dat het verhaal een bepaalde tijd duurt, want de gene die vertelt haalt steeds herinneringen op. Het kan dus zijn dat ze vertelt, wat één dag gebeurt, maar ook wat in een paar dagen gebeurt. Soms is nog 5, maar soms ook 15. Dus het loopt allemaal een beetje door elkaar.
b. waar
Het speelt zich af in Nederland. Het is niet echt
belangrijk voor het verhaal, waar het zich afspeelt.
c. wie
Marjan is het meisje die alles vertelt. Die al haar herinneringen vertelt. Marjan is een meisje met haar wat alle kanten opsteekt, wie een beetje mollig is en wie veel houdt van klimmen en avonturen beleven.
Sophie een meisje die voor Marjan Soof is en voor haar ouders Sophietje. Soof heeft mooi blond haar en zit boordevol ideeën. Ze houdt ook veel van klimmen. Ze is Marjans beste vriendin en ook haar buurmeisje. Zij twee zijn de belangrijkste uit het verhaal. Merel is de moeder van Marjan. Zij werkt in de bloemenwinkel en is erg lief. Ze had vaak een te wijden spijkerbroek aan en een te strakke blouse. Als ze in de bloemenwinkel werkte had ze haar haar in een knotje. Famke is de zus van Soof. Ze doet altijd alles keurig en doet wat haar ouders haar vragen in tegenstelling tot Soof. Vaak wordt zij niet aardig gevonden door Marjan en Soof.
Lilian en Kasper zijn de ouders van Soof. Ze worden nooit echt boos. Ze geven je alleen een gigantisch schuldgevoel. Het zijn van die ouders, waarvan je zou willen dat ze je eens hard uitscholden.
d. wat
Toen Marjan anderhalf was. Was ze in de dakgoot geklommen. Soof had dat ook gezien en was naar haar toe gegaan. De moeder van Marjan kwam erachter waar ze zat door een harde brul. Marjan brulde hard, omdat Soof haar had geknepen, omdat ze niet verder durfde. Ze werden vriendinnen waarschijnlijk doordat ze alle twee van klimmen hielden.
Sinds die tijd waren ze onafscheidelijk en maakten allemaal dingen mee. Ondanks dat ze alle twee even oud waren, werd Soof toch eerder volwassen. Soof durfde ook meer en daar had Marjan het soms wel moeilijk mee.
Marjan leefde alleen met haar moeder. Haar moeder had haar vader weggestuurd. Soof fantaseerde vaak over later ze wou een wereldreis gaan maken en Marjan's vader zoeken en ontmoeten.
Marjan vond het niet fijn als Soof ging fantaseren over haar vader. Dan deed ze net alsof het haar vader was. Soof veranderde en ging geld van haar vader en moeder stelen om drop te kunnen gaan kopen. Ze ging ook met andere mensen om. Ouderen mensen. Ze ging roken. Marjan snapte het niet, waarom Soof soms zo gek deed. Maar terwijl ze het verhaal vertelt begrijpt ze het meer.
Soof houdt het uiteindelijk niet meer uit en loopt weg. Deze actie veroorzaakt vreselijk veel verdriet en onrust.
De ouders van Soof weten niet meer wat ze moeten doen. Het leven voor Marjan wordt ook vreselijk. Ze verveelt zich en weet niet meer wat ze moet doen.
Ze gaat met haar vriendje Teun naar Amsterdam, in de hoop Soof te vinden. Ze kunnen slapen in het huis van de broer van Teun. Ze kijken rond, maar weten ook dat het eigenlijk onmogelijk is om in zo een grote stad Soof te vinden. Na een tijd vinden ze een afbeelding met een vleermuis erop. Ze vinden er nog één. Opeens weet Marjan het. Zo tekende Soof vleermuizen. Ze bekijken het adres wat er op staat en gaan daar heen. Ze bellen aan. Marjan ziet Soof, maar de ontmoeting valt haar tegen. Soof doet vervelend en ongeïnteresseerd. Ze blijkt bij een tatoeshop te werken. En bij wie in dienst.!!??!!
Bij de vader van Marjan. Ze wordt zo boos.
Jip begrijpt na een tijdje dat zijn dochter voor hem staat. Maar Marjan houdt het niet meer en gaat naar huis. Gelukkig wou Soof het wel goed maken met haar. Thuis vertelde ze aan Merel bij wie Soof werkte. Soof had in die tijd nog een tatoe gezet op Marjans rug. Het was een vleermuis met dichtgevouwen vleugels. Ze weet nog dat de vleermuis op Soofs borst uitgespreide vleugels had.
Een verhaal van twee meisjes die vriendinnen zijn,
maar toch een heel ander karakter, uiterlijk en
woonomstandigheid hebben. Hoe die hun weg vinden
en opgroeien. En wat voor dingen ze samen
meemaken.
e. hoe
Het is verteld in een ik-vorm.
