Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

De zonnewijzer door Maarten 't Hart

Beoordeling 8
Foto van een scholier
Boekcover De zonnewijzer
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 6093 woorden
  • 24 april 2012
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 8
14 keer beoordeeld

Boek
Auteur
Maarten 't Hart
Genre
Thriller & Detective
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
2002
Pagina's
240
Geschikt voor
bovenbouw vmbo/havo/vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Liefdesrelatie: problemen,
Misdaad: moord: whodunit,
Moord

Boekcover De zonnewijzer
Shadow
De zonnewijzer door Maarten 't Hart
Shadow
ADVERTENTIE
Examenstress? Niet met Examenbundel!

Over minder dan drie weken zit je jouw examens te maken. Slaat de examenstress toe? Sla nog snel Examenbundel, Samengevat en Examenbuddy in voor je probleemvakken en own je examens! Jij. Kunt. Dit.

Ik wil slagen
Bibliografische gegevens

Schrijver: Maarten ’t Hart
Titel: De Zonnewijzer
Uitgeverij en plaats van uitgave: De Arbeiderspers, Amsterdam
Gelezen druk: tweede druk, augustus 2002
Eerste druk: augustus 2002
Aantal pagina’s: 237

Samenvatting

Het verhaal begint op de dag van de begrafenis van Roos Berzcy, een goede vriendin van Leonie Kuyper die, volgens de artsen, overleden is aan een zonnesteek. Een aantal dagen later blijkt dat Roos alles aan Leonie heeft nagelaten, met als voorwaarde dat Leonie moet zorgen dat voor Roos’ katten alles hetzelfde blijft. Ze moet in het appartement gaan wonen en zich als Roos verkleden om te zorgen dat de katten zo min mogelijk stress ervaren. Leonie aanvaart de erfenis en gaat in het appartement wonen.
Intussen begint Leonie te twijfelen of Roos wel werkelijk aan een zonnesteek overleden is, nadat ze Freek, een vriend van Roos, ontmoet die zijn twijfels uit. Samen gaan ze op onderzoek. Roos ontdekt een man die altijd opnames maakte van Roos als ze aan het zonnen was. Op de tape van de dag van de moord ziet ze een vreemde schaduw en ze is er nu van overtuigd dat Roos vermoord is. Ook ontdekt ze dat Roos een kluisje heeft met tienduizenden guldens. Dat geld haalt ze, verkleed als Roos op en ze ontdekt dat er nog meer geld in boeken verstopt zit.
Omdat Roos geen familie had ontvangt Leonie het overlijdensregister waar ze een adres van een woonboot vindt. Dat adres was achtergelaten door een meisje dat haar op de begrafenis begroet had. Ze vraagt zich af hoe Roos aan het geld kwam om zo’n mooi appartement te kopen en ze brengt een bezoek aan de woonboot, maar die is volledig afgesloten. Ze denkt dat Roos haar geld verdiend heeft met de productie van xtc in de woonboot, Hiervoor gebruikte ze de chemische spullen uit het laboratorium waar ze werkte.
Op een gegeven moment ziet Leonie dat het meisje van de begrafenis rondrijdt in de Saab van Roos. Ze volgt haar en voert een gesprek met haar, waarin het meisje vertelt dat ze de auto van Roos mocht hebben. Leonie lijkt inmiddels sprekend op Roos, tot ergernis van de mensen op het laboratorium.
Terwijl Leonie in de kast van Roos kijkt vindt ze een SM-outfit. Ze ontdekt dat Roos haar geld niet verdiende met xtc maar met SM-praktijken, waar ze goed voor betaald werd. Als Leonie op een dag op het laboratorium is vertelt de man van een van de werknemers dat de plant die op de binnenplaats groeit erg giftig is en geactiveerd wordt door de zon. Ze is er nu van overtuigd dat iemand van het lab Roos vergiftigd heeft.
Ze heeft dit nog maar net ontdekt of ze wordt zelf vergiftigd, omdat Marjolijn, de vrouw van de baas van het lab, een vergiftigd bakje champignons in haar wagentje had gedaan. Marjolijn deed dit uit jaloezie, omdat haar man door Roos verleidt werd. Riet, een andere laborante, weet haar ervan te overtuigen geen aangifte te doen, om de naam van het lab niet te schaden.
Aantal woorden: 474

Vertelinstantie

In De Zonnewijzer is sprake van een belevende ik-verteller. De verteller laat uit niets blijken dat ze van de afloop op de hoogte is. Het verhaal word verteld alsof de verteller het op het moment van vertellen beleeft. Ook ben je maar van de gedachten van één personage op de hoogte, namelijk Leonie Kuyper.

