A Samenvatting van de inhoud
Het verhaal begint vroeg in de ochtend als Bernard te voet in de regen op weg is naar Carls’ huis om Walijne op te halen om een dagje naar het strand te gaan. Hij is veel te vroeg vertrokken en gaat daarom schuilen voor de regen. Hij wacht voor Carl zijn flat, totdat deze naar buiten komt om naar zijn werk te gaan. Bernard vraagt hem om geld, omdat hij zelf niet over financiële middelen beschikt. In de flat ontmoet hij Medusa. Medusa vindt Walijne een hindernis; ze had Walijne liever niet gehad. Terwijl Medusa Walijne aankleedt, slaat Bernard stiekem een paar wodka’s achterover.
Met Walijne gaat bernard naar de tramhalte. Als ze staan te wachten komt Louis, een kroegbaas waarbij Bernard schuld heeft, die wil geld van hem hebben. Hij geeft hem een deel van het geld, Louis geeft hem een klap en zegt dat hij de rest van het geld binnen een week wil hebben.
Aangekomen op het strand gaan ze eerst ze eerst eten, in ieder geval Walijne, want Bernard drinkt bier in plaats van iets te eten. Dit tentje verlaat hij met ruzie omdat de serveerster al meerdere flesjes bier klaarzette om extra lopen te besparen.
Hij loopt nu te zoeken om zijn alcoholbehoefte en Walijne’s speelbehoefte te combineren. Walijne loopt vooruit en Bernard gaat een kiosk binnen om sigaretten en bier te kopen. Hij koopt ook nog een cadeautje voor Walijne en vertrekt. Hij realiseert zich dat Walijne weg is. Dit gebeurt wel vaker op die dag, de hele tijd als weer aan hij aan de alcohol zit. Hij vindt Walijne op het strand in een stoel. In die stoel, waar ze droog zitten, drinkt Bernard zijn gekochte bier op. Als het half 5 is wil Walijne naar huis, omdat ze moe is.
Ze zijn in het lunapark, daar ontmoeten ze Nicolaas, Tonie en hun zoontje. Nicolaas is een dichter die nog weinig gepresteerd heeft, maar erg ijdel. Hij is ook een alcoholist. Ze zoeken dan ook samen een kroegje, waarna ze Tonie ophalen. Er wordt veel gedronken, Nicolaas wordt agressief en valt daarna in slaap. Bernard en Tonie vrijen wat met elkaar, ook als Nicolaas weer wakker is. Hij verlaat de kroeg.
Opeens bevindt hij zich in een bar waar verder alleen nog een man uit Ghana zit. Na hier wat gedronken te hebben werkt de barjuffrouw hem weg. Buiten is een opstootje, omdat een kind bijna was aangereden door een touringcar. Dit bleek Walijne te zijn. De omstanders zijn boos op Bernard en hij wordt bang. Hij loopt zo vlug als hij kan met Walijne naar het strand. Onderweg koopt hij bij een slijter wat bier en jat hij nog wat cognac. Hierna wordt hij wakker in een kuil op het strand en dan is hij Walijne weer kwijt….
B de verhaalanalyse
1 leg de titel uit.
Het boek beschrijft diverse gebeurtenissen die zich afspelen op of in de nabijheid van het Scheveningse strand, waar Bernard en Walijne naar toe gaan. Vandaar “ een dagje naar het strand”.
2 Tot welke genre behoort het boek?
Het boek behoort tot een novelle.
3 Personages
Hoofdpersonages: Bernard.
Bijfiguren: Walijne, Medusa en Carl.
Karakters:???????
Types:?????????
Hoofdpersoon:
Bernard:
A de leeftijd hij is eind twintig jaar.
B het karakter: Hij heeft een problematisch karakter, hij is een uitdagende en treiterende
Jongeman.
C het uiterlijk: daar weet je niks over.
D het gedrag: door de drank durft hij meer. Maar door de drank begint hij ook ruzie te zoeken
Met mensen die hem helemaal niets doen.
E de verhouding tot andere personages: Bernard heeft samen met Medusa een kind, Walijne. Bernard is de ex-vriend van Medusa, Bernard is financieel afhankelijk van Carl de vriend van Medusa.
F de veranderingen in de loop van het verhaal: er zijn geen veranderingen in het verhaal.
G het milieu: Hij is een alcoholist en heeft niet veel geld.
H de invloed op de andere personages: Hij heeft geen invloed op andere personages.
I De ideeën of opvattingen: Hij denkt alleen maar aan alcohol.
Bijfiguren:
Walijne:
A een typerende karaktertrek: Ze is stil.
B de rol in het verhaal: Ze is het kind waar Bernard op moet letten, als ze een dagje naar het
strand gaan.
C de verhouding tot de andere personen: Walijne is de dochter van Bernard en Medusa. Ze l
Loopt met haar benen in beugels ze is gehandicapt.
Medusa:
A een typerende karaktertrek: ze is uit op het geld van Carl.
B de rol in het verhaal: ze is de moeder van Walijne.
C de verhouding tot de andere personen: Ze is de ex-vriendin van Bernard.
Carl:
A een typerende karaktertrek: hij is intelligent en hij ziet niet dat Medusa alleen maar om zijn
Geld bij hem is.
B de rol in het verhaal: hij steunt Bernard financieel.
C de verhouding tot de andere personen: hij is de vriend van Medusa.
4 Tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Hoewel er geen jaartallen genoemd worden blijkt uit verschillende verwijzingen(bijvoorbeeld de Messerschmidt van Nicolaas) dat het verhaal zich afspeelt aan het einde van de jaren zestig.
Hoeveel tijd verloopt er tussen begin en eind?
Het verhaal bestaat uit ongeveer tien uur.
Is het een chronologisch of niet-chronologisch verteld verhaal?
Het is een chronologisch verteld verhaal.
Zijn er terugblikken(flashbacks)?
Het verhaal heeft vrijwel geen terugblikken, de terugblikken die erin zitten zijn kleine oninteressante terugblikken, die weinig met het geheel te maken hebben.
Zijn er veel sprongen in de tijd?
Nee, er zijn weinig sprongen in de tijd.
5 Vertelsituatie
Door wiens ogen beleven we het verhaal?
Door de ogen van de schrijver.
Welke vertelsituatie is gebruikt?
De personale vertelsituatie.
6 Ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
Het verhaal speelt zich grotendeels af op en in de nabijheid van het Scheveningse strand. Ook op de achtste verdieping van de flat waar Medusa woont. Alles speelt zich af in Nederland.
7 Opbouw
Begint het verhaal midden in de handeling of is er eerst een soort “inleiding”?
Wat is het probleem waar de hoofdpersoon voor komt te staan? Hoe lost hij het op?
Wat is de belangrijkste gebeurtenis in het verhaal? Waarom?
Waar ligt het hoogtepunt van het verhaal?
Hoe eindigt het boek?
Het boek heeft een open einde, als hij wakker wordt in een kuil op het strand en hij Walijne weer kwijt is.
8 Thema en motieven
Wat is het thema van het verhaal?
Noem enkele motieven.
9 Bedoeling
Wil de schrijver je alleen maar amuseren of heeft hij volgens jou ook een bedoeling met het verhaal? Welke?
10 Taal
Vond je het taalgebruik moeilijk?
Ja, ik vind het taalgebruik moeilijk, omdat er veel moeilijke woorden en langdradige zinnen gebruikt worden.
Bevat het verhaal veel of weinig dialoog?
Het verhaal bevat weinig dialoog.
REACTIES
1 seconde geleden