Het verhaal is opgebouwd met herinneringen, meestal wel in de goede volgorde dus van jong naar oud, maar soms wordt het wel door elkaar gehusseld.
Het zijn allemaal aparte verhaaltjes en soms zit haar gedachte er tussen.
Het is een roman.
f. waarom
Het verhaal wordt verteld om iemand leesplezier te bezorgen.
Ik vind dat er geen moraal in zit. Je merkt wel heel goed wat er mee bedoeld wordt: een meisje wat haar zelf niet kan zijn. En hoe ze daar dan mee om gaat. Ik vind het een realistisch verhaal.
g. titelverklaring
De enige droom die Marjan nog van Soof kan herinneren was dat Soof in een kamer was en dat er opeens dons uit de lucht kwam. Soof probeerde de gillen, maar het lukte niet. Er kwam alleen maar meer dons in haar mond. Ze kon niet meer ademen en het dons kriebelde in haar longen en in haar mond.
h. mening
Ik vind het een heel mooi en leuk boek. Ik vind het knap hoe het verhaal is verteld en dat het toch duidelijk blijft. Ook waarom Soof zo was. Dat is heel moeilijk uit te leggen, maar als jet het boek gelezen hebt begrijp je het toch.
Ja het is echt een boek om aan te raden.
i. illustratie
blz. 9.
'Soof?'
'Ja.'
'Zit je aan de andere kant van de schutting?'
'Ja.'
'Wat doe je?'
'Ik speel.'
'Wat speel je?'
'Laat dat, vrouwtje.' Dat is Famke, ik herken haar stem.
'Wat laten?' Soof praat een beetje zeurderig. Maar eigenlijk dringt dat niet tot me door - ik heb niemand om mee te spelen en er zit een kindje aan de andere kant.
'Mag ik bij jullie komen?' vraag ik.
blz. 10
'Nee,' zegt Famke.
'Waarom niet?'
'Dat mag niet van mijn moeder.'
'Hoe weet je dat?'
'Ze zei: "Ga jij met Sophietje spelen in de tuin." Ze zei niet dat jij mee mocht spelen.'
Daar moet ik even over nadenken. Als mijn moeder zegt: 'Ga op het plaatsje spelen', bedoelt ze dan dat ik alléén moet spelen? Maar ik heb iets waarvan ik zeker weet dat ik ze er nieuwsgierig mee kan maken!
'Ik heb een modderbad.'
'Wat is dat?' vraagt Soof.
'Kom maar kijken.'
'Mag niet,' zegt Famke.
'Vraag dan of je mag.'
Maar opeens steekt Soofs hoofd boven de schutting uit. Ze blaast en puft. Haar blote teen steekt door een spleet tussen de planken. Ik sleep gauw een tuinstoel aan. Ze klimt over de schutting en op de stoel.
'Nee, vrouwtje' zegt Famke. 'Dat hebben we niet afgesproken. Maar Soof hurkt al aan de rand van mijn modderbad. Mijn moeder heeft een tegel losgemaakt en een kuil gegraven. Ik mocht er zelf water in doen. Mijn voeten waren bruin en mijn benen ook. Ik ben bezig mijn gezicht in te smeren. Soof steekt voorzichtig een vinger in de modder. Het is lekker dikke, bruine modder.
'Wat zie jij eruit.' Famkes hoofd steekt nu ook over de schutting. 'Dat hoort ze met een modderbad. Mijn moeder zegt het zelf.' Ik kijk naar Soof. Ze steekt een blote voet in de kuil. Maar ze heeft een roze jurkje aan, met strookjes enzo, en dat wordt al een beetje vies.
'Je kan beter je jurk uit doen.' zeg ik tegen haar.
Even later zitten we met ons tweeën bloot in de in
kuil. We smeren ons helemaal in. Famke is weg, die had zeker geen zin.
blz. 11.
'Ik zal je rug wel doen,' zegt Soof. Haar vinger kietelt op mijn rug. Na een tijdje is ze klaar.
'Wat heb je gedaan?' vraag ik.
'Je rug is het mooiste,' zegt Soof.
'Heb je een tekening gemaakt??'
'Je, de zon. Je hebt een zon op je rug.'
Ik ren naar binnen om het om het aan mij moeder te laten zien. Ze is in de winkel, en ze moet lachen als ik binnenkom. Er is een klant, een meneer, en die moet ook lachen.
'Mooi' zegt mijn moeder. 'Een zon. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?'
'Soof heeft het gedaan,' zeg ik.
'Wie? O, Sophie. Ga maar gauw weerspelen.
Maar als ik de achterdeur uit kom………….
REACTIES
1 seconde geleden