Citaat 1:
Als de zon op die middag nu eens amper had geschenen? Als de lijkschouwing oppervlakkig en onzorgvuldig was geweest? ‘Ik geloof dat iemand me dood wil,’ had ze lacherig tegen die akelige Freek gezegd. Daar moest een conclusie aan verbonden worden. Maar welke ? Dat iemand haar had willen vermoorden, sterker, op die woensdagmiddag zo geraffineerd had vermoord dat het leek alsof ze aan een zonnesteek was overleden, dat was belachelijk. Ten eerste gebeurde het vaak genoeg dat je dacht: ik wou dat ik ongestraft een moord kon plegen, dan zou ik… maar het kwam er nooit van. Ze zeiden wel: als blikken doden konden, maar zou je al die ongure types die je op straat tegen het lijf liep echt durven doden als je dat met je ogen kon doen? Bovendien dacht je soms ook: die zou mij maar wat graag koudmaken. Marjolein bijvoorbeeld wilde mij vast dood hebben. En ik haar misschien ook wel. Kijkend naar de neergutsende regen, die gratis het grote woonkamerraam een stevige beurt gaf, voelde ik mij weer het kleine meisje dat achter de ramen van het ouderlijk huis ’s zomers op de vrije woensdagmiddag zielsgelukkig naar de ruisende regen had staan kijken en naar de gorgelende goten had staan luisteren.” ( blz. 35 )
Hier lees je hoe Leonie in het appartement van Roos staat. De verteller laat niet zien dat ze van de afloop op de hoogte is, omdat ze hier nog gelooft dat Roos overleden is aan een zonnesteek, terwijl dat niet zo is. Ook zien we hier de gedachtes van Leonie.

Citaat 2:
Op de terugweg moest ik op de fiets een stukje over de boulevard. Rechts lag de zee stil te glanzen. Zelfs de brandingsgolven hielden zich koest. Toen ik in scheiding lag en doodongelukkig was, had ik mij door Roos een enkele keer laten overhalen om mee te gaan naar het strand. Zelfs tegen Roos had ik nooit durven zeggen waarom ik dat later niet meer wilde. Bij Mensje van Keulen had ik gelezen: ‘Ik herinner me de eerste ogenblikken met mijn zoon en die ene sterke associatie: de zee.’ Die opmerking had me toen zo’n ongelofelijke steek van jaloezie gegeven. Waarom zij wel, en ik niet? Waarom was mij dat nooit toebedeeld geweest: de eerste ogenblikken met mij zoon? Misschien zou ik dat zielsgraag weten. Mij was ontzegd gebleven wat zoveel andere vrouwen vaak zelfs herhaaldelijk mochten meemaken. Was het kinderachtig dat ik om die reden maar liever uit de buurt van de duinen en de branding en het strand en de krijsende meeuwen bleef?” ( blz. 42 )
Hier zie je dat het verhaal verteld wordt in de eerste persoon enkelvoud. Ook hier zie je alleen de gedachten van Leonie.

Citaat 3:
’Nog even terug naar dat baantje,’ zei ik, ‘een gewetensvraag: zou u er Roos voor gevraagd hebben?’ ‘Die had al een baan.’ ‘Nu ja, als ze die niet had gehad.’ ‘Het zou niet direct bij me opkomen, ik moet iemand hebben die de mensen op hun gemak kan stellen, die als een moeder voor hen is, zo iemand was ze misschien niet, en dan daarbij… ze zag er fabuleus uit… dure pakjes, zwaar opgemaakt, monumentale oorbellen, griezelig lange nagels.’ Toen ik in het gouden zonlicht terugfietste, ging steeds door me heen: fout dus. Had tocht pontificaal als haar lookalike moeten gaan. Dan was ik misschien van het gezeur af geweest. Wat moest ik met zo’n armzalig baantje? Waarom wilde die man mij in vredesnaam zo graag hebben? Was hij verliefd? Zei zelf van niet, die malloot met z’n sierknevel en z’n oogje waar toch een g in zat. En zeg nou zelf, dat kon toch niet, hij was een jaar of vijfendertig, ik was al ruim tien jaar ouder. Zou het een gerontofiel zijn? Op zijn bureau stond nota bene een foto van een prachtige vrouw met drie schattige kindertjes.” ( blz. 99 )
Hier zie je dat Leonie een gesprek heeft met de notaris. Je leest alleen de gedachten van Leonie en niet van de notaris. Wordt het verteld in de eerste persoon enkelvoud.

Personages

Leonie Kuyper
Leonie Kuyper is de hoofdpersoon van het boek. Ze is vertaalster van boeken en SOS-lerares Frans. Ze is gescheiden en wilde graag kinderen, maar kon die niet krijgen. Over haar uiterlijk wordt in het begin niet veel gezegd, en op het einde van het boek ziet ze eruit als Roos. Aan het einde van het boek draagt ze een korset, kunstnagels, kleding van Roos (onder andere bontmantels) en heeft ze hetzelfde haar als Roos. Eigenlijk ziet ze er aan het eind van het boek dus uit als Roos en heeft ze niet echt een duidelijk eigen uiterlijk. Ze woont in het appartement van Roos, dat ze kreeg nadat ze van de notaris hoorde, dat ze voor de katten moest zorgen om de erfenis van Roos te krijgen.
Leonie is nogal verlegen en niet erg zelfverzekerd. Dit verandert in de loop van het verhaal, omdat ze steeds meer op Roos begint te lijken die juist erg zelfverzekerd was.
Leonie is ook nogal nieuwsgierig. Ze gelooft niet dat Roos overleden is aan een zonnesteek en gaat onderzoeken hoe Roos overleden is. Leonie is een round character, omdat je meerdere karaktereigenschappen over haar te weten komt, en ze een karakterverandering ondergaat.

Citaat 1:
“’Maar wat kan er dan gebeurd zijn?’ ‘Ja, als ik dat wist, maar ja, dat is m’n vak niet, ik zit in de bouw, ik ben aannemer. Wat doe jij zoal?’ ‘Ik vertaal en ben SOS-lerares.’ ‘SOS-lerares? Wat is dat voor gekkigheid?’ ‘Ik heb een onderwijsbevoegdheid Frans. Als er ergens in de regio een leraar of lerares Frans langere tijd uitvalt, bellen ze mij en val ik een paar maanden in.’ ‘Willen ze wel, maar vind ik vreselijk zwaar. Voor de klas… het is vreselijk slopen. Als SOS-lerares sta je soms twee, drie maanden voor de klas en dan weer een hele tijd niet.’ ‘En hoe vul je dan die hele tijd?’ ‘Met vertalen.’ ‘Wat moet ik me daarbij voorstellen?’ ‘Van een uitgever krijg je een boek toegestuurd, in mijn geval altijd een boek in het Frans, en daar moet je dan een Nederlandse versie van maken.’ (blz. 78-79)
Hier lees je dat Leonie vertaalster is en SOS-lerares Frans.

Citaat 2:
“’Marjolijn zag je op zondagavond lopen in de Choorlammersteeg. Jij werd zo in beslag genomen door je gezelschap dat je haar niet zag. Ze zei dat je je van top tot teen had uitgedost als Roos. Waarom doe je dat?’ Ik antwoordde niet, haalde mijn schouders op. ‘Weet je wat Marjolijn zei toen ze thuiskwam?’ ‘Niet veel fraais ongetwijfeld.’ ‘Ze zei: wat een lijkenpikker.’ Zwijgen leek mij het enig passend antwoord, dus ik zweeg. ‘Dat je haar spullen gebruikt, ik kan erin komen, maar dat je erbij gaat lopen alsof je Roos bent, we vinden het schandalig, Marjolein en ik.’ ‘Roos zei altijd dat we zusjes waren, Roos wou zelf altijd dat ik haar kleren aantrok, haar make-up gebruikte, haar…’ ‘Dat geeft je nog niet het recht om na haar dood… je besmeurt haar nagedachtenis, ik verbied je om er zo bij te lopen.’ ‘Krachtens welke bevoegdheid?’ ‘Ik verbied het je’ ‘Ik herhaal: krachtens welke bevoegdheid?’
(blz. 109)
Hier lees je dat Leonie zich uitdost als Roos en ook steeds zelfverzekerder wordt. In het verleden had ze nooit zo tegen iemand in durven gaan.

Citaat 3:
“We zaten weer een poosje naar Cassiopeia en de Grote Beer te kijken. Toen zei ze: ‘Ik voel me bezwaard, ik vond dat je dit moest weten. Als ik terug ben en erover publiceer, en je zou ervan horen, denk je: wat een bedriegster. But let’s change the subject. What about kids?’ ‘What about kids?’ vroeg ik verbaasd. ‘Ja je zei me dat je geen kinderen had. Wou je geen kinderen? Of kon je ze niet krijgen?’ Hoewel ik donders goed begreep dat ze dit vooral vroeg om radicaal van pijnlijk onderwerp te kunnen veranderen, kromp ik in elkaar. Zo onomwonden gevraagd te worden naar datgene wat je leven volledig verpest heeft, daar moest ik diep bij slikken. Ik vertelde haar zo luchtig mogelijk dat ik dolgraag moeder was geworden maar gaandeweg onder ogen had moeten zien dat ik nooit zwanger zou worden en toen weer hoop had gekregen omdat er, ook in ons geval, met succes in-vitrofertilisaties waren uitgevoerd en dat er bij mij herhaaldelijk een embryo was geïnplanteerd en dat al die embryo’s telkens na een paar weken door mijn baarmoeder waren afgestoten.”
(blz. 155-156)
Hier zie je dat Leonie graag kinderen wilde maar die niet kon krijgen.

Roos Berzcy

Roos Berzcy werd geboren in 1957 en overleed op 9 augustus 2001. Ze stierf dus toen ze 44 was. Ze was van Hongaarse afkomst en enig kind. Roos was erg zelfverzekerd en werkte in een laboratorium als laborante. Ze was een goede vriendin van Leonie, die haar nu probeert te imiteren. Ze had drie poezen en een mooi appartement in Amsterdam. Ook was ze erg slim en knap. Ze droeg nepnagels en korsetten. Ook deed ze aan SM, waarmee ze veel geld verdiende. Hiervan betaalde ze haar dure appartement. Ze had erg veel geld verstopt in boeken en een deel in een kluisje bij de Rabobank. Roos is een round character, omdat ze meerdere karaktereigenschappen heeft. Ze is het hele verhaal al overleden, maar speelt wel een erg belangrijke rol, omdat ze bijna voortleeft in Leonie.

Citaat 1:
Toen iedereen een plaatsje had bemachtigd, schreed zo’n doodbidder naar een lessenaartje. Hij zei: ‘Het woord is aan professor Wehnagel,’ en stapte weer achter het lessenaartje vandaan. Eduard, indertijd zo’n baas met een buik, maar nu met emeritaat en oud verschrompeld, wankelde naar het lessenaartje, nam een slokje water en zei: ‘We zijn hier bijeengekomen om afscheid te nemen van ons aller Roos Berczy. Zoals de meesten van u waarschijnlijk weten, was Roos van Hongaarse afkomst. In november 1956 zijn haar vader en moeder uit Hongarije gevlucht. Het jaar daarop is ze geboren. Ze was enig kind. Tijdens de Hongaarse opstand zijn al haar familieleden vermoord. Haar ouders zijn kort na elkaar in de jaren tachtig overleden. Veel te jong nog is ze nu zelf gestorven. In de bloei van haar dagen moest zij, zoals het oude boek zegt, heengaan door de poorten van het dodenrijk en derven de rest van haar jaren.’” (blz. 8)
Hier lees je meer over het uiterlijk en het verleden van Roos.

Citaat 2:
Een halve ton! Wat moest ik daar in vredesnaam mee beginnen? Anderhalf jaar nog toto de invoering van de euro, ruim vijfhonderd dagen. Honderd gulden per dag zou ik moeten uitgeven! Waaraan in vredesnaam? Zo duur was Sheba niet. Ik zat nu met het probleem waar ik vijfhonderd snippen veilig moest opbergen, alsmede met het vraagstuk hoe Roos aan zoveel geld was gekomen. De voorlopige oplossing van het eerste probleem maakte het tweede nog prangender. Want toen ik het ene boek na het andere uit haar kast pakte en in elk daarvan twee briefjes van honderd stopte, bleken vooral grotere naslagwerken reeds bankbiljetten tussen hun bladzijden te herbergen. Uit de statenbijbel die ik haar ooit cadeau had gedaan toe ik merkte dat ze de Schrift niet eens in huis had, schudde ik zelfs een fortuin. Ik moest daar even bij slikken. Het Woord des Heren gebruikt als brandkast! Enfin, mijn zenuwstelsel had ik die kluisbeproeving dus kunnen besparen. Niettemin schonk het me reusachtig veel voldoening dat ik dat gedurfd had. Maar ja, dat het was gelukt, dankte ik enkel aan het nagelfetisjisme van de bankemployé.” (blz. 114-115)
Hier lees je dat Roos erg veel geld had.

Citaat 3:
Voorzichtig trok ik aan het voorwerp. Kwaad kwam Lellebel overeind, ze blies, haalde uit met haar voorpoten, schoot de kast uit en verdween onder het bed. Wat ik vast had, bleek een soort lieslaars te zijn met een onwaarschijnlijk hoge naaldhak. Niet dadelijk besefte ik waarop ik gestuit was, of misschien wilde ik het niet beseffen, en ook toen ik een tweede laars tevoorschijn had gehaald, plus een zwart veterkorset van glimmende latex, drong nog amper toto mij door hou veelzijdig Roos was geweest. Ik deed nog een greep, meende weer met een kledingstuk van doen te hebben waar lange veters doorheen geweven waren, maar bleek een zweep te pakken te hebben. Pas toen alles ordelijk op het logeerbed lag, laarzen, handboeien, voetboeien, een nekboei, twee korsetten, twee zwepen, een masker, lange zwarte latexhandschoenen, een halsband waarop puntige uitsteeksels waren aangebracht en een formidabele dildo met niet alleen allerlei riemen en gespen eraan maar ook drie kleinere satellietdildootjes, lee mij de enig mogelijke conclusie dat Roos, plat gezegd, aan SM had gedaan. (blz. 144)
Hier zie je hoe Leonie ontdekt dat Roos aan SM deed en dat daar het vele geld vandaan kwam.

Tijd

Historische tijd
Het boek speelt zich af in het jaar 2000, anderhalf jaar voor de invoering van de euro. In het boek spreekt Leonie met Freek, nadat ze het geld van Roos heeft gevonden. Ze bespreken dat Leonie het geld zo snel mogelijk op moet maken, omdat het waarschijnlijk zwart is en de belastingen erachter komen. Volgens hem is dat sowieso het beste, omdat als de euro er is, het geld bijna niks meer waard zal zijn.

Citaat:
“’Tja, alles is mogelijk, maar ’t lijkt me toch nogal vergezocht, weltrusten… ho, wacht, één ding nog, ze had een kluisje bij de Rabo hier in de buurt, weet je daarvan?’ ‘Nee.’ ‘Daar zit een slokje zwart geld in. Kun je misschien beter uit halen en opmaken, eer de fiscus… opmaken is sowieso trouwens aan te raden. Straks persen ze die stronteuro door onze strot en is Hollandse poen geen reet meer waard. Misschien is ’t ook een idee om daar, al zint ’t jou geloof ik niet erg om iemand in de arm te nemen, m’n Rotarykennis van te betalen. Kan ze over ’t graf heen zelf het onderzoek van haar dood financieren. Zou haar aangesproken hebben, weet ik honderd procent zeker.’” (blz. 92)
Hier lees je dat Freek het gesprek met Leonie voert, waarin hij haar adviseert om het geld op te maken. Je leest dat de euro bijna ingevoerd wordt, dus waarschijnlijk speelt het verhaal zich anderhalf jaar voor de invoering op 1 januari 2002 af, in 2000.

Verteltijd

Aantal bladzijdes: 237
Aantal hoofdstukken: 26

Vertelde tijd

De vertelde tijd is ongeveer vier en een halve maand. Het vroegste vertellersheden is tijdens de crematie van Roos, op maandag 13 augustus. Het laatste vertellersheden is als Leonie in het ziekenhuis ligt, ongeveer rond de kerst.

Citaat 1:
“’Met Freek. Roos thuis?’ blafte kortaf een mannenstem. ‘Roos thuis?’ echode ik verbaasd. ‘Ja is Roos thuis,’ gromde de man zo mogelijk nog korzeliger, ‘op haar werk neemt ze de telefoon niet op.’ ‘Roos is dood,’ zei ik. ‘Vertel een ander sprookjes.’ ‘Echt waar, Roos is dood.’ Ik hoorde de man zwaar ademen. Eer hij weer iets kon uitbrengen, zei ik: ‘Ze is vorige week maandag gecremeerd.’” (blz. 32-33)
Hier zie je dat Leonie een gesprek heeft met Freek. Ze vertelt hem dat Roos dood is, maar dat wil Freek niet geloven. Je leest dat ze vorige week maandag gecremeerd is en vandaag is het dinsdag 22 augustus, dus de crematie van Roos, waar het boek mee begint, was op maandag 13 augustus.

Citaat 2:
“’Ja, gelukkig niet allemaal, ze had de helft in ’t bakje laten zitten voor tweede kerstdag, anders had je nog niet geweten dat die rotzooi daarin verstopt zat… ik bedoel: met een fijn naaldje erin gespoten, moet je nagaan… je koopt dus ’s morgens een bakje champignons, je lost dat gif op in water, je stopt dat gifwater in een injectiespuit, en je injecteert al die bolletjes ermee. Je zet ’t doorzichtige dekseltje weer netjes terug op ’t blauwe bakje waar ze in zitten, je gaat ermee in een tas naar de supermarkt, je wacht rustig tot er een bakje champignons in andermans karretje is geladen, en dan verwissel je, als de ander eventjes niet oplet, of even wegloopt om iets te pakken en ’t karretje een moment onbeheerd laat staan in de grote drukte razendsnel de bakjes. Het is gebeurd op zaterdagmiddag 23 december, dus ’t was tjokvol bij de Digros, het is haast een wonder dat Stennis ’t gezien heeft. Of misschien mot je dan toch van vakmanschap spreken. Daarom moet ik dat aanvullende notaatje wat die zak tabak me stuurde maar voldoen. Al blijft ’t natuurlijk onvergeeflijk dat hij, terwijl hij, toen die bakjes huppakee verwisseld werden, en daar zowat met z’n neus bovenop stond geen alarm heeft geslagen. Ik denk toch dat ik tien procent van de nota aftrek.’” (blz. 215)
Hier lees je dat Leonie op 23 december een bakje champignons kocht, maar dat ze de helft tot tweede kerstdag bewaarde, op 26 december. In het laatste hoofdstuk van het boek zegt Leonie dat ze thuis nog wel een half bakje champignons heeft staan, voor tweede kerstdag dus op 26 december. Het verhaal speelt dus van maandag 13 augustus tot 26 december, ongeveer vier en een halve maand.

Chronologie

Terugverwijzing
Vastberaden greep ik het zwarte jasje van mijn Vertigo-pakje. Het was mijn eerste keus geweest. Omdat ik het van Roos had gekregen, leek het a priori onbruikbaar.” (blz. 5)
Hier wordt terugverwezen naar de keer dat Leonie een Vertigo-pakje kreeg van Roos. Dit is nog niet eerder beschreven

Vooruitwijzing

In dit boek is geen sprake van vooruitwijzingen. Het gaat om een belevende ik-verteller en die is niet op de hoogte van de afloop van het verhaal. Hierdoor zijn er dus ook geen vooruitwijzingen, want je kunt niet vooruitwijzen als je niet weet wat er gaat gebeuren.

Flashback

In dit boek is geen echte flashback aanwezig, alleen een aantal herinneringen aan Roos. Je komt niks te weten over de geschiedenis van Leonie, omdat ze alleen krampachtig probeert om in de huid van Roos te kruipen. Er zijn dus geen echte flashbacks, alleen korte stukjes over dingen die Leonie samen met Roos heeft beleefd.

Chronologisch/niet chronologisch

Dit verhaal is chronologisch verteld. Je begint op de dag van Roos’ begrafenis en eindigt als Leonie in het ziekenhuis ligt. Tussendoor worden geen rare tijdsprongen gemaakt en alles verloopt volgens de vaste tijdsvolgorde.

Ab ovo/in medias res

Het verhaal is ab ovo verteld. Je begint bij de begrafenis van Roos in het eerste hoofdstuk en over de periode daarvoor worden alleen herinneringen opgehaald. Het verhaal begint dus bij het chronologische begin en is dus ab ovo.

Ruimte

Fysische ruimte
De belangrijkste ruimte in dit boek is het appartement van de overleden Roos. Haar appartement ligt ergens in Amsterdam, omdat ze een aantal keer de notaris bezoekt op de Galigaangracht in Groenhoven. De Galigaangracht bestaat niet, maar is waarschijnlijk bedacht, omdat de notaris de g niet kan uitspreken. Groenhoven bestaat wel en ligt in Amsterdam, waar dus ergens in de buurt het appartement van Roos ligt. Haar appartement bevindt zich in een chic flatgebouw van dieprode steen. Het is een licht appartement, met in de hal een mini-tv-scherm waarop je kunt zien wie er voor de hoofdingang van het flatgebouw staat. In het appartement ruikt het naar katten. Roos had in haar appartement een heleboel klokken, wat Leonie nogal vervelend vind. Ook had Roos een kaptafel met daarop een heleboel dure make-up spulletjes.

Citaat 1:
Alsof het zo beschikt was, lag het appartement van Roos precies halverwege de Galigaangracht en mijn troosteloze huurflat. Na de dood van Roos was ik er elk etmaal aan het eind van de middag langsgefietst om Tijg, Ober en Lellebel hun luxe kattenbrokjes te verstrekken. Onderweg naar huis kon ik het, hoewel het nog lang geen tijd was voor hun avondmaaltijd, niet over mijn hart verkrijgen zomaar voorbij te fietsen. Was het mijn bestemming daar te gaan wonen? Ik kon het amper geloven. Zo’n mooi, licht appartement, in zo’n chic flatgebouw van dieprode steen, voorzien van dubbel glas, van brandtrappen en de modernste beveiligingssnufjes? Bijvoorbeeld zo’n aanminnig tv-schermpje in de hal waarop je kon zien wie bij de hoofdingang voor de deur stond als er was aangebeld. Beneden haalde ik eerst de post uit de brievenbus. Er was weer sprake van een proliferatie van poezenbladen: het gestencilde blaadje Snorharen, de gedrukte Poezenkrant, De gelaarsde kat in glanzend zwart-wit, en het dure, glossy blad Majesteit. Toen ik boven haar hal met het mini-tv-scherm betrad, rook ik scherp de poezengeur. Uiteraard had ik die geur eerder geroken, ik had hem steevast opgesnoven als ik bij Roos langsging. Nu leek het alsof hij sterker was – zo’n gemene, doordringende kattenpislucht. Of verbeeldde ik het mij maar? Moest het grit in de bakken alweer verschoond worden? Nog een geluk dat die kattenbakken op het overdekte balkon konden staan. Stel je voor dat ze in de keuken stonden, of in de slaap- of badkamer!”
(blz. 21)
Hier lees je hoe het appartement van Roos en het flatgebouw beschreven wordt.

Citaat 2:
“’Ik kom bij jullie wonen,’ zei ik tegen Tijg en Ober, ‘ik kan hier zo in trekken, m’n eigen armzalige boeltje kan ik op de stoeprand zetten voor de kraakwagen. Maar… al die klokken… waarom had Roos zoveel klokken? Vinden jullie het goed als ik er daar een paar van weg doe? Boven de deur van de woonkamer hing een ouderwetse koekoeksklok. Pal naast het grote buitenraam verrees zo’n staande Friese staartklok die oorverdovend tikte. Wat spijtig dat die de dieven blijkbaar ontgaan was die zich in het ontvreemden daarvan gespecialiseerd hadden. Verkopen? Ondenkbaar. Maar al die digitale klokjes dan, met hun rood fluorescerende cijfers, mocht ik die ook niet wegdoen? In de woonkamer glinsterden zowel in de boekenkast als onder op de display van het televisietoestel van die opdringerige, vuurrode cijfers. In de keuken gloeiden op de magnetron blauwe cijfers. Ik liep naar de slaapkamer. Er stond een wekradio met rode cijfers en een ultramoderne wekker met rode cijfers. Er stond ook een ouderwets wekkertje dat akelig driftig tikte. Ik pakte het op, liep ermee naar de badkamer en zette het op het tableau van de wastafel, waar het verbeten doortikte. Ik keek in het kleine zijkamertje waar Roos altijd haar logees onderbracht. Leek op het eerste gezicht klokvrij. Ik liep weer terug naar haar slaapkamer. Voorzichtig liet ik mij in de hoge leunstoel zakken die voor haar kaptafel stond. Zo’n kaptafel had ik altijd begeerd, maar zuinige Thomas was er fel op tegen geweest en in mijn huurhol had ik er geen plaats voor.” (blz. 22-23)
Hier worden de klokken en de kaptafel in Roos’ appartement beschreven.

Psychische ruimte

Leonie voelt zich in het begin, als ze in het appartement van Roos komt, nogal ongemakkelijk, omdat ze het idee heeft dat het een soort inbreuk op Roos´ privacy is dat zij zomaar in haar appartement gaat wonen. Verder in het verhaal wordt ze juist steeds zelfverzekerder, omdat ze steeds meer op Roos begint te lijken.

Citaat:
“Weer drentelde ik heen en weer van de woonkamer naar de slaapkamer. Weer werd ik bijna dol van die tikkende klokjes en klokken en van al die roodgloeiende, hatelijke, doodstille cijfers. Bij een van die digitale klokjes trok ik de stekker eruit. Terstond doofden die brutale cijfers. ‘Goed zo,’ mompelde ik, maar toen ik voorzichtig verderschreed over de geluiddempende vloerbedekking, drong zich de gedachte op dat ik deze brute ingreep op de heersende orde ongedaan moest maken. Wie gaf mij het recht Roos over het graf heen te kritiseren? Kon je dat overigens zeggen: over het graf heen, als iemand gecremeerd was? Nu goed, wat deed dat ertoe; zoveel was zeker: nooit had ik wanneer ik bij Roos over de vloer kwam het lef gehad te zeggen: ‘Moet je er echt zo walgelijk veel klokken en klokjes op na houden?’ Nu ze dood was, durfde ik. Bah, wat was ik een lafaard. (blz. 31-32)
Hier lees je dat Leonie zich nogal ongemakkelijk voelt, dat ze zo’n inbreuk pleegt op Roos’ privacy.

Zintuiglijke ruimte

Het appartement wordt voornamelijk beschreven door middel van hoe het eruitziet. Ook geur en geluid spelen een rol. Die is kleiner maar wel belangrijk voor de sfeer in het appartement. Leonie wordt nogal zenuwachtig van het getik van de vele klokken in Roos’ appartement, en ook de geur van de vieze kattenbak maakt haar niet al te vrolijk.

Citaat:
“’Ik kom bij jullie wonen,’ zei ik tegen Tijg en Ober, ‘ik kan hier zo in trekken, m’n eigen armzalige boeltje kan ik op de stoeprand zetten voor de kraakwagen. Maar… al die klokken… waarom had Roos zoveel klokken? Vinden jullie het goed als ik er daar een paar van weg doe? Boven de deur van de woonkamer hing een ouderwetse koekoeksklok. Pal naast het grote buitenraam verrees zo’n staande Friese staartklok die oorverdovend tikte. Wat spijtig dat die de dieven blijkbaar ontgaan was die zich in het ontvreemden daarvan gespecialiseerd hadden. Verkopen? Ondenkbaar. Maar al die digitale klokjes dan, met hun rood fluorescerende cijfers, mocht ik die ook niet wegdoen? In de woonkamer glinsterden zowel in de boekenkast als onder op de display van het televisietoestel van die opdringerige, vuurrode cijfers. In de keuken gloeiden op de magnetron blauwe cijfers. Ik liep naar de slaapkamer. Er stond een wekradio met rode cijfers en een ultramoderne wekker met rode cijfers. Er stond ook een ouderwets wekkertje dat akelig driftig tikte. Ik pakte het op, liep ermee naar de badkamer en zette het op het tableau van de wastafel, waar het verbeten doortikte. Ik keek in het kleine zijkamertje waar Roos altijd haar logees onderbracht. Leek op het eerste gezicht klokvrij. Ik liep weer terug naar haar slaapkamer. Voorzichtig liet ik mij in de hoge leunstoel zakken die voor haar kaptafel stond. Zo’n kaptafel had ik altijd begeerd, maar zuinige Thomas was er fel op tegen geweest en in mijn huurhol had ik er geen plaats voor.” (blz. 22-23)
Hier lees je dat Leonie nogal geïrriteerd raakt van het getik van de klokken in het appartement. Ook zie je dat er veel beschreven wordt door middel van zicht.

Symbolische ruimte

Het appartement staat vooral symbool voor Roos. In het appartement probeert Leonie om steeds meer op Roos te gaan lijken, wat haar behoorlijk goed afgaat. Het appartement staat dus eigenlijk symbool voor Leonie’s metamorfose naar Roos. In het appartement ontdekt ze steeds meer dingen waarmee ze nog meer op Roos kan gaan lijken, zoals haar nepnagels, oorbellen, haar, korsetten, bontkleren en op een gegeven moment ook haar SM-outfit.

Citaat:
Achter in haar hangkast vond ik een stuk of vier ogenschijnlijk vrij soepele, maar van stugge baleinen voorziene body’s. Of waren het op maat gemaakte korsetten? Toen ik mezelf uitkleedde en mij vervolgens in zo’n dwangbuisbody opsloot, moest ik een gevoel van gêne overwinnen. In het begin had ik daar last van gehad als ik haar kleren aantrok. Inmiddels was dat weg, maar nu kwam het vrij krachtig terug. Zou zij ook van zoiets last gehad hebben? Vast niet. Dan hoefde ik er toch ook geen last van te hebben? Spoedig bleek dat zo’n geheimzinnige kruising tussen body en korset mijn figuur doeltreffend corrigeerde. Kaarsrecht liep ik door haar slaapkamer. Als ik verslapte, voelde ik hoe de baleinen venijnig in mijn rug prikten. Prettig kon je het bepaald niet noemen, maar het effect was groots: dankzij het martelwerktuig had ik ook haar houding te pakken.” (blz. 70-71)
Hier lees je hoe Leonie de korsetten van Roos vind en zo nog meer op haar kan gaan lijken.

Motieven

Leidmotief
Een van de leidmotieven uit dit verhaal is de zon. Deze komt op verschillende manieren terug in het verhaal en staat voor de dood van Roos. In het begin denkt men dat Roos overleden is door een zonnesteek, hoewel er mensen zijn die hieraan twijfelen. Uiteindelijk ontdekt Leonie dat Roos vermoord is met een extract van de Datura plant, die een gif geeft dat geactiveerd wordt door de zon. Deze plant groeit bovendien op de binnenplaats van het laboratorium waar Roos werkte en overschaduwt deels de zonnewijzer die daar ook staat.
Men denkt dus de eerste keer dat de zonnesteek de doodsoorzaak is, maar uiteindelijk blijkt dat het geen zonnesteek was, maar wel indirect de zon.

Citaat:
Ook de man van Claire had zich omgedraaid. Hij bestudeerde de binnentuin, zei opgetogen: ‘Jullie hebben daar een unieke, ouderwetse equinoctiale zonnewijzer staan. Daar moet je zuinig op zijn, die zie je nergens meer. En kijk eens, wat een gaaf cijferbord daaronder. En zo mooi ingebed in het gazon. Jammer dat hier in Nederland de zon zelden schijnt, en als hij al schijnt, zoals nu, kun je nauwelijks de schaduw van zijn staafje zien omdat de lichtintensiteit te wensen overlaat.’ ‘In de zomer hebben we de mooiste klok die je je maar wensen kunt,’ zei Riet Goudsblom korzelig. De man van Claire antwoordde niet, tuurde aandachtig naar de binnentuin, mompelde half binnensmonds: ‘That’s a very interesting plant.’ ‘Welke?’ Vroeg Riet Goudsblom. ‘Die Datura, hij is helaas al verlept, maar zo te zien is het niet de gewone Datura. Daar staat volgens mij een Datura fastuosa. Hoe zijn jullie daaraan gekomen?’ ‘We hebben wat zaad gekregen van iemand die op een universitair instituut werkt waar ze talen en culturen van India bestuderen,’ zei Bas, ‘de mensen daar gaan regelmatig naar Madras en komen dan, behalve met folianten van palmbladeren, ook altijd met zaden terug. Via via hebben we wat van die zaden gekregen – het meeste zaad kwam niet op, maar het zaad van deze struik wel... en nu, je ziet, ’t was een prachtige struik, heeft deze zomer groots gebloeid, we waren er allemaal reuze trots op.’ ‘Kan ik begrijpen,’ zei de man van Claire, ‘het is een fantastische soort, maar pas op, hij is veel giftiger dan de gewone doornappel. De Thugs gebruikten deze plant vroeger om misdaden te plegen. Misschien doen ze dat trouwens nog wel.’ (blz. 159-160)
Hier zie je hoe Leonie op de hoogte raakt van het feit dat de plant die op de binnenplaats van het laboratorium naast de zonnewijzer groeit, giftig is.

Verhaalmotief

Een belangrijk verhaalmotief in dit boek is het oplossen van een moord door middel van imitatie. Het hele boek draait om het feit dat Leonie wil ontdekken wie Roos vermoord heeft. Dit doet ze door in de huid van het slachtoffer te kruipen. Eigenlijk gaat het dus om de metamorfose van Leonie.

Citaat:
Eén stapje slechts had ik hoeven doen. Zij had uiteraard ook geweten dat Roos uit de school kon klappen over frauduleus onderzoek, ook geweten dat Roos haar man daarmee, als ik het meisje mocht geloven, onder druk had gezet om Fiona als dochter in de armen te sluiten. Waar in haar geval nog bij kwam dat ze Roos bitter haatte. Ik probeerde mij te herinneren hoe ze gekeken had toen ze mij, perfect uitgedost als Roos, onder minstens driehonderd watt in haar deuropening had zien staan. Stalen zenuwen had ze, dat kon niet anders, want ze had niets laten merken. Als ze al verbaasd was geweest, had ze dat meesterlijk weten te verbergen. Maar misschien was ze niet verbaasd geweest; waarschijnlijk had ze allang vernomen dat ik rondliep in de kleren en met de nagels van Roos en mijn haar in haar coupe had laten knippen. Of misschien had ze, omdat ze zich de geest van Roos door haar te vermoorden, veel effectiever had toegeëigend dan ik ooit zou kunnen, alleen maar als Sara in haar tent gelachen om mijn primitieve pogingen er als lookalike van Roos uit te zien. Zoveel was zeker: door bij haar aan te bellen had ik mijn lot bezegeld, en tien tegen één zou ze alsnog proberen mij uit de weg te ruimen.
Hier lees je dat Leonie in de huid van Roos is gekropen om de moordenaar van Roos te vinden en dat ze nu ook weet wie de moordenaar is, omdat zij haar bijna zelf vermoordt.

Thema

De zoektocht naar een moordenaar door in de huid van het slachtoffer te kruipen en je als hem of haar voor te doen
Het hele boek draait om het vinden van de moordenaar en dat doet Leonie door in de huid van Roos te kruipen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.